Samenstelling
Amgevita XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '20'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,8 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'sureclick 40'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,8 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '20'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,2 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'sureclick 40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'sureclick 80'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,8 ml
Hukyndra XGVS Aanvullende monitoring Stada Arzneimittel AG
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '80'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,8 ml
Humira XGVS Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor kinderen '20'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,2 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '80'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,8 ml, wegwerpspuit 0,8 ml
Hyrimoz XGVS Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '20'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,8 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'sensoready 40'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,8 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '20'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,2 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'sensoready 40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,4 ml
Idacio XGVS Aanvullende monitoring Fresenius Kabi Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,8 ml, wegwerpspuit 0,8 ml
Imraldi XGVS Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,8 ml, wegwerpspuit 0,8 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
Yuflyma XGVS Aanvullende monitoring Celltrion Healthcare
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '20'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,2 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '40'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,4 ml, wegwerpspuit 0,4 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '80'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,8 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Flixabi XGVS Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Inflectra XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Remicade XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Remsima XGVS Celltrion Healthcare
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml, pen 1 ml
Zessly XGVS Aanvullende monitoring Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen. Adalimumab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Voor de medicamenteuze behandeling van arthritis psoriatica staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Adalimumab is een optie als inductie- of onderhoudsbehandeling voor patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen.Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Zie voor de behandeling van spondylitis ankylopoetica de richtlijn Diagnostiek en behandeling van Axiale Spondyloartritis. op nvr.nl.
Bij de behandeling van de ziekte van Crohn is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze.
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab, golimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze.
Zie de NVDV-Richtlijn Hidradenitis suppurativa (2019) voor de plaats van adalimumab in de medicamenteuze behandeling. Zie ook Hidradenitis suppurativa voor behandeling in de eerstelijnszorg.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Infliximab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Bij de behandeling van de ziekte van Crohn is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze. Van infliximab zijn biosimilars beschikbaar; switchen naar en tussen biosimilars is mogelijk, mits de patiënt goed is geïnformeerd en adequaat klinisch wordt gemonitord, bij voorkeur in het kader van onderzoek.
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylatenen TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab, golimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze. Van infliximab zijn biosimilars beschikbaar; switchen naar en tussen biosimilars is mogelijk, mits de patiënt goed is geïnformeerd en adequaat klinisch wordt gemonitord, bij voorkeur in het kader van onderzoek.
Voor de medicamenteuze behandeling van artritis psoriatica staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Zie voor de behandeling van spondylitis ankylopoetica de richtlijn Diagnostiek en behandeling van Axiale Spondyloartritis op nvr.nl.
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Infliximab is een optie als inductie- of onderhoudsbehandeling voor patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen waarbij de respons op 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD's) inclusief methotrexaat ontoereikend is gebleken. Behandeling van ernstige actieve en progressieve reumatoïde artritis bij volwassenen die niet eerder behandeld zijn met methotrexaat. Voor maximale werkzaamheid adalimumab in combinatie met methotrexaat gebruiken. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is kan adalimumab als monotherapie worden toegepast;
- In combinatie met methotrexaat: actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis, bij kinderen en adolescenten van 2–17 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op één of meerdere antireumatische middelen. Adalimumab kan als monotherapie worden gebruikt in geval van intolerantie voor methotrexaat of wanneer voortgezette behandeling met methotrexaat ongewenst is;
- Actieve enthesitis-gerelateerde artritis bij patiënten vanaf 6 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op conventionele therapie of die conventionele therapie niet verdragen;
- Ernstige spondylitis ankylopoetica bij volwassenen bij wie de respons op conventionele therapie onvoldoende was. Behandeling van ernstige axiale spondylartritis zonder röntgenologisch bewijs van spondylitis ankylopoetica, maar met objectieve tekenen van ontsteking door verhoogde CRP en/of MRI, bij volwassenen met een inadequate respons op of intolerantie voor NSAID’s;
- Actieve en progressieve arthritis psoriatica bij volwassenen, bij wie de respons op eerdere DMARD-therapie onvoldoende is gebleken;
- Matige tot ernstige plaquepsoriasis bij volwassenen met onvoldoende respons op, intolerantie of een contra-indicatie voor andere systemische therapie waaronder ciclosporine, methotrexaat of PUVA. Behandeling van ernstige chronische plaquepsoriasis bij kinderen en adolescenten ≥ 4 jaar met onvoldoende respons op, of die niet geschikt zijn voor, lokale behandeling en lichttherapie;
- (Matig) ernstige, actieve ziekte van Crohn bij volwassenen of kinderen vanaf 6 jaar met onvoldoende respons op een conventionele behandeling waaronder primaire voedingstherapie (bij kinderen), corticosteroïd en/of immunosuppressivum of die dergelijke behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen een contra-indicatie bestaat;
- Matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor of niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en azathioprine of 6-mercaptopurine;
- Actieve matige tot ernstige hidradenitis suppurativa (HS, acne inversa) bij volwassenen en adolescenten ≥ 12 jaar met onvoldoende respons op conventionele systemische HS-behandeling;
- Uveïtis: niet-infectieuze intermediaire of posterieure uveïtis of panuveïtis bij volwassenen die een ontoereikende respons hebben gehad op corticosteroïden, bij patiënten die minder corticosteroïden moeten gebruiken of voor wie een corticosteroïde behandeling niet geschikt is.
- Juveniele chronische niet-infectieuze uveïtis anterior bij kinderen ≥ 2 jaar met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor of niet verdragen van conventionele therapie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatoïde artritis (RA) in combinatie met methotrexaat:
- actieve RA bij volwassenen met onvoldoende respons op 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD's), inclusief methotrexaat;
- ernstige en progressieve RA bij volwassenen die niet eerder werden behandeld met methotrexaat of andere DMARD's.
- Ziekte van Crohn:
- matig tot ernstige, actieve ziekte van Crohn bij volwassenen met geen reactie op, intolerantie óf een contra-indicatie voor een volledige en adequate behandeling met een corticosteroïd en/of een immunosuppressivum;
- matig tot ernstige, actieve ziekte van Crohn bij kinderen van 6–17 jaar met geen reactie op, intolerantie óf een contra-indicatie voor conventionele therapieën waaronder behandeling met een corticosteroïd, een immunomodulator en primaire voedingstherapie;
- actieve ziekte van Crohn met fistelvorming bij volwassenen met geen reactie op een volledige en adequate conventionele behandeling (zoals antibiotica, drainage en immunosuppressiva).
- Colitis ulcerosa:
- matig tot ernstige actieve colitis ulcerosa bij volwassenen met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor óf niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en 6-mercaptopurine of azathioprine;
- ernstige, actieve colitis ulcerosa bij kinderen 6–17 jaar met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor óf niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en 6-mercaptopurine of azathioprine.
- Actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassenen met onvoldoende respons op eerdere behandeling met DMARD's, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie bij intolerantie of contra-indicatie voor methotrexaat.
- Ernstige spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew) bij volwassenen met onvoldoende respons op conventionele therapie.
- Matige tot ernstige plaque-psoriasis bij volwassenen met geen respons op, intolerantie of een contra-indicatie voor andere systemische therapie waaronder ciclosporine, methotrexaat of psoraleen-ultraviolet A (PUVA).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
40 mg s.c. 1×/2 weken; in combinatie met methotrexaat. Glucocorticoïden, salicylaten, niet-steroïde anti-inflammatoire middelen of analgetica kunnen worden gecontinueerd.
Bij gebruik zonder methotrexaat (monotherapie) kan bij afname van de respons de toedieningsfrequentie worden verhoogd tot 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken.
Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen ≥ 2 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht
40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.
Kinderen ≥ 2 jaar en 10–30 kg lichaamsgewicht
20 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.
Enthesitis-gerelateerde artritis
Kinderen ≥ 6 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht
40 mg s.c. 1×/2 weken.
Kinderen ≥ 6 jaar en 15–30 kg lichaamsgewicht
20 mg s.c. 1×/2 weken.
Arthritis psoriatica, spondylitis ankylopoetica en axiale spondylartritis
Volwassenen (incl. ouderen)
40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.
Plaque psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 80 mg s.c., na één week gevolgd door 40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 16 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen; eventueel verhogen naar 40 mg s.c. 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Als de respons dan voldoende is de frequentie weer verlagen naar 40 mg 1×/2 weken.
Kinderen 4 t/m 17 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht
Begindosering 40 mg s.c., na één week 40 mg 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 16 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.
Kinderen 4 t/m 17 jaar en 15 kg tot < 30 kg lichaamsgewicht
Begindosering 20 mg s.c., na één week 20 mg 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 16 weken de behandeling zorgvuldig heroverwegen.
Ziekte van Crohn
Volwassenen (incl. ouderen), kinderen 6 t/m 17 jaar en ≥ 40 kg lichaamsgewicht
Schema inductiedosering: in week 0: 80 mg s.c. in 1 dosis en in week 2: 40 mg in 1 dosis. Wanneer een snellere respons noodzakelijk is, in week 0:160 mg (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag of als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), en in week 2: 80 mg in 1 dosis.
Onderhoudsdosering: 40 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons kan de toedieningsfrequentie worden verhoogd naar 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons na 12 weken, de behandeling zorgvuldig heroverwegen. Eventuele herbehandeling is mogelijk; met herbehandeling na 8 weken na de laatste dosis is weinig ervaring. Tijdens de onderhoudsbehandeling kan de behandeling met corticosteroïden volgens klinische richtlijnen geleidelijk worden uitgeslopen.
Kinderen 6 t/m 17 jaar en < 40 kg lichaamsgewicht
Schema inductiedosering: in week 0: 40 mg s.c. in 1 dosis en in week 2: 20 mg in 1 dosis. Wanneer een snellere respons noodzakelijk is kan een dubbele dosis gegeven worden (80 mg in 1 dosis in week 0 en 40 mg in 1 dosis in week 2).
Onderhoudsdosering: 20 mg s.c. 1×/2 weken. Bij onvoldoende respons kan de toedieningsfrequentie worden verhoogd naar 20 mg 1×/week. Heroverweeg de behandeling indien in week 12 nog geen respons wordt vertoond.
Colitis ulcerosa
Volwassenen (incl. ouderen)
Schema inductiedosering: in week 0: 160 mg s.c. (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag, óf als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), en in week 2: 80 mg.
Onderhoudsdosering vanaf week 4 is 40 mg s.c. 1×/2 weken, bij een verminderde respons eventueel verhogen naar 40 mg subcutaan 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Heroverweeg de behandeling indien er binnen 2–8 weken nog geen respons is. Tijdens de onderhoudsbehandeling kan de behandeling met corticosteroïden volgens klinische richtlijnen geleidelijk worden uitgeslopen.
Kinderen 6 t/m 17 jaar en ≥ 40 kg lichaamsgewicht
Schema inductiedosering: in week 0: 160 mg s.c. (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag, óf als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), en in week 2: 80 mg.
Onderhoudsdosering vanaf week 4 is 80 mg s.c. 1×/2 weken. Bij het bereiken van 18–jarige leeftijd doorgaan met de voorgeschreven onderhoudsdosering. Heroverweeg de behandeling indien er binnen 2–8 weken nog geen respons is.
Kinderen 6 t/m 17 jaar en < 40 kg lichaamsgewicht
Schema inductiedosering: in week 0: 80 mg s.c. in 1 dosis en in week 2: 40 mg in 1 dosis.
Onderhoudsdosering vanaf week 4 is 40 mg s.c. 1×/2 weken. Heroverweeg de behandeling indien er binnen 2–8 weken nog geen respons is.
Hidradenitis suppurativa
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 160 mg s.c. op dag 1 (als 2× 80 mg of 4× 40 mg op één dag of als 1× 80 mg of 2× 40 mg op twee achtereenvolgende dagen), gevolgd door 80 mg op dag 15. Daarna 40 mg op dag 29, vervolgens 1×/week 40 mg of 80 mg 1×/2 weken. Als in week 12 nog geen respons optreedt de behandeling heroverwegen. Als onderbreking nodig is, de behandeling opnieuw starten met 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken.
Kinderen 12–18 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht
Begindosering 80 mg s.c. in week 0, gevolgd door 40 mg 1×/2 weken vanaf week 1. Bij onvoldoende respons eventueel verhogen naar 40 mg 1×/week of 80 mg 1×/2 weken. Als in week 12 nog geen respons optreedt het verder voortzetten van de behandeling heroverwegen. Als onderbreking nodig is, kan de behandeling indien nodig opnieuw worden begonnen.
Uveïtis
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 80 mg s.c., gevolgd door 40 mg 1×/2 weken vanaf één week na de aanvangsdosis. Er is relatief weinig ervaring met het beginnen van behandeling met uitsluitend adalimumab. Behandeling kan begonnen worden in combinatie met corticosteroïden en/of andere niet-biologische immunomodulerende middelen. Corticosteroïden die gelijktijdig worden toegediend, kunnen worden uitgeslopen overeenkomstig de klinische praktijk, te beginnen twee weken na aanvang van de behandeling met adalimumab. Heroverweeg jaarlijks de voortzetting van de behandeling.
Kinderen ≥ 2 jaar en ≥ 30 kg lichaamsgewicht
40 mg s.c. 1×/2 weken in combinatie met methotrexaat. Eventueel 1 week vóór aanvang van de onderhoudsbehandeling een oplaaddosis van 80 mg geven. Heroverweeg jaarlijks de voortzetting van de behandeling.
Kinderen ≥ 2 jaar en < 30 kg lichaamsgewicht
20 mg s.c. 1×/2 weken in combinatie met methotrexaat. Eventueel 1 week vóór aanvang van de onderhoudsbehandeling een oplaaddosis van 40 mg geven. Er zijn geen klinische gegevens over gebruik van een oplaaddosis bij kinderen jonger dan 6 jaar. Heroverweeg jaarlijks de voortzetting van de behandeling.
Verminderde nierfunctie: er is geen doseringsadvies; het is niet onderzocht.
Verminderde leverfunctie: er is geen doseringsadvies; het is niet onderzocht.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Infliximab van tdm-monografie.org.
De patiënt dient minstens 1–2 uur na de i.v.-infusie onder medisch toezicht te blijven met het oog op acute aan infusie gerelateerde reacties. Geef vooraf eventueel een antihistaminicum, hydrocortison en/of paracetamol of verlaag de infusiesnelheid om het risico op aan infusie gerelateerde reacties te verminderen, vooral bij eerdere reacties.
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 3 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Overweeg bij onvoldoende of geen respons meer na 12 weken de dosering te verhogen met stappen van 1,5 mg/kg tot maximaal 7,5 mg om de 8 weken of een toediening van 3 mg/kg om de 4 weken te geven. Gebruik in combinatie met methotrexaat. Eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste infusie; relatief weinig gegevens over herbehandeling na deze periode wijzen op een verhoogde incidentie van vertraagde overgevoeligheid. Bij geen respons binnen 12 weken de behandeling heroverwegen.
Subcutaan starten met oplaaddoses die intraveneus of subcutaan kunnen zijn. Subcutaan starten met 120 mg 1×/week in week 0, 1, 2, 3 en 4 en vervolgens 120 mg 1×/2 weken als onderhoudsdosering; of intraveneus starten met twee i.v.-infusies 3 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken en vervolgens subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de tweede intravenueze toediening van t) Gebruik infliximab in combinatie met methotrexaat. Bij geen respons na 12 weken voortzetting behandeling heroverwegen. Eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste toediening.
Matige tot ernstige actieve ziekte van Crohn
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, 2 weken na de eerste infusie herhalen. Als geen verbetering optreedt na 2 doses of binnen 6 weken, de behandeling staken. Bij responders de behandeling voortzetten met een onderhoudsbehandeling: 5 mg/kg lichaamsgewicht 6 weken na de begindosis, daarna om de 8 weken. Een alternatief is herbehandeling met een dosis van 5 mg/kg lichaamsgewicht bij opvlammen van de ziekte. Een eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste infusie.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van i.v.-infusies (2 infusies van 5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken, evt. na 4 weken gevolgd door een derde infusie van 5 mg/kg). Bij geen respons na de i.v.-oplaaddoses, verdere behandeling staken. Als geen verbetering optreedt binnen 6 weken, de behandeling staken. Een eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste toediening.
Kinderen 6–17 jaar
Intraveneus: 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie, daarna om de 8 weken. Eventueel het toedieningsinterval per patiënt aanpassen om de klinische respons te behouden. Als geen verbetering optreedt binnen 10 weken, de behandeling staken.
Fistels bij een actieve ziekte van Crohn
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie. Als geen verbetering optreedt na 3 doses, de behandeling staken. Bij responders kan vervolgd worden met een onderhoudsbehandeling van 5 mg/kg lichaamsgewicht om de 8 weken. Een alternatief is herbehandeling bij opvlammen van de ziekte met een dosis 5 mg/kg lichaamsgewicht en vervolgens om de 8 weken.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van i.v.-infusies (2 infusies van 5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken, evt. na 4 weken gevolgd door een derde infusie van 5 mg/kg). Bij geen respons na de i.v.-doses, verdere behandeling staken. Als geen verbetering optreedt binnen 14 weken na de eerste infusie, de behandeling staken.
Colitis ulcerosa
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Als geen verbetering optreedt binnen 14 weken (3 doses), de behandeling staken. De veiligheid en werkzaamheid van herbehandeling, anders dan om de 8 weken, zijn niet vastgesteld.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van i.v.-infusies (2 infusies van 5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken, evt. na 4 weken gevolgd door een derde infusie van 5 mg/kg). Bij geen respons binnen 14 weken de behandeling heroverwegen.
Kinderen 6-17 jaar
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Bij geen verbetering binnen 8 weken, de behandeling staken.
Artritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. De veiligheid en werkzaamheid van herbehandeling, anders dan om de 8 weken, zijn niet vastgesteld.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken).
Spondylitis ankylopoetica
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg als i.v.-infusie over een periode van 2 uur gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie, daarna om de 6 tot 8 weken. Als binnen 6 weken geen verbetering optreedt de behandeling staken. De veiligheid en werkzaamheid van herbehandeling, anders dan om de 6 tot 8 weken, zijn niet vastgesteld.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Niet starten bij geen respons na 2 i.v.-doses.
Psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Als binnen 14 weken (4 doses) geen verbetering optreedt, de behandeling staken. Relatief weinig gegevens over herbehandeling wijzen op een verminderde werkzaamheid en verhoogde incidentie van infusiereacties.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Bij geen verbetering binnen 14 weken, behandeling staken.
Verminderde nier -of leverfunctie: gebruik is niet onderzocht. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Gemiste subcutane dosis: een vergeten dosis alsnog injecteren als dit binnen 7 dagen na de gemiste dosering is en daarna het oorspronkelijke tweewekelijkse dosisschema volgen. Als de dosis 8 of meer dagen te laat is, de gemiste dosering overslaan en wachten tot de volgende geplande dosis volgens het tweewekelijkse dosisschema.
Bij onderbreking van de onderhoudsbehandeling en het noodzakelijk is om de behandeling opnieuw te beginnen, opnieuw starten met een enkelvoudige i.v.-dosis gevolgd door de aanbevelingen voor een (subcutane) onderhoudsdosering zoals hierboven beschreven. Herinductietherapie wordt niet aanbevolen.
Bij het overstappen van de onderhoudsbehandeling van intraveneuze formulering naar de subcutane formulering: start de subcutane formulering op het tijdstip van de volgende geplande intraveneuze infusies. Er is onvoldoende informatie over het overstappen van intraveneus > 3 mg/kg infliximab voor reumatoïde artritis of 5 mg/kg infliximab voor de ziekte van Crohn om de 8 weken , naar subcutane toediening. Er zijn geen gegevens over het overstappen van subcutaan naar intraveneuze toediening.
Toediening
- Intraveneus toedienen in twee uur. Overweeg na de derde infusie de volgende infusies toe te dienen in ten minste 1 uur. Als bij een verkorte infusie een infusiereactie optreedt, overweeg voor volgende infusies een lagere infusiesnelheid bij voortzetting van de behandeling. Verkorte infusies met doses > 6 mg/kg zijn niet onderzocht.
- Subcutane toediening thuis kan na adequate instructie worden overwogen, zo nodig met medische opvolging. Laat de patiënt medische hulp inroepen bij symptomen van een ernstige allergische reactie vóór toediening van de volgende dosis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): luchtweginfecties (waaronder lagere en hogere luchtweginfecties; zoals. pneumonie, sinusitis, faryngitis, nasofaryngitis en virale herpes pneumonie). Hoofdpijn. Buikpijn, misselijkheid en braken. (Schilferende) huiduitslag. Spierpijn. Leukopenie (waaronder neutropenie en agranulocytose), anemie. Verhoogde lipiden, stijging van leverenzymwaarden. Reacties op de injectieplaats.
Vaak (1-10%): systemische infecties (waaronder sepsis, candidiase en influenza), intestinale infecties (waaronder virale gastro-enteritis), huid- en onderhuidinfecties (waaronder paronychia, cellulitis, impetigo, fasciitis necroticans en herpes zoster), oorontstekingen, orale infecties (waaronder herpes simplex, orale herpes en tandvleesinfecties), genitale infecties, urineweginfecties (waaronder pyelonefritis), schimmelinfecties, gewrichtsinfecties. Benigne neoplasma, huidkanker met uitzondering van melanoom (waaronder basaalcelcarcinoom en epitheelcelcarcinoom). Trombocytopenie, leukocytose. Hypersensitiviteit, allergieën. Dehydratie, hypokaliëmie, verhoogde waarden urinezuur, afwijkende waarde natrium in bloed, hypocalciëmie, hyperglykemie, hypofosfatemie. Stemmingswisselingen (waaronder depressie), angst, slapeloosheid. Paresthesieën (waaronder hypo-esthesie), migraine, zenuwwortelcompressie. Visusstoornis, conjunctivitis, blefaritis, oogzwelling. Draaiduizeligheid. Tachycardie. Hypertensie, blozen. Hoesten, astma, dyspneu. Maag-darmbloeding, dyspepsie, reflux-oesofagitis, siccasyndroom. Recidief of verergering psoriasis, jeuk, urticaria, blauwe plekken, dermatitis (waaronder eczeem), breken van de nagels, hyperhidrose, alopecia. Spierspasmen (waaronder toename van de hoeveelheid creatinekinase in het bloed). Hematurie, gestoorde nierfunctie. Pijn op de borst, oedeem, koorts. Stollings- en bloedingsstoornissen (waaronder verlengde APTT), positieve test op auto-antilichamen (waaronder antilichamen tegen dubbelstrengs DNA), verhoogde waarden lactaatdehydrogenase in het bloed.
Soms (0,1-1%): opportunistische infecties en tuberculose (waaronder coccidioïdomycose, histoplasmose en MAC-infectie (Mycobacterium avium complex)), neurologische infecties (waaronder virale meningitis), ooginfecties, bacteriële infecties, diverticulitis. Lymfoom, solide tumoren (waaronder borstkanker, longkanker en schildklierkanker), melanoom. Idiopathische trombocytopenische purpura. Sarcoïdose, vasculitis. Dubbel zien, doofheid, oorsuizen. Aritmieën, congestief hartfalen, myocardinfarct, aneurysma aortae, bloedvatafsluiting, tromboflebitis. CVA, tremor, neuropathie. COPD, interstitiële longaandoeningen, pneumonitis, longembolie, pleurale effusie. Slikklachten, zwelling van het gezicht. Cholecystitis en cholelithiase, verhoogde waarden bilirubine, hepatische steatose. Pancreatitis. Nachtzweten. Rabdomyolyse. Systemische lupus erythematodes. Nycturie. Erectiestoornis.
Zelden (0,01-0,1%): hartstilstand. Anafylaxie, angio-oedeem. Reactivatie van hepatitis B (mogelijk fataal), ernstige leverreacties waaronder (auto-immuun) hepatitis. Pancytopenie. Multiple sclerose, demyeliniserende aandoeningen (bv. neuritisoptica, Guillain-Barrésyndroom). Pulmonale fibrose. Intestinale perforatie. (Cutane) vasculitis, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), lupus-achtig syndroom, lichenoïde huidreactie. Leukemie.
Verder zijn gemeld: diverticulitis. Leverfalen. Verergering van symptomen van dermatomyositis. Hepatosplenisch T-cellymfoom, Merkel-celcarcinoom, Kaposi sarcoom. Gewichtstoename.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): virale infecties (zoals herpes, COVID-19 (bij s.c.-toediening)). Buikpijn.
Vaak (1-10%): bacteriële infecties, koorts. Hoofdpijn, duizeligheid, vertigo, hypo-esthesie, paresthesie. Plotselinge roodheid van hals en gezicht, tachycardie. Op serumziekte gelijkende reactie. Hogere- en lagere-luchtweginfecties, dyspneu, sinusitis. Epistaxis. Misselijkheid, diarree, obstipatie, dyspepsie, gastro-intestinale bloedingen, gastro-oesofageale reflux. Leverfunctiestoornissen, verhoogde transaminasewaarden. Huiduitslag, jeuk, urticaria, psoriasis (incl. psoriasis pustulosa), toegenomen transpiratie, droge huid. Spierpijn, artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, pijn op de borst, reacties op de injectieplaats (zoals pijn, zwelling, uitslag en korstvorming), pijn. Anemie, leukopenie, neutropenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties. Hypertensie, hypotensie, bradycardie, syncope, aritmie, palpitaties, ecchymose, hematomen, petechiën, tromboflebitis, vasospasme, cyanose, perifere ischemie, nieuw of verergerend hartfalen. Bronchospasme, pleuritis, pleurale effusie, pulmonaal oedeem, allergische reactie van de luchtwegen. Abcessen, cellulitis, verstoord genezingsproces, actieve (met name extrapulmonale) tuberculose, schimmelinfectie (bv. candidiase, onychomycose), lymfadenopathie, lupusachtig syndroom. Convulsies, neuropathie, begin of verergering van demyelinisatie, lijkend op MS. Depressie, verwardheid, agitatie, amnesie, apathie, nervositeit, slaperigheid, slapeloosheid. Conjunctivitis, endoftalmitis, keratitis, keratoconjunctivitis, hordeolum, periorbitaal oedeem. Cheilitis, diverticulitis, pancreatitis, cholecystitis, intestinale perforatie, intestinale stenose. Schimmelachtige dermatitis/onychomycosis, eczeem/seborroe, bulleuze eruptie, hyperkeratose, rosacea, abnormale huidpigmentatie, huidpapilloom, alopecia. Urineweginfectie (incl. pyelonefritis), vaginitis. Oedeem, opvliegers, (koude) rillingen. Auto-antilichamen, complementfactorafwijking. Lymfocytose, lymfopenie, trombocytopenie. Dyslipidemie. Gewichtstoename.
Zelden (< 0,1%): gestoorde bloedsomloop. Anafylactische shock, granulomateuze laesies, toxische epidermale necrose, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, furunculose, lineaire IgA bulleuze dermatose (LABD), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), lichenoïde reacties, sarcoïd-achtige reactie. Meningitis, sepsis (soms fataal), opportunistische infecties (zoals pneumocystose, histoplasmose, aspergillose, cryptokokkose, coccidioïdomycose, blastomycose, atypische mycobacteriën, listeriosis, salmonellose, cytomegalovirus), parasitaire infecties, reactivering hepatitis B. Agranulocytose (ook bij zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan infliximab), pancytopenie, trombotische trombocytopenische purpura. Lymfoom, non-Hodgkinlymfoom, ziekte van Hodgkin, leukemie, melanoom, baarmoederhalskanker.
Zeer zelden (< 0,01%): myelitis transversa. Hepatocellulaire beschadiging.
Verder zijn gemeld: tijdelijk minder goed zien tijdens of binnen 2 uur na de infusie. Serumziekte, vasculitis, hemolytische anemie, idiopatische trombocytopenische purpura. Na herbehandeling zijn ernstige infusiereacties gemeld. Cerebrovasculaire accidenten (vrijwel gelijktijdig met infusie). Myocardischemie of -infarct en aritmie (soms gelijktijdig met infusie), pericardeffusie. Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis en longfibrose). Geelzucht, leverfalen. Polyneuropathie (chronisch inflammatoir demyeliniserend en multifocaal motorisch), Guillain-Barrésyndroom, neuritis optica, verergering van dermatomyositis. Hepatosplenisch T-cellymfoom (vooral bij adolescenten en jongvolwassen mannen met ziekte van Crohn of colitis ulcerosa), Merkel-celcarcinoom, Kaposi-sarcoom. Vaccin doorbraakinfectie na in utero blootstelling.
Bij kinderen komen infecties, anemie, leukopenie, neutropenie, bloed in de feces, roodheid in het gezicht en allergische luchtwegreacties vaker voor dan bij volwassenen (en vaker bij behandeling om de 8 dan om de 12 weken). Botbreuk is gemeld maar een causaal verband is niet vastgesteld.
Interacties
Er zijn aanwijzingen dat gelijktijdige toediening van methotrexaat de vorming van antilichamen tegen adalimumab vermindert en de plasmaconcentratie van adalimumab verhoogt.
Gelijktijdige toediening van andere biologische DMARD's (bv. anakinra, abatacept) met TNF-α-blokkerende middelen wordt afgeraden, vanwege een toename van de kans op ernstige infecties.
Bij combinatie met azathioprine/6-mercaptopurine bij volwassenen met de ziekte van Crohn zijn hogere incidenties van maligne en ernstige infectie gerelateerde bijwerkingen gezien dan bij alleen adalimumab.
Pasgeborenen van moeders die adalimumab gebruiken of hebben gebruikt, niet vaccineren met levende vaccins (bv. BCG-vaccin) tot minimaal 5 maanden na de laatste toediening aan de moeder tijdens de zwangerschap.
Interacties
Er zijn aanwijzingen dat gelijktijdige toediening van methotrexaat of een andere immunomodulator de vorming van antilichamen tegen infliximab vermindert, dat er minder infusie-reacties optreden en dat de plasmaconcentratie van infliximab toeneemt.
Vanwege onvoldoende gegevens levende vaccins niet tijdens behandeling met infliximab geven. Ook zijn er aanwijzingen dat vaccinatie met niet-levende vaccins tijdens de behandeling met anti-TNF therapie een lagere immuunrespons kan uitlokken. Aan een zuigeling die in utero is blootgesteld aan infliximab niet eerder een levend vaccin toedienen dan ten minste 12 maanden na de geboorte. Als er een klinisch voordeel is, overweeg eerder toedienen als bij de zuigeling de infliximabconcentratie niet waarneembaar is of als infliximab alleen tijdens het eerste trimester van de zwangerschap is toegediend. Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Therapeutische infectieuze agentia (zoals BCG-vaccin als blaasinstillatie) niet gelijktijdig toedienen.
Gelijktijdig gebruik van anakinra of abatacept met TNF-α blokkerende middelen wordt afgeraden, aangezien bij toepassing van anakinra of abatacept in combinatie met etanercept een hogere incidentie van ernstige infecties en neutropenie is gezien.
Wees voorzichtig bij de overstap van de ene DMARD op de andere, omdat overlappende activiteit de kans op bijwerkingen zoals infecties vermeerdert.
Zwangerschap
Adalimumab passeert de placenta. Vanaf het 2e trimester neemt de placentapassage door actief transport toe. De passage is het hoogste vlak voor de partus.
Teratogenese: Bij de mens redelijk veel onderzocht. Het geeft waarschijnlijk niet meer kans op aangeboren afwijkingen en miskramen. Het is niet duidelijk of er meer kans is op vroeggeboorte en laag geboortegewicht.
Farmacologisch effect: Kan nog maanden in het lichaam van het kind aanwezig blijven. Gebruik tot in het 3e trimester kan mogelijk de afweer van de baby onderdrukken na de geboorte.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e trimester. Weeg voor 2e en 3e trimester de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder.
Overige: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw om adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste vijf maanden na de laatste toediening. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Zwangerschap
Infliximab passeert in het eerste trimester de placenta nauwelijks. Vanaf het tweede trimester neemt de placentapassage door actief transport toe. De passage is het hoogste vlak voor de partus. De concentratie in navelstrengbloed is een factor 2 tot 3 maal hoger dan de concentratie in het bloed van de moeder.
Teratogenese: Bij de mens veel onderzocht. Het geeft geen hogere kans op aangeboren afwijkingen en miskramen. Het is niet duidelijk of er meer kans is op vroeggeboorte en laag geboortegewicht.
Farmacologisch effect: Kan nog maanden in het lichaam van het kind aanwezig blijven, zeker bij gebruik tot in het derde trimester. Het is bij baby's tot 12 maanden na de geboorte in het serum detecteerbaar. Hierdoor kan het de afweer van de baby mogelijk onderdrukken na de geboorte.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het eerste trimester. Voor tweede en derde trimester de mogelijke nadelige effecten afwegen tegen het belang van behandeling van de moeder.
Overig: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw adequate anticonceptie toe te passen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de laatste behandeling. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate. De concentratie adalimumab in moedermelk is 0,1% tot 1% van de serumconcentratie van de moeder. Oraal toegediende IgG-eiwitten ondergaan intestinale proteolyse en hebben een beperkte biologische beschikbaarheid. Het is onbekend of er langetermijngevolgen zijn.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Gaat mogelijk in kleine hoeveelheden over in de moedermelk met name in de eerste week post partum. Nadelige effecten zijn tot op heden niet gemeld. Waarschijnlijk worden deze grote moleculen in het maag-darmkanaal van de neonaat geïnactiveerd.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overig: Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Contra-indicaties
- sepsis of risico van sepsis;
- actieve tuberculose;
- andere ernstige actieve infecties, met inbegrip van chronische of lokale infecties;
- matig tot ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV).
Contra-indicaties
- Tuberculose of andere ernstige infecties zoals abcessen, sepsis, opportunistische infecties;
- Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III–IV);
- Overgevoeligheid voor muizenproteïnen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten met anti-TNF therapie zijn vatbaarder voor ernstige infecties. Voorzichtig zijn bij een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende aandoeningen die een predispositie voor infecties kunnen vormen (waaronder een verminderde longfunctie). Bij ouderen (> 65 j.) komen ernstige (soms fatale) infecties vaker voor. Vóór, tijdens én tot en met vijf maanden na de behandeling met adalimumab zorgvuldig controleren op infecties, waaronder tuberculose (TBC).
Voor start van de behandeling alle patiënten screenen op zowel actieve als latente tuberculose. Overweeg profylactische anti-tuberculose therapie vóór begin van de behandeling met adalimumab bij latente of actieve TBC in de voorgeschiedenis waarvan niet zeker is of deze adequaat is behandeld en ook bij de aanwezigheid van meerdere of significante risicofactoren voor TBC en een negatieve uitslag op de test voor latente TBC. Bij blootstelling aan TBC en na het reizen in gebieden met meer kans op TBC Ondanks adequate (profylactische) behandeling kan reactivatie van TBC optreden tijdens behandeling met adalimumab. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute TBC de behandeling staken.
Staak behandeling direct bij de verdenking op een invasieve schimmelinfectie (zoals bij tekenen en symptomen van koorts, malaise, gewichtsverlies, zweten, hoesten, dyspneu en/of pulmonale infiltraten) of andere ernstige systemische ziekte al dan niet gepaard gaand met shock, en start een geschikte (antischimmel)therapie. Na het reizen in gebieden met meer kans op endemische mycosen (zoals histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose), het risico en de baten van behandeling met adalimumab afwegen, alvorens de therapie te initiëren.
Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Dragers van het virus die behandeling met adalimumab nodig hebben zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte tijdens de behandeling en enkele maanden daarna. Bij reactivering hepatitis B de behandeling staken.
Een mogelijke kans op ontwikkeling van lymfomen, waaronder hepatosplenisch T-cellymfoom, leukemie of andere hematopoëtische of vaste maligniteiten door behandeling met adalimumab kan niet worden uitgesloten; wees met name voorzichtig bij COPD en zware rokers vanwege een extra toegenomen kans op maligniteiten. Langdurige behandeling met adalimumab kan het risico van het ontstaan van neoplasmata vergroten. Patiënten – in het bijzonder bij een voorgeschiedenis van behandeling met immunosuppressiva of PUVA – voor en tijdens de behandeling met adalimumab controleren op aanwezigheid van niet melanotische huidkanker. Patiënten met colitis ulcerosa en meer kans op dysplasie (bv. het voorkomen er van in de voorgeschiedenis) of coloncarcinoom regelmatig controleren op dysplasie.
Wees voorzichtig bij demyeliniserende aandoeningen van het centrale zenuwstelsel (waaronder multiple sclerose, optische neuritis) en perifere demyeliniserende aandoeningen, waaronder Guillain-Barrésyndroom en bij mild hartfalen (NYHA-klasse I/II). Bij uitbreiding of verergering van de symptomen de toediening staken.
Hematologische bijwerkingen zijn gemeld. Adviseer alle patiënten om onmiddellijk medische hulp te zoeken als er tekenen of symptomen optreden die kunnen duiden op bloeddyscrasieën. Overweeg de behandeling met adalimumab te stoppen bij bevestigde significante hematologische afwijkingen.
Tijdens de behandeling kunnen auto-immuunantilichamen zich ontwikkelen. De invloed van langdurige behandeling op de ontwikkeling van auto-immuun aandoeningen is onbekend. Bij optreden van een lupusachtig syndroom in combinatie met anti-DNA-antilichamen de behandeling staken.
Gebrek aan respons op behandeling voor de ziekte van Crohn kan wijzen op een gefixeerde fibrotische vernauwing van de dunne darm, waarvoor operatieve behandeling noodzakelijk is.
Bij operatieve ingrepen de lange halfwaardetijd in overweging nemen.
Het gebruik van adalimumab bij kinderen < 2 jaar is niet onderzocht. Voor juveniele uveïtis is geen ervaring zonder gelijktijdig gebruik van methotrexaat. Het gebruik is niet onderzocht bij patiënten met enthesitis-gerelateerde artritis jonger dan 6 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
(Reactivering van) infecties: wees voorzichtig bij een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infecties en bij gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva. Voor aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats te vinden met bv. een thoraxfoto, tuberculine huidtest (Mantoux) en/of 'interferon gamma release assay' (IGRA). Bij latente tbc profylactisch anti-tuberculose therapie starten alvorens tot behandeling met infliximab over te gaan. Ook antituberculosetherapie starten bij risicofactoren op het ontwikkelen van tuberculose of indien adequate behandeling van tuberculose niet kon worden bevestigd. Bij een vastgestelde inactieve tuberculose, maatregelen nemen om activatie te voorkomen. Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Dragers van het virus die behandeling met infliximab nodig hebben zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte en bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute tuberculose de behandeling staken.
Comorbiditeit: wees voorzichtig bij mild hartfalen (NYHA-klasse I-II), COPD en zware rokers en bij (een voorgeschiedenis van) klinische symptomen van radiografisch aangetoonde demyeliniserende aandoeningen. Bij uitbreiding of verergering van de symptomen de toediening staken.
Acute infusie-effecten waaronder anafylactische shock en uitgestelde overgevoeligheidsreacties kunnen met name optreden tijdens de eerste en tweede infusie. Deze verminderen doorgaans door de infusiesnelheid te verlagen of tijdelijk te onderbreken. De infusie-effecten kunnen ook worden vermeden door vóór de infusie te behandelen met bijvoorbeeld antihistaminica, hydrocortison en/of paracetamol. Na subcutane toediening kunnen reacties op de injectieplaats optreden zoals pijn, zwelling, uitslag en korstvorming. Deze vinden direct plaats of binnen 24 uur na s.c.injectie en verdwijnen meestal vanzelf. Systemische reacties na subcutane toediening zoal uitslag, jeuk, voorbijgaand erytheem en oedeem, zijn licht tot matig van aard. Uitgestelde overgevoeligheidsreacties na een herbehandeling met infliximab na 2–4 jaar kunnen voorkomen (tot 12 dagen na de infusie). Tijdens de behandeling kunnen zich antilichamen tegen infliximab ontwikkelen; deze zijn niet altijd detecteerbaar in serum en kunnen leiden tot ernstige overgevoeligheidsreacties.
Controleer vaccinatiestatus en werk indien nodig vaccinaties bij vóór de start van de behandeling. Aan een zuigeling die in utero is blootgesteld aan infliximab niet eerder een levend vaccin toedienen dan ten minste 12 maanden na de geboorte. Als er een klinisch voordeel is, overweeg eerder toedienen als bij de zuigeling de infliximabconcentratie niet waarneembaar is of als infliximab alleen tijdens het eerste trimester van de zwangerschap is toegediend. Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Antistoffen tegen infliximab kunnen zich ontwikkelen. Er is een verband waargenomen tussen ontwikkeling van antistoffen en een verminderde responsduur.
Anti-TNF-therapie kan leiden tot het begin van een auto-immuunproces; indien zich na behandeling met infliximab een lupusachtig syndroom ontwikkelt en antilichamen tegen dubbelstrengs DNA (anti-dsDNA) zijn gevonden, dient de behandeling met infliximab te worden gestaakt.
Behandeling met een TNF-blokker vermeerdert de kans op het ontstaan van maligniteiten waaronder lymfoom; wees voorzichtig bij voorgeschiedenis of ontwikkeling van maligniteit. Controleer regelmatig de huid op huidkanker. Bij vrouwen met reumatoïde artritis die behandeld werden met infliximab nam de incidentie van baarmoederhalskanker toe; zet periodiek onderzoek voort. Gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL) zijn gemeld bij behandeling met TNF-blokkers, inclusief infliximab, na behandeling met AZA of 6-MP samen met of vlak voor een TNF-blokker en bij infliximab vooral bij adolescenten en jongvolwassenen mannen met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Screen patiënten met colitis ulcerosa die een voorgeschiedenis of een vergroot risico hebben op dysplasie of coloncarcinoom, regelmatig op dysplasie (coloscopie, biopsieën). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico op maligniteit als gevolg van zwaar roken.
Bij operatieve ingrepen de lange halfwaardetijd in overweging nemen.
Hematologische afwijkingen: adviseer alle patiënten om onmiddellijk medische hulp te zoeken als er tekenen of symptomen optreden die kunnen duiden op bloeddyscrasieën. Overwegen te stoppen met de behandeling met infliximab bij bevestigde significante hematologische afwijkingen.
Bij kinderen en adolescenten (≤ 17 j.) is er geen ervaring met gebruik bij indicaties anders dan colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn. De ontwikkeling van maligniteiten of hepatosplenisch T-cellymfoom is niet uitgesloten.
Eigenschappen
Adalimumab remt tumor-necrose-factor-alfa (TNF-α), een belangrijk cytokine in de pathogenese van inflammatoire aandoeningen. Uit in vitro onderzoek is gebleken dat de productie van TNF-α verhoogd is in de gewrichten van patiënten met reumatoïde artritis. Adalimumab bindt specifiek aan TNF en neutraliseert de biologische werking door de interactie met p55- en p75- TNF-receptoren aan het celoppervlak te blokkeren.
Amgevita, Hykundra, Hyrimoz, Idacio, Imraldi en Yuflyma zijn een biosimilar van Humira, en zijn hiermee in hoge mate vergelijkbaar. Voor meer informatie over biosimilars, zie Biosimilars in de EU - Informatie voor zorgverleners (europa.eu).
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam vanuit de s.c.-injectieplaats. |
F | ca. 64%. |
T max | na 5 dagen. |
V d | (steady-state) 0,07–0,09 l/kg. |
T 1/2el | ca. 2 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum, tumornecrosefactor-α-blokker. Infliximab is een chimerisch IgG1 monoklonaal antilichaam dat met hoge affiniteit bindt aan zowel oplosbare als transmembrane vormen van TNF-α maar niet aan TNF-β. Hierdoor wordt het ontstekingsproces geremd.
Kinetische gegevens
F | ca. 58% (subcutaan). |
V d | i.v. ca. 0,04–0,06 l/kg, subcutaan 0,1–0,13 l/kg. |
T 1/2el | i.v.: ca. 8–9½ dag. Subcutaan: 11,3–13,7 dagen; Bij de meeste patiënten is infliximab na 8–12 weken nog aantoonbaar in serum na i.v.-toediening. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
adalimumab hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.
Groepsinformatie
infliximab hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.