Samenstelling
Capecitabine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 500 mg
Ecansya KRKA Belgium NV
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 500 mg
Xeloda XGVS Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fluorouracil (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 5 ml, 10 ml, 20 ml, 50 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Teysuno XGVS Aanvullende monitoring Nordic Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Capsule '15/4,35/11,8'
Bevat per capsule: tegafur 15 mg, gimeracil 4,35 mg en oteracil 11,8 mg.
- Toedieningsvorm
- Capsule '20/5,8/15,8'
Bevat per capsule: tegafur 20 mg, gimeracil 5,8 mg en oteracil 15,8 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van colorectaal carcinoom, maagcarcinoom en mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Voor adjuvant capecitabine na neoadjuvante chemotherapie bij het mammacarcinoom staat het advies (2018) van de commissie BOM op NVMO.org.
Advies
Voor de behandeling van oesofaguscarcinoom, maagcarcinoom, colorectaalcarcinoom, pancreascarcinoom en borstkanker staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Zie voor de adviezen voor 5-FU de Commissie BOM (onder 5-FU).
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom hoofd/hals (2015) staat op NVMKA de geldende behandelrichtlijn Hoofd-halstumoren.
Advies
Voor de behandeling van maagcarcinoom en colorectaal carcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Indicaties
Carcinomen van het maag-darmkanaal
- Stadium III (stadium Dukes C) coloncarcinoom als adjuvante behandeling;
- Gemetastaseerd colorectaalcarcinoom;
- Gevorderd maagcarcinoom als eerstelijnsbehandeling in combinatie met een op platina gebaseerd regime.
Mammacarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom in combinatie met docetaxel, na falen van chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom als monotherapie, na falen van taxanen en chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte óf indien verdere behandeling met antracyclinederivaten niet is aangewezen.
Indicaties
- Behandeling van carcinomen van het maag-darmkanaal:
- gevorderd oesofaguscarcinoom;
- gevorderd maagcarcinoom;
- colorectaal carcinoom, als adjuvante behandeling.
- Behandeling van gevorderd pancreascarcinoom.
- Behandeling van mammacarcinoom:
- operabel primair invasief mammacarcinoom, als adjuvante behandeling;
- gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom.
- Behandeling van plaveiselcelcarcinoom van het hoofd en de hals:
- inoperabel, lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom dat nog niet eerder is behandeld;
- lokaal recidiverend of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom.
Indicaties
- Gevorderd maagcarcinoom bij volwassenen in combinatie met cisplatine.
- Gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC), als monotherapie of in combinatie met oxaliplatine of irinotecan, met of zonder bevacizumab, bij volwassenen die vanwege toxiciteit (hand-voetsyndroom of cardiovasculaire toxiciteit) niet met standaard fluoropyrimidine behandeld kunnen worden.
Doseringen
Voorafgaand aan de therapie eerst eventuele dehydratie en elektrolytstoornissen behandelen en zonodig anti-emetica toedienen.
Colon-, colorectaal en mammacarcinoom, monotherapie:
Volwassenen:
1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken). De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.
Colon-, colorectaal en maagcarcinoom, combinatietherapie:
Volwassenen:
800–1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken) óf 625 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur continu (indien geen rustweek wordt gehanteerd). In combinatie met irinotecan (200 mg/m² op dag 1): 800 mg/m² indien tweemaal daags toegediend gedurende 14 dagen, gevolgd door een rustweek. De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.
Mammacarcinoom, combinatietherapie:
Volwassenen < 60 jaar:
1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur op de dagen 1 tot en met 14 gevolgd door 7 dagen rust (cyclusduur van 21 dagen) en op dag 1 docetaxel i.v. infusie 75 mg/m² lichaamsoppervlak 1× per 3 weken in 60 minuten toedienen.
Volwassenen ≥ 60 jaar:
Bij deze ouderen komen CTCAE graad 3- en 4-bijwerkingen vaker voor, zowel bij monotherapie als combinatietherapie. In verband met een significant toegenomen kans op CTCAE graad 3- en 4-bijwerkingen bij de combinatie met docetaxel: aanvankelijk 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, indien geen toxiciteit wordt waargenomen trapsgewijs verhogen tot 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur.
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) bij aanvang van de behandeling, de aanvangsdosering van 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, verlagen naar 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur (bij een aanvangsdosering van 1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur is geen dosisreductie vereist). Indien tijdens de behandeling de nierfunctie daalt tot een creatinineklaring < 30 ml/min de behandeling staken.
Verminderde leverfunctie: er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar; er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Pas bij (bekende) DPD-deficiëntie de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker; bij (bijna) totale afwezigheid van DPD-activiteit is geen enkele dosis capecitabine veilig gebleken. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (diarree/dehydratie, buikpijn, misselijkheid, stomatitis, hand-voetsyndroom) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 3).
Toediening: tabletten met water innemen 's ochtends en 's avonds binnen 30 min na een maaltijd. De tabletten niet breken of vermalen.
Waarmee capecitabine gecombineerd wordt:
Doseringen
De dosering en het behandelschema hangt af van de tumorsoort, de stadiëring van de tumor, de toestand van de patiënt, of er eerdere behandelingen zijn geweest en of 5-FU als monotherapie of in combinatie met andere oncolytica wordt toegediend. De initiële behandeling in het ziekenhuis toedienen.
Oesofaguscarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200–1000 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als continu i.v. infuus gedurende enkele dagen; afhankelijk van het behandelregime in cycli herhalen. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cisplatine, cisplatine+epirubicine of epirubicine+oxaliplatine. Voor carcinomen in het onderste deel van de oesofagus wordt 5-FU+cisplatine+epirubicine (ECF) peri-operatief gegeven of 5-FU+cisplatine in combinatie met radiotherapie.
Maagcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als continu i.v. infuus gedurende 3 weken; afhankelijk van de effectiviteit en verdraagzaamheid worden 6 cycli gegeven. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cisplatine+epirubicine (ECF).
Colorectaalcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200–600 mg/m² lichaamsoppervlak, afhankelijk van de toedieningswijze: i.v. bolusinjectie of i.v. continu infuus. 5-FU wordt bij voorkeur gegeven in combinatie met foliumzuur, eventueel daarnaast nog gecombineerd met irinotecan (FOLFIRI, FLIRI), oxaliplatine (FOLFOX) of irinotecan+oxaliplatine (FOLFIRINOX). Afhankelijk van het gekozen behandelregime wordt 5-FU wekelijks, twee keer per maand of maandelijks toegediend. Het aantal cycli is afhankelijk van het gekozen regime en van de effectiviteit en verdraagzaamheid.
Pancreascarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200–500 mg/m² lichaamsoppervlak per dag, afhankelijk van de toedieningswijze: i.v. bolusinjectie of i.v. continu infuus. 5-FU wordt gegeven in combinatie met foliumzuur, gemcitabine of irinotecan+leucovorine. Het aantal cycli is afhankelijk van het gekozen regime en van de effectiviteit en verdraagzaamheid.
Mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
500–600 mg/m² lichaamsoppervlak als i.v. bolusinjectie, zonodig elke 3–4 weken herhalen. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cyclofosfamide+methotrexaat (CMF), epirubicine+cyclofosfamide (FEC), methotrexaat+leucovorine (MFL) of met doxorubicine+cyclofosfamide. In de adjuvante behandeling van primair, invasief mammacarcinoom zijn doorgaans 6 cycli nodig (indien verdragen).
Plaveiselcelcarcinoom van hoofd en hals
Volwassenen (incl. ouderen)
600–1200 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als i.v. continu infuus gedurende enkele dagen. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cisplatine of carboplatine. Het aantal cycli is afhankelijk van het gekozen regime en van de effectiviteit en verdraagzaamheid. De combinaties kunnen ook worden gegeven in combinatie met radiotherapie.
De dosering verlagen bij: cachexie, grote operatie in de voorafgaande 30 dagen, verminderde beenmergfunctie of een gestoorde lever- of nierfunctie. Verder de dosering verlagen of de behandeling onderbreken/uitstellen bij (ernstige) toxiciteiten (bv. hematologisch, neurologisch, gastro-intestinaal).
Bij DPD-deficiëntie: pas de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker. Bij totale afwezigheid van DPD-activiteit is geen enkele dosis veilig bevonden. Zie ook de rubrieken Contra-indicaties en Waarschuwingen en voorzorgen.
Doseringen
Test vóór aanvang van de behandeling op een deficiëntie van DPD.
Geef profylactisch een anti-emeticum en antidiarrhoicum. Zorg tevens voor een adequate hydratie, dit is van extra belang vanwege de combinatie met cisplatine. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gevorderd maagcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 70 jaar):
Aanbevolen dosering: 25 mg/m² lichaamsoppervlak (uitgedrukt als gehalte tegafur) 2× per dag, 's ochtends en 's avonds, gedurende 21 opeevolgende dagen, gevolgd door 7 dagen rust. Deze behandelcyclus om de 4 weken herhalen. Kuur combineren met cisplatine 75 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/4 weken via i.v. infusie. Na 6 behandelcycli cisplatine staken zonder stopzetten van tegafur/gimeracil/oteracil. De dosis tegafur moet worden herberekend indien het gewicht van de patiënt met ≥ 10% daalt of stijgt en de gewichtsverandering niet in verband staat met vochtretentie; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 2).
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom
Volwassenen
Monotherapie: Aanbevolen dosering: 30 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag gedurende 14 opeenvolgende dagen, gevolgd door 7 dagen rust. De dosis tegafur moet worden herberekend indien het gewicht van de patiënt met ≥ 10% daalt of stijgt en de gewichtsverandering niet in verband staat met vochtretentie; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 4).
Combinatietherapie: Aanbevolen dosering: 25 mg/m² lichaamsoppervlak (uitgedrukt als tegafurgehalte) 2×/dag gedurende 14 opeenvolgende dagen, gevolgd door 7 dagen rust. Kuur combineren met oxilaplatine i.v. 130 mg/m² op dag 1 of irinotecan i.v. 150-225 mg/m² op dag 1, al dan niet in combinatie met bevacizumab i.v. 7,5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1. De dosis tegafur moet worden herberekend indien het gewicht van de patiënt met ≥ 10% daalt of stijgt en de gewichtsverandering niet in verband staat met vochtretentie; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 4).
Bij ouderen en kwetsbare patiënten is de aanbevolen dosering 20 mg/m² lichaamsoppervlak (uitgedrukt als tegafurgehalte) 2×/dag, gedurende 14 opeenvolgende dagen, gevolgd 7 dagen rust. Kuur combineren met een verlaagde dosis oxaliplatine (100 mg/m 2 op dag 1).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 50 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Verlaag bij een creatinineklaring van 30–50 ml/min de dosis tegafur tot 20 mg/m² lichaamsoppervlak 2× per dag. Onderbreek in verband met de onvoorspelbare stijging van de blootstelling aan 5-FU de behandeling bij een creatinineklaring < 30 ml/min. Daarna tegafur hervatten met 15 mg/m² 2× per dag. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij dialysepatiënten. Was de dosis tegafur al verlaagd dan gelden andere doseringen, zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige bijwerkingen (hematologisch, renaal en overige bijwerkingen, óók bij een bekende gedeeltelijke DPD-deficiëntie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabellen 1 t/m 8). Een eenmaal verlaagde dosis tegafur/gimeracil/oteracil niet meer verhogen.
Gemiste of uitgebraakte dosis: vervang een gemiste dosis niet; ook niet na braken, vergeten of het tijdelijk onderbreken van de behandeling vanwege een toxiciteit.
Toediening: neem de capsules 1 uur vóór óf 1 uur na een maaltijd in met water.
Bijwerkingen
Monotherapie: zeer vaak (> 10%): anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hand-voetsyndroom. Vermoeidheid, asthenie.
Vaak (1-10%): herpes infecties, nasofaryngitis, lage luchtweginfecties. Dehydratie, gewichtsafname. Slapeloosheid, depressie. Hoofdpijn, lethargie, duizeligheid, paresthesie, smaakstoornis. Toename traanvocht, oogirritatie, conjunctivitis. Tromboflebitis. Epistaxis, rinorroe, dyspneu, hoest. Droge mond, dyspepsie, gastro-intestinale bloeding, obstipatie, flatulentie. Alopecia, erytheem, droge huid, jeuk, huiduitslag (o.a. maculeuze huiduitslag, exfoliatieve dermatitis), pigmentatiestoornis (o.a. hyperpigmentatie van de huid), nagelaandoening. Pijn in de ledematen, rugpijn, artralgie. Koorts, lethargie, perifeer oedeem, malaise, pijn op de borst. Neutropenie, anemie. Hyperbilirubinemie, afwijkende leverfunctiewaarden.
Soms (0,1-1%): (instabiele) angina pectoris, myocardinfarct, atriumfibrilleren, aritmie, (sinus)tachycardie, palpitaties. Diepveneuze trombose, petechiën, hypertensie, hypotensie, opvliegers, perifeer koudegevoel. Pneumothorax, hemoptoë, longembolie, astma, inspanningsdyspneu. Sepsis, cellulitis, tonsillitis, gastro-enteritis, urineweginfectie, influenza, schimmelinfectie (o.a. orale candidiasis), abces aan tand of kies. Lipoom. Overgevoeligheid. Diabetes mellitus. Eetstoornis, ondervoeding. Verwardheid, paniekaanvallen, verlaagd libido. Afasie, verminderd geheugen, ataxie, syncope, evenwichtsstoornis, sensorische stoornis, perifere neuropathie. Verminderde gezichtsscherpte, dubbelzien, draaiduizeligheid, oorpijn. Slikstoornis, oesofagitis, gastro-oesofageale reflux, darmverstopping, ascites, colitis, bloed in ontlasting, geelzucht. Blaren, huidzweren, urticaria, fotosensibilisatie, gezwollen gezicht, purpura, 'Radiation recall'–syndroom. Gezwollen gewrichten, botpijn, aangezichtspijn, spierstijfheid, spierzwakte. Hydronefrose, hematurie, nycturie, urine incontinentie, verhoogde creatininespiegel. Vaginale bloedingen. Oedeem, rillingen. Hypertriglyceridemie, granulocytopenie, trombocytopenie, leukopenie, febriele neutropenie, hemolytische anemie, pancytopenie, verhoogde INR, verlengde protrombinetijd. Hypokaliëmie.
Zelden (0,01–0,1%): verlenging van het QT-interval, 'torsade de pointes', ventrikelfibrilleren, bradycardie, vasospasme. Leverfalen, cholestatische hepatitis. Traanbuisstenose, hoornvliesafwijkingen, hoornvliesontsteking, keratitis (incl. keratitis punctata). Cutane lupus erythematodes.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige huidreacties waaronder Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Toxische leuko-encefalopathie.
In combinatietherapie zijn vergelijkbare bijwerkingen gemeld als bij capecitabine monotherapie, maar een aantal in een hogere frequentie van voorkomen. Daarnaast zijn in combinatietherapie gemeld: vaak (1-10%): angst. Tremor, neuralgie. Hikken, dysfonie. Overmatig zweten. Acuut nierfalen (secundair aan dehydratie). Proteïnurie, dysurie. Slijmvliesontsteking. Hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ischemie, ECG-afwijkingen. Bronchospasmen. Anemie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, trombocytopenie, pancytopenie, beenmergdepressie met kans op o.a. infecties (nadir 9–14 dagen). Mucositis, stomatitis, anorexie, misselijkheid, braken, diarree (met kans op dehydratie). Haaruitval, hand-voetsyndroom, vertraagde wondgenezing. Bloedneus, malaise, vermoeidheid, asthenie. Hyperurikemie.
Vaak (1-10%): pijn op de borst. Febriele neutropenie.
Soms (0,1-1%): aritmie, myocardischemie of -infarct, myocarditis, congestieve cardiomyopathie, hartfalen, cardiogene shock. Hypotensie. Nystagmus, hoofdpijn, duizeligheid, (extra)piramidale verschijnselen, euforie, slaperigheid, symptomen van de ziekte van Parkinson. Tranenvloed, traanbuisvernauwing, wazig of dubbel zien, verstoorde oogbeweging, optische neuritis, fotofobie, conjunctivitis, blefaritis, ectropion. Dehydratie, sepsis, maagdarmulceratie of -bloeding, maag-darmslijmvliesexfoliatie. Dermatitis, huidafwijkingen (zoals huiduitslag, droge huid, erytheem, jeuk, kloven), urticaria, fotosensibilisatie, hyperpigmentatie, nagelveranderingen (zoals hyperpigmentatie, dystrofie, pijn, loslating). Beschadiging van levercellen. Stoornissen in de spermatogenese en ovulatie.
Zelden (0,01-0,1%): ischemie (o.a. cerebraal, intestinaal, perifeer), Raynaudfenomeen, trombo-embolie, tromboflebitis. Allergische reactie incl. anafylaxie. Verwardheid. Verhoogd T4, verhoogd T3.
Zeer zelden (< 0,01%): hartstilstand, plotselinge hartdood. Symptomen van leuko-encefalopathie, zoals ataxie, dysartrie, afasie, myasthenie, convulsies, coma). Levernecrose (soms fataal), biliaire sclerose, cholecystitis. Nierfalen.
Verder zijn gemeld: intracardiale trombus, pericarditis, stresscardiomyopathie (Tako-Tsubo-syndroom). Perifere neuropathie, hyperammoniëmische encefalopathie, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Koorts, verkleuring van de injectieplaats. Tumorlysissyndroom, melkzuuracidose. Pneumatosis intestinalis. Cutane lupus erythematodes.
Bijwerkingen
De beschreven bijwerkingen hebben betrekking op de combinatiebehandeling van tegafur/gimeracil/oteracil met cisplatine.
Zeer vaak (> 10%): anorexie, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Perifere neuropathie. Vermoeidheid, asthenie. Neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie.
Vaak (1-10%): hypotensie, diepveneuze trombose, hypertensie. Dyspneu, bloedneus, hikken, hoesten. Droge mond, stomatitis, slikstoornis, gastro-intestinale ontsteking/bloeding, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Nierfalen. Slapeloosheid, duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Visusstoornis, conjunctivitis, cornea-aandoeningen (bv. epitheeldefect, erosie, troebeling, perforatie, keratitis, keratitis punctata of keratitis ulcerosa). Gehoorstoornis, doofheid. Hand-voetsyndroom, huiduitslag, hyperpigmentatie van de huid, droge huid, jeuk, alopecia. Spierpijn, botpijn. Mucositis, koorts, gewichtsafname, (perifeer) oedeem, koude rillingen. Dehydratie, hypokaliëmie of hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, hypoalbuminemie. Hyperbilirubinemie, verhoogde waarden ASAT/ALAT, verhoogde waarden creatinine en/of ureum in het bloed, verlaagde GFR. Febriele neutropenie, lymfopenie.
Soms (0,1-1%): angina pectoris, myocardinfarct, hartfalen, pericardiale effusie, atriumfibrilleren, tachycardie, palpitaties. Hypovolemische shock, arteriële trombose, veneuze trombose, (trombo)flebitis, orthostatische hypotensie, hematoom, hyperemie, opvliegers, blozen. Longembolie, luchtweginfectie, keelpijn, loopneus, neusverstopping, dysfonie. CVA, convulsie, syncope, bewustzijnsverlies, hemiparese, afasie, ataxie, metabole encefalopathie, akoestische neuritis, geheugenstoornis, evenwichtsstoornis, slaperigheid, tremor. Verwardheid, rusteloosheid, persoonlijkheidsstoornis, hallucinaties, depressie, angst, verminderd libido. (Neutropene) sepsis incl. shock. Toxische nefropathie, urineweginfecties, acute pyelonefritis, oligurie, hematurie, nierfunctiestoornis, verlaagde waarde creatinine in het bloed, pollakisurie. Cheilitis, orale herpes, candidiase, lip-oedeem, glossodynie, speekselklierstoornis, broos gebit, infecties van het gebit, oesofagusspasmen, oesofagitis, gastro-oesofageale reflux, maagzweer, ructus, retroperitoneale fibrose, gastro-intestinale perforatie, ileus, ascites, hemorroïden, anale bloeding. Tumorbloeding, pijn in de tumor. Overgevoeligheidsreacties (o.a. huid- en oogreacties). Ooglidptose, oogliderytheem. Bijnierbloeding. Vertigo, oorverstopping. Furunkel, schilferende huiduitslag, huidverkleuring, erytheem (o.a. erythema migrans necroticans), purpura, bloedblaar, hyperhidrose, nagelatrofie, paronychia, hypertrichose. Spierspasmen, spierzwakte, artralgie, gewrichtszwelling. Erectiestoornis, gevoelige borsten, tepelpijn. Multi-orgaanfalen, borstwandpijn, gewichtstoename, koude-gevoel, malaise. Jicht. Reactie op de injectieplaats. Pancytopenie, bloedstollingsstoornissen, leukocytose, trombocytemie. Hyperglykemie, verhoogde waarden van: γ-GT, AF, LDH. Hypofosfatemie, hypermagnesiëmie, hypoproteïnemie, hyperglobulinemie, hyperlipidemie.
(Zeer) zelden (< 0,1%): diffuse intravasale stolling. Interstitiële longaandoening. Hepatitis B-reactivatie. Acute pancreatitis, ileitis terminalis. Acuut leverfalen. Leuko-encefalopathie, reukstoornis. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, fotosensibilisatie. Rabdomyolyse.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd in verband met de stijging van de blootstelling aan capecitabine tot toxische concentraties. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Capecitabine remt het metabolisme van vitamine K-antagonisten, controleer daarom regelmatig de INR.
Wees voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen die elektrolytstoornissen kunnen veroorzaken en/of het QT-interval verlengen (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Bij combinatie met folinezuur (30 mg 2×/dag oraal) of interferon α neemt de maximaal getolereerde dosis van capecitabine af van 3000 mg/m² lichaamsoppervlak tot 2000 mg/m² lichaamsoppervlak per dag. De toegenomen toxiciteit door folinezuur kan relevant zijn bij het overschakelen van 5-FU/LV naar een capecitabineregime. Ook foliumzuursuppletie (5–15 mg/dag) vergroot de toxiciteit van capecitabine; de combinatie vermijden.
Metronidazol kan de toxiciteit van capecitabine versterken. Vermijd de combinatie; indien combinatie toch noodzakelijk is het bloedbeeld extra controleren.
Gecombineerd gebruik met fenytoïne kan de plasmaspiegel van fenytoïne verhogen tot een toxische waarde, om deze reden bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegel van fenytoïne regelmatig controleren.
Mogelijk vermindert allopurinol de werkzaamheid van capecitabine; de combinatie vermijden.
Interacties
Niet combineren met vaccins met een levend agens.
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd in verband met de stijging van de blootstelling aan 5-FU tot toxische concentraties. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Fluoropyrimidinen verhogen de plasmaconcentratie van fenytoïne; frequente controle van de bloed-/plasmaspiegel van fenytoïne wordt aangeraden.
Door gelijktijdig gebruik van nitro-imidazolen (zoals metronidazol), methotrexaat, clozapine of cimetidine kan de toxische grens van 5-FU eerder bereikt worden. De combinatie met clozapine tevens vermijden in verband met meer kans op agranulocytose.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met foliumzuur, omdat dit de activiteit van 5-FU versterkt, vooral stomatitis en levensbedreigende diarree. Foliumzuur maakt soms ook wel deel uit van een behandelregime met 5-FU.
De cardiotoxiciteit van antracyclinen kan worden versterkt.
De INR-waarde kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met andere fluoropyrimidinen (bv. capecitabine, 5-FU) is gecontra-indiceerd. Een minimale 'wash out'-periode van 7 dagen aanhouden.
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is in verband met de stijging van de blootstelling aan 5-FU tot toxische concentraties gecontra-indiceerd. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Gelijktijdige toediening van tegafur/gimeracil/oteracil met remmers van CYP2A6 kan de concentratie van tegafur/gimeracil/oteracil en daarmee de werkzaamheid verlagen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met foliumzuur, omdat foliumzuur de activiteit van 5-FU versterkt.
Door gelijktijdig gebruik met nitro-imidazolen (zoals metronidazol), methotrexaat, clozapine of cimetidine kan de toxiciteit van 5-FU eerder bereikt worden.
Fluoropyrimidinen verhogen de plasmaconcentratie van fenytoïne; frequente controle van de bloed-/plasmaspiegel van fenytoïne wordt aangeraden.
De INR-waarde kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken. Gezien het werkingsmechanisme is het waarschijnlijk dat gebruik van capecitabine tijdens de zwangerschap schadelijk is voor de vrucht.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn nadelige effecten op de mannelijke voortplantingsorganen (atrofische en degeneratieve veranderingen) en vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen; deze effecten waren echter reversibel na een geneesmiddelvrije periode.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, in therapeutische dosering foetotoxisch en teratogeen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man met 5-FU kan leiden tot een blijvende onvruchtbaarheid; raad voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie. Informeer de patiënt op het potentiële risico voor de foetus indien zij toch zwanger wordt en overweeg genetische counseling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in klinische doses schadelijk gebleken (o.a. viscerale afwijkingen en afwijkingen van het foetale skelet). Er zijn bij de mens in enkele gevallen foetale afwijkingen gemeld.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie. Beëindig de behandeling indien de patiënt zwanger wordt en overweeg genetische counseling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren zijn capecitabine en metabolieten in aanzienlijke hoeveelheden in de moedermelk aangetroffen.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd tijdens de behandeling en gedurende 2 weken na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- ernstige reacties op fluoropyrimidinetherapie in de voorgeschiedenis;
- bij een bekende totale afwezigheid van dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD)-activiteit;
- ernstige leukopenie, neutropenie (aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l) of trombocytopenie (aantal trombocyten < 100 × 109/l);
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 x ULN óf levertransaminasen > 2,5 x ULN).
Zie ook de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
- ernstige infecties zoals herpes zoster en waterpokken;
- ernstig verzwakte patiënten;
- bekende totale afwezigheid van dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD)-activiteit.
- beenmergdepressie na radiotherapie of behandeling met andere anti-neoplastische middelen;
- ernstige leverinsufficiëntie;
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties
Contra-indicaties
- ernstige, onverwachte reactie op fluoropyrimidinetherapie in de voorgeschiedenis;
- ernstige beenmergsuppressie;
- nierinsufficiëntie waardoor dialyse noodzakelijk is;
- bekende totale dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD)-deficiëntie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten vóór behandeling screenen op (heterozygote) DPD-deficiëntie met behulp van genotypering. Bij patiënten met een niet-herkende DPD–deficiëntie en ook bij een negatieve testuitslag op specifieke DPYD-variaties kan onverwachts levensbedreigende toxiciteit optreden met o.a. stomatitis, diarree, mucositis, beenmergdepressie, bloeding en neurotoxiciteit; de behandeling dan direct staken. Bij bepaalde heterozygote DPYD-varianten is er meer kans op ernstige toxiciteit. Gebruik bij een bekende totale afwezigheid van DPD-activiteit is gecontra-indiceerd. Wees extra voorzichtig bij gedeeltelijke DPD-deficiëntie, controleer nauwgezet op toxiciteiten en verlaag eventueel de startdosering ter voorkoming van ernstige toxiciteit. Bij afwezigheid van ernstige toxiciteit kan de dosering voorzichtig verhoogd worden, omdat de consequenties van een gereduceerde dosering voor de werkzaamheid onbekend zijn. Zie voor meer informatie over het gebruik bij de diverse mutaties in het DPYD-gen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4, p. 9–10).
Cardiotoxiciteit zoals hartaritmieën, angina pectoris, myocardinfarct, hartfalen en cardiomyopathie zijn gemeld bij gebruik van capecitabine. Bij andere fluoropyrimidinen zijn ook ECG-veranderingen en plotseling overlijden gemeld. De kans op cardiale toxiciteit is groter bij al bestaande coronaire hartaandoeningen. Wees daarom voorzichtig bij al bestaande hartaandoeningen en bij aanwezigheid van risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en congenitale of verworven QT-verlenging.
Wees in verband met de neurologische bijwerkingen voorzichtig bij reeds bestaande aandoeningen van het centrale of perifere zenuwstelsel (bv. neuropathie) en bij aanwezigheid van hersenmetastasen.
Bij anorexia, asthenie, misselijkheid, braken of diarree ontstaat gemakkelijk dehydratie, die kan leiden tot acuut nierfalen. De kans hierop is groter bij al bestaande verminderde nierfunctie of bij comedicatie met nefrotoxische middelen.
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij verminderde leverfunctie. Wees daarom voorzichtig bij licht tot matig verminderde leverfunctie, ongeacht de aan- of afwezigheid van levermetastasen. Gebruik bij ernstig verminderde leverfunctie is gecontra-indiceerd. Controleer bij lichte tot matige leverfunctiestoornissen regelmatig de leverfunctiewaarden. Onderbreek de behandeling bij een verhoging van het bilirubinegehalte van > 3 × ULN of ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Hervat behandeling met capecitabine monotherapie bij een bilirubinegehalte ≤ 3 × ULN of ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN (bij combinatietherapie kan geen aanbeveling worden gedaan).
Hand-voetsyndroom is een dosisbeperkende bijwerking. Preventie: onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen, om de drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkómen. Er zijn aanwijzingen dat topicaal dexpanthenol een effectieve profylaxe kan zijn. Behandeling: keratolytische crème (bv. met ureum, salicylzuur of alfa-hydroxylzuur) dun aanbrengen uitsluitend op de aangedane plekken, en vochtinbrengende crème royaal aanbrengen ter verlichting van de symptomen. Gebruik bij optreden van hand-voetsyndroom géén vitamine B6 (pyridoxine) als ook cisplatine wordt gegeven, vanwege vermindering van de werkzaamheid van cisplatine.
Controleer regelmatig op het ontstaan van oogheelkundige complicaties, zoals hoornvliesontsteking en hoornvliesafwijkingen, met name bij pre-existente oogaandoeningen. Een oogheelkundige behandeling kan nodig zijn.
Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j).
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij patiënten met een niet-herkende DPD-deficiëntie kan onverwachts levensbedreigende toxiciteit optreden, bv. stomatitis, mucositis, ernstige diarree, neurotoxiciteit en neutropenie; de behandeling dan direct staken. Indien mogelijk voorafgaande aan de behandeling de enzymactiviteit van DPD vaststellen met behulp van genotypering. Bij homozygote of bepaalde heterozygote DPYD-varianten is er meer kans op ernstige toxiciteit. Gebruik bij een bekende totale afwezigheid is gecontra-indiceerd. Wees extra voorzichtig bij gedeeltelijke DPD-deficiëntie, controleer nauwgezet op toxiciteit en verlaag eventueel de startdosering. Bij afwezigheid van ernstige toxiciteit kan de dosering voorzichtig verhoogd worden, omdat de gevolgen van een gereduceerde dosering voor de werkzaamheid onbekend zijn. Zie voor meer informatie over het gebruik bij de diverse mutaties in het DPYD-gen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4).
Wees voorzichtig bij:
- een cardiaal belaste anamnese;
- recente hooggedoseerde bestraling van het bekken;
- recent gebruik van alkylerende cytostatica;
- adrenalectomie of hypofysectomie;
- verminderde lever- of nierfunctie.
Cardiotoxiciteit, zich uitend als o.a. myocardinfarct, angina pectoris, aritmieën, myocarditis, cardiogene shock, plotselinge dood, stresscardiomyopathie, komt vaker voor als 5-FU als continu infuus dan als bolusinjectie wordt gegeven, en meestal tijdens of enkele uren na de eerste behandelcyclus. Wees voorzichtig bij coronaire hartziekte of cardiomyopathie in de voorgeschiedenis of als tijdens de behandeling pijn op de borst optreedt. Controleer gedurende de behandeling regelmatig de hartfunctie. Bij ernstige cardiotoxiciteit de behandeling staken.
Vormen van encefalopathie zijn gemeld, waaronder hyperammoniëmische encefalopathie, leuko-encefalopathie en posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Staak de behandeling bij eerste tekenen of symptomen van encefalopathie zoals veranderde mentale toestand, verwardheid, desoriëntatie, coma of ataxie en onderzoek de mogelijkheid van encefalopathie. Bij verminderde nier- of leverfunctie is er meer kans op hyperammoniëmische encefalopathie.
Tumorlysissyndroom: bij risicofactoren hiervoor (bv. bij verminderde nierfunctie, hyperurikemie, hoge tumorlast, snelle ziekteprogressie) de patiënt nauwlettend controleren. Overweeg preventieve maatregelen, zoals hydratie en correctie van hoge urinezuurspiegel.
Beenmergdepressie: controleer voorafgaande aan elke cyclus en daarnaast dagelijks het aantal bloedplaatjes en witte bloedcellen. Het laagste aantal witte bloedcellen wordt bij de eerste kuur gevonden meestal tussen dag 7–14, maar soms ook pas na 20 dagen. Het aantal normaliseert doorgaans weer tegen dag 30. Onderbreek de behandeling bij aantal bloedplaatjes < 100 × 109/l of het aantal witte bloedcellen < 3,5 × 109/l. Monitor zorgvuldig op het ontstaan van infecties en blauwe plekken/bloedingen. Overweeg een ondersteunende behandeling, bv. met antibiotica, bloedplaatjes of groeifactoren.
Diarree en dehydratie: beperken de dosering vanwege toxiciteit. Overweeg profylactische behandeling voor diarree. Bij diarree nauwkeurig de water- en elektrolytenhuishouding monitoren en start tijdig intraveneus vocht/elektrolyten en een behandeling tegen diarree (bv. loperamide). Bij eerste aanwijzingen voor maag-darmtoxiciteit (incl. stomatitis en bloedingen) de behandeling onderbreken. De kans op het ontstaan van dehydratie is groter bij patiënten met misselijkheid, braken, diarree, gastro-intestinale obstructie, stomatitis, anorexie en asthenie; bij hen extra alert zijn. Diarree en dehydratie vermeerderen de kans op renale toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: hierbij (of bij geelzucht) is er meer kans op toxiciteit; een afwijkend ECG, klachten van angina pectoris en myocardinfarct zijn gemeld. Tevens is er meer kans op hyperammoniëmie en hyperammoniëmische encefalopathie.
Controleer op oculaire reacties en consulteer vroegtijdig een oogarts bij persisterende of visusreducerende klachten. Een behandeling kan nodig zijn (gebruik van een bril in plaats van contactlenzen, instillatie van kunsttranen, antibiotische oogdruppels, implantatie van glazen of siliconen buisjes in de punctum lacrimale (het traanpunt) of het traankanaal).
Radiotherapie: wees voorzichtig bij recente hooggedoseerde bestraling van het bekken.
Fotosensibilisatie: vermijd langdurige blootstelling aan natuurlijk of artificieel zonlicht.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een DPD-deficiëntie vermeerdert de kans op fluoropyrimidinegerelateerde toxiciteit, zoals stomatitis, diarree, mucositis, neutropenie en neurotoxiciteit. De activiteit van het enzym DPD is snelheidsbeperkend in de omzetting van 5-FU in inactieve metabolieten, waardoor een (gedeeltelijke) DPD-deficiëntie leidt tot een toename van de intracellulaire concentratie van de actieve metaboliet van 5-FU. Voer daarom voorafgaande aan de behandeling een DPD-fenotypering of -genotypering uit. Een patiënt met een totale DPD-deficiëntie komt zelden voor, maar bij hen is het risico van levensbedreigende of fatale toxiciteit groot en gebruik van tegafur/gimeracil/oteracil is daarom gecontra-indiceerd. Bij een gedeeltelijke DPD-deficiëntie bestaat een verhoogde kans op ernstige en mogelijk levensbedreigende toxiciteit; overweeg bij deze patiënten een dosisverlaging.
Beenmergdepressie: controleer voorafgaande aan elke cyclus en daarnaast regelmatig het volledig bloedbeeld en monitor zorgvuldig op het ontstaan van infecties en blauwe plekken/bloedingen. Een onderbreking van de behandeling en dosisverlaging kan nodig zijn. Overweeg een ondersteunende behandeling, bv. met antibiotica, bloedtransfusie of groeifactoren.
Hepatitis B-reactivatie: test voorafgaand aan de behandeling op een HBV-infectie. Bij serologisch aangetoonde hepatitis B (incl. actieve infectie) een deskundige op het gebied van hepatitis raadplegen. Indien een behandeling van tegafur toch noodzakelijk is bij een patiënt met een aangetoonde eerder HBV-infectie, gedurende de gehele behandeling controleren op HBV-reactivatie.
Diarree en dehydratie beperken de dosering vanwege toxiciteiten. Overweeg profylactische behandeling voor diarree. Bij diarree nauwkeurig de water- en elektrolytenhuishouding monitoren; start tijdig intraveneus vocht met elektrolyten en een behandeling tegen diarree (bv. loperamide). De behandeling opschorten en/of de dosering van tegafur aanpassen indien de symptomen aanhouden ondanks adequate therapie. Er is meer kans op het ontstaan van dehydratie bij patiënten met misselijkheid, braken, diarree, gastro-intestinale obstructie, stomatitis, anorexie en asthenie; bij hen extra alert zijn. Ook vereist therapie met cisplatine (waarmee tegafur wordt gecombineerd) extra aandacht voor rehydratie (hyperhydratie en geforceerde diurese). Diarree en dehydratie vermeerderen de kans op renale toxiciteit.
Renale toxiciteit: tegafur+cisplatine kan een voorbijgaande daling van de glomerulaire filtratiesnelheid geven, die primair wordt veroorzaakt door prerenale factoren zoals dehydratie en een verstoorde elektrolytenbalans. Een daling in de creatinineklaring, toxische nefropathie en acuut nierfalen zijn mogelijk. Monitor daarom tijdens de behandeling nauwkeurig de nierfunctie; uitstel van de behandeling (tegafur en/of cisplatine) en/of een verlaging van de dosering kan nodig zijn. Bij nierinsufficiëntie is de klaring van gimeracil verlaagd waardoor de blootstelling aan 5-FU onvoorspelbaar wordt verhoogd; daarom wordt gebruik bij een ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) niet aanbevolen.
Controleer op oculaire reacties en consulteer vroegtijdig een oogarts bij persisterende of visusreducerende klachten. Een behandeling kan nodig zijn (gebruik van een bril in plaats van contactlenzen, instillatie van kunsttranen, antibiotische oogdruppels, implantatie van glazen of siliconen buisje in de punctum lacrimale (het traanpunt) of het traankanaal.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld. Tegafur is niet onderzocht voor maagkanker met microsatelliet-instabiliteit (MSI).
Overdosering
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met 5-FU contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Vooral gastro-intestinale toxiciteit (braken, diarree, bloeding, mucositis), respiratoir falen en leukopenie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met tegafur/gimeracil/oteracil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Capecitabine is een orale prodrug van 5-fluoro-uracil (5-FU). De actieve metabolieten van 5-FU, 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat veroorzaken niet-specifieke remming van het enzym thymidylaatsynthetase, wat leidt tot DNA-fragmentatie en celdood. Ook worden 5-FU en zijn actieve metabolieten voor een deel geïncorporeerd in DNA en RNA, wat leidt tot celdood.
Kinetische gegevens
Resorptie | wordt na orale toediening snel en grotendeels geresorbeerd. |
Metabolisering | wordt in de lever omgezet in 5-deoxy-5-fluorocytidine en vervolgens in de weefsels (m.n. tumorcellen) via 5-deoxy-5-fluorouridine in 5-FU. 5-FU wordt intracellulair omgezet in de actieve metabolieten 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat; daarnaast wordt 5–FU omgezet in minder toxische metabolieten door het enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD), dat hierin de snelheidsbeperkende factor is. |
Eliminatie | vnl. met de urine uitgescheiden, 3% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 45–70 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Fluoropyrimidine, pyrimidine-antagonist. Werkt als antimetaboliet door ingrijpen in de DNA- en RNA-synthese. Fluoro-uracil (5-FU) is een prodrug: de activiteit ontstaat na intracellulaire enzymatische omzetting tot de gefosforyleerde vormen van 5-fluoro-uridine en 5-fluorodeoxyuridine.
Kinetische gegevens
V d | 0,12 l/kg. 5-Fluoro-uracil wordt vooral aangetroffen in snel prolifererend weefsel zoals beenmerg, darmmucosa en neoplasmata. Het passeert de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | intracellulair tot de actieve metabolieten 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluoro-uridinetrifosfaat; daarnaast omzetting in inactieve metabolieten door het enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD), dat hierin de snelheidsbeperkende factor is. In de lever metabolisering tot o.a. CO2 en ureum. |
Eliminatie | 60–90% via de longen als CO2; met de urine 7–20% onveranderd. |
T 1/2el | 10–20 min, dosisafhankelijk. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Fluoropyrimidine, pyrimidine-antagonist (tegafur). Het middel bevat een vaste molaire verhouding van tegafur, gimeracil en oteracil welke ook wel bekend staat als S-1. Tegafur is een orale prodrug van 5-fluoro-uracil (5-FU). Gimeracil remt de 5-FU afbraak door reversibele remming van dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD). Oteracil verlaagt de activiteit en cytotoxiciteit van 5-FU in de normale gastro-intestinale mucosa door remming van orotaat-fosforibosyl-transferase (OPRT). De actieve metaboliet van 5-FU, 5-fluoro-desoxyuridine monofosfaat (FdUMP), veroorzaakt niet-specifieke remming van het enzym thymidilaatsynthetase wat leidt tot DNA-fragmentatie en celdood. Ook worden 5-FU en zijn metabolieten geïncorporeerd in DNA en RNA.
Kinetische gegevens
T max | tegafur 0,8 uur, gimeracil 1 uur, oteracil en 5-FU 2 uur. |
V d | ca. 16 l/m² (tegafur), 17 l/m² (gimeracil) en 23 l/m² (oteracil). |
Metabolisering | tegafur: in de lever door vnl. CYP2A6 tot het actieve 5-FU; 5-FU door het leverenzym DPD. |
Eliminatie | met de urine, als tegafur (ca. 4%), 5-FU (ca. 10%) of α-fluor-β-alanine (FBAL) (ca. 75%). |
T 1/2el | tegafur ca. 7–11 uur, gimeracil 3–4 uur, oteracil 2–10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
capecitabine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk
Groepsinformatie
5-fluoro-uracil (systemisch) hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
Groepsinformatie
tegafur/gimeracil/oteracil hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.