Samenstelling
Bisoprolol (fumaraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld (deco)
- Sterkte
- 1,25 mg, 2,5 mg, 5 mg, 10 mg
Emcor (fumaraat) Merck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld 'Deco'
- Sterkte
- 2,5 mg, 7,5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Carvedilol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 3,125 mg, 6,25 mg, 12,5 mg, 25 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Offlabel: Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazide-diuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve β-blokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Offlabel: Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
- Angina pectoris;
- Hypertensie;
- Stabiel chronisch hartfalen met verminderde systolische ventrikelfunctie (ejectiefractie ≤ 35%, gebaseerd op echocardiografie) als aanvulling op ACE-remmers, diuretica en eventueel digoxine.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Essentiële hypertensie;
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris;
- Aanvullende behandeling bij matig tot ernstig stabiel hartfalen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De dosering dient individueel te worden ingesteld; het verdient aanbeveling met een zo laag mogelijke dosering te beginnen om eventuele decompensatieverschijnselen of bronchiale moeilijkheden vroegtijdig te kunnen opmerken; dit geldt met name voor ouderen. Hogere doses dan hier aangegeven vergroten het therapeutisch effect in het algemeen niet.
Angina pectoris en hypertensie
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 5 mg 1×/dag; bij onvoldoende effect dosering verhogen tot onderhoudsdosering van 10 mg 1×/dag; max. dosering 20 mg per dag;
Bij ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 20 ml/min) óf bij ernstig gestoorde leverfunctie: max. 10 mg per dag.
Hartfalen (starten na stabiele instelling op standaardbehandeling)
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: 1,25 mg 1×/dag gedurende 1 week, vervolgens indien goed verdragen de dosering wekelijks verhogen met 1,25 mg tot 5 mg 1×/dag.
Onderhoudsbehandeling: indien goed verdragen de dosering telkens na 4 weken verhogen met 2,5 mg tot 10 mg 1×/dag. De maximaal aanbevolen dosering is 10 mg 1×/dag. Als de maximale dosis niet goed wordt verdragen, een geleidelijke dosisverlaging overwegen.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden door de dosering stapsgewijs te halveren gedurende ten minste 2 weken. De laagste dosering ten minste 4 dagen innemen alvorens de behandeling te staken.
Toediening: De tabletten 's morgens zonder kauwen met wat vloeistof innemen.
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
Begindosering 12,5 mg 1×/dag, na 2 dagen verhogen tot aanbevolen dosering van 25 mg 1×/dag; indien nodig geleidelijk verhogen met intervallen van ten minste 2 weken tot max. 50 mg per dag in 2 doses.
Ouderen
Aanbevolen dosering 12,5 mg 1×/dag, bij onvoldoende respons de dosering met intervallen van ten minste 2 weken verhogen tot max. 50 mg per dag in 2 doses.
Angina pectoris
Volwassenen
Begindosering 12,5 mg 2×/dag, na 2 dagen verhogen tot aanbevolen dosering van 25 mg 2×/dag; indien nodig met intervallen van ten minste 2 weken verhogen tot max. 50 mg 2×/dag.
Ouderen:
Begindosering 12,5 mg 2×/dag, na 2 dagen verhogen tot maximale dosering van 25 mg 2×/dag.
Hartfalen
Volwassenen
Starten na 4 weken stabiele instelling op standaardbehandeling) begindosering 3,125 mg 2×/dag gedurende 2 weken; vervolgens met intervallen van ten minste 2 weken verhogen tot achtereenvolgens 6,25 mg 2×/dag, 12,5 mg 2×/dag en 25 mg 2×/dag; max. dosering bij een lichaamsgewicht < 85 kg is 25 mg 2×/dag, bij > 85 kg lichaamsgewicht 50 mg 2×/dag. Voorzichtig bij verhoging naar 2×/dag 50 mg en patiënt zorgvuldig controleren. De dosering verhogen tot de hoogst getolereerde dosis; vóór iedere dosisverhoging onderzoeken op symptomen van progressie van hartfalen of excessieve vasodilatatie. Bij toename van hartfalen of vochtretentie in eerste instantie de dosering van het diureticum verhogen, bij onvoldoende verbetering de dosering carvedilol verlagen of tijdelijk de behandeling staken. Indien de behandeling > 1 week maar < 2 weken is onderbroken, de behandeling hervatten met een lagere tweemaaldaagse dosering en verhogen volgens het beschreven schema. Indien de behandeling > 2 weken is onderbroken, de behandeling opnieuw starten volgens het beschreven schema. De dosis carvedilol niet verhogen totdat de symptomen van progressie van hartfalen of vasodilatatie zijn gestabiliseerd.
Bij verminderde nierfunctie is aanpassing van de dosering niet noodzakelijk.
Bij matig of ernstig verminderde leverfunctie kan verlaging van de dosering nodig zijn. Gebruik bij een klinisch manifeste leverfunctiestoornis is gecontra-indiceerd.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 2 weken, zeker bij patiënten met een ischemische hartziekte. Voor meer informatie zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: De tabletten bij voorkeur innemen met wat voedsel, zodat de absorptie langzamer en de kans op orthostatische hypotensie kleiner is. Niet innemen met grapefruit-/pompelmoessap vanwege een mogelijke versterking van het bloeddrukverlagend effect.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bradycardie (toegepast bij de indicatie hartfalen).
Vaak (1-10%): toename van hartfalen (toegepast bij de indicatie hartfalen). Duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid, asthenie. Hypotensie, koude of gevoelloze extremiteiten. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie.
Soms (0,1-1%): bradycardie, toename van hartfalen (toegepast bij de indicaties hypertensie of angina pectoris), AV-geleidingsstoornissen. Orthostatische hypotensie (toegepast bij de indicatie hartfalen). Bronchospasmen bij risicopatiënten. Spierzwakte, krampen. Slaapstoornis. Depressie.
Zelden (0,01-0,1%): verminderd traanvocht, gehoorstoornis, allergische rinitis. Bewustzijnsverlies. Overgevoeligheidsreacties (zoals jeuk, roodheid, huiduitslag, angio–oedeem). Opvliegers. Erectiestoornis. Nachtmerrie, hallucinatie. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT), hepatitis, verhoogde triglyceridenconcentraties.
Zeer zelden (< 0,01%): inductie of toename van psoriasis, op psoriasis gelijkende huiduitslag, alopecia. Conjunctivitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10 %): duizeligheid, hoofdpijn, asthenie (meestal mild, in begin van de behandeling). Hartfalen. (Orthostatische) hypotensie.
Vaak (1-10%): verstoring van de perifere circulatie (koude extremiteiten, perifere occlusie, verergering van claudicatio intermittens of fenomeen van Raynaud). Bradycardie, (pré-)syncope, hypertensie. Hypervolemie, vochtophoping. Misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, buikpijn. Luchtweginfecties, longoedeem, dyspneu. Urineweginfectie, mictiestoornissen. Nierfunctiestoornis of nierfalen (bij diffuse vasculaire afwijkingen en/of onderliggende nierinsufficiëntie). Verminderd zicht, verminderde traanvochtproductie, oogirritatie. Gewichtstoename, hypercholesterolemie. Vooral bij diabetes hyperglykemie, hypoglykemie (een latente diabetes kan manifest worden). Anemie. Depressieve stemming. Pijn (aan ledematen), zwelling.
Soms (0,1-1%): AV-blok, angina pectoris. Paresthesie. Obstipatie. Huidreacties (allergisch exantheem, dermatitis, urticaria, jeuk, psoriasisachtige en nodulaire huidlaesies). Erectiestoornis. Slaapstoornis, nachtmerries, verwarring.
Zelden (0,01-0,1%): neuscongestie. Droge mond. Trombocytopenie.
Zeer zelden (< 0,01%): leukopenie. Allergische reacties. Psychose. Verhoogde serumconcentraties van ALAT, ASAT en γ-GT. Reversibele urine-incontinentie bij vrouwen. Bij congestief hartfalen kunnen progressie van hartfalen en vochtretentie voorkomen tijdens het instellen van de behandeling.
Verder zijn gemeld: ernstige huidreacties (incl. erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse), sinusarrest, alopecia, hyperhidrose, hallucinaties.
Interacties
β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. klasse I anti-aritmica, calciumantagonisten) kunnen elkaars effect versterken. Vermijd combinatie met calciumantagonisten, vooral die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop én -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem), wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij een al gestoorde hartfunctie. Bij combinatie met een dihydropyridine calciumantagonist (felodipine, amlodipine) staat hypotensie, en bij hartfalen een verdere verslechtering van de pompfunctie, op de voorgrond. Bij gelijktijdig gebruik met digoxine kan door versterking van het dromotrope effect AV-dissociatie optreden. Combinatie met amiodaron kan ritme- én geleidingsstoornissen veroorzaken. Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken.
Bij combinatie met parasympathicomimetica kan de AV-geleidingstijd verhogen én er is meer kans op bradycardie. Bij combinatie met mefloquine is er ook meer kans op bradycardie.
Cimetidine en alcohol verhogen de bloedspiegel van β-blokkers, die in de lever worden gemetaboliseerd.
β-Blokkers kunnen het bloedsuikerverlagende effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen versterken evenals door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten.
Vanwege meer kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinegebruik, eerst de β-blokker enige dagen stoppen voordat gestopt kan worden met clonidine.
Combinatie met MAO–remmers (m.u.v. MAO B-remmers) vermijden vanwege meer kans op hypotensie en/of bradycardie door depletie van catecholaminen.
NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Interacties
Combinatie met intraveneus verapamil of diltiazem is gecontra-indiceerd, wegens meer kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel. Bij combinatie met oraal diltiazem of verapamil, bloeddruk, hartslag en ECG zorgvuldig controleren.
Combinatie met dihydropyridinen alleen onder zorgvuldige controle vanwege kans op hartfalen en ernstige hypotensie.
Carvedilol verhoogt de plasmaconcentratie van oraal ciclosporine; controleer de ciclosporineplasmaspiegel en pas de dosering zo nodig aan.
De farmacokinetiek van tacrolimus kan beïnvloed worden door carvedilol omdat tacrolimus een substraat is van Pgp en CYP3A4.
Carvedilol verhoogt de plasmaconcentratie van oraal digoxine (met max. 20%); dit effect is groter bij mannen dan bij vrouwen. Verder voorzichtig zijn bij combinatie van carvedilol met digoxine omdat beiden de AV-geleidingstijd kunnen verlengen; controleer regelmatig de digoxinespiegel bij starten, wijzigen of beëindigen van de carvedilolbehandeling.
Carvedilol is zowel een Pgp-substraat als een Pgp-remmer. Daardoor kan de biologische beschikbaarheid van middelen die ook door Pgp getransporteerd worden (zoals ciclosporine), toenemen bij gelijktijdige toediening. Pgp-remmers kunnen de biologische beschikbaarheid van carvedilol verhogen, Pgp-inductoren (zoals rifampicine) kunnen de biologische beschikbaarheid verlagen.
Sterke CYP450-remmers (van vnl. CYP2D6 en CYP2C9) zoals amiodaron (2,2-voudige toename van de dalspiegel van S-carvedilol), cimetidine, fluconazol, ketoconazol, fluoxetine, paroxetine, erytromycine, haloperidol en verapamil kunnen de plasmaspiegel van carvedilol verhogen. CYP450-inductoren (van vnl. CYP2D6 en CYP2C9) zoals rifampicine (verlaging carvedilolspiegel met ca. 60%), carbamazepine of barbituraten kunnen de plasmaspiegel verlagen.
β-Blokkers kunnen het bloedsuikerverlagende effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen versterken.
Carvedilol kan het bloeddrukverlagende effect versterken van andere geneesmiddelen die een antihypertensieve werking hebben, zoals α1-blokkers, diuretica, nitraten of middelen met antihypertensieve bijwerkingen (barbituraten, TCA's, alcohol). Omdat carvedilol slechts matig oplosbaar is in water, maar oplosbaar in alcohol, kan de aanwezigheid van alcohol de snelheid en/of mate van intestinale absorptie van carvedilol beïnvloeden.
β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. antiaritmica) kunnen elkaars effect versterken; bloeddruk, hartslag en ECG zorgvuldig controleren.
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotrope effect van β-blokkers versterken.
De bronchusverwijdende effecten van β-agonisten worden tegengegaan; zorgvuldige controle is aangewezen.
Voorzichtig bij combinatie met methyldopa, vanwege meer kans op ernstige hypotensie en/of bradycardie; controleer de vitale functies.
Combinatie met MAO–remmers (m.u.v. MAO B-remmers) vermijden vanwege meer kans op hypotensie en/of bradycardie door depletie van catecholaminen.
NSAID's, oestrogenen en corticosteroïden kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen en de behandeling met clonidine nog enkele dagen voortzetten.
Neuromusculaire blokkade wordt verlengd bij combinatie met carvedilol.
Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline (epinefrine) met hypertensie en (reflex)bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat o.a. nog optreden: hypoglykemie, bradycardie en hypotensie; het pasgeboren kind nauwkeurig controleren.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Carvedilol passeert de placenta.
Teratogenese: Onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij supra-therapeutische doses.
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene dood en remming van foetale autonome reflexen. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat o.a. nog optreden: hypotensie, hypoglykemie en bradycardie.
Advies: Gebruik ontraden. Als carvedilol toch gebruikt moet worden, de behandeling 2–3 dagen voor de verwachte bevalling stoppen; als dit niet mogelijk is, de pasgeborene de eerste 2–3 dagen extra controleren (hypoglykemie, hypotensie en bradycardie).
Vruchtbaarheid: Bij dieren is een verminderde vruchtbaarheid van de vrouw aangetoond.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. De meeste β–blokkers, vooral de lipofiele verbindingen, worden in de moedermelk uitgescheiden (in wisselende hoeveelheden).
Farmacologisch effect: Bradycardie, hypoglykemie.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- acuut hartfalen of indien i.v. inotrope therapie nodig is;
- cardiogene shock;
- tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
- sick-sinussyndroom;
- sino–atriaal blok;
- klinisch relevante sinusbradycardie;
- symptomatische hypotensie;
- ernstige bronchiale astma of ernstige bronchospasmen in de anamnese;
- ernstige vormen van perifere arteriële occlusieve aandoeningen en het fenomeen van Raynaud;
- onbehandeld feochromocytoom;
- metabole acidose.
Contra-indicaties
- instabiel/gedecompenseerd hartfalen;
- sick-sinussyndroom (incl. SA-blok);
- tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
- ernstige hypotensie (systolische bloeddruk < 85 mmHg);
- cardiogene shock;
- klinisch relevante sinusbradycardie (hartfrequentie < 50/min);
- COPD of astma;
- metabole acidose;
- onbehandeld feochromocytoom;
- klinisch manifeste leverfunctiestoornis.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij astma en andere obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, ernstige nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, de combinatie van hypertensie of angina pectoris en bijkomend hartfalen, Prinzmetal-angina pectoris en perifere circulatiestoornissen (M. Raynaud). Wees verder voorzichtig bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de anamnese en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen doen toenemen. Ook bij een voorgeschiedenis van psoriasis is terughoudendheid met β-blokkers geboden.
Bij chronische obstructieve longziekten kan de benauwdheid verergeren; pas eventueel de dosering aan van gelijktijdig toegediende bronchusverwijdende middelen.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.
Bij algehele anesthesie de anesthesist informeren over het gebruik van bisoprolol; als het noodzakelijk is bisoprolol te staken voor de operatie, de dosering stapsgewijs afbouwen, dit moet minimaal 48 uur voor de operatie afgerond zijn. Bij continuering van toediening van een β-blokker tijdens algemene anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Behandeling staken: Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.
Gebruik bij hartfalen: bij toename van hartfalen, hypotensie of bradycardie of intolerantie tijdens de titratiefase de dosis verlagen of de behandeling geleidelijk stoppen (onder regelmatige controle). Bij hartfalen is er geen ervaring bij type I diabetes mellitus, ernstig verminderde nier- of leverfunctie als comorbiditeit óf als het hartfalen het gevolg is van een restrictieve cardiomyopathie, aangeboren hartaandoening, hemodynamisch significante organische hartklepaandoening, of bij toepassing binnen drie maanden na een myocardinfarct.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij een eerstegraads AV-blok vanwege de negatief dromotrope werking.
Bij een voorgeschiedenis van psoriasis, perifere circulatiestoornissen of perifere vaataandoeningen terughoudend zijn met β-blokkers vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Voorzichtig toepassen bij een vermoeden van Prinzmetal-angina-pectoris vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers (zoals carvedilol) de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.
Staak de behandeling bij symptomen van ernstige huidreacties en overweeg een alternatieve behandeling; ernstige huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische necrolyse (TEN) zijn gemeld bij gebruik van carvedilol.
Wees voorzichtig bij toepassing bij ouderen.
Controles: controleer vooral tijdens dosistitratie regelmatig de nierfunctie en het trombocytenaantal.
Bij hartfalen na de eerste dosis en bij iedere dosis-verhoging de patiënt zorgvuldig evalueren gedurende ca. 2 uur; bij optreden van hypotensie kan tijdelijke verlaging van de dosering nodig zijn of verlaging van de dosering van gelijktijdig gebruikte medicatie. De kans op een verhoogde bloeddrukdaling is groter bij ernstig hartfalen (NYHA > III), zout- en/of vloeistoftekort (bv. bij combinatie met een hoge dosering van een diureticum), ouderen (≥ 70 jaar) of bij een lage bloeddruk (systolisch < 100 mmHg).
Bij patiënten met hartfalen én een lage bloeddruk (systolisch < 100 mmHg), ischemische hartziekte, algemene atherosclerose en/of een onderliggende nierinsufficiëntie is een reversibele achteruitgang van de nierfunctie waargenomen; aangeraden wordt tijdens instelling de nierfunctie te controleren en bij achteruitgang van de nierfunctie de dosering te verlagen of de behandeling te staken.
Bradycardie: indien de hartfrequentie afneemt tot < 55 slagen/min, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.
Behandeling staken: beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 2 weken, zeker bij patiënten met een ischemische hartziekte. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.
Bronchospasmen kunnen optreden door een verhoogde weerstand van de luchtwegen; wees voorzichtig bij patiënten die een hoger risico op bronchospasmen hebben.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate. Controleer regelmatig de glucosespiegel bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering, en tijdens een lange periode van vasten.
Bij continuering van toediening van een β-blokker tijdens algemene anesthesie rekening houden met meer kans op hypotensie.
Bij feochromocytoom carvedilol alleen toedienen ná adequate α-receptorblokkade. Hoewel carvedilol ook een α-blokkerende werking heeft, is er onvoldoende ervaring met carvedilol bij deze aandoening.
Niet gebruiken bij labiele of secundaire hypertensie, orthostase, acute inflammatoire hartziekte, hemodynamisch relevante obstructie van de hartkleppen of het uitstroom-kanaal, laatste fase van een perifere arteriële aandoening.
Bij kinderen < 18 jaar zijn de werkzaamheid en veiligheid niet vastgesteld.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling toxicologie/bètablokkers of vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
ernstige hypotensie, bradycardie, hartfalen, cardiogene shock, sinusarrest, hartstilstand. Bronchospasmen, braken, bewustzijnsstoornis, gegeneraliseerde epileptische aanvallen.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info en/of toxicologie.org/carvedilol.
Eigenschappen
Lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd en treedt een antihypertensief effect op. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt.
Kinetische gegevens
Resorptie | vrijwel volledig in het maag-darmkanaal. |
F | ca. 90%. |
V d | 3,5 l/kg. |
Overig | Passeert de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | 50% in de lever. |
Eliminatie | via de nieren, 50% onveranderd, 50% als inactieve metabolieten. |
T 1/2el | 10–12 uur, bij chronisch hartfalen (NYHA-klasse III) verlengd tot 12–22 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Carvedilol is een sterk lipofiele, niet-selectieve β-blokker met membraanstabiliserende werking zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt door de niet-selectieve β-blokkade. Carvedilol is een racemisch mengsel van twee stereo-isomeren, de β-blokkerende werking wordt vooral toegeschreven aan de linksdraaiende isomeer (S(-)-enantiomeer), beide enantiomeren hebben α-blokkerende eigenschappen. De 4-hydroxyfenolmetaboliet is als β-blokker 13× potenter dan carvedilol, de plasmaconcentratie ervan is echter 10× lager dan die van carvedilol.
Carvedilol heeft een perifeer vaatverwijdend effect, dat vnl. berust op een α1-blokkerende werking. Dit verlaagt de perifere vaatweerstand.
Carvedilol heeft potente anti-oxidante eigenschappen, het ruimt reactieve zuurstofradicalen op en heeft anti-proliferatieve effecten op vasculaire gladde spiercellen. Twee hydroxycarbazolmetabolieten die ontstaan na metabolisering van carvedilol, zijn 30-80× sterkere anti-oxidanten dan carvedilol zelf.
Kinetische gegevens
F | ca. 25% door een uitgebreid first-pass-metabolisme, bij levercirrose hoger. |
T max | ca. 1,5 uur. De maximale plasmaconcentratie van de R(+)-enantiomeer is ca. 2× hoger dan die van de S(-)-enantiomeer. De maximale plasmaconcentratie is hoger bij levercirrose (4,4×) of nierinsufficiëntie (40–55% hoger bij een creatinineklaring < 30 ml/min). |
Overig | bij hartfalen is de blootstelling (AUC) groter dan bij gezonde mensen, door een significant verminderde klaring. |
Overig | de AUC is bij ouderen ca. 50% hoger dan bij jonge mensen. Bij leverinsufficiëntie is de AUC ca. 7× hoger dan bij mensen met een gezonde lever. |
V d | 1,5–2 l/kg, groter bij levercirrose. |
Eiwitbinding | ca. 95–99 %. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever. De S-enantiomeer vnl. door CYP2C9 en CYP2D6, de R-enantiomeer vnl. door CYP2D6. Verder zijn in mindere mate CYP3A4, -1A2 en -2E1 betrokken bij het metabolisme van carvedilol. Er worden o.a. 3 actieve metabolieten gevormd (waaronder 2 hydroxycarbazolmetabolieten), met een zwak vaatverwijdend effect. |
Overig | carvedilol is daarnaast substraat voor de (opname)transporter P-glycoproteïne (Pgp). |
Eliminatie | vnl. met de feces (ca. 60%); een klein deel (ca. 16%) met de urine (onveranderd (< 2%) of als metabolieten). Carvedilol wordt niet geëlimineerd door dialyse. |
T 1/2el | 6–10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
bisoprolol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- labetalol (C07AG01) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- nebivolol (C07AB12) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk
Groepsinformatie
carvedilol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- labetalol (C07AG01) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- nebivolol (C07AB12) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
- hartfalen, chronisch
- primaire hypertensie
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
- hartfalen, chronisch
- primaire hypertensie