Samenstelling
Jyseleca (als maleaat) XGVS Aanvullende monitoring Galapagos Biopharma Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Nulojix XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie-vloeistof
- Sterkte
- 250 mg
Bevat na reconstitutie per ml: belatacept 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Advies
Voor belatacept is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Matige tot ernstige reumatoïde artritis bij volwassenen, die onvoldoende reageren op één of meer DMARD's of deze niet verdragen. Als monotherapie of in combinatie met methotrexaat.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Profylaxe van transplantaatafstoting bij volwassenen bij niertransplantatie, in combinatie met corticosteroïden en een mycofenolzuur. Toevoegen van een interleukine-2-antagonist wordt aanbevolen voor inductietherapie.
Dosering
Controleer vóór start en tijdens de behandeling het absolute neutrofielenaantal (ANC), het absolute lymfocyten aantal (ALC) en het hemoglobinegehalte. Behandeling niet beginnen of voortzetten bij een ANC < 1 × 109 cellen/liter, een ALC < 0,5 × 109 cellen/liter of een hemoglobinegehalte < 5 mmol/liter.
Reumatoïde artritis
Volwassenen
200 mg 1×/dag.
Bij ouderen (≥ 75 jaar): begindosis 100 mg 1×/dag.
Bij nierfunctiestoornis: bij creatinineklaring 15–60 ml/min: 100 mg 1×/dag; het gebruik bij een creatinineklaring < 15 ml/min wordt niet aanbevolen, wegens gebrek aan gegevens.
Bij leverfunctiestoornis: bij een milde of matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child Pugh score 5-9) is geen dosisaanpassing nodig; toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child Pugh score 10-15) wordt niet aanbevolen, wegens gebrek aan gegevens.
Toedieningsinformatie: tablet heel doorslikken, met of zonder voedsel.
Dosering
Profylaxe van afstoting van niertransplantaat:
Volwassenen (incl. ouderen):
10 mg/kg via intraveneuze infusie gedurende 30 minuten, op de dag van de transplantatie, voorafgaand aan implantatie, onmiddellijk voorafgaand aan of tijdens de operatie, maar vóór het voltooien van de vasculaire anastomosen van het transplantaat (dag 1); op dag 5, dag 14 en dag 28; aan het einde van week 8 en week 12 na transplantatie. Vanaf het einde van week 16 na transplantatie: 5 mg/kg om de 4 weken (± 3 dagen).
Nierfunctiestoonissen: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toedienen in combinatie met basiliximab-inductie, mycofenolaatmofetil en corticosteroïden.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): urineweginfectie, bovenste luchtweginfectie. Duizeligheid. Misselijkheid.
Soms (0,1-1%): herpes zoster, pneumonie. Neutropenie. Hypercholesterolemie. Verhoogd creatinekinase.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Dyspneu, hoesten, bronchitis, bovenste luchtweginfectie. Perifeer oedeem, koorts. Hoofdpijn. Slapeloosheid, angst. Disfunctie van transplantaat. Dysurie, hematurie, urineweginfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Cytomegalovirusinfectie. Artralgie, rugpijn, pijn in de extremiteiten. Anemie, leukopenie. Hyper- en hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie. Dyslipidemie, hyperglykemie. Verhoogde creatininespiegel, proteïnurie.
Vaak (1-10%): bradycardie, tachycardie, atriale fibrillatie, hartfalen, angina pectoris, linkerventrikelhypertrofie. Shock, infarct, hematoom, angiopathie, arteriële fibrose. Epistaxis, orofaryngeale pijn, orthopneu, hypocapnie, pulmonaal oedeem, pneumonie. Sepsis, griep, schimmelinfectie bv. (orale) candidiasis, onychomycose. Tremor, paresthesie, CVA, duizeligheid, syncope, lethargie, perifere neuropathie. Depressie. Oculaire hyperemie, wazig zien, cataract. Gehoorverlies. Tubulaire niernecrose, niervene trombose, nierarterie stenose, glucosurie, hydronefrose, vesico-ureter reflux, urine-incontinentie, urineretentie, nachtelijke mictie, pyelonefritis. Chronische allograft nefropathie. Hydrokèle, lymfokèle. Aftoïde stomatitis, dyspepsie, abdominale hernia, gastro-enteritis. Cytolytische galblaas, abnormale leverfunctietest. BK-virusinfectie. Cellulitis, herpes zoster, herpes simplex, wondinfectie. Acne, alopecia, huiduitslag, jeuk, (nachtelijk) zweten, huidexfoliatie. Squameuzecelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, huidpapilloom. Dehydratie, vochtretentie, gewichtstoename of -afname. Cushingsyndroom-achtige verschijnselen. Diabetes mellitus, acidose. Myalgie, spierzwakte, botpijn, gewrichtszwelling, tussenwervelschijfaandoening, gewrichtsblokkering, spierspasmen, osteoartritis. Pijn in de borst, vermoeidheid, malaise, vertraagde (wond)genezing. Incisie hernia. Trombocytopenie, neutropenie, leukocytose, polycytemie, lymfopenie. Hypercalciëmie. Verhoogd c-reactief proteïne (CRP), verhoogde parathyroïdhormoonspiegel. Hypoproteïnemie. Verlaagde bloedspiegels van IgG en IgM.
Soms (0,1-1%): supraventriculaire aritmie, tweedegraads AV-blok, acuut coronair syndroom, aortaklepaandoening, endocarditis. Veneuze trombose, arteriële trombose, arteriële stenose, claudicatio intermittens, tromboflebitis, blozen. Orofaryngeale blaarvorming, dysfonie, acute ademhalingsproblemen (ARDS), haemoptysis, pneumonitis, bronchopneumopathie, pijnlijke ademhaling, pleurale effusie, slaapapneusyndroom, pulmonale hypertensie. Stafylokokken infectie. Lymfangitis. Tuberculose, bronchiëctasie. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML), herseninfectie door schimmels. Encefalitis, Guillain-Barré-syndroom, hersenoedeem, verhoogde intracraniële druk, encefalopathie, convulsies, hemiparese, demyelinisatie, gezichtsverlamming, smaakstoornis, cognitieve stoornis, verminderd geheugen, migraine, branderig gevoel, diabetische neuropathie, rustelozebenen-syndroom. Abnormale dromen, stemmingswisselingen, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, verhoogd libido. Seizoensgebonden allergie. Conjunctivitis, keratitis, ooglidoedeem, fotofobie, retinitis. Vertigo, oorpijn, tinnitus. Verminderde eetlust. Cheilitis, gingiva-hyperplasie, speekselklierpijn, maag-darmstoornissen, gastroduodenale ulcus, dunne darmobstructie, dikke darmulcus, CMV-colitis, strongyloïdiase, Blastocystis-infectie, giardiasis, rectale hemorragie, verkleurde feces, melaena. Cholelithiasis, levercyste, hepatische steatose. Nierarterie trombose, nefritis, nefrosclerose, niertubulus atrofie, nierfibrose. Met polyomavirus geassocieerde nefropathie. Bijnierschorsinsufficiëntie. Psoriasis, abnormale haargroei, onychoclase, zwelling in het gezicht, trichorrhexis. Diabetische voet. Botmetabolismestoornis, osteïtis, osteolyse, osteomyelitis, synovitis. (Pees)breuk, hematoom, kneuzing. EBV-geassocieerde lymfoproliferatieve stoornis, longkanker, rectaalkanker, borstkanker, sarcoom, kaposi-sarcoom, prostaatkanker, baarmoederhalskanker, keelkanker, lymfoom, multipel myeloom, overgangscelcarcinoom. Borstgezwel. Cervicale displasie, vulvale ulceratie, atrofische vulvovaginitis, infertiliteit. Herpes genitalis. Epididymitis, priapisme, testiculaire pijn, scrotaal oedeem, peniele ulceratie. Infusiegerelateerde reactie, irritatie, fibrose, ontsteking, hittegevoel, ulcus. Hemolyse, zuivere erytrocytaire aplasie, agranulocytose, monocytopenie, verlaagd aantal CD4-lymfocyten. Hypercoagulatie. Hypoglykemie. Diabetische ketoacidose. Electrolytstoornissen. Alkalose. Verhoogde pancreasenzymen, verhoogd troponine. Hypogammaglobulinemie. Verhoogde waarden PSA, - bloedurinezuur. Vitamine-D-deficiëntie. Hypofosfatasemie. Verminderde hoeveelheid urine.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, transplantaattrombose.
Interacties
Combinatie met immunosuppressiva, 'biological' DMARD's of andere JAK-remmers wordt ontraden omdat een risico op additieve immunosuppressie niet kan worden uitgesloten.
Filgotinib is substraat voor carboxylesterase 2 (CES2) en Pgp. In vitro remmen filgotinib en de metaboliet GS-829845, OATP1B1 en OATP1B3. CES2 kan mogelijk geremd worden door bv. diltiazem of simvastatine. Pgp kan geremd worden door itraconazol of geïnduceerd door rifampicine; een dosisaanpassing is niet nodig.
Interacties
Vermijd de toediening van levende vaccins, immunosuppressiva kunnen de werkzaamheid van vaccinaties verminderen.
Corticosteroïd geleidelijk afbouwen, vooral bij patiënten met 4 tot 6 humane leucocytantigeen (HLA)-mismatches.
Bij overschakeling op een ander immunosuppressivum rekening houden met de lange halfwaardetijd van belatacept (8-10 dagen).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Bij dieronderzoek werden verminderde vruchtbaarheid, verstoorde spermatogenese en histopathologische effecten op de mannelijke voortplantingsorganen waargenomen.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptiemiddelen gebruiken tijdens en tot ten minste 1 week na staken van de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (veranderingen in immuunfunctie) bij gebruik van zeer hoge doses.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 8 weken na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- actieve ernstige infectie;
- actieve tuberculose (TBC).
Zie ook de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
- patiënten die Epstein-Barrvirus-seronegatief zijn, of van wie de serostatus onbekend is.
Waarschuwingen en voorzorgen
Laboratoriumwaarden: Behandeling niet beginnen of voortzetten bij een ANC < 1 × 109 cellen/liter, een ALC < 0,5 × 109 cellen/liter of een hemoglobinegehalte < 5 mmol/liter.
Behandeling niet beginnen bij actieve infecties. Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met meer kans op infecties, bv. op basis van voorgeschiedenis, blootstelling aan TBC, reisverleden (gebieden met endemische tbc of endemische mycosen), verhoogde vatbaarheid. Monitor op tekenen van infectie; onderbreek de behandeling als een infectie optreedt die niet reageert op standaard antimicrobiele therapie.
Test vooraf en tijdens de behandeling op de aanwezigheid van een actieve of latente TBC.
Virale reactivering: Controleer vóór start en gedurende behandeling op virale hepatitis. Virale reactivering is gemeld, inclusief gevallen van het herpesvirus (zoals herpes zoster). Onderbreek de behandeling bij optreden van herpes zoster tot de episode verdwijnt.
Voorzichtig zijn bij patiënten met een verhoogd risico op diep veneuze trombose (DVT) en longembolie (LE). Risicofactoren zijn hoge leeftijd, obesitas, voorgeschiedenis van DVT/LE, patiënten die chirurgie ondergaan en bij langdurige immobiliteit. Voorvallen van DVT en LE zijn gemeld bij gebruik van JAK-remmers, zoals filgotinib. Staak de behandeling bij symptomen van DVT/LE, evalueer en geef passende behandeling.
Het risico op maligniteiten is groter bij patiënten met reumatoïde artritis. Immunomodulerende geneesmiddelen kunnen het risico op maligniteiten verhogen. Maligniteiten en non-melanoma huidkanker (NMSC's) zijn waargenomen. Weeg risico's en voordelen van een behandeling af vóór start behandeling bij patiënten met een bekende maligniteit anders dan met succes behandelde NMHK of bij voortzetting behandeling bij een ontwikkelde maligniteit.
Gebruik geen levende vaccins tijdens of onmiddellijk voorafgaand aan behandeling met filgotinib. Zorg vóór start behandeling voor voldoende vaccinaties.
Controleer lipidenparameters 12 weken na aanvang en daarna volgens protocol. Behandeling met filgotinib is in verband gebracht met een toename in lipidenparameters.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er is weinig klinische ervaring bij ouderen ≥ 75 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een EBV-seronegatieve status is een risicofactor voor posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte (PTLD); daarom voor het begin van de behandeling de EBV–serostatus vaststellen. Andere risicofactoren voor PTLD zijn cytomegalovirus (CMV)-infectie en T-celdepletietherapie. Bij nieuwe, of toename van, neurologische of cognitieve klachten of gedragsveranderingen PTLD overwegen.
Immunosuppressiva kunnen de gevoeligheid voor infectie verhogen. Voorafgaand aan behandeling met belatacept de patiënt beoordelen op tuberculose en testen op een latente infectie. CMV-profylaxe wordt aanbevolen voor ten minste 3 maanden na transplantatie, profylaxe tegen pneumocystose voor ten minste 6 maanden na transplantatie.
Blootstelling aan UV-licht beperken vanwege de toenemende kans op huidkanker.
Als progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) wordt vastgesteld de immuunsuppressie verminderen of staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij herbehandeling na langdurige stopzetting zijn niet onderzocht; houd rekening met eventuele antistoffen tegen belatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens over toepassing bij een gestoorde leverfunctie. Bij levertransplantatiepatiënten zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld; gebruik wordt niet aanbevolen.
Bij patiënten met een Panel Reactive Antibody (PRA) > 30% is belatacept is niet onderzocht; bij hen uitsluitend toepassen na overwegen van een alternatieve therapie.
Bij kinderen tot 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Overdosering
Voor informatie over een vergiftiging met filgotinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Remt reversibel en selectief Januskinase (JAK)1 en JAK3 en in mindere mate JAK2. JAK’s zijn intracellulaire enzymen die signalen overbrengen afkomstig van interacties van cytokine- of groeifactorreceptor op het celmembraan. Ze spelen een rol bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Filgotinib moduleert de signaaltransductieroutes door preventie van de fosforylering en activering van signaaltransducers en activatoren van transcriptie (STAT's).
Kinetische gegevens
T max | filgotinib: 2–3 uur en GS-829845: 5 uur. |
Metabolisering | met name door carboxylesterase 2 (CES2) en in mindere mate door CES1 tot actieve metaboliet GS-829845 (10× minder krachtig). |
Eliminatie | ca. 85% via urine en ca. 15% via feces als filgotinib en zijn metabolieten. |
T 1/2el | filgotinib ong. 7 uur, GS-829845 19 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Fusie-eiwit, geproduceerd in hamstercellen door recombinante DNA-technologie. Selectieve costimulatieblokker, blokkeert de costimulatie van T-cellen en remt zo hun activatie. Geactiveerde T-cellen zijn de voornaamste mediators van een immunologische respons op de getransplanteerde nier.
Kinetische gegevens
V d | 0,12 l/kg. |
Eliminatie | De klaring neemt toe met het lichaamsgewicht. |
T 1/2el | circa 8-10 dagen, grote individuele spreiding. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
filgotinib hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- baricitinib (L04AA37) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AA26) Vergelijk
- eculizumab (L04AA25) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
- leflunomide (L04AA13) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- sirolimus (L04AA10) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
- upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
- vedolizumab (L04AA33) Vergelijk
Groepsinformatie
belatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- baricitinib (L04AA37) Vergelijk
- belimumab (L04AA26) Vergelijk
- eculizumab (L04AA25) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
- filgotinib (L04AA45) Vergelijk
- leflunomide (L04AA13) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- sirolimus (L04AA10) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
- upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
- vedolizumab (L04AA33) Vergelijk