Samenstelling
Lemtrada XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor oplossing voor infusie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Orencia XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 125 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,4 ml, 0,7 ml, 1 ml, pen 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 mg
Het concentraat bevat na bereiding 25 mg/ml. Bevat 8,625 mg natrium per injectieflacon.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.
(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.
Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab en ofatumumab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.
Alemtuzumab mag alleen ingezet worden bij geselecteerde patiënten in gespecialiseerde centra waar voldoende MS-expertise aanwezig is: bij ernstige, actieve 'relapsing remitting' multiple sclerose, én als zowel patiënt als behandelaar zich vastlegt in een follow-up traject waarin o.a. gedurende minstens vier jaar na de laatste infusie, maandelijkse controles zijn gegarandeerd. Alemtuzumab mag niet voorgeschreven worden bij een eerste relaps.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Abatacept komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Indicaties
Volwassenen met zeer actieve 'relapsing remitting' multiple sclerose (RRMS):
- ondanks een volledige en geschikte behandeling met ten minste één ziektemodificerend middel, of
- bij snel ontwikkelende ernstige RRMS (in 1 jaar minimaal twee invaliderende exacerbaties én met 1 of meer gadolinium-aankleurende laesies op hersen-MRI, of een significante toename van de lading van T2-laesies vergeleken met een eerdere hersen-MRI).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatoïde artritis:
- In combinatie met methotrexaat voor de behandeling van volwassenen met matig-ernstige tot ernstige actieve reumatoïde artritis met onvoldoende respons op eerdere therapie met één of meer 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARDs) inclusief methotrexaat (MTX) of een TNF-α-blokker.
- In combinatie met methotrexaat voor de behandeling van volwassenen met hoog-actieve en progressieve reumatoïde artritis die niet eerder zijn behandeld met methotrexaat.
- Actieve artritis psoriatica bij volwassenen met onvoldoende respons op eerdere DMARD-behandeling, inclusief methotrexaat, en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidlaesies niet is vereist.
- Matige tot ernstige actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) bij kinderen ≥ 2 jaar met inadequate respons op of intolerantie voor andere DMARD’s, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Premedicatie: geef op de eerste 3 dagen van elke kuur direct vooraf aan de infusie medicatie met een corticosteroïd; deze premedicatie bestond in de onderzoeken bij MS uit 1000 mg methylprednisolon. Overweeg verder premedicatie met een analgeticum (paracetamol) en/of een antihistaminicum. Vanaf de eerste dag van elke kuur en gedurende ten minste 1 maand na behandeling is orale profylaxe tegen herpes-infectie aangewezen; in de MS-onderzoeken gebruikte men aciclovir 200 mg 2×/dag.
Alleen toedienen in een ziekenhuis met directe toegang tot intensieve zorg, met specialisten en adequate medische apparatuur voor een tijdige diagnose, beheersing van bijwerkingen, met name myocardischemie en myocardinfarct, cerebrovasculaire bijwerkingen, auto-immuunziekten en infecties. Middelen voor de behandeling van cytokinevrijgavesyndroom, overgevoeligheids- en anafylactische reacties moeten beschikbaar zijn.
Actieve RRMS
Volwassenen
Aanbevolen behandeling: twee behandelkuren via i.v.–infusie 12 mg/dag in ca. 4 uur, indien nodig gevolgd door max. twee extra behandelkuren. Eerste behandelkuur: 12 mg/dag gedurende 5 opeenvolgende dagen; na 12 maanden de tweede behandelkuur van 12 mg/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen. Een vergeten dosis mag niet worden toegediend op dezelfde dag als een volgende geplande dosis. Indien nodig – bij patiënten met MS-ziekteactiviteit, vastgesteld door klinische testen of beeldvormende technieken – max. twee extra behandelkuren overwegen. Derde of vierde behandelkuur: 12 mg/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen ten minste 12 maanden na de voorgaande behandelkuur.
Verleng zo nodig de infusieduur bij aanhoudende acute infusiereacties.
Veiligheidsfollow-up van patiënten is nodig vanaf de eerste behandelkuur tot ten minste 48 maanden na de laatste infusie van de laatste gegeven behandelkuur; zie rubriek Waarschuwing en voorzorgen.
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 60 kg: 500 mg; 60–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
subcutaan: na een oplaaddosis als i.v.-infusie binnen een dag starten met de s.c.-injectie van 125 mg, gevolgd door 125 mg 1× per week. Indien geen i.v.-infusie kan worden gegeven kan ook direct worden gestart met de wekelijkse subcutane injecties. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Een vergeten subcutane dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen indien dit nog binnen 3 dagen na de geplande datum is; daarna het oorspronkelijk schema volgen. Indien de vergeten dosis pas later wordt opgemerkt op basis van medische beoordeling de patiënt adviseren wanneer de volgende dosis te nemen.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Artritis psoriatica
Volwassenen
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 60 kg: 500 mg; 60–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
subcutaan: 125 mg 1× per week, zonder i.v. oplaaddosis. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Een vergeten subcutane dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen indien dit nog binnen 3 dagen na de geplande datum is; daarna het oorspronkelijke schema volgen. Indien de vergeten dosis pas later wordt opgemerkt op basis van medische beoordeling de patiënt adviseren wanneer de volgende dosis te nemen.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen 6–17 jaar
i.v.-infusie: lichaamsgewicht < 75 kg: 10 mg/kg lichaamsgewicht; 75–100 kg: 750 mg; > 100 kg: 1000 mg. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Na 2 en 4 weken herhalen en daarna elke 4 weken. Bij onvoldoende klinische respons binnen 6 maanden, voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Kinderen 2–17 jaar
subcutaan: lichaamsgewicht 10–25 kg: 50 mg 1×/week; 25–50 kg: 87,5 mg 1×/week; ≥ 50 kg: 125 mg 1×/week. Er wordt geen i.v. oplaaddosis gegeven.
Bij switchen van de i.v.- naar de s.c.-toediening: de eerste s.c.-dosis geven op het moment van de eerstvolgende geplande i.v.-dosis.
Ouderen: een dosisaanpassing is niet nodig.
Bij lever- en nierfunctiestoornis: er zijn geen doseringsadviezen wegens het ontbreken van gegevens.
Toedieningsinformatie: direct na aanmaken van het concentraat dit voor infusie verdunnen tot 100 ml met fysiologisch zout. De eindconcentratie mag niet hoger zijn dan 10 mg/ml.
De injectieplaatsen voor de subcutane injectie afwisselen; niet toedienen op plaatsen waar de huid gevoelig, rood, gekneusd of hard is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie, herpesinfectie, leukopenie, lymfopenie, incl. neutropenie, ziekte van Basedow, hyperthyroïdie, hypothyroïdie, hoofdpijn, tachycardie, overmatig blozen, misselijkheid, urticaria, (gegeneraliseerde) huiduitslag, jeuk, koorts, vermoeidheid, rillingen.
Vaak (1-10%): herpes-zoster-infectie, infectie van de ondersteluchtwegen, gastro-enteritis, orale candidiase, vulvovaginale candidiase, influenza, oorinfectie, pneumonie, vaginale infectie, tandinfectie, huidpoliepen, lymfadenopathie, immuungemedieerde trombocytopenische purpura, trombocytopenie, anemie, hematocriet verlaagd, leukocytose, 'cytokine release syndrome', hypersensitiviteit (incl. anafylaxie), autoimmune thyroïditis (incl. subacute thyroïditis), struma, schildklierautoantistoffen-positief, slapeloosheid, angst, depressie, MS-relaps, duizeligheid, hypo-esthesie, paresthesie, tremor, dysgeusie, migraine, conjunctivitis, endocriene oftalmopathie, wazig zien, vertigo, bradycardie, hartkloppingen, hypotensie, hypertensie, dyspneu, hoesten, bloedneus, hik, orofaryngeale pijn, astma, abdominale pijn, braken, diarree, dyspepsie, stomatitis, verhoogd ASAT, verhoogd ALAT, erytheem, ecchymose, alopecia, hyperhidrose, acne, huidlaesie, dermatitis, spierpijn, -zwakte, artralgie, rugpijn, pijn (in extremiteit), spierspasmen, nekpijn, skeletspierpijn, proteïnurie, hematurie, menorragie, onregelmatige menstruatie, pijn op de borst, perifeer oedeem, asthenie, influenza-achtige ziekte, malaise, pijn op infusieplaats, verhoogd creatinine in bloed, kneuzing, ernstige infusiegerelateerde reacties (als hoofdpijn, koorts, uitslag, tachycardie, atriumfibrillatie, misselijkheid, pijn op de borst en hypotensie).
Soms (0,1-1%): onychomycose, huidschimmelinfectie, tonsillitis, acute sinusitis, cellulitis, pneumonitis, tuberculose, infectie met cytomegalievirus, pancytopenie, hemolytische anemie, verworven hemofilie A, sarcoïdose, afgenomen eetlust, hyperesthesie, spanningshoofdpijn, auto-immuunencefalitis, dubbelzien, oorpijn, atriumfibrillatie, keelirritatie, pneumonitis, obstipatie, gastro-oesofageale refluxziekte, gingiva-bloeding, droge mond, dysfagie, gastro-intestinale ziekte, rectaal bloedverlies, cholecystitis (incl. acalculeuze cholecystitis en acute acalculeuze cholecystitis), blaar, gezwollen gezicht, eczeem, vitiligo, skeletspierstijfheid, nierstenen, ketonurie, neuropathieën (incl anti-GBM-ziekte), cervixdysplasie, amenorroe, gewichtsverandering, afname rode bloedcellen, positief op bacteriële test, toename bloedglucose, toename gemiddeld celvolume.
Zelden (0,01-0,1%): hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH), trombotische trombocytopenische purpura (TTP).
Verder zijn gemeld: listeriosis of Listeria-meningitis, Epstein-Barrvirus (EBV)-infectie (waaronder reactivering). Infusiegerelateerde reacties als atriumfibrilleren en anafylaxie. Pericarditis, pericardiale effusie en andere pericardiale voorvallen, zowel als onderdeel van een acute infusiereactie als later optredend. Hemorragische beroerte, cervicocefale arteriële dissectie, myocardischemie, myocardinfarct, alveolaire bloeding zijn meestal gemeld 1–3 dagen na infusie. Autoimmuunhepatitis. (EBV-gerelateerde) hepatitis. Ziekte van Still op volwassen leeftijd (AOSD= adult onset Still's disease).
Bijwerkingen
Aangelegenheden met betrekking tot producten
Beklemd gevoel in de keel | ? |
---|
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
Bronchospasme | Soms |
---|---|
Dyspneu | Soms |
Exacerbatie COPD | Vaak |
Exacerbatie van astma | Soms |
Hoesten | Vaak |
Keelbeklemming | Soms |
Piepen | Soms |
Algemeen en toedieningsplaats
Asthenie | Vaak |
---|---|
Vermoeidheid | Vaak |
Bloed en lymfestelsel
Leukopenie | Soms |
---|---|
Trombocytopenie | Soms |
Bloedvaten
Hematoom | Soms |
---|---|
Hypertensie | Vaak |
Hypotensie | Soms |
Opvlieger | Soms |
Overmatig blozen | Soms |
Vasculitis | Soms |
Hart
Bradycardie | Soms |
---|---|
Hartkloppingen | Soms |
Tachycardie | Soms |
Huid en onderhuid
Acne | Soms |
---|---|
Alopecia | Soms |
Dermatitis | Vaak |
Droge huid | Soms |
Erytheem | Soms |
Hyperhidrose | Soms |
Pruritus | Soms |
Psoriasis | Soms |
Rash | Vaak |
Urticaria | Soms |
Immuunsysteem
Overgevoeligheid | Soms |
---|
Infecties
Bacteriëmie | Zelden |
---|---|
Bekkenontsteking | Zelden |
Bovenste-luchtweginfectie | Zeer vaak |
Bronchitis | Vaak |
Conjunctivitis | Soms |
Griep | Vaak |
Herpes simplex | Vaak |
Herpes zoster | Vaak |
Herpesvirusinfectie | Vaak |
Nasofaryngitis | Zeer vaak |
Onderste-luchtweginfectie | Vaak |
Onychomycose | Soms |
Oorinfectie | Soms |
Orale herpes | Vaak |
Pneumonie | Vaak |
Pyelonefritis | Soms |
Rhinitis | Soms |
Sepsis | Soms |
Sinusitis | Zeer vaak |
Subcutaan abces | Soms |
Tandinfectie | Soms |
Tracheïtis | Zeer vaak |
Tuberculose | Zelden |
Urineweginfectie | Vaak |
Lever en galwegen
Leverfunctie afwijkend | Vaak |
---|
Maagdarmstelsel
Braken | Vaak |
---|---|
Buikpijn | Vaak |
Diarree | Vaak |
Dyspepsie | Vaak |
Gastritis | Soms |
Maag-darminfectie | Zelden |
Mondulceratie | Vaak |
Nausea | Vaak |
Orale aften | Vaak |
Onderzoeken
Gewicht verhoogd | Soms |
---|
Oog
Droog oog | Soms |
---|---|
Gezichtsvermogen afgenomen | Soms |
Psyche
Angst | Soms |
---|---|
Depressie | Soms |
Insomnia | Soms |
Slaapstoornis | Soms |
Skeletspieren en bindweefsel
Artralgie | Soms |
---|---|
Pijn in extremiteit | Soms |
Skeletspierstelselinfectie | Soms |
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
Basaalcelcarcinoom | Soms |
---|---|
Huidpapilloom | Soms |
Longneoplasma maligne | Zelden |
Lymfoom | Zelden |
Plaveiselcelcarcinoom | Zelden |
Voortplantingsstelsel en borst
Amenorroe | Soms |
---|---|
Menorragie | Soms |
Zenuwstelsel
Duizeligheid | Soms |
---|---|
Hoofdpijn | Vaak |
Migraine | Soms |
Paresthesie | Soms |
- Gemeld is dyspneu na subcutane injectie.
- Bij kinderen met pJIA is tevens vaak gemeld: infectie bovenste luchtwegen (waaronder sinusitis, nasofaryngitis en rinitis), otitis media, otitis externa, hematurie, koorts. Een geval van abces in een ledemaat is gemeld bij een patiënt met pJIA gedurende de 20 maanden extensieperiode.
Interacties
Niet gelijktijdig gebruiken met of na anti-neoplastische of andere immunosuppressieve therapie vanwege kans op immuniteitsonderdrukking.
Tijdens en kort na behandeling geen levende virale vaccins toedienen; patiënten ten minste 6 weken vóór de start van de behandeling immuniseren.
Interactie-onderzoek bij MS ontbreekt. In de klinische studies moest 4 weken voor de start van de behandeling eventueel gebruik van interferon-β of glatirameer zijn gestaakt.
Interacties
Combinatie met een TNF-α-blokker geeft een hogere frequentie van algemene en ernstige infecties en wordt daarom afgeraden.
Gelijktijdig toediening van biologische immunosuppressiva of immunomodulerende middelen kan het effect van abatacept op het immuunsysteem versterken.
Levend verzwakte vaccins niet tijdens of gedurende drie maanden na de behandeling met abatacept geven. Vaccinaties met gedode verwekkers of afgeleid antigeen zijn tijdens immunosuppressieve therapie mogelijk minder effectief door een verminderde immuunrespons; het vermogen voor een klinisch significante immuunrespons is niet significant afgeremd. Bij juveniele idiopathische artritis de door de vaccinatierichtlijnen voorgeschreven vaccins alsnog toedienen vóór beginnen van de behandeling met abatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens om de veiligheid van abatacept in combinatie met anakinra of rituximab te beoordelen.
Zwangerschap
Alemtuzumab passeert waarschijnlijk, evenals IgG, de placenta.
Teratogenese: Bij dieren, schadelijk gebleken. Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op zeer strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en ten minste 4 maanden na de kuur.
Zwangerschap
Abatacept passeert de placenta.
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: het kind heeft meer kans op infecties.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vruchtbare vrouwen dienen adequate anticonceptie toe te passen gedurende de behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosering. De NVR-richtlijn Biologicals ontraadt gebruik tijdens de zwangerschap en adviseert 6 maanden vóór de geplande conceptie abatacept te staken. Dien geen levend vaccin toe aan kinderen die in utero zijn blootgesteld aan abatacept, tot 14 weken na de laatste toediening van abatacept aan de moeder tijdens de zwangerschap.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren).
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minsten 4 maanden na de laatste infusie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Bij de mens onbekend.
Advies: Geen borstvoeding geven gedurende de behandeling met abatacept tot en met 14 weken na toediening van de laatste dosering.
Contra-indicaties
- HIV (humaan immunodeficiëntievirus)-infectie;
- een actieve infectie (tot compleet herstel);
- niet onder controle gebrachte hypertensie;
- voorgeschiedenis van dissectie van cervicocefale arteriën;
- voorgeschiedenis van beroerte;
- voorgeschiedenis van myocardinfarct of angina pectoris;
- bekende coagulopathie, bij gebruik van bloedplaatjesaggregatieremmers of anticoagulantia;
- andere auto-immuunziekten naast MS.
Contra-indicaties
Ernstige en onbeheersbare infecties zoals sepsis en opportunistische infecties. De behandeling niet beginnen bij actieve infecties met inbegrip van chronische of lokale infecties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Stel bij patiënten met een actieve infectie de behandeling uit totdat de infectie volledig onder controle is. Onderzoek vóór start van de therapie alle patiënten volgens lokale richtlijnen op zowel actieve als inactieve (latente) tuberculose-infecties. Infecties met cytomegalievirus (CMV) incl. reactivatie van CMV zijn gemeld, meestal binnen 2 maanden na toediening. Ook soms fatale gevallen van Epstein-Barrvirus (EBV)-infectie (waaronder reactivering) zijn gemeld. Screen vrouwelijke patiënten jaarlijkse op het humaan papillomavirus. Overweeg screening voor aanvang van behandeling bij patiënten met veel kans op een HBV- en/of HCV-infectie. Wees voorzichtig bij dragers van het HBV en/of HCV, vanwege de kans op onomkeerbare leverschade door een mogelijke virusreactivatie. Test voor aanvang van de behandeling patiënten die geen waterpokken hebben gehad en die niet zijn gevaccineerd tegen het varicella-zostervirus (VZV), op antilichamen tegen VZV; overweeg VZV-vaccinatie bij antilichaamnegatieve patiënten; stel vervolgens het begin van de behandeling tot 6 weken na de vaccinatie uit. Om de kans op listeriosis (listeria meningitis) te verminderen gedurende 2 weken voor de behandeling tot ten minste 1 maand erna het eten van rauw of ongaar vlees, niet-gepasteuriseerde melkproducten als zachte kazen vermijden. Adviseer patiënten symptomen van een infectie te melden en van pneumonitis, zoals dyspneu, hoest, piepende ademhaling, pijn of beklemd gevoel op de borst en ophoesten van bloed.
PML (progressieve multifocale leuko-encefalopathie) incl. fatale gevallen, is gemeld. Maak voor elke toediening een MRI-scan ter controle op tekenen van PML omdat MRI bevindingen vooraf kunnen gaan aan klinische symptomen. Voer indien nodig verdere evaluatie uit, waaronder testen op JC-virus in hersenvocht en herhaalde neurologische beoordelingen. Wees alert op symptomen van PML (bv. cognitieve, neurologische of psychiatrische symptomen). Adviseer om familieleden en verzorgers te informeren zodat die mogelijke PML-symptomen opmerken, waarvan de patiënt zich niet bewust is. Overweeg bij neurologische symptomen en/of nieuw hersenletsel op de MRI, PML als een differentiaaldiagnose. Na een diagnose van PML, alemtuzumab niet (opnieuw) starten.
Niet gebruiken bij inactieve ziekte of bij patiënten stabiel op de huidige behandeling. Patiënten vooraf informeren over de voordelen en risico's en laten instemmen met een follow-up van ten minste 48 maanden na de laatste infusie van de laatst gegeven behandelkuur.
Wees voorzichtig bij auto-immuunziekten anders dan MS en bij een vooraf bestaande en/of actieve maligniteit.
Veiligheidsfollow-up: voer vóór start van de behandeling en vervolgens eenmaal per maand gedurende ten minste 48 maanden na de laatste infusie, een volledige bloedtelling met differentiële telling uit, een microscopische urineanalyse en serumcreatininespiegel-bepaling. Doe deze testen vervolgens op basis van klinische bevindingen die wijzen op immuungemedieerde trombocytopenische purpura (ITP), verworven hemofilie A of nefropathieën. Start bij klinisch significante wijzigingen ten opzichte van de uitgangswaarde van serumcreatinine, onverklaarde hematurie en/of proteïnurie, onderzoek naar nefropathieën en verwijs onmiddellijk door naar een gespecialiseerde arts. Vroege detectie en behandeling van nefropathieën en van ITP kunnen het risico op een slechte uitkomst verkleinen. De patiënt dient bij symptomen van ITP als snelle vorming van blauwe plekken, petechiën, spontane mucocutane bloeding (bv. bloedneus, haemoptysis), heviger dan normale of onregelmatige menstruele bloeding medische hulp te vragen. ITP kan ook na de laatste infusie ontwikkelen en vereist onmiddellijke behandeling. Haemoptysis kan ook een indicatie zijn voor het Goodpasture-syndroom of verworven hemofilie A. Bij verdenking van ITP een volledige bloedtelling uitvoeren. Gebruik de volledige bloedtelling ook voor controle op cytopenie, waaronder neutropenie.
Na behandeling kunnen patiënten meerdere auto-immuunziekten ontwikkelen, zowel ernstige als levensbedreigende, naast MS; denk aan schildklieraandoeningen, ITP, TTP, nefropathieën, auto-immuunhepatitis en verworven hemofilie A, sarcoïdose. Bij optreden van auto-immuniteit, patiënt ook beoordelen op andere auto-immuungerelateerde aandoeningen. Wees ervan bewust dat auto-immuunziekten mogelijk ook na de controleperiode van 48 maanden kunnen optreden.
Bepaal bij patiënten met symptomen van verworven hemofilie A (anti-factor VIII-antistoffen) het coagulathopathiebeeld, incl. aPTT. Instrueer patiënten over de symptomen van hemofilie, zoals subcutane hematomen, uitgebreide blauwe plekken, hematurie, bloedneus, maag-darmbloeding of een andere bloeding. Adviseer om bij optreden van een van deze symptomen, medische hulp te zoeken.
Auto-immuunencefalitis is gemeld, gekenmerkt door snelle progressie van geheugenstoornissen, veranderde geestelijke toestand of psychiatrische klachten meestal in combinatie met nieuw beginnende focale neurologische afwijkingen en convulsies. Start bij vermoeden van auto-immuunencefalitis onderzoek om de diagnose te bevestigen of uit te sluiten.
Voer een schildklierfunctietest uit vóór aanvang van de behandeling en vervolgens om de 3 maanden tot 48 maanden na de laatste infusie. Doe na deze periode deze test op basis van aanwijzingen voor schildklierdisfunctie of bij zwangerschap.
Auto-immuunhepatitis: controleer de leverfunctie vóór de behandeling en maandelijks tot ten minste 48 maanden na de laatste infusie. Informeer patiënten over het risico op auto-immuunhepatitis, leverschade en verwante symptomen.
Hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) is een levensbedreigend syndroom van pathologische immuunactivering met extreme systemische ontsteking, met als symptomen koorts, hepatomegalie en cytopenieën. Informeer patiënten over de symptomen van HLH en dat het enkele maanden tot 4 jaar na behandeling kan optreden.
Infusiegerelateerde reacties treden vaker op tijdens de eerste kuur dan tijdens de volgende kuren. Premedicatie kan de effecten van infusiegerelateerde reacties verminderen; zie ook de rubriek Dosering. Observeer patiënten tijdens en gedurende ten minste 2 uur na infusie op infusiegerelateerde reacties. Bij ernstige infusiegerelateerde reacties de intraveneuze infusie onmiddellijk staken. Hulpmiddelen voor behandeling van anafylaxie of ernstige reacties moeten beschikbaar zijn.
Ziekte van Still op volwassen leeftijd (AOSD) is gemeld. Deze zeldzame ontstekingsaandoening wordt gekenmerkt door een combinatie van de volgende symptomen: koorts, artritis, huiduitslag en leukocytose bij afwezigheid van infecties, maligniteiten en andere reumatische aandoeningen. Overweeg onderbreken of stoppen van de behandeling bij optreden van deze combinatie van symptomen als er geen alternatieve oorzaak voor is.
Informeer patiënten over tekenen en de tijd tot aanvang van de voorvallen van andere ernstige bijwerkingen die meestal 1–3 dagen na de infusie optraden, maar soms ook later kunnen optreden: hemorragische beroerte (gemeld ook bij patiënten < 50 jaar en zonder voorgeschiedenis van hypertensie of bloedingsstoornissen), myocardinfarct, -ischemie (ook gemeld bij < 40 jaar en zonder cardiovasculaire risicofactoren), cervicocefale arteriële dissectie, pulmonale alveolaire bloeding.
Controleer vitale functies, incl. hartslag en bloeddruk, vóór en tijdens de infusie. Stop de infusie bij ernstige bijwerkingen of bij symptomen die wijzen op ontwikkeling van een ernstige bijwerking (myocardischemie, hemorragische beroerte, cervicocefale arteriële dissectie, pulmonale alveolaire bloeding).
Pneumonitis treedt meestal de eerste maand na behandeling op; adviseer patiënten om symptomen waaronder dyspneu, hoest, piepende ademhaling, pijn of beklemd gevoel op de borst en hemoptoë te melden.
Acute acalculeuze cholecystitis, een aandoening die gepaard kan gaan met hoge morbiditeit en mortaliteit, is gemeld binnen 24 uur tot 2 maanden na de infusie met alemtuzumab. Bij vermoeden van acute acalculeuze cholecystitis (met symptomen buikpijn koorts, misselijkheid en braken) evalueer en behandel onmiddellijk.
Er zijn geen onderzoeksgegevens bij patiënten ouder dan 61 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) en bij mensen met een lever- en nierfunctiestoornis is niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
(Reacivatie van) Infecties: wees door de verminderde afweer voorzichtig bij ouderen, bij een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende ziekten die een predispositie kunnen vormen voor infecties. Bij ouderen (> 65 j.) komen ernstige infecties vaker voor. Bij COPD zijn met abatacept ernstige bijwerkingen gezien, waaronder COPD-exacerbaties. Voorafgaand aan behandeling controleren op latente tuberculose en virale hepatitis. Bij overzetten van een TNF-α-blokker op abatacept controleren op tekenen van infecties. Bij optreden van een ernstige infectie de behandeling staken.
Maligniteiten: de mogelijkheid bestaat dat de afweer tegen maligniteiten wordt aangetast. De mogelijke rol van abatacept op de ontwikkeling van maligniteiten is onbekend. Patiënten – in het bijzonder bij risicofactoren voor huidkanker – regelmatig controleren op aanwezigheid van niet-melanotische huidkanker.
PML: controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Bij ernstige allergische of anafylactische reacties de behandeling permanent staken.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden rekening houden met verminderde gezichtsscherpte en duizeligheid.
Klinische testen: een test voor bloedglucose die glucosedehydrogenase pyrroloquinolinequinone (GDH-PQQ) bevat, niet gebruiken.
Kinderen : intraveneus gebruik bij leeftijd < 6 jaar of subcutaan bij < 2 jaar is af te raden vanwege het ontbreken van gegevens over de veiligheid en werkzaamheid.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met alemtuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gehumaniseerd IgG1-κ monoklonaal antilichaam dat specifiek gericht is tegen 21–28 kD oppervlakteglycoproteïne CD52, dat in hoge concentratie voorkomt op B-lymfocyten en T-lymfocyten en in lagere concentratie op natural killer-cellen, monocyten en macrofagen. Door binding van alemtuzumab aan CD52 ontstaat lysis van lymfocyten via complement-fixatie en antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit. Het werkingsmechanisme bij MS, is nog niet geheel verklaard; immunomodulerende effecten via depletie en repopulatie van lymfocyten spelen waarschijnlijk een rol. Na elke behandelkuur is er depletie van circulerende T- en B-lymfocyten (laagste waarden die na 1 maand), waarna door repopulatie van lymfocyten de B-cellen meestal binnen 6 maanden zijn aangevuld, maar het aantal CD3+- en CD4+ -lymfocyten 12 maanden na behandeling nog niet terug op de referentiewaarde is. Bij circa 40% van de patiënten bereikte het totaal aantal lymfocyten 6 maanden na elke behandelkuur de ondergrens van de normaalwaarde (LLN); bij circa 80% 12 maanden na elke kuur.
Kinetische gegevens
T max | dag 5 (eerste kuur); dag 3 (tweede kuur). |
Metabolisering | afbraak tot kleine peptiden en afzonderlijke aminozuren door proteolytische enzymen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Abatacept is een humaan fusie-eiwit geproduceerd met recombinant-DNA-techniek. Voor activatie van T-lymfocyten zijn twee signalen van antigeenpresenterende cellen nodig: herkenning van een specifiek antigeen door een T-cel receptor en een co-stimulatiesignaal. Een belangrijke co-stimulatie is de binding van CD80- en CD86-moleculen op het oppervlak van antigeenpresenterende cellen aan de CD28-receptor op de T-lymfocyt. Abatacept remt deze co-stimulatie door selectieve binding aan CD80- en CD86. Door verminderde activatie van T-lymfocyten wordt de antigeenspecifieke immuunrespons van deze cellen geremd.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 79%. |
V d | 0,11 l/kg. |
T 1/2el | ca. 14 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
alemtuzumab hoort bij de groep MS-middelen.
- cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
- fingolimod (L04AE01) Vergelijk
- glatirameer (L03AX13) Vergelijk
- interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
- interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
- natalizumab (L04AG03) Vergelijk
- ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
- ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
- ozanimod (L04AE02) Vergelijk
- peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
- ponesimod (L04AE04) Vergelijk
- siponimod (L04AE03) Vergelijk
- teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
Groepsinformatie
abatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk