Samenstelling
Atomoxetine (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 10 mg, 18 mg, 25 mg, 40 mg, 60 mg, 80 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Wakix (als hydrochloride) Aanvullende monitoring Bioprojet Pharma
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 4,5 mg, 18 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De behandeling van ADHD bij kinderen bestaat uit niet-medicamenteuze maatregelen zoals voorlichting, opvoedingsadviezen en, indien gewenst, opvoedingsondersteuning. Bij duidelijke beperkingen in het functioneren is daarnaast gedragstherapeutische behandeling aangewezen. Als niet-medicamenteuze behandeling onvoldoende verbetering oplevert kan ter ondersteuning medicatie worden overwogen. Methylfenidaat is dan eerste keus. Bij onvoldoende effect of hinderlijke bijwerkingen komt atomoxetine of dexamfetamine in aanmerking.
Advies
Bij narcolepsie waarbij slaperigheid overdag op de voorgrond staat worden pitolisant, modafinil en solriamfetol geadviseerd. Deze geneesmiddelen hebben verschillende werkingsmechanismen. Wanneer kataplexie op de voorgrond staat is natriumoxybaat de eerste keuze. Pitolisant is zowel werkzaam op de slaperigheid overdag als op de kataplexie en kan dus ook worden voorgeschreven bij kataplexie. Natriumoxybaat heeft ook een positieve invloed op de nachtelijke slaap. De keuze voor de best passende therapie voor de individuele patiënt, is aan de arts.
Pitolisant komt niet in aanmerking bij de behandeling van overmatige slaperigheid overdag (EDS) van volwassen patiënten met obstructieve slaapapneu (OSA). Een klinisch relevant effect van pitolisant is onvoldoende aangetoond bij patiënten met OSA én onvoldoende effect van een primaire OSA-therapie (CPAP, MRA, SPT etc.), of bij patiënten die deze therapieën niet tolereren.
Aan de vergoeding van pitolisant zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
- ZIN-rapport 2019 pitolisant Wakix® narcolepsie met en zonder kataplexie
- ZIN-rapport 2022 pitolisant Ozawade® bij overmatige slaperigheid overdag bij volwassen patiënten met obstructieve slaapapneu
- ZIN-rapport 2022 solriamfetol Sunosi icm pitolisant® bij overmatige slaperigheid overdag en het verbeteren van de mate van het wakker-zijn bij volwassen patienten met narcolepsie
Indicaties
- Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit ('Attention Deficit Hyperactivity Disorder', ADHD) bij kinderen van zes jaar en ouder en jongeren tot 18 jaar in combinatie met psychotherapeutische en/of pedagogische maatregelen.
- ADHD bij volwassenen als onderdeel van een breed behandelprogramma, mits symptomen van ADHD reeds aanwezig waren in de kindertijd en er sprake is van ten minste matige functionele beperking in twee of meer milieu’s (bv. op het gebied van sociaal, academisch en/of beroepsmatig functioneren).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Narcolepsie met of zonder kataplexie bij volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar.
Doseringen
ADHD
Kinderen ≥ 6 jaar en jongeren < 70 kg
Begindosering: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag 's ochtends gedurende ten minste 7 dagen, op geleide van de werking en bijwerkingen, vervolgens verhogen tot een onderhoudsdosering van 1,2 mg/kg/dag, maximaal 1,8 mg/kg/dag. Indien nodig de dosering verdelen over twee giften: éen in de ochtend en éen laat in de middag of vroeg in de avond.
Jongeren ≥ 70 kg
Begindosering: 40 mg 1×/dag 's ochtends gedurende ten minste 7 dagen, op geleide van de werking en bijwerkingen vervolgens verhogen tot een onderhoudsdosering van 80 mg/dag, maximaal 100 mg/dag. De veiligheid van enkelvoudige doses > 120 mg en van > 150 mg/dag zijn niet systematisch beoordeeld. Indien nodig de dosering verdelen over twee giften: één in de ochtend en één laat in de middag of vroeg in de avond.
Volwassenen
Begindosering: 40 mg 1×/dag 's ochtends gedurende ten minste 7 dagen, op geleide van de werking en bijwerkingen vervolgens verhogen tot een onderhoudsdosering van 80–100 mg/dag; maximaal 100 mg/dag. De veiligheid van enkelvoudige doses > 120 mg en van een totale dagelijkse dosering > 150 mg is niet systematisch beoordeeld. Indien nodig de dosering verdelen over twee giften: één in de ochtend en één laat in de middag of vroeg in de avond.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Verminderde leverfunctie: bij matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–9) de begin- en onderhoudsdosering halveren, bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) een kwart van de gebruikelijke dosering.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
De behandeling is voor bepaalde tijd; de noodzaak van het voortzetten van de behandeling na 1 jaar opnieuw beoordelen, in het bijzonder als de patiënt een stabiele en bevredigende respons heeft bereikt.
Toediening: De capsules niet openen, maar in hun geheel met of zonder voedsel innemen. Atomoxetine (bij openen van de capsules) irriteert de ogen; bij contact met het oog, dit direct spoelen met water. De handen en elk gecontamineerd oppervlak direct wassen.
Doseringen
Narcolepsie
Volwassenen
startdosis week 1: 9 mg 1×/dag ; week 2: op geleide van effect en tolerantie verhogen naar 18 mg 1×/dag of verlagen naar 4,5 mg 1×/dag; week 3: indien nodig verhogen naar 36 mg 1×/dag; max. 36 mg/dag. Voorzichtig optitreren bij bekende vertraagde CYP2D6 metabolisering.
Bij nierfunctiestoornis: max. 18 mg 1×/dag..
Bij leverfunctiestoornis: bij lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig; bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) de startdosering pas na 2 weken verhogen tot max. 18 mg 1×/dag; bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is gebruik gecontra-indiceerd.
Kinderen vanaf 6 jaar
startdosis week 1: 4,5 mg 1×/dag ; week 2: op geleide van effect en tolerantie verhogen naar 9 mg 1×/dag of terug verlagen naar 4,5 mg 1×/dag; week 3: indien nodig verhogen naar 18 mg 1×/dag; week 4: max. 36 mg/dag bij kinderen ≥ 40 kg en max. 18 mg/dag bij kinderen < 40 kg. Voorzichtig optitreren bij bekende vertraagde CYP2D6 metabolisering.
Toediening: De tabletten 's morgens bij het ontbijt als één dosis innemen.
Bijwerkingen
Kinderen en jongeren tot 18 jaar: Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, slaperigheid, afgenomen eetlust, buikpijn, misselijkheid, braken, verhoogde bloeddruk, versnelde hartslag.
Vaak (1-10%): anorexia, irritatie, stemmingswisselingen, slapeloosheid, agitatie, angst, depressie en depressieve stemming, tics. Duizeligheid, mydriase, obstipatie, dyspepsie, dermatitis, huiduitslag, jeuk, vermoeidheid, lusteloosheid, borstkaspijn, gewichtsverlies.
Soms (0,1-1%): suïcidaal gedrag, agressie, vijandigheid, emotionele labiliteit, psychoses (inclusief hallucinaties), syncope, tremor, migraine, paresthesie, hypo-esthesie, toevallen, wazig zien, dyspneu, palpitaties, sinustachycardie, verlengd QT interval, verhoogde bilirubinewaarden in het bloed, hyperhidrose, allergische reacties, krachteloosheid.
Zelden (0,01–0,1%): ziekte van Raynaud, levertoxiciteit (afwijkende leverfunctiewaarden, icterus, hepatitis, leverbeschadiging, acuut leveralen), vertraagde urinelozing, urineretentie, genitale pijn bij mannen, priapisme.
Bij volwassenen tevens: Meest gemeld: verminderde eetlust, slapeloosheid, hoofdpijn, droge mond en misselijkheid.
Verder: vaak: afgenomen libido, flatulentie, dysurie, pollakisurie, vertraagde urinelozing, urineretentie, dysmenorroe, ejaculatiestoornis, erectiestoornis, prostatitis, koude rillingen, zich zenuwachtig voelen, irritatie, dorst; soms: spierspasmen, aandrang tot urineren, ejaculatiefalen, onregelmatige menstruatie, abnormaal orgasme.
Bij poor metabolizers van CYP2D6 komen de volgende bijwerkingen tweemaal zo vaak of significant vaker voor dan bij normal metabolizers: afgenomen eetlust, gewichtsafname, slapeloosheid, enuresis, gegeneraliseerde-angststoornis, depressie, obstipatie, tremor, sedatie, schaafwonden, vroeg ontwaken, conjunctivitis, mydriase, syncope. Gemiddeld neemt de hartfrequentie toe met < 10 slagen/minuut en de systolische en diastolische bloeddruk met < 5 mmHg; bij 6–12% is er echter sprake van klinisch relevante veranderingen (minstens 15–20 mmHg of 20 slagen/min). Zelfmoordgedachten en -pogingen zijn gemeld.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): slapeloosheid, angst, prikkelbaarheid, depressie, slaapstoornis, hoofdpijn, (draai)duizeligheid, tremor, misselijkheid, braken, dyspepsie en vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): zweten, veranderde eetlust, vochtretentie, agitatie, (visuele/auditieve) hallucinatie, stemmingsstoornis, abnormale dromen, (door-/in-)slaapstoornissen, zenuwachtigheid, gespannenheid, apathie, nachtmerrie, rusteloosheid, paniekaanval, veranderd libido, zelfmoordgedachten, dyskinesie, evenwichtsstoornis, kataplexie, aandachtsstoornis, dystonie, aan-/uitverschijnsel, hypersomnie, migraine, psychomotorische hyperactiviteit, rustelozebenen-syndroom, somnolentie, epilepsie, bradykinesie, paresthesie, verminderde gezichtsscherpte, blefarospasme, tinnitus, extrasystolen, bradycardie, hypertensie, hypotensie, opvliegers, geeuwen, droge mond, buikpijn, diarree, pijn in de bovenbuik, obstipatie, gastro-oesofageale reflux, maagontsteking, gastro-intestinale pijn, hyperaciditeit, erytheem, jeuk, huiduitslag, hyperhidrose, artralgie, rugpijn, stijve of zwakke spieren, musculoskeletale pijn, spierpijn, pijn in de ledematen, pollakisurie, metrorragie, asthenie, pijn op de borst, malaise, (perifeer) oedeem, gewichtsverandering, stijging van leverenzymwaarden, verlenging van het QTc-interval, verhoogde hartslag, toegenomen γ-GT.
Zelden (0,01-0,1%): abnormaal gedrag, verwardheid, depressieve stemming, obsessieve gedachten, dysforie, bewustzijnsverlies, spanningshoofdpijn, geheugenstoornis, lage slaapkwaliteit, opgeblazen gevoel, dysfagie, flatulentie, odynofagie, enterocolitis, toxische huiderupties, fotosensibilisatie, (nek)pijn, spontane abortus, pijn, nachtelijk zweten, verhoogde CK-waarden, ECG-afwijking.
Bij kinderen zijn de bijwerkingen vergelijkbaar; meest frequent: hoofdpijn, slapeloosheid en hypertensie,
Interacties
Gelijktijdig gebruik met MAO-remmers en tot twee weken erna is gecontra-indiceerd. Dit kan leiden tot een hypertensieve crisis. Bij normal metabolizers van CYP2D6 kunnen remmers hiervan (zoals fluoxetine, paroxetine, kinidine, terbinafine) de plasmaconcentratie verhogen en kan een meer langzame titratie en lagere einddosis van atomoxetine nodig zijn. Het kan de werking van sympathicomimetica en tricyclische antidepressiva op het cardiovasculaire systeem versterken. Gelijktijdig gebruik met andere QT-verlengende middelen, thiazide-diuretica en CYP2D6-remmers vermeerdert de kans op een verlengd QT-interval.
Interacties
Pitolisant en metabolieten kunnen CYP3A4, CYP2B6 en CYP2C, UGT's en Pgp induceren, en OCT1 remmen. Vermijd daarom combinatie met substraten van CYP3A4 met een smalle therapeutische breedte (immunosuppressiva, docetaxel, kinaseremmers, pimozide). Vermijd ook gelijktijdig gebruik van orale anticonceptiemiddelen en pas een andere betrouwbare anticonceptiemethode toe. Bij combinatie met andere substraten van CYP3A4, CYP2B6 (bv. efavirenz, bupropion), CYP2C (bv. repaglinide, fenytoïne), Pgp (bv. dabigatran, digoxine) en UGT (bv. morfine, paracetamol, irinotecan) de werkzaamheid ervan nauwlettend klinisch volgen. Wees voorzichtig bij combinatie met een substraat van OCT1 (bv. metformine).
Gelijktijdig gebruik van krachtige CYP3A4-inductoren (o.a. carbamazepine, fenytoïne, sint-janskruid) kan de Cmax en AUC van pitolisant verlagen; rifampicine verlaagde de Cmax met circa 39% en de AUC met circa 50%. Mogelijk is dosisaanpassing nodig tijdens en een week na behandeling met de inductor.
Gelijktijdige toediening van CYP2D6-remmers verhoogt de Cmax en AUC; paroxetine verhoogde de Cmax met circa 47% en de AUC 0–72 uur met circa 105%.
Antihistaminica die de bloed-hersenbarrière passeren (zoals promethazine) en TCA's of tetracyclische antidepressiva met een remmend effect op de histamine H1-receptor kunnen de werkzaamheid verminderen; het effect van onder invloed van pitolisant vrijgekomen endogeen histamine wordt mogelijk teniet gedaan.
Wees voorzichtigheid bij gelijktijdig gebruik van QT-verlengende middelen of middelen die het risico op repolarisatiestoornissen verhogen; pitolisant geeft in overdosering (3–6× de therapeutische dosis) een lichte tot matige verlenging (10–13 ms) van het QTc-interval.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen met een eveneens ongunstig effect op de maag (corticosteroïden, NSAID's).
Bij combinatie met modafinil of natriumoxybaat zijn geen interacties waargenomen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. In dieronderzoek passage van placenta en reproductietoxiciteit (o.a. een teratogeen effect).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate, anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 21 dagen na de therapie (orale anticonceptiva zijn bij gebruik van pitolisant onbetrouwbaar).
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- nauwe-kamerhoekglaucoom;
- ernstige cardiovasculaire of cerebrovasculaire stoornissen die kunnen verslechteren bij een klinisch relevante verhoging van de bloeddruk of hartslag (bv. 15–20 mmHg of 20 slagen/min);
- (voorgeschiedenis van) feochromocytoom.
Contra-indicaties
- ernstig gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alleen een medisch specialist op gebied van ADHD mag een behandeling met atomoxetine starten.
Staak de behandeling bij geelzucht of laboratoriumaanwijzingen voor leverbeschadiging. Na optreden van levertoxiciteit, atomoxetine niet opnieuw toedienen.
Overweeg te staken bij het optreden van psychotische of manische verschijnselen of bij het ontwikkelen of verergeren van insulten. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van insulten.
Bij staken de dosis geleidelijk afbouwen, alleen bij ernstige bijwerkingen mag de behandeling plotseling worden gestaakt.
Controleer:
- de cardiovasculaire status (incl. bloeddruk en hartslag) vóórafgaand aan de behandeling, na iedere dosisaanpassing én tijdens de behandeling minstens iedere 6 maanden, voor kinderen in een percentiel grafiek;
- de groei en ontwikkeling tijdens de behandeling. In geval van groeivertraging of een onvoldoende gewichtstoename kunnen dosisverlaging of behandelvrije intervallen overwogen worden;
- of psychiatriatrische effecten optreden of toenemen, zoals suïcidaal gedrag, psychotische of manische verschijnselen, angst, depressie, tics, vijandigheid en emotionele labiliteit;
- effecten bij langdurig gebruik zorgvuldig, omdat er weinig gegevens zijn over de invloed op cognitieve en seksuele ontwikkeling.
Wees voorzichtig bij cardiovasculaire comorbiditeit, zoals een (familiaire geschiedenis van) verlengd QT-interval, hypertensie, tachycardie, cerebrovasculaire en cardiovasculaire ziekte en bij predispositie voor hypotensie. Consulteer een hartspecialist bij een ernstige structurele hartafwijking. Medische evaluatie is direct nodig als zich tijdens de behandeling symptomen ontwikkelen die wijzen op een hartaandoening, zoals hartkloppingen, pijn op de borst bij inspanning, onverklaarbare syncope en dyspneu.
Bij een ernstige nierziekte in het eindstadium kan hypertensie ontstaan.
Atomoxetine kan door pupilverwijding een verhoogde oogdruk en zo een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Niet gebruiken bij kinderen < 6 jaar omdat bij hen de werkzaamheid en veiligheid niet is vastgesteld. Bij patiënten > 65 jaar is het gebruik niet systematisch beoordeeld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van psychische stoornissen, zoals ernstige angst of ernstige depressie met suïcidale gedachten, bij een hartziekte, bij zuurgerelateerde maagaandoeningen, bij ernstige obesitas, ernstige anorexie en bij ernstige epilepsie omdat verergering van epilepsie is gemeld.
Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate, anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 21 dagen na de therapie; orale anticonceptiva zijn bij gebruik van pitolisant onbetrouwbaar.
Bij patiënten met vertraagde CYP2D6 metabolisering wordt een hogere systemische blootstelling (tot 3 maal) waargenomen.
Bij gebruik rekening houden met een verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. deelname aan het verkeer) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pitolisant contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Selectieve remmer van het presynaptische noradrenalinetransporteiwit, waardoor de heropname van noradrenaline wordt geremd. Bij opvallend weinig werkzaamheid kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en bijna volledig. |
F | 63–94%, afhankelijk van individuele verschillen in het 'first pass'-effect. |
T max | 1–2 uur. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | vnl. via CYP2D6 o.a. oxidatief tot de actieve metaboliet 4-hydroxyatomoxetine (die snel wordt geglucuronideerd) en de minder actieve N-demethylatomoxetine. Bij poor metabolizers is de plasmaconcentratie circa 5× hoger dan bij normal metabolizers. |
Eliminatie | vnl. met de urine als 4-hydroxyatomoxetine-O-glucuronide metaboliet. |
T 1/2el | 3,6 uur bij normal metabolizers en 21 uur bij poor metabolizers. Bij een verminderde leverfunctie is deze verlengd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Histamine H3-receptorantagonist. Bevordert de activiteit van histaminerge neuronen in het centrale zenuwstelsel door blokkering van histamineautoreceptoren. Verder verhoogt pitolisant de afgifte van acetylcholine, noradrenaline en dopamine in de hersenen. Bij narcolepsie verbetert het het niveau en de duur van de wakkere toestand en de alertheid overdag.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | ca. 3 uur. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Metabolisering | door CYP3A4 en CYP2D6 tot inactieve metabolieten, o.a. 5-aminovaleriaanzuur. |
Eliminatie | via de urine ca. 63% (als inactieve metabolieten); via de adem ca. 25%; via de feces < 3%. |
T 1/2el | 10–12 uur. Bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is deze verdubbeld. Verlengd bij patiënten met vertraagde CYP2D6 metabolisering. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
atomoxetine hoort bij de groep psychostimulantia, overige.
Groepsinformatie
pitolisant hoort bij de groep middelen voor het zenuwstelsel, overige.