Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Cytarabine XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectie-/infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml, 5 ml, 10 ml, 20 ml, 40 ml, 50 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml 'oncotain'
Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml 'oncotain', 20 ml 'oncotain'

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie (incl. betrokkenheid van het CZS), acute myeloïde leukemie en chronische myeloïde leukemie bij volwassenen staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van cytarabine daarbij.

Voor kinderen staat de richtlijn ALL op skion.nl.

Indicaties

Lage-dosistherapie

  • Als monotherapie of in combinatiechemotherapie bij:
    • behandeling van acute lymfatische leukemie (ALL; volwassenen en kinderen);
    • behandeling van acute myeloïde leukemie (AML; volwassenen en kinderen);
    • chronische myeloïde leukemie (CML; volwassenen en kinderen);
    • profylaxe of behandeling van leukemie in het centraal zenuwstelsel (lymfomateuze meningitis), afzonderlijk of in combinatie met methotrexaat en een corticosteroïd (intrathecale toediening).

Hoge-dosistherapie

  • acute leukemie, die refractair is voor lagere doses cytarabine;
  • leukemie-recidief na eerdere remissie op chemotherapie;
  • secundaire (door cytostatica en/of bestraling geïnduceerde) leukemie;
  • non-Hodgkinlymfoom (NHL) met hoge maligniteitsgraad (zoals lymfoblastair NHL en Burkitt-lymfoom).

Doseringen

Vóór en tijdens de behandeling bij een hoge tumorlast maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.

Overweeg bij hoge-dosis therapie profylactisch corticosteroïd-oogdruppels ter voorkóming van conjunctivitis.

Klap alles open Klap alles dicht

Alle indicaties, behalve leukemie in het centraal zenuwstelsel

Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen

Lage-dosistherapie: inductietherapie: de gebruikelijke dosering is 100–200 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als snelle i.v.-bolusinjectie verdeeld over twee gelijke doses of als continue i.v.-infusie. Behandelen tot aplasie of toxiciteit, meestal na 7–10 dagen, gevolgd door een therapievrij interval voor beenmergherstel, meestal 2–4 weken.

Onderhoudstherapie: de gebruikelijke dosering is 75–100 mg/m² lichaamsoppervlak per dag i.v. of s.c. gedurende 5 dagen en dit 1×/maand.

Onderhoudstherapie 'Oncotain': de gebruikelijke dosering is s.c. 100 mg/m² lichaamsoppervlak 1–2× week. Ook andere doseerschema's zijn mogelijk.

Geef kinderen, indien dosisbereiken worden aangegeven, een hogere dosis dan volwassenen; kinderen verdragen hogere doses doorgaans beter.

Verminderde nier- of leverfunctie: verlaag de dosis. Bij hemodialysepatiënten toedienen ná de dialyse.

Volwassenen (incl. ouderen)

Hoge-dosistherapie: 2–3 g/m² lichaamsoppervlak i.v.-infusie in 1–3 uur, elke 12 uur gedurende 2–6 dagen.

Verminderde nier- of leverfunctie: verlaag de dosis. Bij hemodialysepatiënten toedienen ná de dialyse.

Leukemie in het centraal zenuwstelsel

Volwassenen

'Oncotain' intrathecaal: de gebruikelijke doseringen variëren van 5–75 mg/m² lichaamsoppervlak en van 1×/dag gedurende vier dagen tot 1× elke vier dagen. De behandeling voortzetten tot aan remissie van de ziekte, ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Toediening

  • Cytarabine kan zowel i.v. (per injectie of infuus) als s.c. worden gegeven. Bij lage-dosistherapie wordt een snelle i.v.-injectie over het algemeen beter verdragen dan continue infusie van eenzelfde dosis. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen
  • 'Oncotain': verdunnen met 0,9% NaCl (zonder conserveermiddel). De injectievloeistof 20 mg/ml 'Oncotain' mag onverdund intrathecaal worden toegediend. Zie voor meer informatie over intrathecale toediening de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Bijwerkingen

Lage-dosistherapie

Zeer vaak (> 10%): bloeding. Sepsis, infecties (met een virus, bacterie, schimmel of parasiet), pneumonie. Misselijkheid, braken. Koorts. Leverfunctiestoornis. Alopecia, huiduitslag. Cytarabine-syndroom (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Anemie, leukopenie (incl. neutropenie), trombocytopenie, reticulocytopenie, megaloblastaire anemie.

Vaak (1-10%): dysfagie, diarree, orale/anale ontsteking of ulceratie. Icterus. Nierfunctiestoornis, nierfalen, urineretentie. Anorexie. Duizeligheid, neuritis, neuralgie. Conjunctivitis (incl. met bloedingen, waardoor fotofobie, visusstoornis, brandend gevoel, toegenomen traansecretie), keratitis. Huidreacties (zoals erytheem, urticaria), bulleuze dermatitis, huidulceratie, huidschilfering, cellulitis, vasculitis, sproetvorming, mucosa-bloeding. Gewrichtspijn, pijn in borstkas. Tromboflebitis op toedieningsplaats.

Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Dyspneu, faryngitis. Oesofagitis, oesofageale ulceratie, maag-darmbloeding, buikpijn. Pancreatitis. Hoofdpijn, perifere neuropathie. Jeuk, lentigo. Myalgie.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Enterocolitis (necrotiserend, neutropenisch). Leverbeschadiging met hyperbilirubinemie. Slaperigheid, neurologische afwijkingen/neurotoxiciteit, tetraplegie en verlamming, necrotiserende encefalopathie, coma. Blindheid.

Zeer zelden (< 0,01%): hartritmestoornis, pericarditis. Longoedeem, alveolair oedeem, 'acute respiratory distress syndrome', interstitiële longaandoening, (sub)acute respiratoire insufficiëntie. Peritonitis, ernstige gastro-intestinale ulceratie, pneumatosis cystoïdes intestinalis. Leverabces. Cerebrale en cerebellaire disfunctie (gewoonlijk reversibel). Persoonlijkheidsstoornis. Neutrofiele eccriene hidradenitis. Hyperurikemie.

Verder zijn gemeld: sinusbradycardie. Necrotiserende pancreatitis. Febriele neutropenie. Bloedingen in de huid. Hand-voetsyndroom. Irritatie of ontsteking op de toedieningsplaats.

Hoge-dosistherapie

Een aantal van de hierboven vermelde bijwerkingen komen nadrukkelijker naar voren zoals die door de neurotoxiciteit, respiratoire toxiciteit, myelotoxiciteit, gastro-intestinale toxiciteit en bijwerkingen op de cornea.

Verder komen nog andere bijwerkingen voor dan hierboven staan vermeld: cardiomyopathie; 'acute respiratory distress syndrome'; ataxie, tremor, convulsies, nystagmus; uitgesproken pancytopenie, beenmergaplasie; darmperforatie, darmnecrose met ileus; hepatomegalie, hepatische veneuze trombose (Budd-Chiarisyndroom); rabdomyolyse; reversibele hoornvliesbeschadiging; amenorroe, azoöspermie.

Intrathecale toediening

Zeer vaak (> 10%): arachnoïditis met symptomen van meningeale prikkeling zoals hoofdpijn, misselijkheid, braken, koorts, rugpijn, convulsies, nekpijn, stijve nek, hydrocephalus, meningisme, voorbijgaande verhoging van aantallen liquoreiwitten en witte bloedcellen, al dan niet met een verminderde bewustzijnstoestand. Misselijkheid, braken, diarree.

Vaak (1-10%): vermoeidheid, verwardheid, slaperigheid, convulsies, hemiplegie, paraplegie, hersenzenuwverlamming, visusstoornis, doofheid, gevoelsstoornissen, incontinentie, caudasyndroom. Intrathecaal toegediend cytarabine is in verband gebracht met ernstige en soms permanente neurotoxische effecten (o.a. blindheid, myelopathie, necrotiserende encefalopathie met of zonder epileptische aanval).

Interacties

Wees in verband met de kans op een ernstige, mogelijk fatale, infectieziekte uiterst voorzichtig met de vaccinatie met levende vaccins; vermijd dit bij voorkeur. De respons op vaccinatie met dode of geïnactiveerde vaccins kan verminderd zijn.

Combinatie met andere myelosuppressiva of relevante radiotherapie vergroot de cytotoxische en immunosuppressieve werking van cytarabine.

Een gelijktijdige transfusie van granulocyten vermijden in verband met de kans op ernstige respiratoire insufficiëntie.

Intrathecale toediening van andere cytotoxische middelen, neurotoxische chemotherapie of craniale/spinale bestraling vergroot de kans op neurotoxiciteit. Zo vermeerdert de combinatie van intraveneus cytarabine met intrathecaal methotrexaat de kans op ernstige neurologische bijwerkingen, zoals hoofdpijn, paralyse, coma en beroerte-achtige episoden, met name bij adolescenten.

In vitro trad een cytarabinegebonden antagonisme op voor de gevoeligheid van Klebsiella pneumoniae voor gentamicine; als een behandeling met gentamicine geen resultaat heeft, een wisseling van antibiotica overwegen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Er zijn meldingen van ernstige congenitale afwijkingen na gebruik in het 1e trimester, en van vroeggeboorte en/of een laag geboortegewicht. Bij dieren, schadelijk gebleken (vooral tijdens de organogenese en de ontwikkeling van de hersenen).

Advies: Gebruik ontraden, vooral tijdens het 1e trimester.

Vruchtbaarheid: Vooral in combinatie met alkylerende middelen kan gonadale suppressie optreden met amenorroe of azoöspermie; afhankelijk van dosis en duur van de behandeling kan dit mogelijk irreversibel zijn.

Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste 6 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Tot 20% van een oraal ingenomen dosis wordt geabsorbeerd. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • anemie, leukopenie en trombocytopenie van een niet-maligne oorzaak (bv. beenmergaplasie), tenzij de voordelen opwegen tegen het risico;
  • degeneratieve of toxische encefalopathie, met name na gebruik van methotrexaat of ioniserende straling;
  • bij intrathecale toediening: actieve meningeale infectie.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Systemische toediening

Controles: vóór, tijdens en na behandeling, het bloedbeeld en de lever- en nierfunctie regelmatig controleren. Vanwege de hematologische effecten van cytarabine zijn tijdens inductietherapie frequente trombocyten-, hemoglobine- en leukocytentellingen verplicht. Staak de behandeling bij een trombocytenaantal < 50 × 109/l of een granulocytenaantal < 1 × 109/l. Na staken van de behandeling kunnen deze aantallen blijven dalen. Indien geïndiceerd de behandeling hervatten bij duidelijke tekenen van beenmergherstel. Regelmatige bepaling van urinezuur in het bloed wordt aanbevolen om eventuele hyperurikemie, secundair aan snelle lysis van neoplastische cellen (tumorlysissyndroom), te signaleren. Bij patiënten met een groot aantal blasten of grote tumormassa’s is profylaxe van hyperurikemie vereist. Bij hoge-dosistherapie is extra controle van het zenuwstelsel, de longen, het maag-darmkanaal, de lever en ogen noodzakelijk. De bijwerkingen op het oog kunnen worden voorkómen of verminderd door regelmatig de ogen uit te spoelen en door profylaxe met lokale corticosteroïdbevattende oogdruppels. Controle op tekenen van bloedingen is extra van belang bij patiënten die recent geopereerd zijn of die bekend zijn met maag-darmulcera.

Cytarabine-syndroom: treedt op met de symptomen koorts, myalgie, botpijn, pijn in de borstkas, misselijkheid, malaise, exantheem, maculopapuleuze uitslag en conjunctivitis. Ter profylaxe en behandeling van dit syndroom kunnen corticosteroïden worden gebruikt.

Voor de behandeling van vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.

Injectie of infusie: subcutane injecties worden doorgaans goed verdragen en zijn geschikt voor gebruik bij onderhoudsbehandeling. Bij intraveneuze toediening bij lage-dosistherapie wordt een snelle i.v.-injectie over het algemeen beter verdragen dan continue infusie van eenzelfde dosis. Bij hoge doses kan snelle intraveneuze injectie echter aanleiding geven tot ernstige misselijkheid en braken gedurende enkele uren na de injectie; als infuus gegeven zijn misselijkheid en braken minder ernstig.

Intrathecale toediening

Om cumulatie en toxiciteit van cytarabine in het CZS te voorkomen, vóór intrathecale toediening vaststellen dat de liquorcirculatie voldoende is.

Bij intrathecale toediening gelijktijdig corticosteroïden (bv. dexamethason) geven om de symptomen van arachnoïditis te verlichten en het risico van fatale afloop te verkleinen. De patiënt instrueren een arts te waarschuwen bij optreden van vroege symptomen van arachnoïditis, van neurotoxiciteit of wanneer dexamethason niet wordt verdragen.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met cytarabine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Pyrimidine-antagonist. Cytarabine (Ara-C) wordt intracellulair omgezet in het werkzame cytarabine-5'-trifosfaat (Ara-CTP). Dit is alleen cytotoxisch gedurende de S–fase van de celdeling. Ara-CTP wordt geïncorporeerd in het DNA en RNA. De cytotoxiciteit is gecorreleerd aan de mate van inbouw van Ara-CTP in het DNA (verstoring DNA-synthese). Indien bij lage doses resistentie voor cytarabine is ontstaan, kan hoge-dosistherapie nog werkzaam zijn.

Kinetische gegevens

T max s.c. binnen 20–60 min (met veel lagere Cmax dan na i.v.-toediening en met grote interindividuele verschillen); na intrathecale toediening (Oncotain 20 mg/ml) lijkt de systemische blootstelling verwaarloosbaar.
V d ca. 2,4–2,7 l/kg.
Overig Bij i.v.-hoge-dosistherapie: aanzienlijke penetratie in het CZS.
Metabolisering cytarabine wordt in leukemische blasten en gezond beenmerg door nucleotidasen snel omgezet in de actieve vorm cytarabine–5–trifosfaat (Ara-CTP). Verder wordt cytarabine snel gedesamineerd tot inactieve metabolieten, vnl. in de lever maar in mindere mate ook in andere weefsels en het bloed.
Eliminatie vnl. met de urine (ca. 80%, waarvan 10% onveranderd). Cytarabine wordt verwijderd door hemodialyse.
T 1/2el i.v.: 1–3 uur.
T 1/2el in cerebrospinaal vloeistof na intrathecale toediening: ca. 3,4 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd