Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Dipyridamol Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
200 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Na een TIA of herseninfarct bestaat de secundaire preventie uit antitrombotische behandeling met clopidogrel monotherapie, acetylsalicylzuur (ASA) in combinatie met dipyridamol, of, bij intolerantie of een contra-indicatie, monotherapie met acetylsalicylzuur. Geef dit voor onbepaalde duur. Geef, bij een TIA of herseninfarct als gevolg van atriumfibrilleren of een andere cardiale emboliebron, na ASA een DOAC of een vitamine K-antagonist. Bij een hoogrisico TIA of ‘minor stroke’ is een behandeling gedurende ≤ 21 dagen met clopidogrel en acetylsalicylzuur een optie, mits gestart binnen 24 uur na ontstaan van de uitvalsverschijnselen. Deze duale behandeling wordt gevolgd door clopidogrel monotherapie of door dipyridamol in combinatie met acetylsalicylzuur. Na een intracerebrale bloeding bestaat secundaire preventie enkel uit bloeddrukverlagende therapie.

Maak voor het beleid bij symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden onderscheid tussen acute ischemie van het (onder)been en chronisch obstructief arterieel vaatlijden. Verwijs bij verdenking op acute ischemie met spoed voor antistolling met heparine en zo nodig revascularisatie. Geef zo nodig pijnstilling. Het beleid bij chronisch obstructief arterieel vaatlijden omvat in alle gevallen cardiovasculair risicomanagement, incl. een trombocytenaggregatieremmer. Bij claudicatio intermittens is gesuperviseerde looptraining geïndiceerd. Verwijs bij kritieke ischemie voor aanvullend onderzoek en aanvullende behandeling. Het effect van geneesmiddelen die de arteriële doorbloeding gunstig zouden beïnvloeden, zoals pentoxifylline of iloprost, is zeer beperkt.

Indicaties

  • Secundaire preventie na TIA of een niet-invaliderend herseninfarct, indien intracerebrale bloeding en hemorragisch infarct zijn uitgesloten (in combinatie met acetylsalicylzuur, tenzij dit gecontra-indiceerd is).
  • Als adjuvans in combinatie met een oraal anticoagulans voor de profylaxe van trombo-embolieën bij hartklepvervangende operaties (bij gebruik van een kunsthartklep).

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Secundaire preventie na TIA of herseninfarct

Volwassenen

Volgens de fabrikant: 200 mg 2×/dag (1 capsule ‘s ochtends en 1 capsule ‘s avonds), in combinatie met acetylsalicylzuur, tenzij hiervoor een contra-indicatie bestaat. Volgens de NHG-Standaard Beroerte (2022): 200 mg 1×/dag in week 1 en 2 (ter preventie of vermindering van hoofdpijn wordt de dosering geleidelijk opgebouwd), vervolgens 200 mg 2×/dag, levenslang, in combinatie met acetylsalicylzuur.

Bij hartklepvervangende operaties

Volwassenen

200 mg 2×/dag (1 capsule ‘s ochtends en 1 capsule ‘s avonds), in combinatie met een anticoagulans. Het effect van deze combinatie na een hartklepvervangende operatie (met een kunsthartklep) is in onderzoeken aangetoond bij een gebruiksduur tot 1 jaar na de operatie.

Toediening: De capsule in zijn geheel innemen met water of een andere drank, bij voorkeur tijdens de maaltijd.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid. Diarree, misselijkheid.

Vaak (1-10%): braken. Angina pectoris. Huiduitslag. Spierpijn. Syncope.

Soms (0,1-1%): hypotensie, opvliegers, tachycardie, verergering van coronaire aandoeningen. Bronchospasmen, laryngospasmen. Overgevoeligheid, anafylactische reacties, urticaria, angio–oedeem. Trombocytopenie. Dipyridamolbevattende galstenen. Toename van de stollingstijd bij operatie.

Verder zijn gemeld: bloedingen, vasodilatatie. Dyspepsie.

Interacties

Dipyridamol remt de heropname van adenosine in de cel waardoor de cardiovasculaire effecten van adenosine versterkt worden; dit vergroot de kans op AV-blok, bradycardie en ventriculaire extrasystolen. Pas zo nodig de dosering van adenosine aan.

De werking van cholinesteraseremmers kan worden verminderd.

Het bloeddrukverlagende effect van antihypertensiva kan toenemen.

Enzyminducerende middelen, zoals fenytoïne, kunnen de klaring van dipyridamol vergroten.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens zijn er relatief weinig gegevens. Er zijn geen nadelige effecten bij de foetus of neonaat gezien. Eén case-report beschrijft maternale hematomen en een toegenomen stollingstijd post partum na gebruik van dipyridamol met een lage dosis acetylsalicylzuur. Gegevens uit een paar honderd zwangerschappen laten echter geen verhoogd risico (op o.a. bloedingen) zien. Over gebruik rond de bevalling is geen duidelijkheid.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Aangezien hoge doses (> 200 mg) perifere vasodilatatie kunnen veroorzaken, voorzichtig toepassen bij ernstige coronaire vaataandoeningen (bv. instabiele angina pectoris of een recent myocardinfarct), subvalvulaire aorta stenose of hemodynamische instabiliteit (bv. hartfalen).

Incorporatie van dipyridamol in galstenen is gemeld bij ouderen met een ascenderende cholangitis, die al gedurende een aantal jaren werden behandeld met dipyridamol.

Bij toediening van intraveneus dipyridamol (als diagnosticum) de behandeling met orale dipyridamol 24 uur voorafgaand aan de stresstest stoppen.

Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van een enkelvoudige trombocytenaggregatieremmer (TAR) niet nodig bij extracties, parodontale ingrepen, implantaatplaatsing, biopteren, operatieve verwijdering van gebitselementen, apexresectie, sinusbodemelevatie of peri-implantaire chirurgie. Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver als wordt ingeschat dat deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij geleidingsanesthesie hoeft een TAR niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij combinatie van twee TAR's of combinatie met een DOAC of LMWH overleggen met de voorschrijver of het veilig is om kortdurend de medicatie aan te passen. Bij combinatie met een vitamine K-antagonist overleggen met de trombosedienst. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).

Bij kinderen < 18 jaar is de effectiviteit en veiligheid niet aangetoond.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Dipyridamol werkt antitrombotisch. Het verhoogt de cAMP- en cGMP-concentratie in het bloedplaatje en remt zo plaatjesfuncties zoals activatie, adhesie en aggregatie. Door heropnameremming van adenosine geeft het ook vasodilatatie.

Kinetische gegevens

Resorptie snel en vrijwel volledig.
F ca. 70%.
T max 2–3 uur.
Eiwitbinding 92–99%, vnl. aan α1–zuurglycoproteïnen en albumine.
Overig Het ondergaat een enterohepatische kringloop.
Metabolisering in de lever (glucuronidering).
Eliminatie vnl. met de feces (ca. 95%), in de vorm van metabolieten.
T 1/2el 2,2–3 uur; een verlengde terminale halfwaardetijd van ca. 15 uur is gemeten.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd