Samenstelling
Cimzia XGVS UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml, voorgevulde pen 1 ml, patroon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Simponi XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,5 ml, wegwerpspuit 0,5 ml, voorgevulde pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Flixabi XGVS Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Inflectra XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Remicade XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Remsima XGVS Celltrion Healthcare
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml, pen 1 ml
Zessly XGVS Aanvullende monitoring Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Certolizumab pegol komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Voor de toepassing bij axiale spondylartritis en artritis psoriatica is geen advies vastgesteld. Zie voor meer informatie de NVR-richtlijnen Axiale spondylartritis en Reumatoïde artritis.
Behandel psoriasis in eerste instantie lokaal met indifferente middelen, zo nodig gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd. Voeg bij onvoldoende effect een lokaal vitamine D-analoog toe. Stap bij onvoldoende effect hiervan over op een klasse 4-corticosteroïd. Bouw na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analoga af tot een intermitterende behandeling. Continueer de indifferente middelen dagelijks. Om een schilferlaag te verwijderen kan een ontschilferingsmiddel worden toegepast. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien heeft een klasse 2-corticosteroïd de voorkeur. De keuze voor een applicatievorm is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (o.a. wel of niet behaarde hoofdhuid) en in belangrijke mate ook van de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Voor certolizumab pegol is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van psoriasis.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Golimumab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt.
Adalimumab, golimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze.
Advies
Bij de behandeling van de ziekte van Crohn is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze. Van infliximab zijn biosimilars beschikbaar; switchen naar en tussen biosimilars is mogelijk, mits de patiënt goed is geïnformeerd en adequaat klinisch wordt gemonitord, bij voorkeur in het kader van onderzoek.
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylatenen TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Adalimumab, golimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze. Van infliximab zijn biosimilars beschikbaar; switchen naar en tussen biosimilars is mogelijk, mits de patiënt goed is geïnformeerd en adequaat klinisch wordt gemonitord, bij voorkeur in het kader van onderzoek.
Voor infliximab bij kinderen (6–17 j.) met de ziekte van Crohn is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Infliximab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Behandeling van psoriasis met de biological infliximab is aan te bevelen als inductie- of onderhoudsbehandeling voor patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen.
Indicaties
- Reumatoïde artritis, in combinatie met methotrexaat:
- matige tot ernstige, actieve reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen die onvoldoende reageren op 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD's), waaronder methotrexaat. Bij intolerantie voor methotrexaat of indien verdere behandeling met methotrexaat ongewenst is, kan certolizumab pegol als monotherapie worden gegeven;
- ernstige, actieve en progressieve RA bij volwassenen die niet eerder werden behandeld met methotrexaat of andere DMARD's.
- Axiale spondylartritis:
- ernstige actieve spondylitis ankylopoetica (SA) (radiografisch axiale spondylartritis) bij volwassenen die onvoldoende reageren op of die intolerant zijn voor NSAID's;
- ernstige actieve axiale spondylartritis zonder röntgenologisch bewijs van SA (niet-radiografische axiale spondylartritis) bij volwassenen die onvoldoende reageren op of die intolerant zijn voor NSAID's, maar met objectieve tekenen van ontsteking door een verhoogde CRP en/of positieve MRI.
- Artritis psoriatica, in combinatie met methotrexaat:
-
- actieve artritis psoriatica bij volwassenen die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling met DMARD's. Bij intolerantie voor methotrexaat of indien verdere behandeling met methotrexaat ongewenst is, kan certolizumab pegol als monotherapie worden gegeven.
- Plaque psoriasis:
- matige tot ernstige plaque psoriasis bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen in combinatie met methotrexaat (bij inflammatoire aandoening):
- matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) die onvoldoende verbeterde op behandeling met DMARD's (waaronder methotrexaat);
- ernstige, actieve en progressieve RA waarvoor niet eerder methotrexaat gegeven is.
- Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) in combinatie met methotrexaat bij kinderen ≥ 2 jaar, die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling met methotrexaat.
- Actieve en progressieve artritis psoriatica (PsA), alleen of gecombineerd met methotrexaat, bij volwassenen die onvoldoende reageren op eerdere behandeling met DMARD's.
- Axiale spondylartritis bij volwassenen:
- ernstige actieve spondylitis ankylopoetica (AS, ziekte van Bechterew) die onvoldoende verbeterde op de conventionele behandeling;
- ernstige actieve niet-radiografische axiale spondylartritis (nr-axiale SpA) bij volwassenen met objectief aangetoonde tekenen van ontsteking, die onvoldoende verbeterde op NSAID's of waarbij NSAID's niet verdragen werden.
- Matige tot ernstige colitis ulcerosa bij volwassenen met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor of niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en azathioprine of 6-mercaptopurine.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatoïde artritis (RA) in combinatie met methotrexaat:
- actieve RA bij volwassenen met onvoldoende respons op 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD's), inclusief methotrexaat;
- ernstige en progressieve RA bij volwassenen die niet eerder werden behandeld met methotrexaat of andere DMARD's.
- Ziekte van Crohn:
- matig tot ernstige, actieve ziekte van Crohn bij volwassenen met geen reactie op, intolerantie óf een contra-indicatie voor een volledige en adequate behandeling met een corticosteroïd en/of een immunosuppressivum;
- matig tot ernstige, actieve ziekte van Crohn bij kinderen van 6–17 jaar met geen reactie op, intolerantie óf een contra-indicatie voor conventionele therapieën waaronder behandeling met een corticosteroïd, een immunomodulator en primaire voedingstherapie;
- actieve ziekte van Crohn met fistelvorming bij volwassenen met geen reactie op een volledige en adequate conventionele behandeling (zoals antibiotica, drainage en immunosuppressiva).
- Colitis ulcerosa:
- matig tot ernstige actieve colitis ulcerosa bij volwassenen met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor óf niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en 6-mercaptopurine of azathioprine;
- ernstige, actieve colitis ulcerosa bij kinderen 6–17 jaar met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor óf niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en 6-mercaptopurine of azathioprine.
- Actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassenen met onvoldoende respons op eerdere behandeling met DMARD's, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie bij intolerantie of contra-indicatie voor methotrexaat.
- Ernstige spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew) bij volwassenen met onvoldoende respons op conventionele therapie.
- Matige tot ernstige plaque-psoriasis bij volwassenen met geen respons op, intolerantie of een contra-indicatie voor andere systemische therapie waaronder ciclosporine, methotrexaat of psoraleen-ultraviolet A (PUVA).
Gerelateerde informatie
Doseringen
RA, artritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 400 mg subcutaan (2 injecties van 200 mg) in week nul, 2 en 4. Onderhoudsdosering 200 mg elke 2 weken, overweeg bij een bevestigde klinische respons 400 mg om de 4 weken.
Zet de behandeling met methotrexaat, waar van toepassing, voort. Overweeg de behandeling te staken als er na 12 weken geen therapeutisch voordeel is.
AS
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 400 mg subcutaan (2 injecties van 200 mg) in week nul, 2 en 4. Onderhoudsdosering 200 mg elke 2 weken of 400 mg om de 4 weken. Overweeg na ten minste 1 jaar behandeling én aanhoudende remissie een verlaagde onderhoudsdosering van 200 mg om de 4 weken.
Plaque psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 400 mg subcutaan (2 injecties van 200 mg) in week nul, 2 en 4. Onderhoudsdosering 200 mg elke 2 weken. Overweeg bij een onvoldoende respons een dosis van 400 mg om de 2 weken. Behandeling heroverwegen als er binnen de eerste 16 weken geen therapeutisch voordeel is. Bij gedeeltelijke respons kan voortzetting van de behandeling nog verbetering geven.
Gestoorde nier- of leverfunctie: er is geen doseringsadvies in verband met het ontbreken van gegevens.
Gemiste dosis: deze zo snel mogelijk inhalen en daarna doorgaan met het oorspronkelijke doseerschema.
Toediening: geschikte injectieplaatsen zijn het bovenbeen en de buik.
Doseringen
Artritis psoriatica, reumatoïde artritis en spondylitis ankylopoetica of nr-axiale spondylartritis
Volwassenen
50 mg subcutaan 1× per maand; altijd op dezelfde dag van de maand toedienen. (Bij reumatoïde artritis combineren met methotrexaat.) Bij patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg bij onvoldoende respons na 3 à 4 doses een verhoging van de dosis overwegen naar 100 mg 1× per maand. Heroverweeg de behandeling als na 3 à 4 extra doses van 100 mg nog steeds geen therapeutisch effect optreedt.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen ≥ 2 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 40 kg
50 mg subcutaan 1× per maand; altijd op dezelfde dag van de maand toedienen. Combineren met methotrexaat.
Colitis ulcerosa
Volwassenen
Lichaamsgewicht < 80 kg: startdosis 200 mg subcutaan, gevolgd door 100 mg op week 2. Bij voldoende respons 50 mg op week 6 en daarna 50 mg elke 4 weken. Bij onvoldoende respons overweeg voortzetting 100 mg op week 6 en daarna 100 mg elke 4 weken; lichaamsgewicht ≥ 80 kg: startdosis 200 mg subcutaan, gevolgd door 100 mg op week 2 en daarna 100 mg elke 4 weken. Corticosteroïden kunnen tijdens onderhoudsbehandeling worden afgebouwd volgens klinische richtlijnen.
Bij onvoldoende respons binnen 12–14 behandelweken (3 à 4 doses), het voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Bij gemiste dosis: wanneer < 2 weken na de geplande dosis, de vergeten dosis injecteren en het oorspronkelijke schema voor maandelijkse toediening blijven volgen; wanneer > 2 weken na de geplande dosis, de vergeten dosis injecteren en vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de maandelijkse toediening hanteren.
Als meerdere injecties nodig zijn deze op verschillende plekken toedienen.
Toediening
- Subcutane injecties in bovenbeen of onderbuik.
- Als meerdere injecties nodig zijn deze op verschillende plekken toedienen.
- Instrueer de patiënt en/of verzorger over het juiste gebruik van de voorgevulde pen. Er zijn meldingen van prikaccidenten, verbogen naalden en het niet goed functioneren van de pen. Zie voor de gebruikinstructies de bijsluiter via spconline.msd-info.net.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Infliximab van tdm-monografie.org.
De patiënt dient minstens 1–2 uur na de i.v.-infusie onder medisch toezicht te blijven met het oog op acute aan infusie gerelateerde reacties. Geef vooraf eventueel een antihistaminicum, hydrocortison en/of paracetamol of verlaag de infusiesnelheid om het risico op aan infusie gerelateerde reacties te verminderen, vooral bij eerdere reacties.
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 3 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Overweeg bij onvoldoende of geen respons meer na 12 weken de dosering te verhogen met stappen van 1,5 mg/kg tot maximaal 7,5 mg om de 8 weken of een toediening van 3 mg/kg om de 4 weken te geven. Gebruik in combinatie met methotrexaat. Eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste infusie; relatief weinig gegevens over herbehandeling na deze periode wijzen op een verhoogde incidentie van vertraagde overgevoeligheid. Bij geen respons binnen 12 weken de behandeling heroverwegen.
Subcutaan starten met oplaaddoses die intraveneus of subcutaan kunnen zijn. Subcutaan starten met 120 mg 1×/week in week 0, 1, 2, 3 en 4 en vervolgens 120 mg 1×/2 weken als onderhoudsdosering; of intraveneus starten met twee i.v.-infusies 3 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken en vervolgens subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de tweede intravenueze toediening van t) Gebruik infliximab in combinatie met methotrexaat. Bij geen respons na 12 weken voortzetting behandeling heroverwegen. Eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste toediening.
Matige tot ernstige actieve ziekte van Crohn
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, 2 weken na de eerste infusie herhalen. Als geen verbetering optreedt na 2 doses of binnen 6 weken, de behandeling staken. Bij responders de behandeling voortzetten met een onderhoudsbehandeling: 5 mg/kg lichaamsgewicht 6 weken na de begindosis, daarna om de 8 weken. Een alternatief is herbehandeling met een dosis van 5 mg/kg lichaamsgewicht bij opvlammen van de ziekte. Een eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste infusie.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van de eerste twee intraveneuze infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Niet starten bij geen respons na 2 i.v.-doses. Als geen verbetering optreedt binnen 6 weken, de behandeling staken. Een eventuele herbehandeling starten binnen 16 weken na de laatste toediening.
Kinderen 6–17 jaar
Intraveneus: 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie, daarna om de 8 weken. Eventueel het toedieningsinterval per patiënt aanpassen om de klinische respons te behouden. Als geen verbetering optreedt binnen 10 weken, de behandeling staken.
Fistels bij een actieve ziekte van Crohn
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie. Als geen verbetering optreedt na 3 doses, de behandeling staken. Bij responders kan vervolgd worden met een onderhoudsbehandeling van 5 mg/kg lichaamsgewicht om de 8 weken. Een alternatief is herbehandeling bij opvlammen van de ziekte met een dosis 5 mg/kg lichaamsgewicht en vervolgens om de 8 weken.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Bij geen respons binnen 14 weken de behandeling heroverwegen.
Colitis ulcerosa
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Als geen verbetering optreedt binnen 14 weken (3 doses), de behandeling staken. De veiligheid en werkzaamheid van herbehandeling, anders dan om de 8 weken, zijn niet vastgesteld.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van 2 i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Bij geen respons binnen 14 weken de behandeling heroverwegen.
Kinderen 6-17 jaar
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Bij geen verbetering binnen 8 weken, de behandeling staken.
Artritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. De veiligheid en werkzaamheid van herbehandeling, anders dan om de 8 weken, zijn niet vastgesteld.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken).
Spondylitis ankylopoetica
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg als i.v.-infusie over een periode van 2 uur gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie, daarna om de 6 tot 8 weken. Als binnen 6 weken geen verbetering optreedt de behandeling staken. De veiligheid en werkzaamheid van herbehandeling, anders dan om de 6 tot 8 weken, zijn niet vastgesteld.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Niet starten bij geen respons na 2 i.v.-doses.
Psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie over een periode van 2 uur, gevolgd door dezelfde behandeling 2 en 6 weken na de eerste infusie en daarna om de 8 weken. Als binnen 14 weken (4 doses) geen verbetering optreedt, de behandeling staken. Relatief weinig gegevens over herbehandeling wijzen op een verminderde werkzaamheid en verhoogde incidentie van infusiereacties.
Subcutaan 120 mg 1×/2 weken, te beginnen 4 weken na de laatste toediening van twee i.v.-infusies (5 mg/kg met een tussenperiode van 2 weken). Bij geen verbetering binnen 14 weken, behandeling staken.
Verminderde nier -of leverfunctie: gebruik is niet onderzocht. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Gemiste subcutane dosis: een vergeten dosis alsnog injecteren als dit binnen 7 dagen na de gemiste dosering is en daarna het oorspronkelijke tweewekelijkse dosisschema volgen. Als de dosis 8 of meer dagen te laat is, de gemiste dosering overslaan en wachten tot de volgende geplande dosis volgens het tweewekelijkse dosisschema.
Bij onderbreking van de onderhoudsbehandeling en het noodzakelijk is om de behandeling opnieuw te beginnen, opnieuw starten met een enkelvoudige i.v.-dosis gevolgd door de aanbevelingen voor een (subcutane) onderhoudsdosering zoals hierboven beschreven. Herinductietherapie wordt niet aanbevolen.
Bij het overstappen van de onderhoudsbehandeling van intraveneuze formulering naar de subcutane formulering: start de subcutane formulering 8 weken na de laatste toediening van de intraveneuze infusies. Er is onvoldoende informatie over het overstappen van intraveneus > 3 mg/kg infliximab voor reumatoïde artritis of 5 mg/kg infliximab voor de ziekte van Crohn om de 8 weken , naar subcutane toediening. Er zijn geen gegevens over het overstappen van subcutaan naar intraveneuze toediening.
Toediening
- Intraveneus toedienen in twee uur. Overweeg na de derde infusie de volgende infusies toe te dienen in ten minste 1 uur. Als bij een verkorte infusie een infusiereactie optreedt, overweeg voor volgende infusies een lagere infusiesnelheid bij voortzetting van de behandeling. Verkorte infusies met doses > 6 mg/kg zijn niet onderzocht.
- Subcutane toediening thuis kan na adequate instructie worden overwogen, zo nodig met medische opvolging. Laat de patiënt medische hulp inroepen bij symptomen van een ernstige allergische reactie vóór toediening van de volgende dosis.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): bacteriële en virale infecties (onder andere herpes zoster, papillomavirus, influenza). Eosinofiele afwijkingen, leukopenie. Misselijkheid. Hoofdpijn, sensorische afwijkingen. Hypertensie. Hepatitis. Huiduitslag. Koorts, pijn, asthenie, jeuk, reacties op injectieplaats.
Soms (0,1-1%): mogelijk fatale sepsis, tuberculose (o.a. miliaire, gedissemineerde en extrapulmonale), (opportunistische) schimmelinfecties. Solide orgaantumoren, niet-melanomateuze huidkanker, bloed- en lymfestelselmaligniteiten (waaronder lymfoom, leukemie), precancereuze laesies, benigne tumoren en cysten. Anemie, lymfadenopathie, trombocytopenie, trombocytose. Vasculitiden, lupus erythematodes, allergische aandoeningen, anafylactische shock. Elektrolyt-onbalans, dyslipidemie, eetluststoornissen, gewichtsverandering. Angst, stemmingsstoornis. Perifere neuropathie, duizeligheid, tremor. Visusstoornis, oog- en ooglidontsteking, stoornis traansecretie. Vertigo, tinnitus. Cardiomyopathie (o.a. hartfalen), ischemische coronaire aandoening, aritmieën (o.a. atriumfibrilleren), palpitaties. Bloeding, toegenomen bloedstolling, syncope, oedeem, ecchymose. Astma en verwante verschijnselen, pleura-effusie, hoesten, luchtwegcongestie en -ontsteking. Ascites, maag-darmontsteking, -ulcus en –perforatie, stomatitis, dyspepsie, orofaryngeale droogheid. Hepatopathie, cholestase, hyperbilirubinemie. Alopecia, (toename of optreden van) psoriasis, dermatitis, eczeem, huidulcus, zweetklierstoornis, fotosensibilisatie, acne, huidverkleuring, droge huid, nagel(bed)aandoeningen. Spieraandoeningen, verhoogde waarden creatinekinase. Nierfunctiestoornis, blaas- en urethrasymptomen. Menstruatiecyclus- en uteriene bloedingsstoornissen (waaronder amenorroe), borstaandoeningen. Rillingen, influenza-achtig beeld, nachtzweten, opvliegers. Verhoogde alkalische fosfatase, verlengde bloedstollingtijd. Huidletsels, verstoorde genezing.
Zelden (0,01-0,1%): maag-darmtumoren, melanoom. Pancytopenie, vergroting van de milt, erytrocytose, morfologisch abnormale leukocyten. Angioneurotisch oedeem, sarcoïdose, serumziekte, panniculitis, verergering symptomen dermatomyositis. Schildklieraandoeningen. Hemosiderose. Suïcidepoging, verminderd geestelijk vermogen, delier. Schedelzenuwontsteking, coördinatie- of evenwichtsstoornis, stuip. Pericarditis, AV-blok. CVA, arteriosclerose, Raynaudfenomeen, livedo reticularis, teleangiëctasie. Interstitiële longziekte, pneumonitis. Odynofagie, hypermotiliteit. Cholelithiase. Huidexfoliatie en -desquamatie, bulleuze aandoeningen, aandoening van de haartextuur, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, lichenoïde reacties. Nefropathie. Seksuele disfunctie. Fistels. Verhoogde waarden urinezuur.
Verder zijn gemeld: multipele sclerose, Guillain-Barré-syndroom, Merkel-celcarcinoom, Kaposi-sarcoom.
Voor andere indicaties zijn gemeld: gastro-intestinale stenose en obstructies, verslechtering gezondheid, spontane abortus en azoöspermie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties van bovenste luchtwegen, zoals (naso)faryngitis, laryngitis, rinitis.
Vaak (1-10%): hypertensie. Bacteriële of virale infecties, onderste luchtweginfecties (zoals pneumonie), bronchitis, sinusitis, oppervlakkige schimmelinfecties, abces. Allergische reacties, huiduitslag, jeuk, alopecia, dermatitis. Astma en gerelateerde symptomen. Duizeligheid, hoofdpijn, depressie, slapeloosheid. Paresthesie. Dyspepsie, maag- en buikpijn, misselijkheid, ontstekingen van maag of darmen, stomatitis. Koorts, asthenie, reacties op de injectieplaats (vooral erytheem). Botbreuken. Anemie, leukopenie (waaronder neutropenie). Stijging van ALAT en ASAT.
Soms (0,1-1%): aritmie, ischemische coronaire aandoeningen, diepveneuze en aortische trombose, blozen. Interstitiële longziekte. Sepsis, septische shock. Neoplasmata (huidkanker, plaveiselcelcarcinoom, maligne moedervlek). Slapeloosheid. Evenwichtsstoornis. Problemen met zien, conjunctivitis, jeuk en irritatie aan het oog. Gastritis, reflux-oesofagitis, colitis, obstipatie. Cholelithiase, leveraandoeningen. Blaasaandoeningen, nierafwijkingen, pyelonefritis. (Verergering van) psoriasis. Menstruatiestoornissen, borstaandoeningen. Bulleuze huidreacties, urticaria. Leukopenie, trombocytopenie, pancytopenie. Schildklieraandoeningen (hypo- en hyperthyroïdie, struma), hyperglykemie, hyperlipidemie.
Zelden (0,01-0,1%): (verergering van) hartfalen, Raynaudfenomeen. Hepatitis B-reactivering, tuberculose, opportunistische infecties zoals invasieve schimmelinfecties, bacteriële artritis, infectieuze bursitis. Lymfoom, melanoom, Merkel-celcarcinoom, leukemie. Aplastische anemie, agranulocytose. Lupusachtig syndroom. Hematologische reacties. Ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties), lichenoïde reacties, exfoliatieve dermatitis, vasculitis. Sarcoïdose. Verminderde wondgenezing. Smaakstoornis, demyelinisatie (centraal en perifeer).
Gemeld is: hepatosplenisch T-cellymfoom (waargenomen bij andere TNF-blokkers), Kaposi-sarcoom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): virale infecties. Buikpijn.
Vaak (1-10%): bacteriële infecties, koorts. Hoofdpijn, duizeligheid, vertigo, hypo-esthesie, paresthesie. Plotselinge roodheid van hals en gezicht, tachycardie. Op serumziekte gelijkende reactie. Hogere- en lagere-luchtweginfecties, dyspneu, sinusitis. Epistaxis. Misselijkheid, diarree, obstipatie, dyspepsie, gastro-intestinale bloedingen, gastro-oesofageale reflux. Leverfunctiestoornissen, verhoogde transaminasewaarden. Huiduitslag, jeuk, urticaria, psoriasis (incl. psoriasis pustulosa), toegenomen transpiratie, droge huid. Spierpijn, artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, pijn op de borst, reacties op de injectieplaats (zoals pijn, zwelling, uitslag en korstvorming), pijn. Anemie, leukopenie, neutropenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties. Hypertensie, hypotensie, bradycardie, syncope, aritmie, palpitaties, ecchymose, hematomen, petechiën, tromboflebitis, vasospasme, cyanose, perifere ischemie, nieuw of verergerend hartfalen. Bronchospasme, pleuritis, pleurale effusie, pulmonaal oedeem, allergische reactie van de luchtwegen. Abcessen, cellulitis, verstoord genezingsproces, actieve (met name extrapulmonale) tuberculose, schimmelinfectie (bv. candidiase, onychomycose), lymfadenopathie, lupusachtig syndroom. Convulsies, neuropathie, begin of verergering van demyelinisatie, lijkend op MS. Depressie, verwardheid, agitatie, amnesie, apathie, nervositeit, slaperigheid, slapeloosheid. Conjunctivitis, endoftalmitis, keratitis, keratoconjunctivitis, hordeolum, periorbitaal oedeem. Cheilitis, diverticulitis, pancreatitis, cholecystitis, intestinale perforatie, intestinale stenose. Schimmelachtige dermatitis/onychomycosis, eczeem/seborroe, bulleuze eruptie, hyperkeratose, rosacea, abnormale huidpigmentatie, huidpapilloom, alopecia. Urineweginfectie (incl. pyelonefritis), vaginitis. Oedeem, opvliegers, (koude) rillingen. Auto-antilichamen, complementfactorafwijking. Lymfocytose, lymfopenie, trombocytopenie. Dyslipidemie. Gewichtstoename.
Zelden (< 0,1%): gestoorde bloedsomloop. Anafylactische shock, granulomateuze laesies, toxische epidermale necrose, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, furunculose, lineaire IgA bulleuze dermatose (LABD), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), lichenoïde reacties, sarcoïd-achtige reactie. Meningitis, sepsis (soms fataal), opportunistische infecties (zoals pneumocystose, histoplasmose, aspergillose, cryptokokkose, coccidioïdomycose, blastomycose, atypische mycobacteriën, listeriosis, salmonellose, cytomegalovirus), parasitaire infecties, reactivering hepatitis B. Agranulocytose (ook bij zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan infliximab), pancytopenie, trombotische trombocytopenische purpura. Lymfoom, non-Hodgkinlymfoom, ziekte van Hodgkin, leukemie, melanoom, baarmoederhalskanker.
Zeer zelden (< 0,01%): myelitis transversa. Hepatocellulaire beschadiging.
Verder zijn gemeld: tijdelijk minder goed zien tijdens of binnen 2 uur na de infusie. Serumziekte, vasculitis, hemolytische anemie, idiopatische trombocytopenische purpura. Na herbehandeling zijn ernstige infusiereacties gemeld. Cerebrovasculaire accidenten (vrijwel gelijktijdig met infusie). Myocardischemie of -infarct en aritmie (soms gelijktijdig met infusie), pericardeffusie. Interstitiële longziekte (incl. pneumonitis en longfibrose). Geelzucht, leverfalen. Polyneuropathie (chronisch inflammatoir demyeliniserend en multifocaal motorisch), Guillain-Barrésyndroom, neuritis optica, verergering van dermatomyositis. Hepatosplenisch T-cellymfoom (vooral bij adolescenten en jongvolwassen mannen met ziekte van Crohn of colitis ulcerosa), Merkel-celcarcinoom, Kaposi-sarcoom. Vaccin doorbraakinfectie na in utero blootstelling.
Bij kinderen komen infecties, anemie, leukopenie, neutropenie, bloed in de feces, roodheid in het gezicht en allergische luchtwegreacties vaker voor dan bij volwassenen (en vaker bij behandeling om de 8 dan om de 12 weken). Botbreuk is gemeld maar een causaal verband is niet vastgesteld.
Interacties
Gelijktijdige toediening met abatacept of anakinra geeft een hogere frequentie van algemene en ernstige infecties en wordt daarom afgeraden. Levend verzwakte vaccins niet geven tijdens behandeling met certolizumab pegol vanwege onvoldoende gegevens. Pasgeborenen, van moeders die certolizumab pegol gebruiken of hebben gebruikt, niet vaccineren met levende of verzwakte levende vaccins tot minimaal 5 maanden na de laatste toediening aan de moeder, tenzij het voordeel van vaccinatie opweegt tegen het theoretische risico van toediening van levende of verzwakte levende vaccins aan zuigelingen.
Interacties
Gelijktijdige toediening van TNF-α-blokkerende middelen met anakinra heeft een hogere incidentie van ernstige infecties en neutropenie en met abatacept een hogere frequentie van algemene en ernstige infecties. Gebruik van TNF-α-blokkerende middelen met anakinra, abatacept en andere biologische DMARD's (biologicals) wordt afgeraden.
Gelijktijdig gebruik van azathioprine of 6-mercaptopurine bij adolescenten en jonge mannen zorgvuldig afwegen vanwege een potentieel risico op hepatosplenisch T–cellymfoom.
Levend verzwakte vaccins niet tijdens behandeling met golimumab geven. Gebruik van levende vaccins bij zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste injectie bij de moeder tijdens de zwangerschap.
Therapeutische infectieuze agentia (zoals BCG-vaccin als blaasinstallatie) niet gelijktijdig toedienen.
Interacties
Er zijn aanwijzingen dat gelijktijdige toediening van methotrexaat of een andere immunomodulator de vorming van antilichamen tegen infliximab vermindert, dat er minder infusie-reacties optreden en dat de plasmaconcentratie van infliximab toeneemt.
Vanwege onvoldoende gegevens levende vaccins niet tijdens behandeling met infliximab geven. Ook zijn er aanwijzingen dat vaccinatie met niet-levende vaccins tijdens de behandeling met anti-TNF therapie een lagere immuunrespons kan uitlokken. Aan een zuigeling die in utero is blootgesteld aan infliximab niet eerder een levend vaccin toedienen dan ten minste 12 maanden na de geboorte. Als er een klinisch voordeel is, overweeg eerder toedienen als bij de zuigeling de infliximabconcentratie niet waarneembaar is of als infliximab alleen tijdens het eerste trimester van de zwangerschap is toegediend. Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Therapeutische infectieuze agentia (zoals BCG-vaccin als blaasinstillatie) niet gelijktijdig toedienen.
Gelijktijdig gebruik van anakinra of abatacept met TNF-α blokkerende middelen wordt afgeraden, aangezien bij toepassing van anakinra of abatacept in combinatie met etanercept een hogere incidentie van ernstige infecties en neutropenie is gezien.
Wees voorzichtig bij de overstap van de ene DMARD op de andere, omdat overlappende activiteit de kans op bijwerkingen zoals infecties vermeerdert.
Zwangerschap
Certolizumab passeert de placenta niet tot nauwelijks.
Teratogenese: Bij de mens redelijk veel onderzocht. Het geeft waarschijnlijk geen hogere kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch: Omdat certolizumab de placenta nauwelijks passeert, is een verhoogd risico op immunosuppressie en infecties in het eerste levensjaar niet waarschijnlijk.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overig: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw om adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste vijf maanden na de laatste toediening.
Zwangerschap
Golimumab passeert in het eerste trimester de placenta nauwelijks. Vanaf het tweede trimester neemt de placentapassage door actief transport toe. De passage is het hoogste vlak voor de partus.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Kan nog maanden in het lichaam van het kind aanwezig blijven, zeker bij gebruik tot in het derde trimester. Hierdoor kan het de afweer van de baby onderdrukken en mogelijk een hoger risico geven op infecties in de eerste maanden na de geboorte.
Advies: Weeg de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder.
Overig: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw om adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste zes maanden na de laatste toediening. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Zwangerschap
Infliximab passeert in het eerste trimester de placenta nauwelijks. Vanaf het tweede trimester neemt de placentapassage door actief transport toe. De passage is het hoogste vlak voor de partus. De concentratie in navelstrengbloed is een factor 2 tot 3 maal hoger dan de concentratie in het bloed van de moeder.
Teratogenese: Bij de mens veel onderzocht. Het geeft geen hogere kans op aangeboren afwijkingen en miskramen. Het is niet duidelijk of er meer kans is op vroeggeboorte en laag geboortegewicht.
Farmacologisch effect: Kan nog maanden in het lichaam van het kind aanwezig blijven, zeker bij gebruik tot in het derde trimester. Het is bij baby's tot 12 maanden na de geboorte in het serum detecteerbaar. Hierdoor kan het de afweer van de baby mogelijk onderdrukken na de geboorte.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het eerste trimester. Voor tweede en derde trimester de mogelijke nadelige effecten afwegen tegen het belang van behandeling van de moeder.
Overig: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw adequate anticonceptie toe te passen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de laatste behandeling. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate; 0,04%-0,30% van de maternale dosis in 24 uur. Wordt na orale toediening afgebroken in maag-darmkanaal.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Gebruik ontraden; De fabrikant adviseert: geen borstvoeding geven tot minimaal 6 maanden na behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Gaat mogelijk in kleine hoeveelheden over in de moedermelk met name in de eerste week post partum. Nadelige effecten zijn tot op heden niet gemeld. Waarschijnlijk worden deze grote moleculen in het maag-darmkanaal van de neonaat geïnactiveerd.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overig: Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Contra-indicaties
- actieve tuberculose of andere ernstige infecties als sepsis of opportunistische infecties;
- matig tot ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV).
Contra-indicaties
- actieve tuberculose of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties;
- matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV).
Contra-indicaties
- Tuberculose of andere ernstige infecties zoals abcessen, sepsis, opportunistische infecties;
- Matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III–IV);
- Overgevoeligheid voor muizenproteïnen.
Waarschuwingen en voorzorgen
(Reactivering van) infecties: bij anti-TNF-therapie bestaat de mogelijkheid dat de afweer tegen infecties is verminderd. Voorzichtigheid is geboden bij een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende ziekten die patiënten vatbaarder kunnen maken voor infecties. Patiënten voor, tijdens en tot 5 maanden na de behandeling zorgvuldig controleren op infecties, waaronder tuberculose. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute tuberculose de behandeling staken. Voor aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats te vinden met een thoraxfoto en een tuberculine huidtest. Bij latente tbc profylactisch anti-tuberculosetherapie starten alvorens tot behandeling met certolizumab pegol over te gaan. Ook antituberculosetherapie starten bij risicofactoren op het ontwikkelen van tuberculose of indien adequate behandeling van tuberculose niet kon worden bevestigd. Risicopatiënten voor aanvang van de behandeling screenen op hepatitis B. Dragers van het virus tijdens behandeling met certolizumab pegol en tot 5 maanden erna zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte en bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken.
Comorbiditeit: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van maligniteiten, bij COPD-patiënten, bij patiënten met meer kans op maligniteit als gevolg van zwaar roken, bij licht hartfalen, bij demyeliniserende ziekteaandoeningen (zoals MS), bij ernstige overgevoeligheidsreacties op een andere TNF-α-blokker, bij een operatie. Bij verergering van hartfalen, demyeliniserende aandoening of bij ernstige overgevoeligheidsreacties de behandeling staken.
Bij bewezen significant hematologische afwijkingen (leukopenie, pancytopenie, trombocytopenie) overwegen de behandeling te staken.
Maligniteiten: kans op ontwikkeling van lymfomen (incl. hepatosplenisch T-cellymfoom), leukemie of andere hematopoëtische of vaste maligniteiten door behandeling met een TNF–α-antagonist kan niet worden uitgesloten. Bij risicofactoren voor huidkanker wordt periodiek huidonderzoek aanbevolen.
Vorming van antinucleaire antilichamen en een soms lupusachtig syndroom is gemeld; niet bekend is of certolizumab pegol de ontwikkeling van auto-immuunziekten beïnvloedt. Door antilichaamvorming kan de plasmaspiegel van certolizumab pegol afnemen, geassocieerd bij sommige patiënten met een verminderde werkzaamheid. Bij de ontwikkeling van een lupusachtig syndroom de behandeling staken.
Diverse aPTT-stollingstesten kunnen worden verstoord.
Bij ouderen is voorzichtigheid geboden vanwege een ogenschijnlijk hogere incidentie van infecties.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde nier- of leverfunctiestoornis zijn niet vastgesteld. Er is geen ervaring met gebruik bij kinderen en adolescenten (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij toediening bij chronische infecties of een voorgeschiedenis van terugkerende infecties is voorzichtigheid geboden. Voorafgaand, tijdens en tot 5 maanden na behandeling met golimumab zorgvuldig controleren op infecties (waaronder tuberculose). Vóór aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats te vinden met een thoraxfoto en een tuberculine huid– of bloedtest. Bij latente tuberculose profylactisch anti-tuberculosetherapie starten alvorens tot behandeling met golimumab over te gaan. Bij latente of actieve tuberculose in de voorgeschiedenis waarvan niet zeker is of deze adequaat is behandeld en ook bij de aanwezigheid van meerdere of significante risicofactoren voor tbc en een negatieve uitslag op de test voor latente tuberculose, profylactische anti-tuberculosetherapie overwegen. Verder: bij aanwezigheid of ontwikkeling van een ernstige infectie de behandeling staken.
Reactivering van hepatitis B (soms met dodelijke afloop) is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren. Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken; dragers van het virus die behandeling met golimumab nodig hebben tijdens de behandeling tot enkele maanden erna zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte.
Endemische mycosen: bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in gebieden die een groot risico van endemische mycosen (zoals histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose) opleveren, de voor- en nadelen van behandeling met golimumab afwegen, alvorens de therapie te starten.
Maligniteiten: het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van maligniteiten; meer kans op het ontwikkelen van lymfomen, leukemie en andere maligniteiten kan niet worden uitgesloten. Er zijn meldingen van melanomen en Merkel-celcarcinomen bij behandeling met een TNF–α-blokker; daarom wordt periodiek huidonderzoek aanbevolen, vooral bij risicopatiënten. Wees voorzichtig bij astma, COPD en zware rokers vanwege meer kans op maligniteiten (vooral van de longen en het hoofd-halsgebied). Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van colondysplasie of coloncarcinoom bij colitis ulcerosa; risicopatiënten vóór en tijdens de behandeling regelmatig screenen.
Bij symptomen van bloeddyscrasieën (aanhoudende koorts, blauwe plekken, bloedingen, bleekheid) de behandeling heroverwegen.
Wees voorzichtig bij mild hartfalen (NYHA-klasse I en II); bij uitbreiding of toename van de symptomen de toediening staken.
Demyelinisatie van het CZS: zoals bij andere TNF-α-blokkers kunnen nieuwe, of exacerbatie van klinische symptomen optreden en/of kunnen de op röntgenfoto's aantoonbare klachten van aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het CZS optreden, zoals multipele sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Wees zeer voorzichtig bij bestaande demyeliniserende aandoeningen. Bij nieuw optreden of verergering van zo'n aandoening de behandeling staken.
Tijdens de behandeling kunnen zich auto-immuunantilichamen ontwikkelen. Bij optreden van een lupusachtig syndroom in combinatie met anti-DNA-antilichamen de behandeling staken.
Bij overstappen van een andere biological beducht zijn op bijwerkingen, waaronder infecties, door overlappende biologische activiteit.
Vaccinaties: Het wordt aanbevolen om, indien mogelijk, bij pediatrische patiënten alle vaccinaties bij te werken volgens de huidige richtlijnen alvorens de behandeling met golimumab te beginnen. Zie verder ook de rubriek Interacties.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij de andere indicaties dan pJIA, zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er is geen doseringsadvies voor gebruik bij gestoorde lever- of nierfunctie.
Waarschuwingen en voorzorgen
(Reactivering van) infecties: wees voorzichtig bij een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infecties en bij gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva. Voor aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats te vinden met bv. een thoraxfoto, tuberculine huidtest (Mantoux) en/of 'interferon gamma release assay' (IGRA). Bij latente tbc profylactisch anti-tuberculose therapie starten alvorens tot behandeling met infliximab over te gaan. Ook antituberculosetherapie starten bij risicofactoren op het ontwikkelen van tuberculose of indien adequate behandeling van tuberculose niet kon worden bevestigd. Bij een vastgestelde inactieve tuberculose, maatregelen nemen om activatie te voorkomen. Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Dragers van het virus die behandeling met infliximab nodig hebben zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte en bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute tuberculose de behandeling staken.
Comorbiditeit: wees voorzichtig bij mild hartfalen (NYHA-klasse I-II), COPD en zware rokers en bij (een voorgeschiedenis van) klinische symptomen van radiografisch aangetoonde demyeliniserende aandoeningen. Bij uitbreiding of verergering van de symptomen de toediening staken.
Acute infusie-effecten waaronder anafylactische shock en uitgestelde overgevoeligheidsreacties kunnen met name optreden tijdens de eerste en tweede infusie. Deze verminderen doorgaans door de infusiesnelheid te verlagen of tijdelijk te onderbreken. De infusie-effecten kunnen ook worden vermeden door vóór de infusie te behandelen met bijvoorbeeld antihistaminica, hydrocortison en/of paracetamol. Na subcutane toediening kunnen reacties op de injectieplaats optreden zoals pijn, zwelling, uitslag en korstvorming. Deze vinden direct plaats of binnen 24 uur na s.c.injectie en verdwijnen meestal vanzelf. Systemische reacties na subcutane toediening zoal uitslag, jeuk, voorbijgaand erytheem en oedeem, zijn licht tot matig van aard. Uitgestelde overgevoeligheidsreacties na een herbehandeling met infliximab na 2–4 jaar kunnen voorkomen (tot 12 dagen na de infusie). Tijdens de behandeling kunnen zich antilichamen tegen infliximab ontwikkelen; deze zijn niet altijd detecteerbaar in serum en kunnen leiden tot ernstige overgevoeligheidsreacties.
Controleer vaccinatiestatus en werk indien nodig vaccinaties bij vóór de start van de behandeling. Aan een zuigeling die in utero is blootgesteld aan infliximab niet eerder een levend vaccin toedienen dan ten minste 12 maanden na de geboorte. Als er een klinisch voordeel is, overweeg eerder toedienen als bij de zuigeling de infliximabconcentratie niet waarneembaar is of als infliximab alleen tijdens het eerste trimester van de zwangerschap is toegediend. Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder infliximab krijgt, tenzij bij de zuigeling geen infliximab aantoonbaar is.
Bij de ziekte van Crohn is een verband waargenomen tussen ontwikkeling van antilichamen en een verminderde responsduur.
Anti-TNF-therapie kan leiden tot het begin van een auto-immuunproces; indien zich na behandeling met infliximab een lupusachtig syndroom ontwikkelt en antilichamen tegen dubbelstrengs DNA (anti-dsDNA) zijn gevonden, dient de behandeling met infliximab te worden gestaakt.
Behandeling met een TNF-blokker vermeerdert de kans op het ontstaan van maligniteiten waaronder lymfoom; wees voorzichtig bij voorgeschiedenis of ontwikkeling van maligniteit. Controleer regelmatig de huid op huidkanker. Bij vrouwen met reumatoïde artritis die behandeld werden met infliximab nam de incidentie van baarmoederhalskanker toe; zet periodiek onderzoek voort. Gevallen van hepatosplenisch T-cellymfoom (HSTCL) zijn gemeld bij behandeling met TNF-blokkers, inclusief infliximab, na behandeling met AZA of 6-MP samen met of vlak voor een TNF-blokker en bij infliximab vooral bij adolescenten en jongvolwassenen mannen met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Screen patiënten met colitis ulcerosa die een voorgeschiedenis of een vergroot risico hebben op dysplasie of coloncarcinoom, regelmatig op dysplasie (coloscopie, biopsieën). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico op maligniteit als gevolg van zwaar roken.
Bij operatieve ingrepen de lange halfwaardetijd in overweging nemen.
Hematologische afwijkingen: adviseer alle patiënten om onmiddellijk medische hulp te zoeken als er tekenen of symptomen optreden die kunnen duiden op bloeddyscrasieën. Overwegen te stoppen met de behandeling met infliximab bij bevestigde significante hematologische afwijkingen.
Bij kinderen en adolescenten (≤ 17 j.) is er geen ervaring met gebruik bij indicaties anders dan colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn. De ontwikkeling van maligniteiten of hepatosplenisch T-cellymfoom is niet uitgesloten.
Eigenschappen
Certolizumab pegol is een recombinant, gehumaniseerd Fab’2-fragment van een antilichaam tegen tumornecrosefactor-alfa (TNF-α), tot expressie gebracht in E-coli en geconjugeerd met PEG. Het neutraliseert TNF-α, een pro-inflammatoire cytokine, selectief en dosisafhankelijk.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam vanuit de s.c.-injectieplaats. |
F | ca. 80%. |
T max | 54–171 uur. |
V d | ca. 0,11 l/kg bij RA en 0,07 l/kg bij plaque psoriasis. |
Overig | door de pegylering is de metabolisering en eliminatie van het antilichaam vertraagd. |
T 1/2el | ca. 14 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan monoklonaal IgG1κ -antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNF-α. Door de vorming van stabiele complexen kan TNF-α zich niet meer binden aan de TNF-α-receptoren. Toediening leidt tot een significante vermindering van de serumconcentraties van interleukine (IL)-6, intracellulair adhesiemolecuul (ICAM)-1, matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF). Bij patiënten met progressieve artritis psoriatica (PsA) neemt de concentratie van IL-8 af.
Kinetische gegevens
F | ca. 51%. |
T max | s.c. 2–6 dagen. |
V d | ca. 0,1–2 l/kg. |
Overig | steady-state-dalconcentratie van golimumab is ca. 30% hoger wanneer toegepast in combinatie met methotrexaat. |
T 1/2el | ca. 12 ± 3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum, tumornecrosefactor-α-blokker. Infliximab is een chimerisch IgG1 monoklonaal antilichaam dat met hoge affiniteit bindt aan zowel oplosbare als transmembrane vormen van TNF-α maar niet aan TNF-β. Hierdoor wordt het ontstekingsproces geremd.
Kinetische gegevens
F | ca. 58% (subcutaan). |
V d | i.v. ca. 0,04–0,06 l/kg, subcutaan 0,1–0,13 l/kg. |
T 1/2el | i.v.: ca. 8–9½ dag. Subcutaan: 11,3–13,7 dagen; Bij de meeste patiënten is infliximab na 8–12 weken nog aantoonbaar in serum na i.v.-toediening. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
certolizumab pegol hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.
Groepsinformatie
golimumab hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.
Groepsinformatie
infliximab hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.