Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Lyxumia Bijlage 2 Sanofi SA

Toedieningsvorm
Injectievloeistof '20'
Sterkte
100 microg/ml
Verpakkingsvorm
pen 3 ml

Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microg lixisenatide. Een pen bevat 14 doses.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

GLP1-agonisten (dulaglutide, liraglutide, semaglutide) verlagen de kans op sterfte door alle oorzaken, sterfte door cardiovasculaire oorzaken, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale beroerte en nierfalen na 5 jaar behandeling bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. De effecten op HbA1C, bloeddruk en lichaamsgewicht lijken additief te zijn bij gecombineerd gebruik van een GLP1-agonist en een SGLT2-remmer. NB: Van lixisenatide is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond.

Aan de vergoeding van lixisenatide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen: om glykemische controle te bereiken in combinatie met orale bloedglucoseverlagende middelen en/of basale insuline, indien deze samen met dieet en lichaamsbeweging geen adequate glykemische controle geven.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen

Begindosering: s.c. 10 microg 1×/dag gedurende 14 dagen. Vervolgens overgaan op onderhoudsdosering: 20 microg 1×/dag. NB: De begindosering is niet mogelijk met de preparaten die in Nederland in de handel zijn.

Bij toevoeging aan een behandeling met metformine kan de huidige dosis metformine worden voortgezet. Bij toevoeging aan een sulfonylureumderivaat of een basale insuline, een verlaging van de dosis sulfonylureumderivaat of basale insuline overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen; hierbij kan zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig zijn. Vanwege de kans op hypoglykemie, lixisenatide niet combineren met zowel een sulfonylureumderivaat als een basale insuline (tripeltherapie).

Toediening

  • De injectie subcutaan toedienen in de dij, buik of bovenarm, iedere dag binnen een uur voorafgaand aan dezelfde maaltijd.
  • Een gemiste dosis toedienen binnen een uur voorafgaand aan de volgende maaltijd, vervolgens verder gaan met het normale innameschema.
  • Niet intraveneus of intramusculair toedienen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (in combinatie met een sulfonylureumderivaat en/of een basale insuline). Hoofdpijn. Misselijkheid en braken (m.n. in het begin), diarree.

Vaak (1-10%): hypoglykemie (in combinatie met alleen metformine). Duizeligheid, slaperigheid. Dyspepsie. Griep, bovenste-luchtweginfectie, cystitis, virale infectie. Rugpijn. Jeuk op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): Anafylactische reactie. Cholelithiase, cholecystitis. Urticaria. Tachycardie, palpitaties.

Interacties

Lixisenatide vertraagt de maaglediging en kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende geneesmiddelen verminderen: bij gelijktijdig gebruik van middelen met smalle therapeutische breedte nauwgezet controleren, met name in het begin van de behandeling met lixisenatide. Wanneer dergelijke middelen met voedsel moeten worden ingenomen, deze zo mogelijk innemen tijdens een maaltijd waarbij geen lixisenatide wordt toegediend. Geneesmiddelen die voor de werkzaamheid afhankelijk zijn van drempelconcentraties zoals antibiotica, evenals maagsapresistente preparaten, minimaal 1 uur vóór of 4 uur na de injectie met lixisenatide innemen.

Bij combinatie met paracetamol 1–4 uur na injectie met lixisenatide rekening houden met een vertraagde werking van paracetamol.

Bij behandeling met vitamine K-antagonisten de INR frequent controleren bij aanvang en staken van de behandeling met lixisenatide.

Zwangerschap

Teratogenese: Het gebruik van GLP1-agonisten is onderzocht bij ruim 900 zwangere vrouwen met diabetes type 2. Er werd geen hoger risico gezien op aangeboren afwijkingen en hartafwijkingen vergeleken met vrouwen die insuline gebruikten. Er is meer onderzoek nodig om dit resultaat te bevestigen.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient gedurende de behandeling adequate anticonceptie toe te passen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja, in geringe mate (bij dieren). Vanwege de grootte van het molecuul is overgang in de moedermelk waarschijnlijk beperkt; tevens wordt het middel niet of nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling.

Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Lixisenatide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 en diabetische ketoacidose.

Gebruik ontraden bij ernstige gastro-intestinale ziekte (waaronder gastroparese) en bij terminale nierziekte of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege gebrek aan gegevens.

Vanwege de kans op dehydratie bij het optreden van gastro-intestinale bijwerkingen (met name in het begin van de behandeling), voorzorgsmaatregelen nemen om een vochttekort te voorkomen.

Acute pancreatitis is waargenomen; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis.

De veiligheid en effectiviteit is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Combinatie met dipeptidylpeptidase-4-remmers is niet onderzocht.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met lixisenatide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Glucagonachtige peptide (GLP-1)-agonist. Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Dit leidt tot een verhoging van cyclisch AMP. Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt lixisenatide op een glucoseafhankelijke manier de secretie van insuline door β-cellen en verlaagt het de glucagonafgifte. Tijdens hypoglykemie echter vermindert lixisenatide de insulinesecretie zonder belemmering van de glucagonsecretie. Lixisenatide vertraagt tevens de maaglediging, waardoor glucose uit een maaltijd minder snel wordt opgenomen.

Kinetische gegevens

Resorptie snel en onafhankelijk van de dosis en toedieningsplek.
T max s.c. 1–3,5 uur.
V d ca. 1,4 l/kg
Metabolisering als endogene peptiden door proteolytische enzymen.
T 1/2el ca. 3 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd