Samenstelling
Calquence Aanvullende monitoring AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Copiktra XGVS Aanvullende monitoring Verastem Europe GmbH
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 15 mg, 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) de geldende behandelrichtlijn op Leukemie van hovon.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) of folliculair lymfoom de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.
Indicaties
- Chronische lymfatische leukemie (CLL) die niet eerder behandeld is, als monotherapie of in combinatie met obinutuzumab bij volwassenen.
- Chronische lymfatische leukemie (CLL) die minstens één keer eerder is behandeld, als monotherapie bij volwassenen.
Indicaties
- Recidiverende of refractaire chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen, na ten minste twee eerdere behandelingen, als monotherapie.
- Refractair folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen, na ten minste twee eerdere systemische behandelingen, als monotherapie.
Dosering
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
100 mg 2×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de dosering van obinutuzumab obinutuzumab#doseringen.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9 of totaal bilirubine 1,5–3 × ULN en eventuele ASAT-waarden) is geen dosisaanpassing nodig. Toepassing bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) wordt ontraden.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (trombocytopenie graad ≥ 3 met bloeding, trombocytopenie graad 4 of neutropenie graad 4 gedurende > 7 dagen, niet-hematologische toxiciteit graad ≥ 3) de officiële productinformatie CBG. De geldende behandelrichtlijn voor chronische lymfatische leukemie (2020) staat op hovon.nl.
MA (rubriek 4.2 tabel 1), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis alsnog innemen, tenzij er meer dan 3 uur zijn verstreken.
Toediening: de capsules in hun geheel (zonder kauwen, openen of oplossen) innemen met water. Houd een interval van ca. 12 uur aan. Er gelden geen voedselrestricties.
Dosering
Chronisch lymfatische leukemie of folliculair lymfoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
25 mg 2×/dag bij een cyclusduur van 28 dagen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierlijden met of zonder dialyse.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
In combinatie met een sterke CYP3A4-remmer: verlaag de dosis tot 15 mg 2×/dag.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infecties, niet-infectieuze colitis of diarree, huidreacties, niet-infectieuze pneumonitis, stijging transaminasen, neutropenie, trombocytopenie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2, tabel 1).
Gemiste dosis: een vergeten of uitgestelde dosis mag binnen 6 uur alsnog worden ingenomen, daarna niet meer.
Toediening: de capsules in hun geheel (dus niet openen, breken of kauwen) innemen, met of zonder voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, sinusitis. Neutropenie, anemie. Hoofdpijn, duizeligheid. Vermoeidheid. Diarree, misselijkheid, obstipatie, braken, buikpijn. Blauwe plekken. petechiën. Hematomen, bloedingen (waaronder gastro-intestinale en intracraniële bloedingen, mogelijk fataal). Huiduitslag. Spierpijn, artralgie. Tweede primaire maligniteit (incl. niet-melanome huidmaligniteit). Verlaagde waarden van hemoglobine, absoluut aantal neutrofielen, trombocyten.
Vaak (1-10%): pneumonie, urineweginfectie, nasofaryngitis, bronchitis, herpesvirusinfecties. Trombocytopenie. Atriumfibrilleren, atriumflutter. Bloedneus. Asthenie.
Soms (0,1-1%): aspergillusinfectie, hepatitis B-reactivatie. Lymfocytose. Tumorlysissyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): onderste- of bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree, colitis. Huiduitslag. Spierpijn, gewrichtspijn. Koorts, vermoeidheid. Verminderde eetlust. Hoofdpijn. Neutropenie, anemie, trombocytopenie. Verhoogde waarden van de transaminasen.
Vaak (1-10%): sepsis. Pneumonitis, incl. interstitiële longziekte, longinfiltratie. Jeuk. Verhoogde waarde van lipase. Ernstige huidreacties, zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrose (TEN) en geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Verder is gemeld: CMV-reactivering/infectie.
Interacties
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A4 en Pgp omdat de blootstelling aan acalabrutinib en zijn actieve metaboliet significant toeneemt; voorbeelden zijn ritonavir, claritromycine, itraconazol, voriconazol, ketoconazol en posaconazol. Indien kortdurend gebruik van een sterke CYP3A4- of Pgp-remmer toch noodzakelijk is, de behandeling met acalabrutinib tijdelijk staken.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke inductoren van CYP3A4 omdat dit de blootstelling aan acalabrutinib kan verlagen. Voorbeelden zijn carbamazepine, fenytoïne, rifampicine. Vermijd tevens het gebruik van de enzyminductor sint-janskruid omdat dit de plasmaconcentratie onvoorspelbaar kan verlagen.
Geneesmiddelen die de pH van de maag verhogen kunnen de blootstelling aan acalabrutinib verlagen, vanwege de pH-afhankelijke oplosbaarheid. Vermijd om deze reden het gebruik van protonpompremmers. Houd bij gebruik van een antacidum een interval van ten minste 2 uur aan tussen inname van acalabrutinib en het antacidum. Neem bij gebruik van een H2-receptorantagonist, acalabrutinib 2 uur vóór (of 10 uur na) de H2-receptorantagonist in.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten, vanwege een toegenomen kans op ernstige bloedingen.
In combinatie met een matige CYP3A4-remmer, zoals fluconazol, de patiënt nauwlettend controleren op bijwerkingen omdat de blootstelling kan toenemen. Een dosisaanpassing van acalabrutinib is niet nodig.
Acalabrutinib is in vitro een inductor van CYP1A2; gelijktijdige toediening met substraten van CYP1A2, zoals theofylline, kan hun blootstelling verlagen.
Acalabrutinib remt intestinaal BCRP. Neem orale BCRP-substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals methotrexaat, ten minste 6 uur vóór óf 6 uur na acalabrutinib in.
Interacties
Duvelisib wordt voornamelijk door CYP4A4 gemetaboliseerd. Vermijd gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor, zoals apalutamide, carbamazepine, enzalutamide, fenytoïne, mitotaan, rifampicine en sint-janskruid, omdat de blootstelling van duvelisib kan afnemen. In combinatie met een matige CYP3A4-inductor, de patiënt nauwlettend controleren op een mogelijk verminderde werkzaamheid van duvelisib.
Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-remmer, zoals claritromycine, cobicistat, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, saquinavir, voriconazol en grapefruit-/pompelmoessap, de dosering van duvelisib verlagen, zie de rubriek Dosering. In combinatie met een matige CYP3A4-remmer is een dosisverlaging van duvelisib niet nodig.
Duvelisib en de belangrijkste metaboliet zijn sterke CYP3A4-remmers. In combinatie met een gevoelig CYP3A4-substraat, zoals alfentanil, budesonide, buspiron, darunavir, dasatinib, darifenacine, ebastine, eletriptan, eplerenon, everolimus, felodipine, ibrutinib, lomitapide, maraviroc, midazolam, naloxegol quetiapine, saquinavir, sildenafil, simvastatine, sirolimus, tacrolimus, ticagrelor, tolvaptan, vardenafil, een dosisverlaging van het CYP3A4-substraat overwegen, in het bijzonder bij geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte. Controleer de patiënt op tekenen van toxiciteit.
Het is niet bekend of duvelisib de effectiviteit van hormonale anticonceptiemiddelen vermindert. Adviseer vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken een barrièremiddel toe te voegen als tweede anticonceptiemethode.
Bij optreden van door duvelisib veroorzaakte huidreacties, de gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen beoordelen. Staak de geneesmiddelen die mogelijk bijdragen aan de huidreactie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (verminderde foetale groei, dystokie (moeilijke of langdurige bevalling).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen tot schadelijkheid bij klinische doses.
Advies: Uit voorzorg gebruik ontraden.
Overig: Het is niet bekend of duvelisib de effectiviteit van hormonale anticonceptiemiddelen vermindert. Adviseer vrouwen die hormonale anticonceptiemiddelen gebruiken een barrièremiddel toe te voegen als tweede anticonceptiemethode.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende minstens 2 dagen na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hemorragie kan met of zonder trombocytopenie optreden; het mechanisme hierachter is niet duidelijk. Overweeg de toediening ten minste 3 dagen voorafgaand aan en na een operatie te staken, vanwege meer kans op bloedingen. Vermijd het gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten, vanwege een toegenomen kans op ernstige bloedingen.
Controleer het volledige bloedbeeld vanwege het mogelijk optreden van neutropenie, trombocytopenie en anemie graad 3 en 4.
Controleer op tekenen van (bacteriële, virale of schimmel-) infectie; in aanwezigheid van neutropenie kunnen deze fataal verlopen. Overweeg een profylactische behandeling bij een vergroot risico op opportunistische infecties.
Reactivatie van HBV is gemeld. Controleer voorafgaand aan de behandeling op een HBV-infectie. Consulteer bij een positieve hepatitis B-serologie een gespecialiseerde arts in leverziektes; indien acalabrutinib wordt gegeven goed monitoren en aanvullend behandelen om reactivatie van HBV te voorkómen.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Controleer op tekenen van atriumfibrilleren en atriumflutter, zoals hartkloppingen, duizeligheid, syncope, pijn op de borst, dyspneu) en maak een ECG indien medisch geïndiceerd. Beoordeel bij patiënten die atriumfibrilleren tijdens de behandeling ontwikkelen, de kans op trombo-embolische aandoeningen en behandel met antistollingsmiddelen indien nodig.
Lever: toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) wordt ontraden vanwege een aanzienlijk verhoogde blootstelling aan acalabrutinib.
Huidkanker is als tweede primaire maligniteit vaak gemeld. Controleer patiënten op tekenen hiervan en adviseer bescherming tegen blootstelling aan zonlicht.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over het gebruik van acalabrutinib bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij dialyse, bij een ernstige hartziekte en bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infecties, algemeen: ernstige, waaronder fatale, infecties, zoals sepsis en pneumonie zijn gemeld. Controleer de patiënt gedurende de gehele behandeling op infecties, met inbegrip van respiratoire symptomen. Adviseer de patiënt een nieuwe of verergerende infectie onmiddellijk te melden. Behandel een infectie voordat wordt gestart met duvelisib. Indien een infectie zich voordoet tijdens de behandeling met duvelisib, de behandeling staken totdat de infectie is verdwenen. Na hervatten van duvelisib kan een dosisverlaging nodig zijn.
Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PJP): gevallen van ernstige PJP-pneumonie, waaronder fatale gevallen, zijn gemeld. Geef daarom altijd profylaxe tegen PJP. Na voltooiing van de behandeling met duvelisib de PJP-profylaxe voortzetten tot het absolute aantal CD4-positieve T-cellen hoger is dan 200 cellen/µl. Onderbreek duvelisib bij een vermoeden van PJP. Indien PJP wordt bevestigd duvelisib definitief staken.
CMV-reactivering/infectie: overweeg tijdens de behandeling met duvelisib profylactische behandeling met antivirale middelen.
Diarree/colitis: ernstige, waaronder fatale, diarree of colitis is gemeld. Adviseer de patiënt iedere nieuwe of verergerende diarree te melden. Bij optreden van diarree deze volgens protocol behandelen. Bij ernstige diarree of licht/matige diarree die niet op anti-diarreemiddelen reageert, de behandeling met duvelisib onderbreken en wekelijks controleren totdat de diarree is verdwenen. Hervat duvelisib met een lagere dosis. Bij recidiverende diarree graad 3 of recidiverende colitis, ongeacht de graad, de behandeling met duvelisib definitief staken. Bij levensbedreigende diarree of colitis de behandeling met duvelisib direct definitief staken.
Huidreacties: ernstige, waaronder fatale, huidreacties zijn gemeld. Adviseer de patiënt nieuwe of verergerende huidreacties te melden. Bij ernstige huidreacties graad 3 de behandeling onderbreken, en de huidreacties behandelen volgens protocol. Controleer ten minste wekelijks tot de bijwerking is verdwenen. Hervat duvelisib in een lagere dosis. Indien de huidreactie niet afneemt of als deze verergert of terugkomt, duvelisib definitief staken. Staak duvelisib direct definitief bij levensbedreigende huidreacties of bij optreden van SJS, TEN of DRESS.
Pneumonitis: ernstige, waaronder fatale, niet-infectieuze pneumonitis is gemeld. Bij pneumonitis graad 2 de behandeling onderbreken en de pneumonitis behandelen volgens protocol. Indien de pneumonitis herstelt tot graad 0 of 1, duvelisib hervatten in een lagere dosis. Staak duvelisib definitief indien de pneumonitis recidiveert of niet op behandeling reageert. Bij pneumonitis ≥ graad 3 duvelisib direct definitief staken en de pneumonitis behandelen volgens protocol.
Hepatotoxiciteit: stijging van ALAT en/of ASAT graad ≥ 3 is gemeld. Controleer gedurende de eerste drie maanden van de behandeling maandelijks de leverfunctie, en daarna periodiek. Indien een ALAT/ASAT-stijging graad 3 zich voordoet, de behandeling onderbreken totdat deze zich herstelt tot ≤ graad 1. Bij hervatten van de behandeling kan een lagere dosis nodig zijn. Bij een ALAT/ASAT-stijging graad 4 de behandeling definitief staken.
Neutropenie: graad ≥ 3 is gemeld. Controleer gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling elke 2 weken het neutrofielenaantal. Bij een neutrofielen aantal < 0,5 × 109/l de behandeling onderbreken totdat deze is hersteld. Geef bij hervatten van de behandeling de eerste keer een normale dosis en volgende keren een lagere dosis.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierlijden met of zonder dialyse.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met acalabrutinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met duvelisib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Acalabrutinib en zijn actieve metaboliet, ACP-5862, remmen irreversibel Bruton’s tyrosinekinase (Btk). Btk behoort tot de Tec-kinase-familie en is betrokken bij de activatie van routes die noodzakelijk zijn voor de circulatie, chemotaxis en adhesie van B-cellen. Btk-signalering resulteert in proliferatie en overleving van B-cellen.
Kinetische gegevens
T max | 0,5–1,5 uur voor acalabrutinib en 1 uur voor de actieve metaboliet ACP-5862. |
F | 25% |
Eiwitbinding | ca. 97,5% (acalabrutinib) en 98,6% (ACP-5862). |
V d | ca. 0,5 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk via CYP-3A enzymen tot o.a. de actieve metaboliet ACP-5862. |
Eliminatie | voornamelijk als metaboliet via de feces (84%) en in mindere mate via de urine (12%). Er is geen onderzoek gedaan bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij dialysepatiënten. |
T 1/2el | 1–2 uur (acalabrutinib) en ca. 7 uur (ACP-5862). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Duvelisib remt fosfatidylinositol 3-kinase p110-δ (PI3K-δ) en (mogelijk in mindere mate bij klinische dosis) PI3K-γ. Remming van PI3K-δ vermindert proliferatie en overleving van maligne B-cellijnen en CLL-tumorcellen. PI3K-γ-remming vermindert de activiteit van CD4+-T-cellen en macrofagen die de maligne B-cellen ondersteunen.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
F | ca. 42%. |
Eiwitbinding | > 95%. |
Metabolisering | voornamelijk in de lever door CYP3A4 tot voornamelijk de inactieve metaboliet IPI-656. |
Eliminatie | wordt voor ca. 79% met de feces uitgescheiden (waarvan ca. 11% in onveranderde vorm) en voor ca. 14% met de urine (waarvan ca. 1% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | ca. 4,7 uur. |
Overig | vetrijk voedsel verlaagt de Cmax met ca. 37% en de AUC met ca. 6% ten opzichte van inname op een lege maag. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
acalabrutinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01XE06) Vergelijk
- duvelisib (L01EM04) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
Groepsinformatie
duvelisib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01XE06) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk