Samenstelling
Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Erbitux XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van hoofd-halstumoren staat op richtlijnendatabase.nl.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Cutaan plaveiselcelcarcinoom
- Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.
Basaalcelcarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
- eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
- lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
- gemetastaseerde ziekte.
Cervixcarcinoom
- Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.
Indicaties
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met EGFR-expressie en het wild-type RAS-gen (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS):
- in combinatie met chemotherapie op basis van irinotecan;
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met FOLFOX (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en oxaliplatine);
- als monotherapie na falen van oxaliplatine en irinotecan of bij niet-verdragen van irinotecan.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied:
- in combinatie met bestraling bij lokaal gevorderde ziekte;
- in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij recidiverende en/of gemetastaseerde ziekte.
Doseringen
Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom de wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Geef ten minste 1 uur vóór elke infusie, premedicatie bestaand uit een antihistaminicum en een corticosteroïd; observeer de patiënt tijdens en ten minste gedurende 1–2 uur na de infusie op infusiegerelateerde bijwerkingen (2 uur bij de eerste infusie en 1 uur bij vervolginfusies). Als profylaxe van huidreacties orale tetracyclinen (6-8 weken) en hydrocortisoncrème 1% met vochtinbrenger overwegen. Zie voor beide bijwerkingen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom, plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied
Volwassenen
I.v.: oplaaddosis 400 mg/m² lichaamsoppervlak, na een week gevolgd door 250 mg/m² 1×/week.
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom (monotherapie of combinatietherapie) de behandeling voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen.
Bij lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab toedienen gelijktijdig met bestralingstherapie: de behandeling met cetuximab beginnen 1 week vóór de radiotherapie, de behandeling voortzetten tot het einde van de periode met radiotherapie. Bij recidiverende en/of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab in combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie toedienen, gevolgd door cetuximab als onderhoudstherapie. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen. De onderhoudstherapie voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt.
Ouderen (> 65 j):
Een dosisaanpassing is in principe niet nodig. De ervaring bij ouderen ≥ 75 jaar is echter beperkt. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/cardiovasculaire bijwerkingen.
Verminderde nierfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een serumcreatinine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij serumtransaminasen ≤ 5 × ULN en bilirubine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, oogaandoeningen) de officiële productinformatie van CGB/EMA (rubriek 4.4; link op deze bladzijde).
Toediening: cetuximab i.v. toedienen met een infuuspomp, druppelinfuus of injectiepomp. Vóór toediening met infusiepomp of druppelinfuus kan de cetuximab-oplossing verdund worden met een steriele NaCl-oplossing (0,9%). De initiële dosis langzaam toedienen met een infusiesnelheid van max. 5 mg/min; aanbevolen infusietijd is 120 min. De volgende wekelijkse doses toedienen met een infusiesnelheid van max. 10 mg/min; aanbevolen infusietijd is 60 min.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.
Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (ernstige) infusiegerelateerde reacties (zoals koorts, rillingen, duizeligheid, dyspneu, bronchospasmen, urticaria, hypo- óf hypertensie, bewustzijnsverlies, shock), in sommige gevallen met dodelijke afloop. Huidreacties (80%, waarvan 15% ernstig; omvat acne-achtige huiduitslag, jeuk, droge huid, schilfering, hyperhidrose, nagelaandoening, huidnecrose); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Mucositis (kan leiden tot epistaxis). Hypomagnesiëmie, verhoogde ASAT, ALAT, AF.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Conjunctivitis. Diarree, misselijkheid, braken, dehydratie (vooral als gevolg van diarree of mucositis), anorexia (kan leiden tot gewichtsverlies). Vermoeidheid. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): blefaritis, keratitis. Diepveneuze trombose. Longembolie, interstitiële longziekte (vooral bij de Japanse bevolkingsgroep).
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: ernstige cardiovasculaire complicaties. Aseptische meningitis.
In combinatie met radiotherapie kunnen bekende bijwerkingen van bestraling (mucositis, stralingsdermatitis, dysfagie, leukopenie; vooral lymfocytopenie) in een hogere frequentie optreden.
In combinatie met fluoropyrimidinen kunnen vaker cardiale ischemie, myocardinfarct, congestief hartfalen of hand-voetsyndroom optreden.
In combinatie met platinabevattende chemotherapie is er een groter risico van ernstige hypocalciëmie, ernstige leukopenie en/of ernstige neutropenie met meer kans op pneumonie en sepsis.
In combinatie met capecitabine en oxaliplatine (CAPOX) treedt vaker ernstige diarree op.
Interacties
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Zwangerschap
Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen teratogeniteit, maar afhankelijk van de dosering wel een verhoogde incidentie van abortus waargenomen. EGFR speelt een rol bij de prenatale ontwikkeling en kan essentieel zijn voor normale organogenese, proliferatie en differentiatie in het zich ontwikkelende embryo.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cetuximab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. De mogelijkheid van absorptie en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gedurende én ten minste twee maanden na de therapie geen borstvoeding geven.
Contra-indicaties
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom en combinatie met chemotherapieregimes die oxaliplatine bevatten:
- tumoren met een RAS-mutatie;
- een onbekende RAS-status.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Onderzoeksgegevens: er zijn te weinig gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.) om een doseeradvies te geven; er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
- actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-score ≥ 2;
- een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
- eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).
Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.
Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties kunnen ernstig zijn en van anafylactische of anafylactoïde aard óf zich uiten in een cytokineafgiftesyndroom. De symptomen kunnen ondanks premedicatie tijdens de eerste infusie en tot enkele uren daarna optreden of tijdens volgende infusies. Nauwgezette monitoring van de patiënt is vereist, vooral tijdens de eerste toediening. De patiënt waarschuwen voor mogelijke late reacties en laat hen onmiddellijk contact opnemen als symptomen optreden. De kans op anafylactische reacties is sterk vergroot bij een voorgeschiedenis van allergie voor rood vlees of tekenbeten of bij positieve testuitslagen voor IgE-antistoffen tegen cetuximab; in deze gevallen cetuximab alleen na zorgvuldige afweging toedienen. Bij ernstige reacties (CTCAE-graad 3–4) de behandeling definitief staken.
Huidreacties komen zeer vaak voor (vooral in combinatie met chemotherapie) en onderbreken of staken van de behandeling kan vereist zijn. Door de huidlaesies is er meer kans op superinfecties met soms ernstige complicaties (gevallen van 'staphylococcal scalded skin syndrome', necrotiserende fasciitis en sepsis, soms met fatale afloop). Overweeg profylactisch oraal tetracycline (6–8 weken) en cutaan 0,1% HCA-crème met vochtinbrenger. Indien huidreacties optreden kan een behandeling nodig zijn met cutaan matig-sterke tot sterke corticosteroïden en een (orale) kuur van een tetracycline.
De elektrolytenspiegels, waaronder kalium, calcium en magnesium vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren en indien nodig aanvullen. Progressief afnemende magnesiumspiegels treden vaak op en kunnen tot ernstige hypomagnesiëmie leiden (reversibel na stoppen van cetuximab). Hypokaliëmie treedt veelal op als gevolg van diarree. Hypocalciëmie ontstaat vooral bij combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie.
Cardiovasculaire bijwerkingen: bij leeftijd > 65 jaar, een verminderde algemene conditie, cardio-pulmonale aandoeningen in de voorgeschiedenis en/of gelijktijdige toediening van cardiotoxische geneesmiddelen (bv. fluoropyrimidines) extra controleren op (ernstige) cardiovasculaire bijwerkingen.
Interstitiële longziekte (ILD): let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van ILD zijn o.a. Japanse origine, reeds bestaande pulmonale aandoeningen en gelijktijdige chemotherapie (waarvan bekend is dat deze ILD kunnen doen ontstaan).
Neutropenie: controleer patiënten die ook een platinabevattende therapie ontvangen zorgvuldig op het optreden van ernstige neutropenie en (ernstige) infecties, vooral indien huidlaesies, mucositis en/of diarree is opgetreden.
Oogaandoeningen: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulceratieve) keratitis of ernstig droge ogen. Bij klachten die wijzen op keratitis (bv. acute of verergerende oogontsteking, tranende ogen, gevoeligheid voor licht, wazig zien, oogpijn, rode ogen), doorverwijzen naar een oogarts; bij een diagnose van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Het dragen van contactlenzen is een risicofactor voor het ontstaan hiervan.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij bestaande hematologische aandoeningen (Hb < 5,6 mmol/l, leukocyten < 3,0 × 109/l, ANC < 1,5 × 109/l en trombocyten < 100 × 109/l), en bij matige tot ernstige nier- of leverfunctiestoornissen. Bij behandeling van colorectaal carcinoom is de ervaring in combinatie met radiotherapie beperkt. Er is geen relevante toepassing bij kinderen. De ervaring bij een leeftijd > 75 j. is beperkt; een dosisaanpassing is echter in principe niet nodig.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 20,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Chimerisch monoklonaal antilichaam IgG1, gericht tegen de epidermale groeifactor receptor (EGFR). EGFR-signaaltransductieroutes zijn (via activering RAS) betrokken bij de controle van de overleving en de progressie van de levenscyclus van de cel, angiogenese, migratie en cellulaire invasie/metastasering. Cetuximab bindt zich aan de EGFR met een affiniteit die circa 5–10× hoger is dan die van de endogene liganden en remt de werking van de receptor. Tevens richt het cytotoxische immuun effectorcellen naar de tumorcellen met EGFR-expressie (antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit).
Kinetische gegevens
V d | 1,5–6,2 l/m². |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. Stabiele spiegels worden bij monotherapie na 3 weken bereikt. |
T 1/2el | 70–100 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk
Groepsinformatie
cetuximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk