Samenstelling
Olumiant XGVS Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 2 mg, 4 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Benlysta XGVS Aanvullende monitoring GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 120 mg, 400 mg
Bevat na oplossen 80 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Baricitinib kan bij RA worden ingezet, na falen van een tweede csDMARD of een bDMARD.
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulstherapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
De plaatsbepaling van JAK remmers binnen de NVDV-richtlijn Constitutioneel eczeem 2019 is nog niet vastgesteld. Zie het standpunt Baricitinib (2021) op nvdv.nl voor aanbevelingen voor het voorschrijven van baricitinib bij volwassenen met constitutioneel eczeem .
Voor baricitinib is voor de indicatie alopecia areata geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Belimumab s.c. als toegevoegde therapie bij volwassenen met actieve, auto-antilichaampositieve SLE en een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een gebruikelijke behandeling, verhoogt waarschijnlijk (aanzienlijk) de kans op een klinisch relevante afname in SLE-ziekteactiviteit. Het heeft daarmee een therapeutische meerwaarde in vergelijking met de gebruikelijke behandeling. De subcutane en de intraveneuze toedieningsvorm van belimumab hebben op basis van farmacokinetische studies een gelijke therapeutische waarde.
Indicaties
- Matige tot ernstige reumatoïde artritis bij volwassen patiënten, die onvoldoende reageren op één of meer DMARD's of deze niet verdragen. Als monotherapie of in combinatie met methotrexaat.
- Matig tot ernstig constitutioneel eczeem bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische therapie.
- Ernstige alopecia areata bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Adjuvante therapie bij volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar met actieve, auto-antilichaampositieve systemische lupus erythematodes (SLE) met een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een standaardbehandeling.
- Actieve lupusnefritis bij volwassenen in combinatie met immunosuppressieve achtergrondbehandelingen.
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen tot 75 jaar
4 mg 1×/dag. Overweeg bij stabiele ziekteactiviteit de dosering te verlagen naar 2 mg 1×/dag.
Volwassenen vanaf 75 jaar of patiënten met een voorgeschiedenis van chronische of recidiverende infecties
2 mg 1×/dag.
Constitutioneel eczeem
Volwassenen tot 75 jaar
4 mg 1×/dag. Overweeg bij stabiele ziekteactiviteit de dosering te verlagen naar 2 mg 1×/dag. Bij geen verbetering na 8 weken overweeg de behandeling te staken.
Tijdens de behandeling kan zonodig tevens een lokaal corticosteroïd worden gebruikt. Een lokale calcineurine-remmer is ook mogelijk, maar deze alleen gebruiken bij probleemgebieden zoals het gezicht, de hals, intertrigineuze gebieden en de genitaliën.
Volwassenen vanaf 75 jaar of patiënten met een voorgeschiedenis van chronische of recidiverende infecties
2 mg 1×/dag.
Alopecia areata
Volwassenen tot 75 jaar
4 mg 1×/dag. Overweeg bij stabiele ziekteactiviteit de dosering te verlagen naar 2 mg 1×/dag. Bij geen verbetering na 36 weken overweeg de behandeling te staken.
Volwassenen vanaf 75 jaar of patiënten met een voorgeschiedenis van chronische of recidiverende infecties
2 mg 1×/dag.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke OAT3-remmers (bv. probenecide): 2 mg 1×/dag.
Bij ouderen (≥ 75 jaar): 2 mg 1×/dag. De klinische ervaring is zeer beperkt.
Verminderde nierfunctie: bij creatinineklaring 30–60 ml/min: 2 mg 1×/dag; niet gebruiken bij een creatinineklaring < 30 ml/min.
Verminderde leverfunctie: bij een milde of matig-ernstige leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig; niet gebruiken bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Toediening: innemen met of zonder voedsel, op een moment naar keuze.
Doseringen
Houd rekening met het risico van overgevoeligheidsreacties (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen); de patiënt gedurende enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste twee infusies of de eerste subcutane injectie.
Vóór intraveneuze infusie kan profylactisch een antihistaminicum, met of zonder een antipyreticum, worden gegeven.
Als adjuvans bij systemische lupus erythematodes
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie afhankelijk van de ernst de infusiesnelheid verlagen of infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
S.c.: 200 mg eenmaal per week. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om behandeling te staken. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening de eerste s.c.-injectie 1 tot 4 weken na de laatste i.v.-dosis geven.
Kinderen ≥ 5 jaar
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie afhankelijk van de ernst de infusiesnelheid verlagen of infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
Lupusnefritis
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie afhankelijk van de ernst de infusiesnelheid verlagen of infuus onderbreken. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud.
S.c.: 400 mg 1×/week gedurende 4 weken, gevolgd door 200 mg 1×/week. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening de eerste wekelijkse s.c.-injectie van 200 mg 1 tot 2 weken na de laatste i.v.-dosis geven, op enig moment nadat de eerste 2 i.v.–doses zijn gegeven.
Ouderen: als toediening noodzakelijk wordt geacht is een dosisaanpassing niet nodig.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie. Wees wel voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie wegens een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Een gemiste subcutane dosis zo snel mogelijk toedienen en daarna het schema hervatten op de gebruikelijke dag, of met een nieuw schema beginnen vanaf de dag dat de gemiste dosis is toegediend.
Toediening
- Pen:
- Subcutaan toedienen in de dij of buik.
- Niet injecteren waar de huid gevoelig, gekneusd, rood of hard is.
- Bij toediening van een dosis van 400 mg op dezelfde plaats 2 afzonderlijke injecties geven van 200 mg, ten minste 5 cm van elkaar.
Bijwerkingen
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
Dyspneu | - |
---|---|
Longembolie | Soms |
Algemeen en toedieningsplaats
Erytheem op de toedieningsplaats | - |
---|---|
Injectieplaatsreactie | - |
Pyrexie | - |
Zwelling aangezicht | Soms |
Bloed en lymfestelsel
Leukopenie | - |
---|---|
Neutropenie | Soms |
Trombocytose | Vaak |
Bloedvaten
Diepe veneuze trombose | Soms |
---|---|
Hypertensie | - |
Hypotensie | - |
Hart
Bradycardie | - |
---|
Huid en onderhuid
Acne | Vaak |
---|---|
Angio-oedeem | - |
Pruritus | - |
Rash | Vaak |
Urticaria | Soms |
Immuunsysteem
Anafylactische reactie | - |
---|---|
Infuusgerelateerde vertraagde overgevoeligheidsreactie | - |
Overgevoeligheid | - |
Infecties
Bacteriële infectie | - |
---|---|
Bovenste-luchtweginfectie | Zeer vaak |
Bronchitis | - |
Cystitis | - |
Diverticulitis | Soms |
Epiglottitis | Zeer vaak |
Faryngitis | Zeer vaak |
Folliculitis | Vaak |
Gastro-enteritis | Vaak |
Gastro-enteritis viraal | - |
Herpes simplex | Vaak |
Herpes zoster | Vaak |
Laryngitis | Zeer vaak |
Nasofaryngitis | - |
Pneumonie | Vaak |
Sinusitis | Zeer vaak |
Tonsillitis | Zeer vaak |
Urineweginfectie | Vaak |
Virale bovensteluchtweginfectie | - |
Maagdarmstelsel
Buikpijn | Vaak |
---|---|
Diarree | - |
Misselijkheid | - |
Nausea | Vaak |
Onderzoeken
Alanine-aminotransferase verhoogd | Vaak |
---|---|
Aspartaataminotransferase verhoogd | Soms |
Creatinekinase verhoogd | Vaak |
Gewicht verhoogd | Soms |
Psyche
Depressie | - |
---|---|
Suïcidaal gedrag | - |
Skeletspieren en bindweefsel
Artralgie | - |
---|---|
Myalgie | - |
Pijn in extremiteit | - |
Stofwisseling en voeding
Hypercholesterolemie | Zeer vaak |
---|---|
Hypertriglyceridemie | Soms |
Zenuwstelsel
Duizeligheid | - |
---|---|
Hoofdpijn | Vaak |
Migraine | - |
- Herpes zoster vaak bij RA, soms bij alopecia areata en zeer zelden bij CE.
- Folliculitis bij alopecia areata, op de hoofdhuid bij hernieuwde haargroei.
- Trombocytose > 600×109.
- Verhoogd ALAT ≥ 3× de 'upper limit of normal range' (ULN).
- Verhoogd creatinekinase > 5× de ULN.
- Neutropenie < 1×109 cellen/l.
- Verhoogd ASAT ≥ 3× de ULN. Vaak bij alopecia areata.
Bijwerkingen
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
Dyspneu | Vaak |
---|---|
Longembolie | - |
Algemeen en toedieningsplaats
Erytheem op de toedieningsplaats | Vaak |
---|---|
Injectieplaatsreactie | Vaak |
Pyrexie | Vaak |
Zwelling aangezicht | - |
Bloed en lymfestelsel
Leukopenie | Vaak |
---|---|
Neutropenie | - |
Trombocytose | - |
Bloedvaten
Diepe veneuze trombose | - |
---|---|
Hypertensie | Vaak |
Hypotensie | Vaak |
Hart
Bradycardie | Vaak |
---|
Huid en onderhuid
Acne | - |
---|---|
Angio-oedeem | Soms |
Pruritus | Vaak |
Rash | Vaak |
Urticaria | Vaak |
Immuunsysteem
Anafylactische reactie | Soms |
---|---|
Infuusgerelateerde vertraagde overgevoeligheidsreactie | Zelden |
Overgevoeligheid | Vaak |
Infecties
Bacteriële infectie | Zeer vaak |
---|---|
Bovenste-luchtweginfectie | - |
Bronchitis | Zeer vaak |
Cystitis | Zeer vaak |
Diverticulitis | - |
Epiglottitis | - |
Faryngitis | Vaak |
Folliculitis | - |
Gastro-enteritis | - |
Gastro-enteritis viraal | Vaak |
Herpes simplex | - |
Herpes zoster | - |
Laryngitis | - |
Nasofaryngitis | Vaak |
Pneumonie | - |
Sinusitis | - |
Tonsillitis | - |
Urineweginfectie | - |
Virale bovensteluchtweginfectie | Vaak |
Maagdarmstelsel
Buikpijn | - |
---|---|
Diarree | Zeer vaak |
Misselijkheid | Zeer vaak |
Nausea | - |
Onderzoeken
Alanine-aminotransferase verhoogd | - |
---|---|
Aspartaataminotransferase verhoogd | - |
Creatinekinase verhoogd | - |
Gewicht verhoogd | - |
Psyche
Depressie | Vaak |
---|---|
Suïcidaal gedrag | Soms |
Skeletspieren en bindweefsel
Artralgie | Vaak |
---|---|
Myalgie | Vaak |
Pijn in extremiteit | Vaak |
Stofwisseling en voeding
Hypercholesterolemie | - |
---|---|
Hypertriglyceridemie | - |
Zenuwstelsel
Duizeligheid | Vaak |
---|---|
Hoofdpijn | Vaak |
Migraine | Vaak |
- Infusie- of injectiegerelateerde systemische reacties zoals hypotensie, hypertensie, bradycardie, duizeligheid, hoofdpijn, myalgie, artralgie, koorts, huiduitslag, urticaria.
- Reacties op de injectieplaats bv. pijn, erytheem, hematoom, jeuk en induratie.
- Overgevoeligheidsreacties bv. hypotensie, urticaria of andere vormen van huiduitslag, jeuk, dyspneu.
- Anafylactische reactie op de dag van of de dag na de infusie.
- Niet-acute overgevoeligheidsreacties van het vertraagde type bv. huiduitslag, misselijkheid, vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en gezichtsoedeem.
Interacties
Combinatie met 'biological' DMARD's, biologische immunomodulatoren of andere JAK-remmers wordt ontraden omdat een risico op additieve immunosuppressie niet kan worden uitgesloten. Bij RA zijn gegevens beperkt over combinatie met krachtige immunosuppressiva (zoals azathioprine, tacrolimus, ciclosporine). Bij constitutioneel eczeem en alopecia areata is de combinatie niet onderzocht en wordt deze niet aanbevolen.
Bij patiënten die een OAT3-remmer met een hoog remmend potentieel gebruiken (bv. probenecide), de dosering van baricitinib aanpassen (zie rubriek Dosering). Wees voorzichtig bij combinatie van baricitinib met leflunomide of teriflunomide omdat het een verhoogde blootstelling aan baricitinib kan geven.
Combinatie met levende, verzwakte vaccins wordt niet aanbevolen.
Interacties
Geen levende vaccins toedienen vanaf 30 dagen vóór of gelijktijdig met een behandeling met belimumab.
Belimumab is niet onderzocht in combinatie met een andere op B-cellen gerichte therapie of i.v.-cyclofosfamide.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens, bij dieren teratogeen gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren is een ongunstig effect op de botontwikkeling in utero waargenomen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen effectieve anticonceptie toe te passen tijdens en ten minste 1 week na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren zijn gezien: reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM bij neonaten. Het aantal B-cellen herstelde binnen 3 maanden na de geboorte en het IgM niveau binnen 6 maanden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vrouwen in de vruchtbare jaren dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste vier maanden na de laatste behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Waarschijnlijk ook bij mensen, omdat IgG antilichamen in de moedermelk worden uitgescheiden.
Farmacologisch effect: Reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vooraf op tuberculose (TB). Niet toepassen bij actieve TB. Overweeg voor start met baricitinib anti-TB therapie bij niet eerder behandelde, latente TB.
Controleer vooraf op viraal hepatitis B en C. In de klinische onderzoeken waren patiënten met een actieve hepatitis B of C uitgesloten van deelname. Patiënten positief voor hepatitis C-antilichamen, maar negatief voor hepatitis C-virus-RNA mochten deelnemen. Patiënten met antilichamen tegen het hepatitis B-surface en core-antigeen (dus anti-HBs en anti-HBc) maar zonder HBsAg: monitoren op de expressie van hepatitis B-DNA. Bij expressie hiervan de behandeling onderbreken of een gespecialiseerde arts op dit gebied raadplegen.
Laboratoriummonitoring: behandeling niet beginnen of voortzetten bij een ANC < 1 × 109 cellen/liter, een ALC < 0,5 × 109 cellen/liter of een hemoglobinegehalte < 5 mmol/liter.
Beoordeel na 12 weken de lipidenparameters; bij verhoogde waarden behandelen volgens de geldende richtlijnen.
Verhoging levertransaminasen: dosisafhankelijke verhoging van ALAT en ASAT zijn gemeld. De meeste gevallen van verhoging waren asymptomatisch en voorbijgaand. Onderbreek tijdelijk de behandeling bij verhoogde ALAT- of ASAT-waarden en vermoeden van leverschade, tot door het geneesmiddel geïnduceerde leverschade is uitgesloten.
Als een infectie optreedt, de patiënt monitoren; de behandeling tijdelijk staken als standaardbehandeling van de infectie niet effectief is. Behandeling pas hervatten nadat de infectie verdwenen is.
Virale heractivatie is gemeld, waaronder gevallen van reactivatie van het herpesvirus (bv. herpes zoster, herpes simplex). Staak de behandeling bij optreden van herpes zoster totdat de verschijnselen zijn verdwenen.
Staak behandeling bij ernstige allergische of anafylactische reactie. Gevallen van overgevoeligheid zijn gemeld.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (LE), zoals hogere leeftijd, obesitas, een medische voorgeschiedenis met DVT/LE of bij operatief ingrijpen en daardoor immobilisatie. Staak de behandeling bij symptomen van DVT/LE, evalueer en geef passende behandeling.
Het risico op maligniteiten waaronder lymfoom is bij patiënten met reumatoïde artritis verhoogd. Immunomodulerende middelen kunnen de kans op maligniteiten waaronder lymfomen doen toenemen.
Diverticulitis en gastro-intestinale perforatie zijn gemeld. Wees voorzichtig bij patiënten met divertikelziekte, vooral bij chronisch gebruik van middelen die het risico op diverticulitis kunnen verhogen zoals NSAID's, corticosteroïden en opioïden. Laat patiënten met (nieuwe) buikklachten direct contact opnemen.
Breng vaccinatiestatus op orde vóór aanvang van de behandeling, in overeenstemming met laatste vaccinatierichtlijnen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij een ernstige leverfunctiestoornis of bij kinderen (van 0–18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet aanbevolen bij: belimumab is niet onderzocht bij ernstige actieve lupus van het centrale zenuwstelsel, HIV, (een voorgeschiedenis van) hepatitis B of C, hypogammaglobulinemie of IgA-deficiëntie, een belangrijke orgaantransplantatie of een hematopoëtische stamcel-/beenmergtransplantatie in het verleden.
Infecties; niet starten bij actieve ernstige infectie (waaronder ernstige chronische infecties) en wees voorzichtig bij patiënten met een verleden van een steeds terugkerende infectie. Belimumab zou de kans op het ontwikkelen van (soms fatale) infecties kunnen verhogen. Instrueer patiënt om zich te melden bij symptomen van een infectie. Bij ontstaan van een infectie tijdens de behandeling en eventueel de behandeling onderbreken. Overweeg pneumokokkenvaccinatie voordat behandeling wordt gestart.
Schat vóór starten het risico van depressie, suïcidaal gedrag, inclusief suïcide zorgvuldig in en controleer op nieuwe tekenen van deze risicofactoren tijdens de behandeling. Adviseer patiënt direct medische hulp te zoeken als een depressie of verergering hiervan ontstaat, suïcidaal gedrag ontstaat of zelfverwonding wordt ervaren.
Overgevoeligheidsreacties kunnen ernstig en fataal zijn en optreden direct na de toediening of enkele dagen erna. de meeste kans hierop is bij de eerste twee doses. De patiënt daarom enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste subcutane injectie of de eerste twee infusies. Bij een ernstige reactie de toediening onderbreken. De patiënt voorlichten over de mogelijkheid van een allergische reactie op de dag van of tot enkele dagen na de toediening.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen: wees voorzichtig bij maligniteiten (in het verleden); immunomodulerende middelen kunnen het risico van een maligniteit doen toenemen.
Controleer op symptomen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals cognitieve, neurologische of psychiatrische klachten. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken totdat PML is uitgesloten.
Over de werkzaamheid en veiligheid zijn weinig gegevens bij een leeftijd ≥ 65 jaar, of bij zwarte patiënten en subcutaan toegediend belimumab. Er is een gebrek aan gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie. Belimumab is niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie en bij SLE voor de leeftijd < 5 jaar (i.v.) en < 18 jaar (subcutaan) en bij lupusnefritis voor < 18 jaar.
Overdosering
Voor informatie over een vergiftiging met baricitinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Remt reversibel en selectief Januskinase (JAK)1 en JAK2. Januskinasen zijn enzymen die intracellulaire signalen van celoppervlaktereceptoren omzetten voor een aantal cytokinen en groeifactoren die een rol spelen bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Door een gedeeltelijke remming van de enzymactiviteit van JAK1 en JAK2 moduleert het intracellulaire signaalroutes van 'signal transducers and activators of transcription' (STAT's) .
Kinetische gegevens
T max | ca. 1 uur (bereik 0,5–3 uur). |
F | ca. 79%. |
V d | ca. 1,1 l/kg. |
Metabolisering | in vitro < 10% door CYP3A4. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (onveranderd ca. 69%) en in de feces (onveranderd ca. 15%). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan IgG1-lambda monoklonaal antilichaam, geproduceerd met recombinant DNA-technologie in een cellijn afkomstig van zoogdieren. Blokkeert specifiek de binding van oplosbaar B-lymfocytenstimulerend eiwit (BLyS, ook wel BAFF en TNFSF13B genoemd) aan de receptoren hiervan op B-cellen. Hierdoor remt belimumab de overleving van B-cellen, waaronder autoreactieve B-cellen, en vermindert het de differentiatie van B-cellen tot plasmacellen die immunoglobuline produceren. Bij SLE zijn de BLyS-niveaus in het plasma verhoogd en gerelateerd aan de ziekteactiviteit.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
F | na s.c.-toediening ca. 74%. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 19 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
baricitinib hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AA51) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AA59) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AA26) Vergelijk
- eculizumab (L04AA25) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
- filgotinib (L04AA45) Vergelijk
- leflunomide (L04AA13) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- ravulizumab (L04AA43) Vergelijk
- sirolimus (L04AA10) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
- upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
- vedolizumab (L04AA33) Vergelijk
Groepsinformatie
belimumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AA51) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AA59) Vergelijk
- baricitinib (L04AA37) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- eculizumab (L04AA25) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
- filgotinib (L04AA45) Vergelijk
- leflunomide (L04AA13) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- ravulizumab (L04AA43) Vergelijk
- sirolimus (L04AA10) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
- upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
- vedolizumab (L04AA33) Vergelijk