Samenstelling
Tadim (methaatnatrium) XGVS Zambon Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mln. IE
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Clindamycine capsule (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 600 mg
Clindamycine infusievloeistof (als fosfaat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 12 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- zak 50 ml
Clindamycine injectievloeistof Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml, 4 ml
Dalacin C capsule (als hydrochloride) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 300 mg
Dalacin C orale suspensie (als palmitaathydrochloride) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor orale suspensie
- Sterkte
- 15 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 80 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Furabid Mercury Pharmaceuticals Ltd
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 100 mg
25 mg macrokristallijn, 75 mg als monohydraat.
Furadantine mc Mercury Pharmaceuticals Ltd
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
Nitrofurantoïne mc Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Nitrofurantoïne suspensie FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fomicyt (als di-Na-zout) XGVS Nordic Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 4 g
- Verpakkingsvorm
- fles
Bevat per fles: dinatriumfosfomycine 5,28 g overeenkomend met fosfomycine 4 g en natrium 1,28 g (56 mmol).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Colistine komt pas voor de behandeling van een pneumonie of urineweginfectie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie voor urineweginfecties ook hieronder).
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweedegeneratie-cefalosporine mét een aminoglycoside óf i.v. een derdegeneratie-cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Advies
Voor een community-acquired pneumonie (CAP) komt clindamycine pas als behandeling in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling, zie hiervoor: community-acquired pneumonie. Bij nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Bij acute faryngotonsillitis is bestrijding van de pijn met paracetamol, eerste keus. Antibiotica zijn zelden geïndiceerd. Bij ernstige faryngotonsillitis, bij immuundeficiëntie of op advies van de GGD kan gekozen worden voor een smalspectrum penicilline zoals feneticilline of fenoxymethylpenicilline. Bij een penicilline-overgevoeligheid is azitromycine gedurende 3 dagen eerste keus. Bij een peritonsillair infiltraat of bij onvoldoende effect van een behandeling met smalspectrum penicillinen wordt gekozen voor amoxicilline/clavulaanzuur.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Clindamycine en de macroliden zijn alternatieven wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij (recidiverende) cellulitis en erysipelas, wondinfecties en bij een niet genezend furunkel is clindamycine (ook) een alternatief bij penicilline-allergie.
Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur; bij kinderen < 13 jaar is clindamycine een alternatief bij penicilline-allergie.
De behandeling van malaria wordt bepaald aan de hand van de aangetoonde verwekker, en de ernst van de ziekte, en gebeurt in overleg met een gespecialiseerd centrum.
Offlabel: Clindamycine heeft een beperkte plaats in de behandeling van malaria; het kan in combinatie met kinine als vierde keus in aanmerking komen bij niet-ernstige malaria tropica (bij niet-zwangeren).
Offlabel: Endocarditisprofylaxe is geïndiceerd bij een hoogrisicopatiënt die een hoogrisico-ingreep ondergaat. Geef eenmalig flucloxacilline 30–60 min voorafgaand aan een ingreep bij geïnfecteerd (huid)weefsel, óf amoxicilline bij een tandheelkundige ingreep of bij een ingreep in de tractus digestivus of urogenitalis. Clindamycine of vancomycine is een alternatief bij een penicilline-allergie, afhankelijk van de soort ingreep. Dat geldt ook als de patiënt ≤ 7 dagen voor de ingreep met een penicilline is behandeld. De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v. antibiotica. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Clindamycine kan (oraal of vaginaal) offlabel worden toegepast bij trichomoniasis, als alternatief voor oraal metronidazol in het eerste trimester van de zwangerschap. De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Advies
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen , waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Advies
Voor fosfomycine (i.v.) is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van de infecties waar het voor geregistreerd is (behoudens voor urineweginfecties; zie hieronder). Kijk in pneumonie voor het maken van een keuze in geval van empirische behandeling van een pneumonie.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweedegeneratie-cefalosporine mét een aminoglycoside óf i.v. een derdegeneratie-cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Fosfomycine (intraveneus) is een ‘last line’ i.v.-reserve-antibioticum bij de behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Het wordt momenteel niet aangeraden als empirische therapie. In een RCT waarin het vergeleken werd met piperacilline/tazobactam was er een vergelijkbaar goed resultaat op klinisch herstel. Het middel wordt goed verdragen en bijwerkingen als hypokaliëmie en verhoogde serumtransaminasewaarden waren mild en voorbijgaand.
Indicaties
- Behandeling van ernstige infecties (zoals een nosocomiale pneumonie en gecompliceerde urineweginfecties) met gevoelige aerobe Gram-negatieve bacteriën, indien de standaardmiddelen voor deze infecties niet geschikt zijn voor de individuele patiënt en/of de causale verwekker(s).
Gerelateerde informatie
Indicaties
(Ernstige) infecties (uitgezonderd cerebrospinale) veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor clindamycine; bij aerobe infecties alleen als andere minder toxische middelen ongeschikt zijn.
- Infecties van de onderste luchtwegen (zoals pneumonie, longabces, aspiratiepneumonie, necrotiserende pneumonie en empyeem en bij polybacteriële infecties in combinatie met een antibioticum met een goede werking tegen mogelijk aanwezige Gram-negatieve bacteriën);
- Infecties van de huid en weke delen (zoals bij een dierenbeet, of als zelfbehandeling bij recidiverende cellulitis);
- Infecties in het kleine bekken en van de vrouwelijke geslachtsorganen (zoals PID, endometritis, perivaginale infecties, abcessen in de eileiders of eierstokken, salpingitis, cellulitis van het bekken) in combinatie met een antibioticum met een goede werking tegen Gram-negatieve bacteriën;
- Bot- en gewrichtsinfecties (zoals osteomyelitis en septische artritis);
- Intra-abdominale infecties (zoals buikabces, peritonitis) in combinatie met een antibioticum met een goede werking tegen Gram-negatieve bacteriën;
- Chronische sinusitis veroorzaakt door anaerobe bacteriën;
- Tonsillitis;
- Offlabel: behandeling van niet-ernstige malaria tropica;
- Offlabel: als peri-operatieve profylaxe in geval van β-lactamallergie;
- Offlabel: als endocarditisprofylaxe bij:
- penicilline-allergie;
- na een behandeling met een penicilline in de voorgaande 7 dagen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Acute lage-urineweginfectie, veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor nitrofurantoïne;
- Kortdurende profylaxe bij transurethrale ingrepen (katheterisatie, cystoscopie en verblijfskatheter) of na operatieve ingrepen aan de urinewegen;
- Langdurige behandeling van lage-urineweginfecties tot 6 maanden (soms langer); alleen als er geen geschikt alternatief is.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling bij volwassenen en kinderen van de volgende infecties, wanneer de gebruikelijke antibiotica onvoldoende werkzaam zijn of niet kunnen worden toegepast:
- Gecompliceerde urineweginfecties;
- Osteomyelitis;
- Nosocomiale infecties van de onderste luchtwegen;
- Bacteriële meningitis;
- Bacteriëmie die (vermoedelijk) geassocieerd is met één van bovengenoemde infecties.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij het bepalen van het doseerschema rekening houden met de gevoeligheid van de verwekker(s), de ernst en het type infectie en het ideale lichaamsgewicht en de nierfunctie van de patiënt. Let op! Bij verminderen van de nierfunctie tijdens de therapie de dosering aanpassen (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen).
In Europa wordt de dosis uitgedrukt in IE, in de Verenigde Staten en in andere delen van de wereld gebruikt men 'milligram colistine base activity' (mg CBA). 1.000.000 IE colistinemethaatnatrium = 80 mg colistinemethaatnatrium (CMS) = 34 mg 'colistine base activity' (CBA). 30.000 IE is ca. 1 mg CBA.
Ernstige infecties
Volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht > 40 kg
I.v.-infusie: pas een oplaaddosis toe bij ernstig zieke patiënten: 9 mln. IE.
Onderhoudsdosis: 9 mln. IE/dag per i.v.-infusie verdeeld over 2–3 doses.
Op basis van beperkte farmacokinetische gegevens kunnen bij kritisch zieke patiënten met een goede nierfunctie in sommige gevallen een hogere oplaaddosis (tot 12 mln. IE) en hogere vervolgdoses (tot 12 mln. IE/24 uur) nodig zijn. Gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van deze doseringen zijn echter zeer beperkt.
Intrathecale en intraventriculaire toediening (volwassenen): 125.000 IE/dag. De toegediende hoeveelheid mag hierbij niet groter zijn dan 1 ml. De gegevens die deze dosering ondersteunen zijn zeer beperkt.
Kinderen ≤ 40 kg
I.v.-infusie: 75.000–150.000 IE/kg/dag verdeeld over 3 doses. De gegevens die dit doseerschema steunen, zijn zeer beperkt. Houd bij het bepalen van de dosering rekening met de mate waarin de nieren ontwikkeld zijn. De dosis bepalen op basis van het vetvrije lichaamsgewicht. Er zijn geen gegevens over het gebruik of de omvang van een oplaaddosis bij ernstig zieke kinderen. Er is melding van het gebruik van > 150.000 IE/kg/dag bij kinderen met cystische fibrose.
Verminderde nierfunctie
- Als richtlijn bij volwassenen (NB: zeer beperkt onderbouwd door gegevens):
- De oplaaddosis (9 mln. IE) geldt óók bij een verminderde nierfunctie; óók als nierfunctievervangende therapie geboden wordt.
- Onderhoudsdosering:
- creatinineklaring 30–50 ml/min: 5,5–7,5 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses;
- creatinineklaring 10–30 ml/min: 4,5–5,5 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses;
- creatinineklaring < 10 ml/min: 3,5 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses.
- Kinderen: Er is door de fabrikant géén doseeradvies vastgesteld voor kinderen met een verminderde nierfunctie. Zie de pagina Colistine op kinderformularium.nl voor doseeradvies volgens het Kinderformularium van het NKFK.
Gebruik bij nierfunctievervangende therapie
- Conventionele hemodialyse: na oplaaddosis (9 mln. IE), volgens de fabrikant: dagen zonder hemodialyse: 2,25 mln. (2,2–2,3) IE/dag over 2 doses, dagen met hemodialyse: 3 mln. IE/dag verdeeld over 2 doses, waarvan ten minste 1 dosis toe te dienen na de hemodialysesessie. Zie ook de SWAB-pagina colistine (voor volwassenen) voor doseringsadviezen bij nierfunctie-vervangende therapie; deze kunnen anders zijn dan hiervoor vermeld.
- CVVHF en CVVHDF: dagdosering als voor normale nierfunctie; driemaaldaagse dosering wordt aanbevolen.
Toediening
- Langzaam toedienen als i.v.-infusie gedurende 30–60 minuten.
- Via een 'volledig implanteerbaar toedieningssysteem' (VIT) (bv. 'port-a-cath') kan tot 2 mln. IE in 10 ml over een periode van ten minste 5 minuten worden toegediend.
Doseringen
De dosering en wijze van toediening worden bepaald door de ernst van de infectie, de toestand van de patiënt en de gevoeligheid van het betreffende micro-organisme.
Let op! β-hemolytische streptokokkeninfecties ten minste 10 dagen behandelen om de incidentie van complicaties als acuut reuma of glomerulonefritis te beperken.
Als algemene richtlijn voor (ernstige) infecties
Volwassenen
Oraal: volgens fabrikant Dalacin C: 150–450 mg iedere 6 uur. Volgens de SWAB-pagina clindamycine: 150 mg iedere 6 uur tot max. 600 mg iedere 8 uur.
I.m. of i.v.: volgens fabrikant Dalacin C: 2400–2700 mg per dag verdeeld over 2–4 gelijke doses. De generieke fabrikanten vermelden een ondergrens van 1800 mg (–2700 mg; in 2–4 doses). Alle fabrikanten: bij minder gecompliceerde infecties door meer gevoelige micro-organismen kan 1200–1800 mg per dag verdeeld over 3–4 gelijke doses voldoende zijn. Bij zeer ernstige intra-abdominale of levensbedreigende infecties mag de i.v.-dosering tot 4,8 g per dag worden verhoogd. NB: i.m.-toediening van meer dan 600 mg/keer is af te raden. Volgens de SWAB-pagina clindamycine: i.v. 150 mg iedere 6 uur tot max. 900 mg iedere 8 uur.
Kinderen > 1 maand (–18 jaar)
Oraal: volgens fabrikant Dalacin C: 8–25 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3–4 gelijke doses. Doseer op basis van het totale lichaamsgewicht, ook bij obesitas. Bij gebruik van de orale suspensie is dit: tot 10 kg lichaamsgewicht 1½–3 maatlepels (= 7,5–15 ml) per dag, 10–20 kg: 3–6 maatlepels (= 15–30 ml) per dag, en 20–30 kg: 4–8 maatlepels (= 20–40 ml) per dag. Eén maatlepel (5 ml) bevat 75 mg clindamycine. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: overeenkomstig de dosering van Dalacin C, met een max. dosering van 1800 mg/24 uur in 3 doses. Bij een ernstige infectie bij deze leeftijdscategorie volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal 30–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 doses, max. 2,4 g/dag.
I.v. of i.m.: volgens fabrikant Dalacin C: 20–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 gelijke doses. Volgens de generieke fabrikanten tot 12 jaar: bij ernstige infecties i.v. of i.m.: 15–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 gelijke doses, bij ernstige infecties wordt daarnaast aanbevolen dat kinderen, ongeacht het lichaamsgewicht, niet minder dan 300 mg/dag toegediend krijgen. Bij kinderen vanaf 12 tot 18 jaar: i.v. of i.m.: 1800–2700 mg per dag verdeeld over 2–4 gelijke doses. Bij minder gecompliceerde infecties door meer gevoelige micro-organismen kan 1200–1800 mg per dag verdeeld over 3–4 gelijke doses voldoende zijn. Bij levensbedreigende infecties mag de i.v.-dosering tot 4,8 g per dag worden verhoogd. NB. i.m.-toediening van meer dan 600 mg/keer is af te raden. Volgens SWAB: i.v. ten minste 30 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 3 doses, tot max. 40 mg/kg/dag in 4 doses (max. 4,8 g/dag in 4 doses). Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 doses, max. 4,8 g/dag.
Ernstige infecties bij neonaten (NKFK)
Pasgeborenen van 1 tot 4 weken en geboortegewicht ≥ 2000 g
I.v.: volgens het Kinderformularium van het NKFK: 20 mg/kg/dag verdeeld over 4 doses.
Pasgeborenen van 1 tot 4 weken en geboortegewicht < 2000 g
I.v.: volgens het Kinderformularium van het NKFK: 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses.
Pasgeborenen < 1 week en geboortegewicht ≥ 2000 g
I.v: volgens het Kinderformularium van het NKFK: 15 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses.
Pasgeborenen < 1 week en geboortegewicht < 2000 g
I.v: volgens het Kinderformularium van het NKFK: 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses.
Pasgeborenen (vanaf de geboorte tot 1 maand)
Oraal: volgens het Kinderformularium van het NKFK: 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses.
Traumatische wond(infectie)
Algemeen
Volgens de NHG-behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden (2017): Profylaxe: geef bij risicogroepen (p. 3, kader 2 van de richtlijn) antibioticumprofylaxe. Kort samengevat zijn risicogroepen patiënten met een toegenomen kans op: een gecompliceerd beloop door een verminderde afweer óf op infectie van een gewrichtsprothese, óf op endocarditis (voorgeschiedenis van endocarditis, hartklepprothese of aangeboren hartklepafwijkingen). Raadpleeg in dit laatste geval de NHG-behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016). Behandeling: geef alleen een antibioticum bij wondinfecties die gepaard gaan met algemene ziekteverschijnselen of cellulitis; bij de eerder genoemde risicogroepen echter ook zonder algemene ziekteverschijnselen.
Volwassenen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine 600 mg 3×/dag. Behandelduur: bij een traumatische wond (profylactisch): 7 dagen, bij een infectie van een traumatische wond (behandeling): 10 dagen.
Kinderen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag (max. 1800 mg/dag) verdeeld over 3 doses. Behandelduur: bij een traumatische wond (profylactisch): 7 dagen, bij een infectie van een traumatische wond (behandeling): 10 dagen.
Bijtwond(infectie)
Algemeen
Volgens de NHG-behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden (2017): In geval van bijtwonden is antibioticumprofylaxe geïndiceerd bij: 1) een mensen- of kattenbeet, 2) bijtwonden aan hand/pols, been/voet, genitaliën of het gelaat, 3) diepe prikbeten en kneusbijtwonden, 4) patiënten uit risicogroepen. Kort samengevat zijn risicogroepen patiënten met een toegenomen kans op: een gecompliceerd beloop door een verminderde afweer óf op infectie van een gewrichtsprothese, óf op endocarditis (voorgeschiedenis van endocarditis, hartklepprothese of aangeboren hartklepafwijkingen). Raadpleeg in dit laatste geval de NHG-behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016).
Volwassenen, kinderen > 8 jaar
Bij deze patiëntencategorie zijn andere antibiotica aangewezen.
Kinderen < 8 jaar
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag (max. 1800 mg/dag) verdeeld over 3 doses. Behandelduur: bij een bijtwond (profylactisch): 5 dagen, bij infectie van een bijtwond (behandeling): 7 dagen.
Infectie van het kleine bekken (o.a. salpingitis)
Volwassen vrouwen (≥ 18 jaar)
I.v. of i.m.: volgens fabrikant Dalacin C: i.v. 900 mg iedere 8 uur gecombineerd met een antibioticum met een geschikt Gram-negatief spectrum; bijvoorbeeld gentamicine ( i.v. 2 mg/kg, gevolgd door 1,5 mg/kg iedere 8 uur, bij normale nierfunctie) gedurende ten minste 4 dagen. Als klinische verbetering optreedt deze therapie nog 2 dagen voortzetten, gevolgd door oraal 1800 mg clindamycine per dag, verdeeld over meerdere giften, tot een totale behandelduur van 10–14 dagen. Volgens de generieke fabrikanten: i.v. of i.m.: 1800–2700 mg/dag verdeeld over 2–4 gelijke doses, doorgaans in combinatie met een antibioticum met goede werking tegen Gram-negatieve aerobe bacteriën. NB. Bij levensbedreigende infecties zijn i.v. clindamycine doses tot 4,8 g/dag gegeven.
Oraal: volgens het SWAB-advies adnexitis/salpingitis/PID: bij overgevoeligheid voor metronidazol of als dit slecht verdragen wordt: clindamycine 600 mg 3×/dag in combinatie met ofloxacine (400 mg 2×/dag) gedurende 14 dagen, bij verdenking op gonorroe eventueel éénmalig i.m. ceftriaxon 500 mg geven.
Vrouwen 12–17 jaar
I.v. of i.m: volgens de generieke fabrikanten: 1800–2700 mg/dag verdeeld over 2–4 gelijke doses, in combinatie met een antibioticum met goede werking tegen Gram-negatieve aerobe bacteriën.
Offlabel: Behandeling van niet-ernstige malaria tropica
Volwassenen (incl. zwangeren in het 1 e trimester)
Volgens het SWAB-advies malaria tropica: is er sprake van een niet-ernstige malaria tropica bij asexuele P. falciparum-parasieten in het bloed met een parasitemie-index (aantal geïnfecteerde rode cellen) < 2% en geen delingsvormen in het bloed. Daarnaast zijn er geen complicaties en is er sprake van een niet-brakende patiënt. Dosering clindamycine: 10 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag, in combinatie met kinine. Behandelduur: 7 dagen. Bij een ernstige malaria tropica is behandeling met artesunaat aangewezen. Zie voor meer informatie stap 1b van het stappenplan Behandeling in malaria#malaria_behandelplan.
Kinderen vanaf 1 maand tot < 8 jaar
Oraal: Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: in combinatie met kinine: 16 mg clindamycine/kg lichaamsgewicht/dag in 3–4 doses. De behandelduur (niet genoemd op NKFK) is in het algemeen 7 dagen.
Offlabel: Als peri-operatieve profylaxe (SWAB/NKFK)
Volwassenen < 180 kg lichaamsgewicht
I.v.: de dosering is eenmalig 600 mg. Clindamycine komt als peri-operatieve profylaxe alléén in aanmerking in geval van een β-lactamallergie.
Clindamycine komt in de genoemde dosering volgens SWAB in aanmerking bij (links naar SWAB): gastro-intestinale chirurgie (bij maag-/duodenumchirurgie met openen van het lumen), in combinatie met een eenmalige gift van een i.v. aminoglycoside; bij kaakchirurgie of KNO-ingrepen (bij hoofd-halschirurgie met openen van mondholte/farynx of oesofagus, als het oncologische chirurgie in dit gebied betreft: dan in combinatie met een eenmalige gift van een i.v. aminoglycoside); bij neurochirurgische ingrepen (CNS-shunts, intrathecale pompen, transsfenoïdale hypofysechirurgie); bij plastische chirurgie (bij schoon-besmette procedures, mammacarcinoom-procedures, schone ingrepen met implantatie van prothesen); bij vaatchirurgie (aortaprothesen, perifere bypass).
Thoraxchirurgie (link naar SWAB): bij hartoperaties, implantatie ICD of pacemaker. Bij hartoperaties de profylaxe peroperatief herhalen bij: ≥ 1500 ml bloedverlies óf als de ingreep > 4 uur duurt (cq. langer dan 2× de halfwaardetijd van clindamycine). Geef i.v. clindamycine tot maximaal 24 uur postoperatief. De behandeling zo nodig uitbreiden met Gram-negatieve dekking, bv. bij een hoge incidentie van wondinfecties met Gram-negatieve bacteriën.
Volwassenen > 180 kg lichaamsgewicht
I.v.: volgens de SWAB-richtlijn Peri-operatieve profylaxe (2019) op p. 9: het advies is om bij een lichaamsgewicht > 180 kg de dosering clindamycine te verhogen van (eenmalig) 600 mg naar (eenmalig) 900 mg.
Kinderen van 1 maand tot 18 jaar
I.v.: volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij een lichaamsgewicht < 60 kg: eenmalig 10 mg/kg lichaamsgewicht, bij ≥ 60 kg: eenmalig 600 mg; bij kinderen met obesitas mag een maximum van eenmalig 900 mg worden aangehouden. Geef een tweede dosis als de ingreep langer dan 8 uur duurt.
Offlabel: Endocarditisprofylaxe bij penicilline-overgevoeligheid, óf na behandeling met penicilline in de 7 dagen vóór de ingreep
Volwassenen
Oraal: volgens de SWAB-pagina endocarditis profylaxe bij ingrepen in geïnfecteerd weefsel (bv. incisie van huidabces, ontlasten van een furunkel): 600 mg, 30–60 min voor de ingreep. Volgens de NHG-behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016) dosis en timing overeenkomstig die van SWAB.
Kinderen vanaf 1 maand tot 18 jaar
Oraal en i.v.: volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal of i.v.: 30–60 min voor de ingreep: 20 mg/kg éénmalig, max. 600 mg/dosis. Volgens de SWAB-pagina endocarditis profylaxe bij ingrepen in geïnfecteerd weefsel (bv. incisie van huidabces, ontlasten van een furunkel): dosis conform NKFK, de genoemde dosering oraal toedienen, 30–60 min. voor de ingreep. Volgens de NHG-behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016) kunnen de volgende doseringen gebruikt worden: oraal: kinderen < 10 kg lichaamsgewicht: 150 mg; 10–30 kg: 300 mg; 30–70 kg: 450 mg; ≥ 70 kg: 600 mg.
Ouderen: geen dosisaanpassing vereist op basis van de leeftijd alleen.
Sterk verminderde nier- of leverfunctie: bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie is de halfwaardetijd verlengd. Bij toediening iedere 8 uur treedt slechts zelden accumulatie op, daarom hoeft initieel de dosis niet aangepast te worden. De fabrikant raadt bij een ernstig verminderde nierfunctie of ernstige leverinsufficiëntie wel aan de serumconcentratie van clindamycine te controleren, en afhankelijk van de resultaten een dosisverlaging door te voeren en/of een langer interval tussen de doses aan te houden. Bepaling van de clindamycinespiegel is in Nederland echter niet gebruikelijk (maar in bv. UMC Groningen wel mogelijk). Volgens diverse bronnen (waaronder de SWAB-pagina clindamycine/nierfunctie) is het ook niet nodig de dosis aan te passen bij nierfunctiestoornissen. Clindamycine wordt niet effectief uit het serum verwijderd door hemodialyse of peritoneale dialyse. Het Kinderformularium van het NKFK heeft bij een creatinineklaring < 10 ml/min geen algemeen advies.
Verminderde nierfunctie: Volgens de SWAB-pagina clindamycine/nierfunctie is het niet nodig de dosis aan te passen. Clindamycine wordt niet effectief uit het serum verwijderd door hemodialyse of peritoneale dialyse. De fabrikant raadt bij een ernstig verminderde nierfunctie aan de serumconcentratie van clindamycine te controleren, en afhankelijk van de resultaten een dosisverlaging door te voeren en/of een langer interval tussen de doses aan te houden. Het Kinderformularium van het NKFK heeft bij een creatinineklaring < 10 ml/min geen algemeen advies.
Bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie is de halfwaardetijd verlengd. Bij toediening iedere 8 uur treedt slechts zelden accumulatie op, daarom hoeft initieel de dosis niet aangepast te worden. De fabrikant raadt bij een ernstige leverinsufficiëntie wel aan de serumconcentratie van clindamycine te controleren, en afhankelijk van de resultaten een dosisverlaging door te voeren en/of een langer interval tussen de doses aan te houden.
Toediening
- Oraal: om irritatie van de slokdarm te voorkómen de capsules in staande of zittende houding in hun geheel innemen met een glas water;
- Intraveneus: voor i.v.-toediening de injectievloeistof verdunnen tot een infusievloeistof; de uiteindelijke concentratie mag max. 12 mg/ml bedragen. Afhankelijk van de toe te dienen dosis de infusie gedurende ten minste 10–60 min toedienen (max. 30 mg/min). I.v.-infusie van meer dan 1200 mg in 1 uur is af te raden; als alternatief kan een snellopend infuus van de eerste dosis, gevolgd door een continu i.v.-infuus worden toegediend;
- Intramusculair: voor i.m.-toediening de injectievloeistof onverdund gebruiken. Vanwege de lokale bijwerkingen is een i.m.-toediening van > 600 mg in één dosis af te raden.
Doseringen
Acute lage-urineweginfecties
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020): gewone capsule, suspensie: 50 mg 4×/dag óf capsule met gereguleerde afgifte: 100 mg iedere 12 uur. Behandelduur: Bij gezonde niet-zwangeren 5 dagen, bij zwangeren 7 dagen (gecontra-indiceerd ≥ 38 weken zwangerschap), en ook 7 dagen bij mannen of vrouwen met diabetes mellitus, een verminderde weerstand of afwijkingen aan nieren of urinewegen (incl. neurologische blaasstoornissen). De effectiviteit van een driedaagse kuur (met 100 mg 4×/dag) is onvoldoende aangetoond (want meer kans op therapiefalen). Volgens de fabrikanten is de behandelduur bij algemeen gebruik 5–7 dagen, óf tot ten minste 3 dagen nadat geen infectie meer aantoonbaar is in de urine.
Kinderen vanaf 1 maand tot 12 jaar
Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020): suspensie: 5–6 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses, max. 200 mg/dag. Behandelduur: 5 dagen. Volgens de fabrikanten is de gebruikelijke dosering bij meisjes van 5 tot 12 jaar: 3–6 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses, met een behandelduur van 7 dagen, óf tot ten minste 3 dagen nadat geen infectie meer aantoonbaar is in de urine.
Kortdurende profylaxe bij ingrepen aan de urinewegen
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
50 mg 4×/dag op de dag van de ingreep en gedurende 3 dagen erna.
Langdurige behandeling van recidiverende lage-urineweginfecties (als profylaxe)
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
Volgens de NHG-standaard Urineweginfecties (2020): Bij voorkeur als postcoïtum profylaxe bij seksueel actieve vrouwen: gewone capsules, suspensie: 50–100 mg binnen 2 uur na iedere coïtus, echter max. 1×/dag. Behandelduur: 6 tot 12 maanden, waarbij de baten moeten worden afgewogen tegen het risico van antibioticaresistentie en ernstige bijwerkingen (m.n. lever- en longtoxiciteit). Alternatief: als continue profylaxe: gewone capsule, suspensie: 50–100 mg/dag voor het slapengaan. Behandelduur: Ook bij deze vorm van profylaxe is het advies deze te staken na 6 tot 12 maanden, om dezelfde reden als hiervoor genoemd.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. De toepassing bij een creatinineklaring < 30 ml/min (incl. verschillende vormen van dialyse) is gecontra-indiceerd (zie rubriek Contra-indicaties).
Toediening
- Innemen tijdens of vlak na de maaltijd, of met melk of yoghurt om de biologische beschikbaarheid en de gastro–intestinale tolerantie te optimaliseren.
- De suspensie schudden voor gebruik.
Doseringen
Individuele doses mogen niet hoger zijn dan 8 g.
Gecompliceerde urineweginfecties
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar (> 40 kg)
I.v.: 12–16 g verdeeld over 2–3 doses.
Er zijn relatief weinig gegevens over de veiligheid, met name bij doses > 16 g/dag.
Osteomyelitis en nosocomiale infecties van de onderste luchtwegen
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar (> 40 kg)
I.v.: 12–24 g verdeeld over 2–3 doses.
Bij ernstige infecties waarvan verwacht wordt of bekend is dat ze veroorzaakt zijn door minder gevoelige bacteriën, het regime met hoge dosering verdeeld over 3 doses gebruiken.
Bacteriële meningitis
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar (> 40 kg)
I.v.:16–24 g verdeeld over 3–4 doses.
Bij ernstige infecties waarvan verwacht wordt of bekend is dat ze veroorzaakt zijn door minder gevoelige bacteriën, het regime met hoge dosering verdeeld over 3 doses gebruiken.
Kinderen < 12 jaar bij de geregistreerde infectieziekten
Kinderen van 1–12 jaar (10–40 kg)
200–400 mg/kg lichaamsgewicht; dit verdeeld over 3–4 doses.
Baby's van 1–12 maanden (tot 10 kg)
200–300 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 3 doses.
Het regime met hoge doses overwegen bij ernstige infecties (zoals meningitis), m.n infecties waarvan verwacht wordt of bekend is dat ze veroorzaakt zijn door minder gevoelige bacteriën.
Let op: De leeftijd in weken hierna genoemd is de som van de zwangerschapsduur plus de postnatale leeftijd. Zuigelingen leeftijd 40–44 weken:
200 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 3 doses.
Premature zuigelingen leeftijd < 40 weken
100 mg/kg lichaamsgewicht; verdeeld over 2 doses.
Verminderde nierfunctie: er kunnen geen dosisaanbevelingen worden gedaan voor kinderen met een verminderde nierfunctie.
Ouderen: geen dosisaanpassing nodig op basis van de leeftijd alleen.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen: het is nog onduidelijk of dosisbeperking nodig is bij een creatinineklaring tussen 40–80 ml/min; wees voorzichtig, vooral wanneer de hogere doses binnen het aanbevolen bereik worden overwogen. De dosis bij een verder verminderde nierfunctie wordt uitgedrukt als deel van de dosis die geschikt wordt geacht als de nierfunctie normaal was geweest; bij een creatinineklaring 31–40 ml/min: 70% (in 2–3 verdeelde doses); 21–30 ml/min: 60% (in 2–3 verdeelde doses); 11–20 ml/min: 40% (in 2–3 verdeelde doses); 0–10 ml/min: 20% (in 1–2 verdeelde doses). De eerste dosis moet worden verdubbeld (oplaaddosis), maar mag niet hoger zijn dan 8 g. De dosisaanbevelingen voor patiënten met een verminderde nierfunctie zijn gebaseerd op farmacokinetische modellen en beperkte klinische gegevens.
- Kinderen: Er kunnen geen dosisaanbevelingen worden gedaan voor kinderen met een verminderde nierfunctie.
Hemodialysepatiënten: (uitgaande van intermitterende dialyse om de 48 uur, bij volwassenen en kinderen van ≥ 12 jaar): dien 2 g fosfomycine toe aan het einde van elke dialysesessie.
Tijdens continue veno-veneuze hemofiltratie (CVVH na verdunning, c.q. post-dilutie): fosfomycine wordt doeltreffend geëlimineerd; er is geen dosisaanpassing vereist. Er zijn geen gegevens over patiënten die CVVH vóór verdunning (c.q. pre-dilutie) ondergaan of andere vormen van nierfunctievervangende therapie ondergaan (incl. CAPD).
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig bij leverinsufficiëntie, de farmacokinetiek van fosfomycine is ongewijzigd in deze patiëntengroep.
Duur van de behandeling: stem deze af op het infectietype, de ernst van de infectie en de klinische respons. Volg de relevante therapeutische richtlijnen voor de bepaling van de behandelduur.
Toediening
- Vóór toediening, 4 g verdunnen met 100 ml water voor injecties, of glucose 5 of 10%; de eindconcentratie is dan 40 mg/ml.
- De inlooptijd van de infusie is ten minste 15 minuten bij 2 g, ten minste 30 minuten bij 4 g, en 60 minuten bij 8 g.
- Een individuele dosis mag niet hoger zijn dan 8 g.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verminderde nierfunctie. Neurotoxiciteit zoals paresthesieën ter hoogte van het gelaat, in en rond de mond, spierzwakte, hoofdpijn. Jeuk.
Zelden (0,1–0,01%): nierinsufficiëntie.
Verder zijn gemeld: neuromusculaire blokkade, apneu, ademstilstand (door vermindering van de presynaptische afgifte van acetylcholine bij de neuromusculaire overgang; vooral bij verminderde nierfunctie). Overgevoeligheidsreacties zoals angio–oedeem en huiduitslag. Pseudo-Bartter-syndroom. Duizeligheid, ataxie. Reactie op de infusieplaats. Na intrathecale of intraventriculaire toediening: aseptische meningitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, buikpijn, diarree.
Vaak (1-10%): ontsteking van het mondslijmvlies, oesofagitis, maagpijn, antibiotica-geassocieerde pseudomembraneuze colitis. Maculopapuleuze huiduitslag. Leukopenie, neutropenie, agranulocytose, trombocytopenie, eosinofilie. Abnormale leverfunctiewaarden. Reacties op de injectieplaats: na i.v.-toediening trombo-flebitis en pijn, na i.m.-toediening o.a. irritatie, pijn, verhardingen en steriele abcessen.
Soms (0,1-1%): neuromusculair blokkerend effect. ademhalingsstilstand en/of hypotensie (na een te snelle i.v.-toediening). Smaakstoornis. Morbilliform exantheem, jeuk, urticaria, erythema multiforme.
Zelden (0,01-0,1%): na snelle i.v.-toediening cardiopulmonale stilstand. Angio-oedeem, zwelling van de gewrichten. Exfoliatieve en/of bulleuze dermatitis, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Geneesmiddelenkoorts. Overgevoeligheidsreactie voor benzylalcohol (injectievloeistof); 'gasping syndrome'. Vaginitis.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie (incl. shock), andere overgevoeligheid (o.a. met uitslag en vorming van blaren). Icterus, cholestatische hepatitis. Polyartritis.
Verder zijn gemeld: acuut nierletsel, waaronder acuut nierfalen. Reukstoornis, hoofdpijn, slaperigheid, duizeligheid. Clostridioides difficile-colitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): superinfectie door schimmels of resistente bacteriën (bv. Pseudomonas) in het urogenitale stelsel. (Kortdurende) alopecia.
Zelden (0,01–0,1%): collaps, cyanose. Cholestatische icterus (bij kortdurende behandeling), chronische actieve hepatitis (bij langdurige behandeling; soms met necrose). Misselijkheid, anorexie. Exfoliatieve dermatitis, erythema multiforme, Stevens–Johnsonsyndroom. Anemie (incl. hemolytische anemie (door G6PD-deficiëntie), megaloblastaire of aplastische anemie), leukopenie, agranulocytose, trombocytopenie, eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): idiopathische intracraniële hypertensie.
Verder zijn gemeld: angio–oedeem, anafylactische reactie, lupusachtig syndroom (incl. longreacties). Cutane vasculitis. Interstitiële nefritis. Hepatitis, auto-immuunhepatitis, levernecrose. Pancreatitis. Longreacties (acuut: met koorts, koude rillingen, pijn op de borst, dyspneu, hoest, longinfiltratie met consolidatie of pleurale effusie, en eosinofilie; subacuut: met koorts en eosinofilie; chronisch: met koorts, koude rillingen, hoest en dyspneu). Perifere (poly)neuropathie (sensorisch en/of motorisch, soms irreversibel, meestal (in 90% van de gevallen) bij patiënten met nierinsufficiëntie), optische neuritis, nystagmus, duizeligheid. Depressie, euforie, verwardheid, psychotische reacties, hoofdpijn en slaperigheid. Asthenie, gewrichtspijn. Braken, buikpijn, diarree, sialoadenitis. Huiduitslag (erythemateus, maculopapuleus, eczemateuze erupties), urticaria, DRESS-syndroom.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): dyspepsie, maagpijn. Flebitis op de toedieningsplaats. Erythemateuze eruptie. Hypernatriëmie en/of hypokaliëmie.
Soms (0,1-1%): dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, anorexie. Hoofdpijn, draaiduizeligheid, smaakstoornis. Huiduitslag, oedeem. Vermoeidheid. (Voorbijgaande) stijging AF, ASAT en ALAT-waarden.
Zelden (0,01-0,1%): aplastische anemie, eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock. Hepatische steatose (volledig reversibel). Visusstoornissen.
Verder zijn gemeld: tachycardie. Astmatische aanval. Angio-oedeem, gelaatsoedeem, jeuk, urticaria. (Cholestatische) hepatitis, geelzucht, verhoogd γ-GT. Pseudomembraneuze colitis. Verwardheid. Agranulocytose, leukopenie, trombocytopenie, neutropenie; pancytopenie.
Interacties
Het risico op nefrotoxische of neurotoxische verschijnselen wordt vergroot door gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische of neurotoxische geneesmiddelen; wees uiterst voorzichtig met deze combinaties of verlaag de dosering colistine. Nefrotoxiciteit is gewoonlijk reversibel na het staken van de behandeling, maar zelden kan een interventie (als nierfunctievervangende therapie) nodig zijn. Dosisverlaging van colistine kan de symptomen van neurotoxiciteit verlichten. Gelijktijdige toediening van aminoglycosiden, geïnhaleerde narcotica, niet-depolariserende spierrelaxantia (bv. rocuronium) en curare–achtige middelen vergroot de kans op verlengde neuromusculaire blokkade; vermijd deze combinaties bij voorkeur. Bij patiënten met myasthenia gravis voorzichtig zijn met gelijktijdige toediening van macroliden zoals azitromycine en claritromycine en fluorchinolonen zoals ciprofloxacine en norfloxacine.
Wees voorzichtig met gebruik van andere formuleringen van colistine (bv. inhalatie) aangezien hier weinig ervaring mee is en er een kans bestaat op cumulatieve toxiciteit.
De mechanismen voor de omzetting van colistinemethaatnatrium naar colistine en voor de (renale) klaring van colistine zijn niet achterhaald. Wees daarom voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze geneesmiddel-metaboliserende enzymen remmen of induceren, of waarvan bekend is dat ze substraat zijn voor mechanismen van renaal transport.
Interacties
Tussen erytromycine en clindamycine is in vitro antagonisme waargenomen; de combinatie niet gebruiken.
De werkzaamheid van spierrelaxantia kan worden versterkt doordat clindamycine een neuromusculair blokkerende werking heeft; hierdoor kunnen onverwachte, levensbedreigende situaties optreden tijdens een operatieve ingreep.
Remmers van het iso-enzym CYP3A4 (o.a. HIV-proteaseremmers) kunnen de klaring van clindamycine verminderen en CYP3A4-inductoren kunnen de klaring ervan verhogen, omdat clindamycine voornamelijk wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. Controleer op effectiviteit bij gelijktijdig gebruik van sterke inductoren zoals rifampicine.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten kan een verhoogde bloedingsneiging ontstaan; controleer regelmatig de stollingsparameters (PT/INR).
De concentratie van ciclosporine kan afnemen door clindamycine (mechanisme onbekend).
Bij gastro-intestinale aandoeningen (m.n. colitis) in de voorgeschiedenis, het gelijktijdig gebruik van middelen die de darmperistaltiek remmen (zoals parasympathicolytica en opiaten) en clindamycine vermijden, vanwege de toegenomen kans op pseudomembraneuze colitis.
Bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische middelen overwegen de nierfunctie te controleren.
Interacties
Fluorchinolonen en nitrofurantoïne kunnen mogelijk elkaars werking verminderen; combinatie wordt niet aanbevolen.
Het orale buiktyfusvaccin kan onwerkzaam worden.
Probenecide kan de renale klaring van nitrofurantoïne verminderen.
Alkaliserende middelen (toename pH van de urine) verminderen de werkzaamheid van nitrofurantoïne.
Gelijktijdige toediening van magnesiumtrisilicaat vermindert de absorptie van nitrofurantoïne.
Interacties
In vitro testen hebben aangetoond dat een combinatie met penicilline, cefazoline, linezolid, moxifloxacine, of de groep van de carbapenems, gewoonlijk een additief tot synergistisch effect vertoont.
Bij patiënten met hartfalen die ook digoxine gebruiken de kaliumspiegel monitoren vanwege de kans op hypokaliëmie, met name bij langdurige behandeling en hoge doses van fosfomycine.
Zwangerschap
Colistinemethaatnatrium passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Een nadelig effect op de foetus kan niet worden uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Clindamycine passeert de placenta. In foetaal bloed wordt 40% van de maternale serumspiegel bereikt, in vruchtwater ca. 30%.
Teratogenese: Bij de mens, ruime ervaring. Een onderzoek met zwangere vrouwen, waarbij ca. 650 neonaten in het 1e trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan clindamycine, wees niet op een verhoogd aantal misvormingen.
Farmacologisch effect: De relatief grote kans op pseudomembraneuze colitis bij de moeder wordt als een groot nadeel gezien.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden bij het falen van de voorkeursmiddelen (penicillinen, cefalosporinen en macroliden).
Overig: Injectievloeistof: omdat benzylalcohol de placenta kan passeren moet rekening worden gehouden met de mogelijke toxiciteit ervan voor prematuren na toediening vlak vóór of tijdens een bevalling of sectio caesarea. Bij een pasgeborene met een geboortegewicht < 2,5 kg, kan door benzylalcohol het 'gasping syndrome' optreden met o.a. metabole acidose, 'respiratory distress syndrome' en nierinsufficiëntie.
Zwangerschap
Nitrofurantoïne passeert in geringe hoeveelheden de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij toediening rond de periode van de bevalling is er vanwege de nog onrijpe erytrocyt-enzymsystemen het risico van hemolytische anemie bij het kind, vooral bij G6PD-deficiëntie.
Advies: Kan volgens Lareb gebruikt worden, behalve in de periode rond de uitgerekende datum. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) is de toepassing na ≥ 38 weken zwangerschap gecontra-indiceerd. De NVOG-richtlijn Urineweginfectie in de zwangerschap (uit 2011) geeft aan dat het bij voorkeur niet gebruikt wordt vanaf 36 weken zwangerschap of bij dreigende preterme geboorte, in verband met de langzame uitscheiding via de nier bij de neonaat en risico op hemolytische anemie.
Vruchtbaarheid: Vermindering van de mannelijke fertiliteit (verlaagd aantal spermacellen, tijdelijke stilstand spermatogenese) is beschreven bij gebruik van supratherapeutische doseringen, de normale doseringen zijn echter niet geassocieerd met mannelijke onvruchtbaarheid.
Zwangerschap
Fosfomycine passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Er zijn vooral effectiviteitsonderzoeken gedaan gedurende het 2e en 3e trimester. Een risico-inschatting van het gebruik gedurende het 1e trimester is moeilijk te maken. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester ontraden. Tijdens het 2e en 3e trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: De orale absorptie is gering zodat systemische effecten minder waarschijnlijk zijn. Echter lokaal kan de darmflora van de zuigeling worden verstoord, dit kan leiden tot diarree.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden (concentraties variërend van < 0,5 tot 3,8 microg/ml na systemisch gebruik).
Farmacologisch effect: Het is niet waarschijnlijk dat de kleine hoeveelheid nadelige effecten op de zuigeling heeft. Sensibilisatie, diarree, bloed in de ontlasting en schimmelkolonisatie van de slijmvliezen bij de zuigeling zijn echter (theoretisch) mogelijk. Er is één casus van een hemorragische enteritis beschreven bij een zuigeling na gelijktijdig gebruik van clindamycine en gentamicine door de moeder, na het staken van lactatie trad er snel herstel op.
Advies: Kan volgens Lareb waarschijnlijk veilig gebruikt worden. Volgens een fabrikant kan overwogen worden om de borstvoeding, tijdelijk, voor de duur van de orale of intraveneuze behandeling van de moeder, te onderbreken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: De hoeveelheid in de moedermelk is zó gering, dat het onwaarschijnlijk is dat deze hoeveelheid een hemolytische anemie kan veroorzaken, zelfs bij een G6PD-deficiënte zuigeling.
Advies: Kan worden gebruikt. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de hoeveelheid nitrofurantoïne in de moedermelk een hemolytische anemie kan veroorzaken, is toch het advies om hier alert op te zijn in de eerste maand post partum, en vooral bij prematuren en bij G6PD-deficiënte zuigelingen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (ca. 8% van de serumconcentratie). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor polymyxinen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lincomycinen.
Zie ook de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Nierfunctiestoornis met een creatinineklaring < 30 ml/min, omdat hierbij geen bactericide concentratie in de urine wordt verkregen;
- Verhoogde serumcreatininewaarde (volgens de fabrikanten van Furadantine MC en Furabid);
- Long- of leverreactie dan wel perifere neuropathie in de anamnese/voorgeschiedenis na eerder gebruik van nitrofurantoïne of andere nitrofuranen;
- Overgevoeligheid voor nitrofuranen;
- Acute porfyrie;
- G6PD-deficiëntie;
- Toepassing bij pasgeborenen van < 3 mnd., omdat zij vanwege nog onrijpe erytrocyt-enzymsystemen kans lopen op hemolytische anemie.
Contra-indicaties
- ernstige overgevoeligheidsreactie (zoals anafylactische reacties) bij eerder gebruik van fosfomycine.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij myasthenia gravis mag colistine alleen in levensbedreigende situaties gebruikt worden, omdat colistine de presynaptische afgifte van acetylcholine bij de neuromusculaire overgangt vermindert.
Wees extra voorzichtig bij verminderde nierfunctie. Controleer bij alle patiënten vóór en regelmatig tijdens de behandeling de nierfunctie; verlaag de dosering op basis van de creatinineklaring (zie Doseringen). Patiënten met hypovolemie of die andere mogelijk nefrotoxische middelen toegediend krijgen, hebben een verhoogd risico op nefrotoxiciteit veroorzaakt door colistine. In sommige onderzoeken zijn meldingen van nefrotoxiciteit gerelateerd aan de totale cumulatieve dosis en de behandelduur. Weeg het voordeel van een verlengde behandelduur af tegen het mogelijk verhoogde risico op nefrotoxiciteit. De klinische ervaring bij een verminderde nierfunctie en bij toepassing van nierfunctievervangende therapie is zeer beperkt. Wees alert bij zuigelingen < 1 jaar, omdat de nierfunctie bij hen nog niet volledig is ontwikkeld, en het effect hiervan op de omzetting van colistinemethaatnatrium naar colistine onbekend is.
Het pseudo-Bartter-syndroom is in enkele gevallen gemeld in samenhang met i.v.-gebruik van colistine. Controleer bij vermoeden van dit syndroom de serumelektrolyten regelmatig. Het is mogelijk dat een verstoorde elektrolytbalans niet genormaliseerd kan worden zonder het gebruik van colistine te staken.
Voorzichtig toepassen bij een verminderde leverfunctie; hier zijn geen gegevens over.
Wees uiterst voorzichtig bij porfyrie.
Bij het optreden van diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Overweeg het staken van de behandeling en starten van een specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen mogen bij vermoeden of bevestiging van pseudomembraneuze colitis niet worden toegediend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij de behandeling van meningitis vanwege de geringe diffusie in de cerebrospinale vloeistof.
Er bestaat een gedeeltelijke kruisresistentie tussen clindamycine en macroliden.
Voorzichtig zijn bij de volgende comorbiditeit:
- gastro-intestinale aandoeningen in de voorgeschiedenis (met name colitis);
- verminderde nier- en/of leverfunctie, in het bijzonder als dit gepaard gaat met ernstige metabole afwijkingen; bepaal wanneer hoge doses vereist zijn de serumspiegel. Overweeg de nierfunctie te controleren bij een pre-existent verminderde nierfunctie of wanneer de patiënt gelijktijdig nefrotoxische geneesmiddelen gebruikt;
- een verstoorde neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis, M. Parkinson);
- allergische aandoeningen zoals een atopische ziekte.
Controle van de lever- en nierfunctie en het bloedbeeld regelmatig uitvoeren tijdens de therapie bij langdurig gebruik (> 10 dagen) en bij kinderen < 1 jaar.
Bij diarree die ernstig is of aanhoudt, de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Deze colitis kan tot 2 maanden na de therapie ontstaan door overgroei van Clostridioides difficile. Het kan bij verzwakte patiënten of bij die met een leeftijd > 60 jaar vaker voorkomen en ernstiger verlopen. Als deze diagnose wordt bevestigd, de behandeling met antibacteriële middelen zoals clindamycine staken en passende maatregelen nemen. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen zijn in deze situatie gecontra-indiceerd.
Overgevoeligheid: in individuele gevallen is anafylaxie waargenomen bij personen met een reeds bestaande (of bekende) allergie voor penicillinen. Ernstige overgevoeligheidsreacties, waaronder ernstige huidreacties met systemische symptomen zijn gemeld (o.a. DRESS, SJS, TEN, AGEP, zie rubriek Bijwerkingen). Ernstige allergische reacties kunnen zelfs na de eerste toediening optreden. Als een overgevoeligheidsreactie of ernstige huidreactie optreedt, de behandeling meteen staken en start met de gebruikelijke spoedeisende maatregelen. De hulpstof benzylalcohol, in de injectie-/infusievloeistof, kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij kinderen tot 3 jaar; prematuren en zuigelingen met een laag geboortegewicht hebben mogelijk meer kans op het ontwikkelen van toxiciteit. Om deze reden mag het niet worden toegediend aan pasgeborenen van < 4 weken oud of gedurende langer dan 1 week worden toegepast bij kinderen < 3 jaar, tenzij op strikte indicatie.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in sommige injectievloeistoffen, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals het ‘gasping’-syndroom. Dit veroorzaakt symptomen van metabole acidose, gevolgd door epileptische aanvallen, agonale ademhaling, hypotensie, bradycardie en uiteindelijk cardiovasculaire collaps en overlijden. Ook niet langer dan 1 week gebruiken bij kinderen < 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Wees voorzichtig met saccharose, in de suspensie, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tijdens de behandeling kunnen zich levensbedreigende long- en levercomplicaties voordoen. Omdat bestaande aandoeningen deze bijwerkingen kunnen maskeren nitrofurantoïne voorzichtig gebruiken bij bestaande longziekten, leverfunctiestoornissen en allergische aanleg. Controleer vooral bij langdurige behandeling nauwgezet op bijwerkingen op de longen, lever (op tekenen van hepatitis/leverschade), het bloed (m.n. op hemolyse) en perifere zenuwstelsel; bij eerste tekenen hiervan de behandeling onmiddellijk staken. Acute longreacties treden meestal op binnen de eerste week van de behandeling en zijn reversibel. Chronische longreacties gaan soms gepaard met veranderingen in het ECG; de longfunctie kan permanente schade oplopen, zelfs na staken van de behandeling. Vooral bij ouderen kunnen chronische pulmonale reacties zich sluipend ontwikkelen (bv. longfibrose en diffuse interstitiële pneumonitis).
Wees voorzichtig bij bestaande neurologische aandoeningen. Er is meer kans op perifere neuropathie bij ouderen, en bij aandoeningen zoals een verminderde nierfunctie, diabetes mellitus, anemie, alcoholisme, verstoringen in de elektrolytenbalans, vitamine B-deficiëntie (vooral folaatdeficiëntie) en aandoeningen die de voorraad vitamine B uitputten. De perifere neuropathie kan levensbedreigend of irreversibel worden en ontstaat meestal binnen 2 maanden (9–45 dagen, het snelst binnen 3 dagen). Initieel is er sensibiliteitsverlies met paresthesie. Later kan zich een motorische stoornis ontwikkelen, vaak met ernstige spieratrofie. Motorische beperkingen verdwijnen langzamer en minder compleet dan de sensorische.
Nitrofurantoïne kan de urine geel of bruin verkleuren.
De bepaling van glucose in de urine (op koperbasis, zoals Benedict-suikerreactie en Clinitest) kan worden verstoord.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij hartfalen, hypertensie, longoedeem, hyperaldosteronisme en hypernatriëmie.
Tijdens de behandeling elektrolyten (vooral natrium en kalium) en de vochtbalans controleren.
Bij optreden van ernstige, aanhoudende diarree de diagnosen antibioticageassocieerde colitis of pseudomembraneuze colitis overwegen; deze diarree kan ook pas enkele weken na behandeling optreden; overweeg specifieke behandeling tegen Clostridioides difficile.
Indien door de behandeling ernstige overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reacties optreden, mag de patiënt nooit meer fosfomycine gebruiken.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium, in het poeder voor infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Symptomen
Bij overschrijding van de aanbevolen dosis bij normale nierfunctie óf bij het nalaten van een doseringsverlaging bij verminderde nierfunctie en/of comedicatie met nefro– en neurotoxische geneesmiddelen kunnen met name nefro– en neurotoxiciteit optreden: nierinsufficiëntie, nierfalen, periorale paresthesie, paresthesie van het gezicht en/of de ledematen, spierzwakte, apneu, draaiduizeligheid, onduidelijke spraak, vasomotorische instabiliteit, visusstoornissen, verwardheid en psychose.
Therapie
Klaring van colistinemethaatnatrium verhogen: osmotische diurese met mannitol, peritoneale dialyse of langdurige hemodialyse.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met colistine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Gastro-intestinale verschijnselen. Er zijn geen specifieke toxische effecten gemeld.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met clindamycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Onder andere maagirritatie, misselijkheid, braken.
Zie voor meer symptomen en de behandeling de monografie nitrofurantoïne op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Hypotonie, slaperigheid, elektrolytstoornissen, trombocytopenie, hypoprotrombinemie.
Therapie
Renale eliminatie bevorderen door water te laten drinken. Hemodialyse en continue veno-veneuze hemofiltratie (CVVH) zijn beide effectief.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met fosfomycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Colistinemethaatnatrium is een prodrug van colistine. Colistine (polymyxine E) is een antimicrobieel middel behorend tot de polymyxinen en is afkomstig van Bacillus polymyxa var. colistinus. De binding aan en verandering van de permeabiliteit van de bacteriële celwand leidt, concentratie-afhankelijk, tot bacteriële celdood (bactericide effect). Het werkingsspectrum omvat aerobe Gram-negatieve bacteriën.
Doorgaans gevoelig zijn: Acinetobacter baumanni, Enterobacteriaceae (zoals Klebsiella spp.), Haemophilus influenzae en Pseudomonas aeruginosa.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Stenotrophomonas maltophilia, Achromobacter xylosoxidans (voorheen Alcaligenes xylosoxidans).
Inherent resistent zijn: Burkholderia cepacia en verwante soorten, Proteus spp. (incl. Proteus mirabilis), Providencia spp. en Serratia spp.
Er is kruisresistentie tussen colistine (polymyxine E) en polymyxine B te verwachten. Kruisresistentie met andere klassen van antibiotica wordt niet verwacht.
Kinetische gegevens
Metabolisering | het weinig actieve colistinemethaatnatrium wordt door hydrolyse omgezet in het werkzame colistine: bij gezonde personen voor ca. 30%, bij een sterk verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) voor 60 tot 70%. |
Overig | colistine: |
T max | met een vertraging van max. 7 uur bij ernstig zieke patiënten. |
V d | ca. 0,09–0,3 l/kg, ca. 1,3–2,0 l/kg (kritisch zieke patiënten). |
Overig | colistine is vooral aanwezig in lever, nieren, hart, longen en spierweefsel. De passage van de bloed-hersenbarrière is bij afwezigheid van meningeale ontsteking gering; bij aanwezigheid hiervan neemt dit toe. |
Eliminatie | Colistinemethaatnatrium onveranderd met de urine door glomerulaire filtratie. De eliminatie van colistine is nog niet goed bekend. Er is een uitgebreide tubulaire reabsorptie en colistine kan op niet-renale wijze worden geklaard óf renaal worden gemetaboliseerd met kans op accumulatie in de nieren. Colistine is dialyseerbaar door middel van conventionele hemodialyse en continue veno-veneuze hemo(dia)filtratie (CVVHF, CVVHDF). |
T 1/2el | ca. 4 uur bij patiënten met cystische fibrose, ca. 9–18 uur bij kritisch zieke patiënten, ca. 3 uur bij gezonde proefpersonen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Clindamycine is een semisynthetisch derivaat van lincomycine. Voornamelijk bacteriostatische werking tegen Gram-positieve aerobe en een groot aantal anaerobe bacteriën, afhankelijk van de bereikte concentratie ter plaatse van de infectie en van de gevoeligheid van het micro-organisme kan het daarnaast bactericide werken. De werkzaamheid hangt voornamelijk af van de duur waarmee de concentratie boven de 'minimum inhibitory concentration' (MIC) van het pathogeen ligt. Clindamycine bindt aan de 50S-subunit van het bacteriële ribosoom, dit beïnvloedt zowel de opbouw van het ribosoom als het translatieproces. Hiermee remt clindamycine de vroege fase van de bacteriële eiwitsynthese. Tussen clindamycine en macroliden bestaat gedeeltelijke kruisresistentie.
Gewoonlijk gevoelig voor clindamycine (in vitro) zijn:
- Aeroob Gram-positief: Bacillus spp. (waaronder Bacillus anthracis), Corynebacterium spp. (o.a. Corynebacterium diphteriae, en excl. Corynebacterium urealyticum), Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelige stammen; 'MSSA'), Staphylococcus saprophyticus, Streptococcus pneumoniae (uitsluitend de penicilline-gevoelige stammen), streptokokken (α- en niet-hemolytisch), β-hemolytische streptokokken groepen A (Streptococcus pyogenes), B, C, G en streptokokken van de viridans-groep.
- Anaeroob Gram-positief: Actinomyces spp. (waaronder A. israelii), Cutibacterium acnes (voorheen Propionibacterium acnes) spp., Eggerthella (Eubacterium) spp., Peptococcus spp. en Peptoniphilus spp.
- Anaeroob Gram-negatief: Bacteroides spp. (uitgezonderd Bacteroides fragilis), Fusobacterium spp., Porphyromonas spp., Prevotella spp. en Veillonella spp.
- Overig: Chlamydia trachomatis, Chlamydophila pneumoniae, Gardnerella vaginalis en Mycoplasma hominis.
(Verworven) resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: coagulase-negatieve stafylokokken (uitgezonderd meticilline-resistente stammen), Staphylococcus aureus (meticilline-resistente stammen; 'MRSA', in sommige regio's resistentie van MRSA > 50%), Staphylococcus epidermidis (meticilline-resistente stammen; 'MRSE', in sommige regio's resistentie van MRSE > 50%), Staphylococcus haemolyticus, Staphylococcus hominis, Streptococcus agalactiae (groep B streptokok) en Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd penicilline-gevoelige stammen).
- Aeroob Gram-negatief: Legionella spp. (excl. Legionella pneumophila) en Moraxella catarrhalis (intermediair).
- Anaeroob Gram-positief: Clostridium perfringens en Peptostreptococcus spp. (Finegoldia magna, Micromonas micros).
- Anaeroob Gram-negatief: Bacteroides fragilis.
Toelichting op resistentie van stafylokokken en streptokokken: deze is vaak gebaseerd op methylgroepen die in toenemende mate aan 23S rRNA binden (zogenoemde constitutieve MLSB-resistentie), waarbij de bindingsaffiniteit van clindamycine aan het ribosoom sterk verminderd is. De meeste meticilline-resistente S. aureus (MRSA) vertonen de resistentie van het constitutieve MLSB-type en zijn daarom resistent tegen clindamycine. Behandel infecties veroorzaakt door macrolideresistente stafylokokken niet met clindamycine, ook niet wanneer in vitro gevoeligheid is aangetoond, omdat de behandeling in dit geval kan leiden tot selectie van mutanten met constitutieve MLSB-resistentie. Stammen met de constitutieve MLSB-resistentie vertonen een volledige kruisresistentie van clindamycine met lincomycine en macroliden.
Meestal ongevoelig/resistent voor clindamycine zijn:
- Gram-positief: Listeria monocytogenes.
- Gram-negatief: Escherichia coli, Klebsiella spp., Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitides en Pseudomonas aeruginosa.
- Overig: Mycoplasma pneumoniae en Ureaplasma urealyticum.
Inherent resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: coagulase-negatieve stafylokokken (meticilline-resistente stammen), Corynebacterium urealyticum, (andere) aerobe 'Coryneforms' (MLSR; macrolide-lincosamide-streptogramine type B resistent), Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium.
- Aeroob Gram-negatief: Haemophilus influenzae en Legionella pneumophila.
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal: snel en vrijwel volledig (90%). |
F | ca. 90%. |
T max | oraal: 45–60 min, i.m.: 1–4 uur. |
V d | ca. 1,1 l/kg |
Overig | Clindamycine dringt makkelijk door in de meeste lichaamsvloeistoffen en weefsels (o.a. huid en weke delen). In botweefsel wordt ca. 40% van de serumspiegel bereikt, in het synoviaal vocht 50%, in het sputum 30–75%, in peritoneaalvocht 50%, in pus 30%, in de pleurale vloeistof 50–90%. Clindamycine dringt echter niet adequaat door in de liquor cerebrospinalis, ook niet in geval van meningitis. |
Eiwitbinding | concentratie-afhankelijk; van 40–94%. |
Metabolisering | vnl. in de lever, in relatief sterke mate door CYP3A4 en in mindere mate door CYP3A5, tot o.a. microbiologisch werkzame metabolieten (N-desmethyl- en sulfoxide-metaboliet). |
Eliminatie | vooral via gal en feces, 10–20% met de urine en ca. 4% met de feces als actieve stof of werkzame metabolieten; het overige als niet-actieve metabolieten (vooral met de feces). Clindamycine wordt niet effectief door hemodialyse of door peritoneale dialyse verwijderd. |
T 1/2el | 1½–3½ uur. Langer bij nierinsufficiëntie of matig tot ernstige leverinsufficiëntie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Nitrofurantoïne behoort tot de nitrofuranen. Het wordt in de bacteriële cel gereduceerd tot reactieve tussenproducten. Deze remmen een aantal enzymen die een rol spelen in het energiemetabolisme van de bacterie, zoals de Krebs-cyclus. Hierdoor onderbreken ze de energieaanvoer die nodig is voor normale groei en instandhouding van de bacterie. Ook binden tussenproducten zich op diverse plaatsen van de ribosomen, wat leidt tot een verstoring van de bacteriële eiwitsynthese. Therapeutisch actieve concentraties worden alleen bereikt in de urine; de meeste activiteit is in zure urine, bij een pH van > 8 gaat het grootste deel van de antibacteriële activiteit verloren. Het antibacteriële spectrum omvat het merendeel van de urinewegpathogenen, waaronder zowel Gram-positieve als Gram-negatieve bacteriën. Resistentie kan voorkomen bij langdurige behandeling met nitrofurantoïne. Verminderde gevoeligheid is waargenomen bij ESBL-producerende darmbacteriën. Kruisresistentie tussen nitrofurantoïne en andere antibioticaklassen is niet waargenomen.
Doorgaans gevoelig zijn: Escherichia coli, Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus, Staphylococcus epidermidis en Staphylococcus saprophyticus.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Citrobacter spp., Enterobacter spp., Klebsiella spp. en Raoultella spp.
Doorgaans ongevoelig zijn: Morganella spp.
Inherent resistent zijn: Proteus spp., Pseudomonas spp. en Serratia spp.
Het in de capsule met gereguleerde afgifte aanwezige nitrofurantoïnemonohydraat vormt bij blootstelling aan maag- en darmsappen een gel, waaruit het actieve bestanddeel geleidelijk vrijkomt.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed in het bovenste gedeelte van de dunne darm; voedsel en melk vergroten de biologische beschikbaarheid. |
T max | in de urine na ca. 4 uur; in plasma worden geen antimicrobiële concentraties bereikt. |
V d | ca. 0,58 (+/- 0,12) l/kg. |
Metabolisering | ca. 60% van de dosis, voornamelijk via enzymatische weg, tot onwerkzame aminofuranen (deze kunnen de urine bruin verkleuren). |
Eliminatie | via de nieren, ca. 20-25% onveranderd. Nitrofurantoïne is hemodialyseerbaar. |
T 1/2el | ca. 60 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bactericide antimicrobieel middel. Door het blokkeren van de peptidoglycaansynthese remt fosfomycine het enzym fosfo-enol-pyruvyltransferase, dat betrokken is bij de eerste stap van de intracellulaire enzymatische synthese van de bacteriecelwand. Fosfomycine wordt actief tot in de bacteriële cel getransporteerd via twee verschillende transportsystemen (het sn-glycerol-3-fosfaat- en hexose-6-transportsysteem). Het belangrijkste resistentiemechanisme is een chromosomale mutatie die deze transportsystemen wijzigt. Andere resistentiemechanismen, met plasmiden of transposonen, veroorzaken enzymatische deactivering van fosfomycine door respectievelijk het molecuul te binden aan glutathion of door de koolstof-fosforverbinding in het molecuul te splitsen. Kruisresistentie tussen fosfomycine en andere antibioticaklassen is weinig waargenomen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus.
- Aeroob Gram-negatief: Citrobacter freundii, Citrobacter koseri, Edwardsiella spp., Enterobacter cancerogenus, Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Neisseria meningitidis, Proteus penneri, Providencia rettgeri en Salmonella enterica.
- Anaeroob: Fusobacterium spp., Peptococcus spp. en Peptostreptococcus spp.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: Enterococcus spp., Staphylococcus epidermidis en Streptococcus pneumoniae.
- Gram-negatief: Enterobacter cloacae, Klebsiella aerogenes, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumonia, Proteus inconstans, Proteus mirabilis, Pseudomonas aeruginosa, Raoultella spp. en Serratia marcescens.
- Anaeroob: Clostridium spp.
Inherent resistent zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus saprophyticus en Streptococcus pyogenes.
- Gram-negatief: Legionella pneumophila, Morganella morganii en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Bacteroides spp. en de fysiologisch belangrijke niet-pathogenen Lactobacillus en Bifidobacterium.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp. en Mycoplasma spp.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,3 l/kg. |
Overig | Na i.v.-toediening wordt fosfomycine goed gedistribueerd naar de weefsels. Er worden hoge concentraties bereikt in de ogen, botten, spieren, huid, onderhuid, longen, gal, nieren, blaaswand, de prostaat, de zaadblaasjes en wondvocht. De concentratie in de liquor bij meningitis-patiënten is 20–50% van de serumwaarde. De fosfomycineconcentratie in de urine blijft gedurende circa 48 uur na toediening boven de MIC-waarde indien de creatinineklaring > 10 ml/min is. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | vnl. met de urine. Bij een normale tot matig verminderde nierfunctie (met een creatinineklaring ≥ 40 ml/min) wordt zo'n 50–60% van de dosis binnen de eerste 3–4 uur uitgescheiden. |
T 1/2el | Bij gezonde volwassenen ca. 2 uur, bij oudere en/of kritisch zieke patiënten: ca. 3,7 uur, bij een verminderde nierfunctie toenemend in verhouding naar de ernst van de nierinsufficiëntie. Bij zuigelingen en baby's (tot 12 mnd.); verlengd, gerelateerd aan de fysiologische lagere glomerulaire filtratiesnelheid. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
colistine (parenteraal) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
clindamycine (systemisch) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
nitrofurantoïne hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
Groepsinformatie
fosfomycine (intraveneus) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- acute faryngotonsillitis
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- endocarditis
- malaria
- seksueel overdraagbare aandoeningen
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)