Samenstelling
Proleukin Clinigen Healthcare Ltd.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie- of infusievloeistof
- Sterkte
- 22 × 10 6 IE
Bevat na reconstitutie 18 × 10 6 IE/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Copaxone (acetaat) Teva Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Glatirameer (acetaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.
(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.
Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab en ofatumumab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.
Indicaties
- Gemetastaseerd niercelcarcinoom.
Indicaties
- 'Relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Vanwege de kans op (toename van) bacteriële infecties, bij aanwezigheid van een centrale veneuze katheter profylactisch antibiotica geven.
In levensbedreigende situaties ten gevolge van het gebruik van aldesleukine kan dexamethason worden gegeven.
Gemetastaseerd niercelcarcinoom:
Volwassenen:
Intraveneus als continue infusie: 18 × 10 6 IE/m² lichaamsoppervlak in 24 uur gedurende 5 dagen, gevolgd door 2–6 dagen rust. Vervolgens nogmaals 18 × 10 6 IE/m² lichaamsoppervlak in 24 uur gedurende 5 dagen, gevolgd door 3 weken rust (= 1 cyclus). Hierna de cyclus éénmaal herhalen.
In geval van remissie of stabilisatie van de ziekte max. 4 onderhoudsbehandelingen (18 × 10 6 IE/m² lichaamsoppervlak in 24 uur gedurende 5 dagen) met telkens 4 weken tussenpauze geven.
Subcutane injectie: 18 × 10 6 IE/dag gedurende 5 dagen, gevolgd door 2 dagen rust. In de daarop volgende 3 weken op dag 1 en 2 van elke week 18 × 10 6 IE/dag en op dag 3 tot en met 5 van elke week 9 × 10 6 IE/dag. Op dag 6 en 7 geen behandeling geven. Na 1 week rust deze 4-wekencyclus herhalen. Dit schema ook volgen bij patiënten in remissie of met stabilisering van de ziekte.
Ouderen (≥ 65 j.), mensen met lever-, nierfunctiestoornis: wees voorzichtig voor mogelijk verhoogde gevoeligheid voor bijwerkingen.
Bij onacceptabele bijwerkingen de dosis verlagen of de toediening onderbreken, totdat de bijwerkingen tot een acceptabel niveau zijn afgenomen. De invloed hiervan op het therapeutisch effect en de mediane overleving is niet bekend.
Doseringen
RRMS
Volwassenen
20 mg subcutaan 1×/dag of 40 mg subcutaan 3×/week met tussenpozen van minimaal 48 uur.
Kinderen vanaf 12 jaar
20 mg subcutaan 1×/dag.
Gestoorde nierfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is; er zijn geen studies gedaan bij verminderde nierfunctie.
Ouderen: er is geen specifiek doseringsadvies bij ouderen; er zijn geen studies gedaan bij ouderen.
Toediening: om irritatie of pijn op de injectieplaats te voorkomen, elke injectie op een andere injectieplaats (buik, arm, heup, dijbeen) toedienen.
Instructie voor zelf–injectietechnieken is nodig; de eerste zelf-injectie onder medisch toezicht uitvoeren en tot 30 minuten erna onder medisch toezicht blijven.
Bijwerkingen
De meeste bijwerkingen zijn zelflimiterend en verdwijnen binnen 1–2 dagen na staken van de therapie.
Zeer vaak (> 10%): tachycardie, aritmie, pijn op de borst. Hypotensie. Dyspneu, hoesten. Misselijkheid met of zonder braken, diarree, stomatitis. Hypothyroïdie. Anorexia. Angstgevoelens, verwardheid, depressie, slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie, slaperigheid. Erytheem, huiduitslag, huidschilfering, jeuk, transpireren. Oligurie, verhoogd serumureum en -creatinine. Anemie, trombocytopenie. Reacties, pijn of ontsteking op de injectieplaats, koorts, lusteloosheid, asthenie en vermoeidheid, gewichtstoename met oedeemvorming, gewichtsafname.
Vaak (1–10%): sepsis. Cyanose, ECG-veranderingen van tijdelijke aard, myocardiale ischemie, hartkloppingen, hartfalen. Flebitis, hypertensie. Longoedeem, pleurale effusie, hypoxie, hemoptoë, epistaxis, neusverkoudheid, rinitis, infectie van de luchtwegen. Dysfagie, dyspepsie, obstipatie, gastro-intestinale bloeding incl. rectale bloeding, haematemesis, ascites, cheilitis, gastritis. Hyperthyroïdie. Prikkelbaarheid, onrust, hallucinaties. Neuropathie, syncope, spraakstoornissen, smaakverlies, lethargie. Conjunctivitis. Leukopenie, eosinofilie. Stollingsstoornissen incl. diffuse intravasale stolling. Acidose, hyperglykemie, hyper- of hypocalciëmie, hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hypofosfatemie. Stijging van levertransaminasen en alkalische fosfatase, verhoging van lactaatdehydrogenase, hyperbilirubinemie, hepatomegalie of hepatosplenomegalie. Alopecia, urticaria. Spierpijn, gewrichtspijnen. Dehydratie. Hematurie, nierfalen, anurie. Mucositis, nodulus op de injectieplaats. Hypothermie, influenza-achtig ziektebeeld.
Soms (0,1–1%): overgevoeligheidsreactie, o.a. angio-oedeem. Myocardinfarct, myocarditis, cardiomyopathie, hartstilstand, pericardiale effusie. Coma, convulsies, paralyse, myasthenie. Trombose, tromboflebitis, hemorragie. Pancreatitis, intestinale obstructie, gastro-intestinale perforatie incl. necrose/gangreen. Vitiligo. Myopathie, myositis. Neutropenie. Hypoglykemie.
Zelden (0,01–0,1%): anafylaxie. Diabetes mellitus. Oogzenuwaandoeningen incl. optische neuritis. Ventriculaire hypokinesie. Longembolie, 'adult respiratory distresssyndrome' (ARDS). Activering van de ziekte van Crohn. Cholecystitis, (fataal) leverfalen. Agranulocytose, aplastische anemie, hemolytische anemie, neutropenische koorts. Vesiculobulleuze huiduitslag, Stevens-Johnson-syndroom. Necrose op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: intracraniële/cerebrale bloeding, CVA, leuko-encefalopathie. Harttamponade. (Cerebrale) vasculitis. Capillaire-leksyndroom (soms fataal). Rabdomyolyse.
De meeste patiënten ervaren tijdens de behandeling lymfocytopenie en eosinofilie, met een rebound lymfocytose binnen 24–48 uur na behandeling; ernstige manifestaties van eosinofilie (o.a. infiltratie van hart- en longweefsel) zijn gemeld.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats zoals overgevoeligheid, roodheid van de huid, pijn, zwelling, jeuk, ontsteking en oedeem (bij 70% na de dagelijkse dosering, bij 36% bij dosering 3×/w.). Een 'Onmiddellijke Post-injectie-reactie' (binnen enkele min optredend) met één of meer van de volgende systemische symptomen: vasodilatatie, pijn (op de borst), dyspneu, palpitaties of tachycardie (bij 31% na de dagelijkse dosering, bij 8% na dosering 3×/w.). Misselijkheid, angst, depressie, hoofdpijn, vasodilatatie, dyspneu, misselijkheid, huiduitslag, griep, infectie, rugpijn, artralgie, asthenie, pijn (op de borst).
Vaak (1-10%): bronchitis, gastro-enteritis, herpes simplex, otitis, rinitis, vaginale candidiase, tandproblemen, benigne neoplasma van de huid, lymfadenopathie, allergische reactie, anorexie, gewichtstoename, nervositeit, smaakverandering, hypertonie, tremor, syncope, migraine, spraakstoornis, oog-, ooraandoening, palpitaties, tachycardie, hoest, constipatie, fecale incontinentie, braken, abnormale leverfunctietest, bloeduitstorting, hyperhidrose, jeuk, huidaandoening, nekpijn, mictiestoornis, urineretentie, rillingen, oedeem in het gezicht, (perifeer) oedeem. Atrofie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): abces, furunculosis, herpes zoster, pyelonefritis, huidcarcinoom, leukocytose, leukopenie, miltvergroting, trombocytopenie, struma, hyperthyroïdie, alcoholintolerantie, jicht, hyperlipidemie, verhoogde natriumspiegel in het bloed, verlaagde serumferritinespiegel, abnormale dromen, euforie, hallucinatie, vijandigheid, manie, zelfmoordneiging, carpale-tunnelsyndroom, cognitieve stoornis, convulsie, dyslexie, spierkramp, nystagmus, paralyse, stupor, gezichtsveldstoornis, oogbloeding, optische atrofie, droge ogen, extrasystolen, sinusbradycardie, spataderen, apneu, hyperventilatie, longaandoening, ademhalingsstoornis, (entero)colitis, oesofageale zweer, periodontitis, rectale bloeding, vergroting van de speekselklier, cholelithiase, leververgroting, leverbeschadiging, toxische hepatitis, angio-oedeem, erythema nodosum, artritis, bursitis, spieratrofie, osteoartritis, hematurie, nefrolithiase, urinewegaandoening, abortus, erectiestoornis, priapisme, prostaataandoening, gespannen borsten, vaginale bloeding, necrose op de injectieplaats, hypothermie.
Zelden (< 0,01-0,1%): toxische hepatitis, leverbeschadiging; anafylactische reacties.
Verder: leverfalen (waarvan enkele gevallen met levertransplantatie).
Interacties
Niet gebruiken in combinatie met cisplatine, vinblastine of dacarbazine vanwege de kans op een fataal verlopend tumorlysissyndroom.
Overgevoeligheidsreacties (erytheem, jeuk, hypotensie) binnen enkele uren na toediening zijn gemeld bij combinatie van hoge doses aldesleukine en cytostatica (m.n. dacarbazine, cisplatine, tamoxifen en interferon α).
Bij gelijktijdig gebruik van interferon α is er meer kans op ernstige rabdomyolyse, hartaandoeningen (myocardinfarct, myocarditis, ventriculaire hypokinesie), auto-immuun en inflammatoire ziekten (zoals halvemaanvormig IgA glomerulonefritis, oculobulbair myasthenia gravis, inflammatoire artritis, thyroïditis, bulleus pemfigoïd en Stevens-Johnson-syndroom).
Het gebruik van contrastmedia binnen twee weken na toediening van aldesleukine kan resulteren in een heroptreden (< 2 w., soms na enkele mnd.) van de bijwerkingen van aldesleukine.
Glucocorticoïden kunnen de werking verminderen; gelijktijdige toediening daarom vermijden tenzij levensbedreigende bijwerkingen behandeld moeten worden tot een acceptabel niveau (dexamethason).
Gelijktijdige toediening van cardio-, hepato-, myelo- of nefrotoxische middelen kan de toxiciteit versterken.
Bloeddrukverlagende middelen kunnen de hypotensie versterken.
De reactie op centraal werkende middelen kan door aldesleukine veranderen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, aanwijzingen voor schadelijkheid (toegenomen embryoletaliteit) bij doseringen die toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Er zijn geen nadelige effecten op de zwangerschap of het ongeboren kind gemeld. De ervaring met blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester is echter beperkt.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt tijdens het eerste trimester. Tijdens het 2e en 3e trimester alleen op strikte indicatie gebruiken vanwege relatief weinig gegevens.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Glatirameer gaat waarschijnlijk niet of nauwelijks over in de moedermelk; maternale plasmaspiegels zijn bovendien laag. Als glatirameer toch in de moedermelk terecht komt, wordt het waarschijnlijk afgebroken in de maag van de zuigeling. Nadelige effecten zijn niet gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- performance status van ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group) ≥ 2;
- ECOG performance status van ≥ 1 én ≥ 1 orgaan met metastasen én een periode van minder dan 24 maanden tussen de diagnose van de primaire tumor en aanmelding voor behandeling met aldesleukine;
- metastasen in het centraal zenuwstelsel, met uitzondering van met succes behandelde hersenmetastasen;
- toevallen;
- actieve infectie die antibiotica vereist;
- ernstige cardiovasculaire aandoeningen (ook in de anamnese);
- pO2 < 60 mmHg in rust;
- reeds aanwezige ernstige orgaanstoornissen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Beoordeel vóór de behandeling de X-thorax, ECG (evt. stresstest) en arteriële bloedgassen.
Bepaal vóóraf en regelmatig tijdens de behandeling het volledig bloedbeeld, de vocht– en elektrolytenbalans, bloedglucose en nier- en leverfunctieparameters. Voorzichtig bij leukocyten < 4,0 × 109, trombocyten < 100 × 109/l, hematocriet < 30%, of bij lever- en nierfunctiestoornissen en bij ouderen, vanwege een verhoogde gevoeligheid voor bijwerkingen. Terughoudend geven bij orgaantransplantaties in de anamnese, bij auto-immuunziekten en indien behandeling met corticosteroïden noodzakelijk is. Auto-immuunziekten kunnen optreden of verergeren, mogelijk leidend tot levensbedreigende complicaties. Controle van de schildklierfunctie of andere mogelijke symptomen van auto-immuniteit is aangewezen.
Bij i.v.-toediening dienen intensive care-faciliteiten beschikbaar te zijn. De bloedsomloop, ademhaling en andere orgaanfuncties, inclusief de mentale status en urineproductie, dienen te worden bewaakt. Aldesleukine toediening (met name i.v.) is in verband gebracht met het capillairleksyndroom (CLS), dat gekenmerkt wordt door een verminderde vaattonus en extravasatie van plasma–eiwitten in de extravasculaire ruimten. CLS veroorzaakt hypotensie, tachycardie, verminderde perfusie van organen en (long)oedeem. De symptomen treden binnen 2–12 uur na toediening op. Indien maatregelen zoals toediening van vocht of lage doses dopamine geen effect hebben bij capillaire vaatlekkage, de behandeling met aldesleukine staken.
Aldesleukine kan de vochtafscheiding van sereuze oppervlakken verhogen, behandel bestaande effusies daarom vooraf. Bij een rochelende, versnelde ademhaling of dyspneu de longfuncties bewaken; soms kan intubatie nodig zijn.
Indien lethargie of slaperigheid optreedt de behandeling staken; verdergaande toediening kan leiden tot coma. Verder kan een verandering in de geestesgesteldheid nog enkele dagen voortduren na staken van de therapie.
De glucosehuishouding bij patiënten met diabetes mellitus kan verstoord raken.
De effectiviteit en veiligheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er is geen indicatie bij de primair of secundair progressieve MS.
Controleer bij nierinsufficiëntie tijdens gebruik de nierfunctie. Eventuele glomerulaire afzetting van immuuncomplexen kan niet worden uitgesloten.
Bij aanwezige hartafwijkingen voorzichtig zijn en controleren.
Binnen enkele minuten na toediening kan een injectiereactie met ten minste één van de volgende symptomen optreden: vasodilatatie, pijn op de borst, dyspneu, palpitaties of tachycardie. Deze symptomen zijn meestal voorbijgaand. Bij ernstige bijwerkingen de behandeling direct staken.
Bij ernstige (overgevoeligheids)reacties (zoals bronchospasmen, anafylaxie of urticaria) de behandeling staken.
Concentraties van glatirameer acetaat-reactieve antilichamen zijn 3–4 maanden na het begin van de behandeling maximaal en nemen daarna weer af; er zijn geen aanwijzingen dat deze antilichamen neutraliserend werken of dat ze de werkzaamheid verminderen.
Leverbeschadiging kan binnen dagen tot jaren na het begin van de behandeling optreden, waaronder zeldzame ernstige gevallen (hepatitis met geelzucht, leverfalen). Bijkomende factoren zijn: overmatig alcoholgebruik, een voorgeschiedenis van leverbeschadiging, andere mogelijk hepatotoxische medicatie. Controleer regelmatig op symptomen van leverbeschadiging en adviseer patiënten de symptomen direct te melden. Overweeg bij klinisch significante leverbeschadiging de behandeling te staken.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen en adolescenten, omdat de werkzaamheid en veiligheid bij deze groep niet is vastgesteld; de dosering van 40 mg 3×/week niet gebruiken onder de 18 jaar vanwege onvoldoende informatie. Het gebruik is niet specifiek onderzocht bij ouderen of bij mensen met een verminderde nierfunctie.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met aldesleukine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met glatirameer contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Glycoproteïne, bereid via recombinant DNA-technologie, waarbij gebruik is gemaakt van een genetisch gemanipuleerde Escherichia coli-stam. De biologische activiteit komt overeen met die van humaan interleukine-2, een natuurlijk voorkomend lymfokine. Het is een belangrijke groeifactor voor T-lymfocyten en kan ook de productie en afgifte van andere cytokinen induceren en verschillende typen lymfocyten aanzetten tot activering en proliferatie. Door stimulatie van het immuunsysteem worden tumorcellen vernietigd.
Kinetische gegevens
F | s.c. 31–47%. |
T max | s.c. 2–6 uur. Bij continue i.v.-infusie ca. 11 uur bij een vaste infusiesnelheid en ca. 4,4 uur bij decrescendo toediening. |
Metabolisering | vnl. in de nieren. |
Overig | plasma-eliminatie verloopt bifasisch. |
Eliminatie | Gedeeltelijk, met de urine als metaboliet. |
T 1/2el | i.v. 100–124 min, s.c. 3–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunomodulans. De werking bij MS is niet volledig opgehelderd. Na toediening worden immuunprocessen gemoduleerd via een effect op aangeboren immuuncellen.
Glatirameeracetaat (gem. molair gewicht ligt tussen 5000–9000 Dalton) is het acetaat van synthetische polypeptiden met verschillende molaire fracties. Deze polypeptiden zijn opgebouwd uit 4 aminozuren (L-glutaminezuur, L-alanine, L-tyrosine en L-lysine). Door de complexe samenstelling is het niet mogelijk om specifieke polypeptiden volledig te karakteriseren in termen van aminozuurvolgorde.
Kinetische gegevens
Overig | Snelle absorptie na subcutane injectie. Een groot deel van de dosis wordt al in het subcutane weefsel afgebroken in kleine moleculaire fragmenten en snel geëlimineerd. Bij patiënten zijn geen farmacokinetische studies uitgevoerd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
aldesleukine hoort bij de groep immunostimulantia, overige.
Groepsinformatie
glatirameer hoort bij de groep MS-middelen.
- alemtuzumab (L04AG06) Vergelijk
- cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
- fingolimod (L04AE01) Vergelijk
- interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
- interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
- natalizumab (L04AG03) Vergelijk
- ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
- ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
- ozanimod (L04AE02) Vergelijk
- peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
- ponesimod (L04AE04) Vergelijk
- siponimod (L04AE03) Vergelijk
- teriflunomide (L04AK02) Vergelijk