Samenstelling
Amikacine (als sulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 250 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml
Bevat tevens: natriummetabisulfiet.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Garacol (als sulfaat) XGVS SERB SA
- Toedieningsvorm
- Implantatiespons
- Sterkte
- 32,5 mg
Bevat per implantatiespons van 5×5 cm: gentamicine 32,5 mg. De implantatiespons bevat paardencollageen als draagsubstantie.
- Toedieningsvorm
- Implantatiespons
- Sterkte
- 130 mg
Bevat per implantatiespons van 10×10 cm: gentamicine 130 mg. De implantatiespons bevat paardencollageen als draagsubstantie.
Septopal (als sulfaat) XGVS Zimmer Biomet Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Kraal
- Sterkte
- 4,5 mg
- Verpakkingsvorm
- ketting met 60 kralen
Bevat per kraal: 4,5 mg gentamicine en 20 mg zirkoniumdioxide als röntgencontrastmiddel. De kralen zijn met soepel polyfil staalband geregen tot ketting.
- Toedieningsvorm
- Ovale minikraal
- Sterkte
- 1,7 mg
- Verpakkingsvorm
- miniketting met 20 kralen
Bevat per ovale minikraal: 1,7 mg gentamicine en 3,9 mg zirkoniumdioxide als röntgencontrastmiddel. De kralen zijn met soepel polyfil staalband geregen tot (mini)ketting.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De toepassing van intraveneus amikacine is beperkt tot de kliniek.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Intraveneus amikacine komt pas voor behandeling van een ernstige urineweginfectie of pneumonie (CAP) in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Zie hiervoor urineweginfecties en community-acquired pneumonie. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Offlabel: Tuberculose-infectie: Intraveneus amikacine wordt aanbevolen als onderdeel van een behandelschema bij rifampicine-resistente of multidrug-resistente tuberculose bij volwassenen. Bij kinderen met een mild ziektebeeld bestaat er geen positieve balans tussen de effectiviteit en bijwerkingen en wordt amikacine daarom ontraden. Bij kinderen met additionele resistentie voor fluorochinolonen, kan i.v. amikacine wel worden toegepast. Starten van i.v. amikacine is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
Advies
De toepassing van gentamicine-implantatiesponzen of -kralen is beperkt tot de kliniek.
Indicaties
- Kortdurende behandeling (7–10 dagen) van ernstige infecties, veroorzaakt door voor amikacine gevoelige Gram-negatieve micro-organismen, vooral indien deze resistent zijn tegen andere aminoglycosiden. Zie voor voldoende spiegels in diverse weefsels de rubriek Eigenschappen onder Kinetische gegevens. (De intrathecale toediening is hierbij niet geregistreerd.)
- Offlabel: Multiresistente tuberculose (MDR-tbc).
Gerelateerde informatie
Indicaties
Implantatiekralen bij botinfecties zoals:
- posttraumatische en postoperatieve osteomyelitis;
- geïnfecteerde: endoprothese, osteosynthese of pseudo-artrose.
- Verder:
- als profylaxe in combinatie met andere antibiotica;
- is de miniketting te gebruiken, als door anatomische verhoudingen het aanbrengen van de grote kralenketting niet mogelijk is (bv. kaak-, handchirurgie).
Implantatiespons als adjuvante behandeling:
- van residuele (vermoede) infecties van het bot: osteomyelitis en osteïtis.
- Verder:
- als profylaxe van lokale infecties na rectumamputatie of excisie van sinus pilonidalis;
- een aanbeveling om tevens geschikte systemische antibiotica toe te dienen.
Doseringen
De opgegeven parenterale doseringen zijn afkomstig van de werkgroep TDM-monografieën (Amikacine) van de Commissie Analyse en Toxicologie van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA, maart 2017). De dosering ná de startdosis dient te geschieden op geleide van spiegels. ’s Avonds doseren geeft meer kans op nefrotoxiciteit.
Streefwaarde bloedspiegel bij dosering 1×/dag:
- volwassenen: topspiegel 45–60 mg/l (bij tuberculose 20–25 mg/l), dalspiegel < 5 mg/liter;
- kinderen (incl. neonaten): topspiegel 15–30 mg/l (idem bij tuberculose; in geval van luchtweginfecties 20–30 mg/l), dalspiegel < 5 mg/liter.
Ongecompliceerde infecties door micro-organismen die gevoelig zijn voor amikacine behoren binnen 24–48 uur te reageren. Indien binnen 3–5 dagen geen respons optreedt, dan een andere therapie overwegen. Bij nierinsufficiëntie kan de concentratie amikacine in de urine te laag zijn om effectief te zijn bij urineweginfecties.
Infecties
Volwassenen
I.v. per infuus: Startdosis: 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Daarna doseren op geleide van de bloedspiegel. Max. 1,5 g/dag.
Offlabel-gebruik: intrathecale toediening: 12 mg 1×/dag.
Kinderen < 18 jaar
I.v. per infuus: Startdosis: 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur (incl. bij neonaten en bij prematuren > 30 weken); bij kinderen met cystische fibrose 20–30 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur; bij prematuren < 30 weken 15–20 mg/kg lichaamsgewicht 1×/36 uur. Daarna doseren op geleide van de bloedspiegel. Max. 1,5 g/dag.
Offlabel-gebruik: intrathecale toediening: 3–12 mg 1×/dag.
Offlabel: Multiresistente tuberculose (MDR-tbc)
Volwassenen
I.v.: Startdosis: 7,5–15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Daarna doseren op geleide van de bloedspiegel en de gevoeligheid van Mycobacterium tuberculosis. In de late fase van de behandeling 3–5×/week doseren in plaats van 1×/dag. Max. 1 g/dag. Omdat de behandeling van tuberculose langdurig is, neemt vooral de kans op ototoxiciteit toe.
Verminderde nierfunctie/dialyse
- Creatinineklaring < 80 ml/min: gebruik de normale dosering en pas het toedieningsinterval aan op geleide van de dalspiegel.
- Conventionele hemodialyse: gebruik de normale dosering, dien toe ná de dialyse, en pas het toedieningsinterval aan op geleide van de dalspiegel (de streefspiegel is hetzelfde als bovenin deze rubriek beschreven is).
- CAVH(D), CVVH(D), CAPD: gebruik de normale dosering en pas het toedieningsinterval aan op geleide van de dalspiegel. Bij CAPD peritonitis (i.p., intermitterend): 25 mg/l dialysevloeistof als oplaaddosis, daarna 12 mg/l dialysevloeistof.
- Te hoge dalspiegel: bij een te hoge dalspiegel kan het doseerinterval verlengd worden naar 36 of 48 uur. Indien een benodigd doseerinterval van langer dan 48 uur wordt berekend, heroverweeg dan de indicatie voor de toediening van een aminoglycoside.
Behandelduur: bij infecties anders dan MDR-tbc bij voorkeur beperken tot 7–10 dagen, de veiligheid van behandeling > 14 dagen is niet voldoende vastgesteld. Nefrotoxiciteit treedt veelal 10-14 dagen na start van een eenmaaldaagse therapie op, maar is in tegenstelling tot ototoxiciteit, meestal reversibel. Zie voor meer informatie hierover rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening
- De inlooptijd van de infusie moet 30–60 min bedragen, en bij zuigelingen 1–2 uur.
- Aminoglycosiden mogen in een oplossing (bv. in een infuus), niet met andere antibiotica (m.n. β-lactamantibiotica zoals penicillinen) worden vermengd, omdat inactivering van het aminoglycoside kan optreden.
Doseringen
Osteomyelitis, geïnfecteerde: endoprothese, osteosynthese en pseudo-artrose
Lokaal: implantatiekralen: na operatief verwijderen van het geïnfecteerde bot– of bindweefsel 10–90 kralen om het botdefect volledig op te vullen; implanteer zo nodig meer kralenkettingen. In het algemeen de grote kralenketting binnen 7–10 dagen na operatie verwijderen (max. 14 dagen), de miniketting binnen 5–7 dagen (max. 7 dagen). Geleidelijke verwijdering is mogelijk door de ketting met 1–2 kralen per dag in te korten vanaf dag 2 (miniketting) of dag 3 (grote ketting). Bij de implantatie rekening houden met de – voor de latere verwijdering vereiste – trekrichting en de laatste kraal boven het huidniveau laten uitsteken. Let er op dat bij het wegtrekken van de ketting de kralen niet losraken van de draad of de draad zelf afbreekt; achterblijvende kralen moeten in principe alsnog worden verwijderd. In uitzonderlijke gevallen (bij operatieve implantaties) kan vóór een autologe bottransplantatie de grote ketting langer op locatie gehouden worden en na 1–3 maanden operatief worden verwijderd.
Adjuvans bij osteomyelitis en osteïtis
Lokaal: implantatiespons: na heelkundig debridement van de infectiehaard gewoonlijk één implantatiespons van 130 mg of één van 32,5 mg in de wondholte plaatsen, max. 5 sponzen van 130 mg of max. 20 sponzen van 32,5 mg (dus max. 650 mg gentamicine). Bij gebruik van meer dan één implantatiespons een overloopdrain plaatsen. De spons kan vlak worden aangebracht, opgerold of opgevouwen (en los samengeduwd) in de wondholte en vermengd met spongiosa voor implantatie in een botholte. De spons wordt geabsorbeerd en is biologisch afbreekbaar. De spons niet van tevoren nat maken, omdat dit kan leiden tot verlies van effectiviteit door voortijdig uitwassen van het wateroplosbare gentamicinesulfaat.
Preventie van lokale infecties na rectumamputatie of excisie van sinus pilonidalis
Lokaal: implantatiespons: na heelkundig debridement van de infectiehaard gewoonlijk één implantatiespons van 130 mg of 4 van 32,5 mg in de wondholte plaatsen, max. 3 sponzen van 130 mg of max. 12 sponzen van 32,5 mg (dus max. 390 mg gentamicine). Bij gebruik van meer dan één implantatiespons een overloopdrain plaatsen. De spons kan vlak worden aangebracht, opgerold of opgevouwen (en los samengeduwd) in de wondholte en vermengd met spongiosa voor implantatie in een botholte. De spons wordt geabsorbeerd en is biologisch afbreekbaar. De spons niet van tevoren nat maken, omdat dit kan leiden tot verlies van effectiviteit door voortijdig uitwassen van het wateroplosbare gentamicinesulfaat.
Bijwerkingen
Alle aminoglycosiden kunnen ototoxiciteit, vestibulaire en renale toxiciteit en neuromusculaire blokkade veroorzaken, vooral bij bestaande of doorgemaakte nierfunctiestoornis óf bij hoge doses of langdurig gebruik bij normale nierfunctie.
- De ototoxiciteit omvat door toxiciteit op nervus VIII met name gehoorschade (irreversibel) maar ook vestibulaire stoornissen. De doofheid begint met het niet horen van hoge frequenties. Ook oorsuizen kan een aanwijzing zijn.
- Nefrotoxiciteit uit zich in oligurie, verhoging van de serumcreatinine, uremie, albuminurie en het in de urine voorkomen van erytrocyten, leukocyten en sedimentcilinders. De nefrotoxiciteit is gewoonlijk reversibel na staken van de therapie.
- Neuromusculaire blokkade komt tot uiting in spierzwakte of onderdrukking van de ademhaling.
Allergische reacties op de hulpstof natriummetabisulfiet (vooral bij astmapatiënten) zijn mogelijk zoals bronchospasmen en soms anafylactische shock.
Verder zijn gemeld: hypotensie, koorts, hoofdpijn, misselijkheid en braken, paresthesie, tremor, gewrichtspijn, anemie, eosinofilie, huiduitslag.
Bijwerkingen
Bij gebruik van de spons of de ketting is er minder kans op systemische bijwerkingen dan bij gebruik van de injecties, tenzij er sprake is van verminderde nierfunctie of van een andere nieraandoening.
Lokaal: roodheid, contacteczeem, jeuk en toename van de wondsecretie kunnen voorkomen als gevolg van absorptie van het in de spons voorkomende collageen. Overgevoeligheid voor de bestanddelen van de staaldraad kan bij gebruik van de kralenketting lokale huidirritatie geven.
Systemisch: mogelijk zijn:
- Neurotoxiciteit: een beschadiging van zowel de vestibulaire als de auditieve tak van de achtste hersenzenuw met (draai)duizeligheid, oorsuizen en doofheid, vooral bij nierinsufficiëntie en bij langdurige behandeling met hogere doseringen gentamicine. Tevens zijn paresthesieën gemeld, gevoelloosheid, spierkrampen, een gedaalde bewustzijnsgraad en convulsies.
- Nefrotoxiciteit: blijkt uit oligurie, een stijging van het serumcreatininegehalte, het serumureumgehalte, de NPN-waarde en uit de aanwezigheid van cilinders, cellen (epitheel, rode en/of witte bloedcellen) of eiwit in de urine.
- Overgevoeligheidsreacties: anafylactische reactie (incl. shock), huiduitslag, erytheem, urticaria, jeuk.
Verder zijn gemeld: hoofdpijn. Afwijkend aantal reticulocyten, voorbijgaande granulocytopenie. Verhoogde waarden van serumbilirubine en serumtransaminasen.
Interacties
Vermijd gelijktijdige en/of achtereenvolgende systemische, orale of lokale toediening van andere neurotoxische, nefrotoxische en ototoxische geneesmiddelen, zoals amfotericine B, sommige cefalosporinen, colistine, foscarnet, ganciclovir, pentamidine, polymyxine B, vancomycine, sterk werkende diuretica (bv. furosemide), ciclosporine, cisplatine en aldesleukine.
Amikacine verlengt de neuromusculaire blokkade bij patiënten aan wie anesthetica en/of neuromusculair blokkerende stoffen (zoals suxamethonium, atracurium, rocuronium) worden toegediend en bij patiënten die ingrijpende transfusies met door citraat onstolbaar gemaakt bloed krijgen.
Interacties
Alhoewel de systemische blootstelling aan gentamicine bij gebruik van de kralen of de spons doorgaans laag is, toch rekening houden met de volgende interacties, vooral als er tevens sprake is van een verminderde nierfunctie of een andere nieraandoening. De kans op nefro-, neuro- en/of ototoxiciteit neemt toe bij gelijktijdig of aaneensluitend gebruik van systemische/andere aminoglycosiden, en van ciclosporine, cisplatine, amfotericine B, colistine, polymyxine B, sommige cefalosporinen, vancomycine en sterk werkende diuretica zoals furosemide.
Bij gelijktijdig gebruik met neuromusculair werkende spierrelaxantia (zoals atracurium, suxamethonium en rocuronium), anesthetica of massale transfusies van met citraat ontstold bloed, rekening houden met een (verlengde) neuromusculaire blokkade en ademhalingsverlamming; indien dit gebeurt de blokkade antagoneren met een calciumzout (bv. calciumgluconaat).
Combinatie met bacteriostatische geneesmiddelen vermindert de werking van gentamicine.
Gelijktijdig lokaal gebruik van β-lactamantibiotica en de implantatiespons kan resulteren in wederzijdse inactivering.
Zwangerschap
Amikacine passeert de placenta. De maximale foetale serumconcentratie is ca. 16% van de maximale serumconcentratie van de moeder.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene afwijkingen.
Farmacologisch effect: Aminoglycosiden hebben in hoge doseringen oto- en nefrotoxische effecten. Er zijn meldingen van volledige, irreversibele, bilaterale congenitale doofheid bij kinderen van wie de moeder de aminoglycoside streptomycine kreeg tijdens de zwangerschap. Ook bij gebruik van de aminoglycoside kanamycine is ototoxiciteit gemeld. Bij gebruik van systemisch gentamicine is beschadiging van de foetale nieren gemeld.
Advies: Alleen op zeer dringende indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Gentamicine passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij systemisch gebruik van andere aminoglycosiden is gehoorschade gemeld. Gentamicine accumuleert in de foetale nier; er zijn aanwijzingen dat gentamicine de foetale nieren kan beschadigen. De systemische blootstelling aan gentamicine bij de lokale toepassing van de kralen of spons is echter minimaal; waarschijnlijk te laag om effecten bij de foetus te veroorzaken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: De ervaring met intraveneus amikacine tijdens de borstvoeding is beperkt. Aminoglycosiden worden waarschijnlijk nauwelijks uit het maag-darmkanaal van de zuigeling opgenomen, bij jonge zuigelingen en prematuren is er mogelijk wel opname in het lichaam, doordat de darmwand minder goed ontwikkeld is. Bij prematuren en jonge zuigelingen kan daarnaast mogelijk stapeling optreden doordat het middel langzamer wordt verwijderd uit het lichaam, hierdoor kan nefro- of ototoxiciteit niet worden uitgesloten. Ook kan in theorie de darmflora worden verstoord, dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Tijdens de borstvoeding van neonaten aminoglycosiden alleen op strikte indicatie toepassen. Bij de wat oudere zuigeling is de verwachting dat de opname uit het maag-darmkanaal gering is; in dat geval kan de borstvoeding daarom waarschijnlijk veilig worden voortgezet.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Prematuren en neonaten hebben een verhoogde darmdoorlaatbaarheid; toxische effecten zijn theoretisch niet uitgesloten evenals verstoring van de darmflora, die kan leiden tot diarree of kolonisatie met gisten of schimmels. De systemische blootstelling aan gentamicine bij gebruik van de kralen of spons is echter laag.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor aminoglycosiden of voor sulfiet (cave astma-patiënten).
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor aminoglycosiden of collageen (implantatiespons).
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.
Controleer vóór en dagelijks tijdens de therapie de nierfunctie (serumcreatinine, -ureum) en urine (op soortelijk gewicht, proteïnurie, aanwezigheid van cellen of cilinders). Wees uiterst voorzichtig bij gestoorde nierfunctie, dehydratie, hypovolemie, prematuren, neonaten, hoge leeftijd, nervus VIII-beschadiging en stoornissen van skeletspieren zoals myasthenia gravis en parkinsonisme. Let op! Bij latente nier- of nervus VIII-beschadiging door een eerdere behandeling met een nefro- of ototoxisch geneesmiddel, amikacine alleen op zeer dringende, strikte indicatie gebruiken. Om oto- en nefrotoxische bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen, de behandelduur zo kort mogelijk houden; bovendien voor voldoende vochtopname zorgen.
De ototoxiciteit kan dagen tot weken na staken manifest worden; vestibulaire stoornissen zijn minder ernstig en worden grotendeels gecompenseerd. De ototoxiciteit veroorzaakt door aminoglycosiden (zoals amikacine) is gewoonlijk irreversibel. Het verdient daarom aanbeveling vóór, tijdens en 4–6 weken ná de behandeling audiometrische controle te verrichten; indien gehoorafname van hoge frequenties wordt vastgesteld of (draai)duizeligheid, oorsuizen of subjectief gehoorverlies optreedt, de toediening staken of de dosering aanpassen. De kans op gehoorschade neemt toe bij overschrijden van maximumdoses en van aanbevolen dal- en topspiegels, bij eerder of gelijktijdig gebruik van ototoxische middelen en bij een verminderde nierfunctie. Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, in het bijzonder de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen, lopen een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. In geval van een familiaire voorgeschiedenis van aminoglycoside-geïnduceerde doofheid of bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen een andere behandeling als alternatief voor aminoglycosiden overwegen.
De nefrotoxiciteit uit zich in schade aan de proximale tubuli; bij symptomen hiervan de dosering aanpassen of de toediening staken. De nierfunctie herstelt zich meestal geleidelijk na staken van de therapie (evt. ondersteunen met hemodialyse). Risicofactoren voor ernstige, eventueel acute nierinsufficiëntie zijn dehydratie, hypovolemie, hoge leeftijd, pre-existente nierinsufficiëntie, overschrijden van maximale (dag)doses en van dal- en topspiegels of behandelduur en eerder of gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische middelen.
Aminoglycosiden worden snel en vrijwel volledig geabsorbeerd na lokale toediening tijdens operatieve ingrepen, behalve vanuit de blaas; na irrigatie (offlabel-toepassing) van zowel kleine als grote oppervlakken met oplossingen die een aminoglycoside bevatten, zijn irreversibele doofheid, nierfunctiestoornissen en overlijden door neuromusculaire blokkade gemeld. Na intravitreale toediening (offlabel-toepassing) is macula-infarcering gemeld, soms leidend tot permanent verlies van het gezichtsvermogen.
De veiligheid van een behandeling langer dan 14 dagen is, ook in relatie tot oto- en nefrotoxiciteit, niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Natriummetabisulfiet, in de injectievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven (vooral astmapatiënten zijn hiervoor gevoelig), variërend van lichte astmatische aanvallen tot soms fatale anafylactische shock. Er bestaat geen specifiek antidotum voor sulfietovergevoeligheid. Indien noodzakelijk symptomatisch behandelen, richt daarbij met name op bronchodilatatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.
Nierfunctie: Ondanks de doorgaans lage serumconcentraties bij gebruik van de kralen of de spons, bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie de voordelen van de behandeling zorgvuldig afwegen tegen de nadelen. Houdt de nierfunctie nauwlettend in de gaten en meet de serumconcentratie van gentamicine. Gelijktijdig gebruik van systemische aminoglycosiden en de spons of kralen vermijden, indien dit toch noodzakelijk is, dan uitsluitend onder goede controle van de serumspiegels en nierfunctie.
Wees voorzichtig bij neuromusculaire aandoeningen zoals myasthenia gravis of parkinsonisme, omdat aminoglycosiden de spierzwakte theoretisch kunnen verergeren door hun potentiële curare-achtige effecten op de neuromusculaire junctie.
Hoewel bijwerkingen op de vestibulaire en auditieve takken van de achtste hersenzenuw eerder optreden bij systemisch gebruik en bij een pre-existente verminderde nierfunctie, toch rekening houden met de mogelijkheid ervan. Beschadiging van de evenwichtsorganen kan, zoals met andere aminoglycosiden, irreversibel zijn.
Wees bij gebruik van de spons vanwege de aanwezigheid van dierlijk collageen voorzichtig bij immuun- en/of bindweefselziekten zoals lupus erythematodes, sclerodermie en chronische polyarthritis.
Een langere verblijfsduur van de kralenketting bevordert de fixatie van de ketting aan bindweefsel en maakt het eruit trekken van de ketting moeilijker en pijnlijker.
Bij optreden van lokale overgevoeligheidsreacties bij gebruik van de spons of kralen de behandeling staken.
De veiligheid van de (mini)ketting en de spons bij kinderen is niet beoordeeld.
Kettingen/kralen die na een operatie overblijven, afvoeren.
Eigenschappen
Amikacine is een semisynthetisch aminoglycoside met een sterk bactericide werking tegen een breed spectrum van aerobe Gram-negatieve en enige Gram-positieve micro-organismen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Gram-positief: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis), Staphylococcus aureus (incl. meticilline-resistente stammen; 'MRSA'), Streptococcus agalactiae, Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes.
- Gram-negatief: Acinetobacter spp., Citrobacter freundii, Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae, Proteus spp. (indool-positief en -negatief), Providencia spp., Pseudomonas spp., Serratia marcescens en Shigella spp.
- Overig: Mycobacterium tuberculosis.
Anaeroben zijn doorgaans ongevoelig.
Vele stammen van bacteriën die resistent zijn geworden tegen andere aminoglycosiden zijn (in vitro) gevoelig voor amikacine, omdat het niet wordt omgezet door de meeste enzymen die andere aminoglycosiden wél kunnen inactiveren. Bij resistentie veroorzaakt door afgenomen cellulaire opname is de kruisresistentie met andere aminoglycosiden wel volledig.
In combinatie met een β-lactamantibioticum kan synergisme optreden.
Aminoglycosiden zijn minder werkzaam in een zuur milieu (bv. aangezuurde urine, wondinfecties met veel pusvorming, intra-abdominale abcessen).
Kinetische gegevens
T max | i.m. ca. 1 uur. |
V d | ca. 0,2–0,5 l/kg. |
Overig | Therapeutische spiegels worden aangetroffen in bot, hart, galblaas, gal, longweefsel, bronchiaalsecreet, sputum, interstitiële vloeistof, pleura-, amnion- en synoviaal vocht en zeer hoge concentraties in urine. Penetratie in de liquor: gering (10–20% van de serumconcentratie), bij ontstoken hersenvliezen tot 50% van de serumconcentratie. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | met de urine voornamelijk via glomerulaire filtratie, 94–98% onveranderd binnen 24 uur. |
T 1/2el | 2–4 uur bij normale nierfunctie, bij een verminderde nierfunctie neemt de excretie af en de halfwaardetijd toe; bij terminaal nierfalen tot 70 uur. Bij voldragen neonaten 3,7–7 uur en langer bij een laag geboortegewicht (< 3000 g). Bij prematuren 7–8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gentamicine is een aminoglycoside met een sterk bactericide werking. Het remt de eiwitsynthese in bacteriën door binding aan de 30S-subunit van het ribosoom.
De implantatiespons wordt geabsorbeerd (is biologisch afbreekbaar).
Gentamicine is werkzaam tegen een groot aantal Gram-negatieve en Gram-positieve bacteriën.
Doorgaans gevoelig voor gentamicine zijn: Staphylococcus spp. incl. Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Staphylococcus aureus (excl. meticilline–gevoelig), Staphylococcus epidermidis, Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Pseudomonas aeruginosa, sommige species van Proteus zoals Proteus mirabilis (indol–negatief) en Proteus vulgaris (indol–positief), Salmonella enterica, Serratia spp. en Shigella spp.
Ongevoelig zijn species van: Enterococcus, Streptococcus (de meeste zijn resistent), Bacteroides en Clostridium.
Kinetische gegevens
Overig | Uit de implantatiekralen komt gentamicine geleidelijk vrij en worden gewoonlijk alleen lokaal hoge concentraties bereikt. De hoogte van de lokale concentraties is afhankelijk van het aantal geïmplanteerde kralen, de verblijftijd van de kralen en de hoeveelheid geproduceerd wondvocht. Bij de implantatiespons worden na 1–2 uur hoge lokale concentraties bereikt. De afgifte van gentamicine is afhankelijk van de wijze van implanteren en locatie van de spons: de lokale piekconcentraties zijn hoger bij gebruik in weke delen dan in bot. De concentraties in het exsudaat blijven hoog gedurende ca. 3 dagen na de operatie. De plasmaconcentraties zijn bij gebruik van de kralen laag (< 0,5 mg/l); bij gebruik van de spons kunnen hogere plasmaconcentraties voorkomen. Gentamicine passeert de bloed-hersenbarrière en peritoneale membraan. |
Metabolisering | systemisch opgenomen gentamicine wordt gedeeltelijk metabool geïnactiveerd door conjugatie. |
Eliminatie | vnl. via de nieren door glomerulaire filtratie, 30–100% onveranderd binnen 24 uur. Hemodialyse kan de plasmaconcentratie van gentamicine verlagen. |
T 1/2el | van parenteraal toegediend gentamicine: 2–3 uur (bij volwassenen). Bij ernstige nierfunctiestoornissen aanzienlijk langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
amikacine (intraveneus) hoort bij de groep aminoglycosiden.
Groepsinformatie
gentamicine (implantatie) hoort bij de groep aminoglycosiden.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- community-acquired pneumonie (CAP)
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)