Samenstelling
Rocaltrol Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 0,25 microg, 0,5 microg
Bevat tevens: sorbitol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Alfacalcidol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 0,25 microg, 0,5 microg, 1 microg
Etalpha Leo Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 0,25 microg, 0,5 microg, 1 microg
- Toedieningsvorm
- Druppelvloeistof
- Sterkte
- 2 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml
Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: 14% alcohol.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 0,5 ml
Conserveermiddel: propyleenglycol (415 mg/ml). Bevat tevens: 10% alcohol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Pas bij ouderen > 70 jaar met een calcidiolspiegel < 75 nmol/liter (of een ernstige verdenking op vitamine D-deficiëntie) colecalciferol (vitamine D3) toe. Start hierbij met een hoge oplaaddosis, gevolgd door een veel lagere onderhoudsdosering.
Calcitriol kan worden voorgeschreven bij de vermelde indicaties, indien de normale omzetting van vitamine D is gestoord.
Advies
Vitamine D-deficiëntie: Pas bij ouderen > 70 jaar met een calcidiolspiegel < 75 nmol/liter (of een ernstige verdenking op vitamine D-deficiëntie) primair colecalciferol (vitamine D3) toe. Start hierbij met een hoge oplaaddosis, gevolgd door een veel lagere onderhoudsdosering.
Bij renale osteodystrofie en renale rachitis is alfacalcidol een goede keus.
Bij hypoparathyreoïdie is door de afwezigheid van PTH de omzetting van vitamine D gestoord, zodat de voorkeur uitgaat naar calcitriol, alfacalcidol of dihydrotachysterol.
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Indicaties
- Preventie en behandeling van renale osteodystrofie bij matige tot ernstige (creatinineklaring 15–55 ml/min) nierinsufficiëntie, met of zonder toepassing van hemodialyse.
- Postchirurgische en idiopathische hypoparathyroïdie, pseudohypoparathyroïdie.
- Vitamine D-afhankelijke rachitis, hypofosfatemische vitamine D-resistente rachitis.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling en preventie van renale osteodystrofie;
- Behandeling van secundaire hyperparathyreoïdie bij patiënten met chronische nierziekte stadium 3–5. De intraveneuze toediening is bedoeld voor stadium 5-patiënten.
Gerelateerde informatie
Dosering
De optimale dagdosis calcitriol zorgvuldig vaststellen op basis van de serumcalciumspiegel. Altijd beginnen met de laagst mogelijke dosis.
Renale osteodystrofie:
Volwassenen:
Begindosering: 0,25 microg 1×/dag, bij normocalciëmie of geringe hypocalciëmie 0,25 microg iedere 2 dagen. Bij onvoldoende verbetering binnen 2–4 weken de dosering verhogen met 0,25 microg/dag per 2–4 weken onder controle van de serumcalciumspiegel tweemaal per week. Gewoonlijk is 0,5–1 microg/dag voldoende. Bij hypercalciëmie de behandeling onmiddellijk staken tot normocalciëmie is bereikt. Bij nierdialyse kan 0,5–1,0 microg/dag nodig zijn, indien dit onvoldoende effectief is, kan een orale stoottherapie van 0,1 microg/kg/week (initiële dosering) verdeeld over 2 of 3 gelijke doses 's avonds effectief zijn. De cumulatieve dosis is maximaal 12 microg per week.
Hypoparathyroïdie en rachitis:
Volwassenen:
Begindosering: 0,25 microg 1×/dag 's morgens. Bij onvoldoende verbetering de dosering verhogen met 0,25 microg iedere 2–4 weken onder controle van de serumcalciumspiegel tweemaal per week. Bij hypercalciëmie de behandeling onmiddellijk staken tot normocalciëmie is bereikt. Overweeg de calciuminname via voedsel te verlagen. Bij hypoparathyroïdie kunnen door malabsorptie hogere doses nodig zijn. Bij zwangeren met hypoparathyroïdie kan in de tweede helft van de zwangerschap een hogere dosis nodig zijn; post partum deze weer verlagen.
Dosering
De optimale dagdosering zorgvuldig vaststellen door controle van de serumwaarden van parathyroïdhormoon, calcium, fosfaat, calcium×fosfaatproduct en alkalische fosfatase.
Osteodystrofie, secundaire hyperparathyreoïdie bij chronische nierziekte stadium 3 en 4 (predialysepatiënten):
Volwassenen:
Aanbevolen orale begindosering: 0,25 microg per dag, normale onderhoudsdosering 0,5 microg per dag. Maximaal 12 microg per week.
Kinderen (van 1 maand tot 18 jaar):
0,2–39 nanog/kg lichaamsgewicht per dag (0,0002–0,039 microg/kg lichaamsgewicht per dag), gemiddeld 10–12 nanog/kg/dag (0,010–0,012 microg/kg lichaamsgewicht per dag). Een druppel van de druppelvloeistof bevat 100 nanog (0,1 microg) alfacalcidol, lagere doseringen dan 0,1 microg. kunnen niet oraal worden toegediend.
Osteodystrofie, secundaire hyperparathyreoïdie bij chronische nierziekte stadium 5 (dialysepatiënten):
Volwassenen:
Aanbevolen orale begindosering: 0,5 microg/dag. Aan de hand van laboratoriumparameters kan men de dosering met intervallen van ten minste één week verhogen met 0,25 of 0,5 microg/dag. De orale onderhoudsdosering is doorgaans 1 microg/dag. De maximale aanbevolen dosering is 6 microg per dialyse en ≤ 12 microg per week.
Intraveneus: 3×/week aan het einde van de hemodialyse: begindosering 1 microg per dialyse, toedienen via de teruglopende lijn. Na de begindosering kan men aan de hand van laboratoriumparameters de dosering met intervallen van ten minste één week verhogen. Max. 6 microg per dialyse en niet meer dan 12 microg/week.
Zuigelingen en kinderen tot 18 jaar:
De in de literatuur (opgave fabrikant) beschreven orale doseringen bij kinderen die hemodialyse of continue ambulante peritoneale dialyse ondergaan zijn 10–20 nanog/kg/dag (0,010–0,020 microg/kg/dag). De fabrikant meldt geen literatuur over intraveneus gebruik van alfacalcidol bij kinderen.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal: 0,01-0,02 microg/kg/dag in 1 dosis. Intraveneus: na de dialyse 0,58-3,47 microg/m²/week als bolus, max. 6,93 microg/m²/week.
Bij ouderen (≥ 65 jaar) kan men de aanbevolen dosering voor volwassenen gebruiken.
Bij ernstig verstoorde leverfunctie: kan een hogere dosis nodig zijn (verminderde hydroxylering van alfacalcidol tot calcitriol, of door verslechterde enterohepatische circulatie).
Nierfunctiestoornis: volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn er geen gegevens over dosisaanpassing bij een nierfunctiestoornis bij kinderen vanaf 3 maanden.
Toedieningsinformatie: de capsules niet breken en heel innemen (indien gewenst tijdens de maaltijd). NB: Indien het slikken van capsules bezwaarlijk is, kunnen de druppels worden gebruikt: 1 druppel bevat ca. 0,1 microg alfacalcidol. De i.v.–injectie als bolusinjectie in ca. 30 s. toedienen.
Bij het vergeten van een dosis, de volgende dosis niet verdubbelen maar doorgaan volgens het normale doseerschema.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypercalciëmie.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Buikpijn, misselijkheid. Huiduitslag. Urineweginfectie.
Soms (0,1-1%): verminderde eetlust, braken. Verhoogd creatininegehalte.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid, urticaria. Dorst, polydipsie, polyurie, dehydratie. Apathie, spierzwakte, sensorische stoornissen. Obstipatie, maagpijn. Erytheem, jeuk. Groeivertraging. Calcinose. Koorts, gewichtsverlies. Hyperfosfatemie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): buikpijn. Huiduitslag (erythemateus, maculopapuleus, pustuleus), jeuk. Hypercalciëmie, hypercalciurie, hyperfosfatemie.
Soms (0,1-1%): tachycardie, verhoogde bloeddruk. Hoofdpijn, dysesthesie, dysgeusie, verwardheid. Metastatische verkalkingen. Anorexie, misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, dyspepsie. Calcinose, asthenie, vermoeidheid, malaise. Myalgie. Hoog calcium×fosfaat-product. Verminderde nierfunctie (incl. acuut nierfalen) en nefrolithiase/nefrocalcinose.
Zelden (0,01-0,1%): duizeligheid.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties met symptomen zoals koorts, rillingen, urticaria en tongoedeem. Exfoliatieve dermatitis. Hypermagnesiëmie. Bij de druppels: ulceratie van de tong en tandvlees.
Interacties
Thiazide-diuretica kunnen het risico van hypercalciëmie vergroten. Gelijktijdig gebruik met digoxine heeft een risico van cardiale aritmieën (vooral bij hypercalciëmie).
Corticosteroïden kunnen het effect van vitamine D-analoga antagoneren. Colestyramine en sevelameer kunnen de intestinale resorptie van calcitriol verminderen.
Omdat calcitriol ook het fosfaattransport in darm, nieren en botten beïnvloedt, de dosering van fosfaatbindende stoffen afstemmen op de fosfaatconcentratie in het serum (normale waarden: 0,65–1,62 mmol/l of 2–5 mg/100 ml).
Gelijktijdig gebruik van magnesiumbevattende antacida en laxantia kan bij dialysepatiënten leiden tot hypermagnesiëmie.
Ongecontroleerde inname van extra calciumbevattende geneesmiddelen en calcium-supplementen dient te worden vermeden.
Interacties
Combinatie met calciumbevattende preparaten, andere vitamine D–bevattende preparaten of met thiazide-diuretica vermeerdert de kans op hypercalciëmie. Gelijktijdige toediening van digoxine kan bij eventuele hypercalciëmie leiden tot hartaritmieën.
Gelijktijdig gebruik met magnesiumbevattende antacida of laxantia kan leiden tot hypermagnesiëmie.
Alfacalcidol kan de serumspiegel van aluminium verhogen. Combinatie met aluminiumbevattende preparaten (aluminiumhydroxide, sucralfaat) kan de serumconcentratie aluminium verder verhogen; controleer op aluminiumgerelateerde toxiciteit.
Bij gelijktijdige behandeling met enzyminductoren zoals fenobarbital, fenytoïne, primidon of rifampicine kan door een verhoogd metabolisme een hogere dosis alfacalcidol noodzakelijk zijn.
Colestyramine kan de intestinale absorptie van alfacalcidol beïnvloeden. Alfacalcidol capsules ten minste 1 uur voor of 4–6 uur na colestyramine innemen.
Zwangerschap
Calcitriol passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij dieren bij supratherapeutische doses, kalkneerslag in diverse organen. Bij de mens geen aanwijzingen voor teratogeniteit bij therapeutische doses.
Farmacologisch effect: Een hoge dosering vitamine D bij de moeder kan leiden tot hypercalciëmie bij het kind, met als mogelijk gevolg lichamelijke en mentale retardatie, supravalvulaire aortastenose en retinopathie bij het kind.
Advies: Volgens de fabrikant: op strikte indicatie gebruiken. Volgens Lareb: kan (voor zover bekend zonder gevaar) volgens voorschrift worden gebruikt. NB. Bij een vastgestelde vitamine D-deficiëntie wordt volgens Lareb een dagelijkse dosering colecalciferol gebruikt.
Overig: De alcohol in de injectie of in de druppelvloeistof kan schadelijk zijn voor zwangeren.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt mits regelmatig de serumcalciumspiegel wordt bepaald bij zowel moeder als kind.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Bij hoge dosering is er een risico van hypercalciëmie bij de zuigeling.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- hypercalciëmie.
Contra-indicaties
- hypercalciëmie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voor een optimale werkzaamheid van vitamine D is een totale calciuminname van 800–1000 mg noodzakelijk (incl. de hoeveelheid calcium via de voeding). Vanwege een verbeterde opname van calcium in het maag-darmkanaal tijdens behandeling kan de calciuminname soms worden verminderd. Plotselinge verhoging van de calciuminname kan leiden tot hypercalciëmie. Immobilisatie (bv. na een operatie) vermeerdert de kans op hypercalciëmie. Aangeraden wordt regelmatig het gehalte plasmacalcium, -fosfaat, -magnesium, -creatinine en -alkalische fosfatase te bepalen. Controleer de calciumspiegels tijdens de titratiefase ten minste 2×/week en daarna elke maand. Zodra het serumcalcium 0,25 mmol/l boven de norm (gem. 2,25–2,75 mmol/l) komt te liggen of het serumcreatinine stijgt > 120 micromol/l, de toediening van calcitriol tijdelijk onderbreken. Gedurende een periode van hypercalciëmie moeten serumcalcium en -fosfaat dagelijks worden gecontroleerd. Als normale waarden zijn bereikt , kan de behandeling met calcitriol worden voortgezet met een lagere dosis. Bij nierinsufficiëntie een fosfaatbinder gebruiken die geen aluminium bevat, om de fosfaatspiegel onder controle te houden. Gelijktijdige hypercalciëmie en hyperfosfatemie (> 1,74 mmol/l; het serumcalcium × fosfaatproduct mag niet hoger worden dan 5,6 mmol²/l²) leidt tot ectopische verkalkingen in de weke delen. Bij normale nierfunctie kan chronische hypercalciëmie gepaard gaan met toename van het serumcreatinine. Er moet voor voldoende vloeistoftoevoer worden gezorgd.
Patiënten met vitamine D-resistente rachitis moeten hun orale fosfaattherapie voortzetten. Daarbij rekening houden met eventuele stimulering van de intestinale fosfaatabsorptie door calcitriol. Dit effect kan de behoefte aan extra fosfaat veranderen.
Calcitriol is de meest werkzame metaboliet van vitamine D; om deze reden geen ander preparaat van vitamine D gelijktijdig voor schrijven. Gebruik van calciumverrijkte voedingsmiddelen dient te worden vermeden.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn onvoldoende onderzocht om doseringsaanbevelingen te doen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij hypercalciurie en bij nierstenen, hartritmestoornissen, sclerose van de hartkleppen of arteriosclerose in de voorgeschiedenis, omdat (langdurige) hypercalciëmie deze aandoeningen kan verergeren. Voorzichtig zijn bij patiënten met sarcoïdose, tuberculose of andere granulomateuze ziekten in verband met verhoogde gevoeligheid voor vitamine D.
Om met name bij de behandeling van renale osteodystrofie weke-delenverkalkingen te voorkomen, mag alfacalcidol slechts worden toegediend bij een genormaliseerd fosfaatgehalte in het serum.
Bij ernstige leverfunctiestoornissen kan de hydroxylering in de lever afnemen waardoor een hogere dosis alfacalcidol aangewezen kan zijn.
Biochemische metingen: om tijdens de behandeling met alfacalcidol hypercalciëmie te voorkomen, is het noodzakelijk regelmatig biochemische metingen te verrichten. In het bijzonder moeten de calcium-, magnesium-, fosfaat-, calcium×fosfaat-product, parathyroïdhormoon, creatinine- en alkalische fosfataseconcentraties worden gecontroleerd. Zeer regelmatige controle is vooral nodig, wanneer het alkalisch fosfatasegehalte in het normale bereik komt. Als de calciumwaarden boven de grenzen van de normale waarden komen, moet de toediening worden gestopt voor ten minste één week, na bereiken van de normaalwaarden hervatten met een halve dosis. Licht de patiënt in over klinische symptomen van hypercalciëmie (zwakte, moeheid, asthenie, malaise, myalgie, artralgie, botpijn, anorexie, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, droge mond, dysgeusie, metaalsmaak, hoofdpijn, duizeligheid). Overmatige suppressie van parathyroïdhormoon vermijden.
Eventueel fosfaatbinders gebruiken om het serumfosfaat op een acceptabel niveau te handhaven en zo mogelijke metastatische verkalking te vermijden.
De alcohol in de injectie of in de druppelvloeistof kan schadelijk zijn voor zwangeren, kinderen en bij gestoorde leverfunctie, alcoholisme of epilepsie.
De hulpstof propyleenglycol kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol (pdf 0,2 MB) hierover.
Overdosering
Symptomen
van acute vitamine D-intoxicatie: anorexie, hoofdpijn, braken, obstipatie; van chronische intoxicatie: dystrofie (zwakte, gewichtsverlies), sensorische stoornissen, koorts met dorst, polyurie, dehydratie, apathie, groeistilstand en infecties van de urinewegen, hypercalciëmie met als gevolg verkalking van nierschors, myocardium, longen en pancreas.
Therapie
Bij acute overdosering kan men maagspoeling (indien qua tijdstip nog relevant) of opwekken van braken overwegen om verdere absorptie tegen te gaan alsmede vloeibare paraffine om te laxeren. Indien verhoogde calciumconcentraties in het serum aanhouden, kan men fosfaten of corticosteroïden toedienen en maatregelen nemen om voldoende diurese te bewerkstelligen.
Voor meer informatie over een vergiftiging na systemische toediening van calcitriol neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
algehele malaise, vermoeidheid, zwakte, hoofdpijn, maag-darmstoornissen, spierpijn, pijn in botten en kraakbeen, hartkloppingen, verwardheid, rusteloosheid, polyurie, dehydratie en polydipsie, allen als gevolg van (ernstige) hypercalciëmie.
Therapie
alfacalcidol en calciumsupplementen stopzetten en een dieet met een laag calciumgehalte starten. In ernstige gevallen kan toediening van corticosteroïden, lisdiuretica, bisfosfonaten, calcitonine, peritoneale dialyse of hemodialyse met calciumvrij dialysaat worden overwogen. Elektrolyten, nierfunctie en, vooral bij digoxinegebruik, het ECG controleren.
Voor meer informatie over een vergiftiging met alfacalcidol neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Calcitriol, de biologisch meest actieve vitamine D3-metaboliet, wordt normaal in de nier gevormd uit zijn precursor 25-hydroxy-colecalciferol, dat in de lever uit vitamine D3 wordt gevormd. Calcitriol bindt aan de vitamine-D-receptor en bevordert de intestinale absorptie van calcium. In het bot stimuleert calcitriol, samen met parathyroïdhormoon, de absorptie van calcium; in de nier verhoogt het de tubulaire terugresorptie van calcium. Tevens onderdrukt het de synthese en secretie van parathyroïdhormoon. Werkingsduur: 3–5 dagen.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
T max | binnen 2–6 uur. |
Metabolisering | hydroxylering en oxidatie in nier en lever, vooral via CYP24A1. |
Eliminatie | vnl. met de feces als (deels werkzame) metabolieten. Niet gemetaboliseerd calcitriol doorloopt via uitscheiding met de gal een enterohepatische kringloop. |
T 1/2el | 5–8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch vitamine D-analoog. Alfacalcidol (1-α-OH-vitamine D3) is een prodrug en wordt na toediening omgezet, hoofdzakelijk in de lever, in calcitriol, de fysiologisch actieve vorm van vitamine D. Calcitriol versterkt de onderdrukking van de productie van parathyroïdhormoon door calcium. Calcitriol stimuleert de opname van calcium. Het heeft ook effect op de osteoblasten, waardoor verbetering van botvorming en botmineralisatie kan optreden.
Kinetische gegevens
F | 87% voor capsules, bij de druppelvloeistof iets hoger. |
T max | calcitriol ca. 7,6 uur (oraal, gezonde vrijwilligers), ca. 13,7 uur na toediening van voedsel. Bij hemodialysepatiënten met een chronische nierziekte werden twee pieken gemeten, na 9 uur en na 12 uur. Intraveneus: ca. 5 minuten. |
Metabolisering | in de lever snel door microsomaal CYP3A4 en mitochondriaal CYP27A1 tot calcitriol (1,25-dihydroxyvitamine D3). |
Eliminatie | relatief snel vnl. met de feces als calcitriol. |
T 1/2el | calcitriol ca. 8,7 uur (oraal, gezonde vrijwilligers), ca. 10,5 uur na toediening van voedsel. Bij hemodialysepatiënten ca. 19 uur (oraal). Intraveneus bij gezonde vrijwilligers: ca. 18 uur (calcitriol). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
calcitriol (systemisch) hoort bij de groep vitamine d en analoga.
Groepsinformatie
alfacalcidol hoort bij de groep vitamine d en analoga.