Samenstelling
Cymevene (als Na-zout) Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg
Ganciclovir (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rebetol Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Famciclovir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van cytomegalovirus-retinitis zijn intraveneuze toediening van ganciclovir en foscarnet even effectief. De toxiciteit van ganciclovir geeft minder snel aanleiding tot het staken van de therapie dan die van foscarnet. Voor de onderhoudsbehandeling van cytomegalovirus-retinitis is orale toediening van valganciclovir een alternatief voor intraveneuze toediening van de hiervoor genoemde middelen. Orale toediening heeft een groter gebruikersgemak, bovendien treden (ernstige) bijwerkingen minder frequent op. Als inductiebehandeling bij CMV-retinitis bij AIDS-patiënten kan ook valganciclovir worden toegepast.
Advies
Preventie van hepatitis C (HCV) berust op het vermijden van bloed-bloedcontact, veilig seksueel contact bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) en het veilig gebruik van bloedproducten en transplantaten. Effectieve behandeling/eradicatie van een HCV-infectie is van belang om verspreiding op populatieniveau te voorkomen. Er is geen medicamenteuze profylaxe. De behandeling van zowel een chronische HCV-infectie (als initiële therapie of na falen van eerdere behandeling), als van een acute infectie bestaat uit een combinatie van direct-werkende antivirale middelen (DAA’s). De keuze voor een optimaal behandelregime wordt o.a. bepaald door het HCV-genotype, de mate van reeds aanwezige fibrose/cirrose in de lever en of de patiënt al dan niet is voorbehandeld. Zie voor de meest recente behandeladviezen het HCV-Richtsnoer.
Advies
Een cutane herpesinfectie verloopt in het algemeen niet ernstig en geneest meestal spontaan. Doorgaans kan volstaan worden met lokale behandeling met een indifferent middel met zinkoxide of zinksulfaat (eventueel met lidocaïne). Geef bij pijn paracetamol. Start bij acute herpes zoster neuralgie laagdrempelig met amitriptyline (bij ouderen nortriptyline). Orale antivirale behandeling met een nucleoside-analogon (aciclovir, famciclovir of valaciclovir) komt bij de herpesinfecties alleen in bepaalde situaties in aanmerking. Gezien het gebruiksgemak en de kosten gaat de voorkeur in het algemeen uit naar valaciclovir. De antivirale behandeling is slechts zinvol indien gestart binnen een bepaalde termijn na het verschijnen van de eerste symptomen. De lengte van deze termijn hangt af van het type infectie (herpes simplex of zoster, primo-infectie of recidief) en de immuunstatus van de patiënt.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuun-gecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan twee weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling.
Behandel een infectieuze conjunctivitis door chlamydia en/of gonokok met een gericht systemisch antibioticum, conform de behandeling van een anogenitale infectie (soa). Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon (valaciclovir of aciclovir).
Indicaties
- Behandeling van cytomegalovirus (CMV)-infectie bij immuungecompromitteerde volwassenen of kinderen > 12 jaar;
- Profylaxe van CMV-infecties bij immuungecompromitteerde patiënten, bv. door chemotherapie bij kanker of door geneesmiddelgeïnduceerde immuunsuppressie na transplantatie (van stamcellen, beenmerg of een orgaan), als:
- pre-emptieve therapie bij volwassenen en kinderen > 12 jaar;
- universele profylaxe vanaf de geboorte.
Indicaties
- Chronische infectie met hepatitis C (CHC) bij volwassenen; in combinatie met andere geneesmiddelen.
- CHC bij kinderen ≥ 3 jaar die niet eerder behandeld zijn en die geen leverdecompensatie hebben; in combinatie met andere geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Infecties veroorzaakt door het Varicella zoster-virus (ongecompliceerde herpes zoster en herpes zoster ophthalmicus) bij immuuncompetente volwassenen.
- Ongecompliceerde infecties veroorzaakt door het Varicella zoster-virus bij immuungecompromitteerde volwassenen.
- Behandeling van de eerste episode en recidiverende episoden van herpes genitalis bij immuuncompetente volwassenen.
- (Onderdrukking van) recidiverende genitale herpes bij immuuncompetente en immuungecompromitteerde volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op ganciclovir van tdm-monografie.org.
De toediening per i.v.-infuus dient vergezeld te gaan van adequate hydratie.
In verband met een mogelijk noodzakelijke dosisaanpassing de nierfunctie minstens elke 2 weken controleren gedurende de behandeling.
Behandeling van CMV-infectie bij immuungecompromitteerden
Volwassenen en kinderen > 12 jaar met een normale nierfunctie
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: Inductiebehandeling: 5 mg/kg lichaamsgewicht als i.v. infusie (over 1 uur) elke 12 uur, gedurende 14–21 dagen. Aan immuungecompromitteerden die risico lopen van een recidief van CMV-retinitis kan een onderhoudsbehandeling worden gegeven.
Onderhoudsbehandeling: 6 mg/kg 1×/dag gedurende 5 dagen per week óf 5 mg/kg/dag gedurende 7 dagen per week.
Bij ziekteprogressie: bij progressie van het ziektebeeld, ofwel tijdens onderhoud of omdat de behandeling is gestaakt, her-inductie toepassen.
Zie waar van toepassing voor volwassenen ook de SWAB-adviezen voor CMV-retinitis, CMV colitis of CMV radiculitis/myelitis.
Verminderde nierfunctie volgens de fabrikant bij volwassenen en kinderen > 12 jaar: Inductie: creatinineklaring 50–69 ml/min: 2,5 mg/kg elke 12 uur; 25–49 ml/min: 2,5 mg/kg elke 24 uur; 10–24 ml/min: 1,25 mg/kg elke 24 uur Onderhoudsdosering: creatinineklaring 50–69 ml/min: 2,5 mg/kg elke 24 uur; creatinineklaring 25–49 ml/min: 1,25 mg/kg elke 24 uur; creatinineklaring 10–24 ml/min: 0,625 mg/kg elke 24 uur. Zie voor volwassenen met een verminderde nierfunctie ook de SWAB-pagina ganciclovir. Dialyse, bij volwassenen: volgens de fabrikant: Inductie: bij een creatinineklaring < 10 ml/min: 1,25 mg/kg 3×/week ná de hemodialyse. Onderhoudsbehandeling: bij een creatinineklaring < 10 ml/min: 0,625 mg/kg 3×/week ná de hemodialyse. Zie voor volwassenen waarbij dialyse wordt toegepast ook de SWAB-pagina ganciclovir.
Kinderen (> 3 mnd.) met een verminderde nierfunctie
Zie voor dosisaanpassingen bij kinderen met een verminderde nierfunctie de pagina ganciclovir op de website van het Kinderformularium van het NKFK onder 'Nierfunctiestoornissen'.
Kinderen 0-18 jaar (incl. a terme én premature neonaten)
Zie voor de dosering bij een (congenitale) CMV-infectie de pagina ganciclovir op de website van Kinderformularium van het NKFK.
Preventie van CMV-infecties als pre-emptieve therapie
Volwassenen en kinderen
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant bij volwassenen en kinderen > 12 jaar: Inductiebehandeling: 5 mg/kg als i.v. infuus (over 1 uur) elke 12 uur, gedurende 7-14 dagen. Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen van 2 maanden tot 18 jaar als profylaxe van CMV-infectie na orgaantransplantatie: de hiervoor genoemde dosis intraveneus gedurende 2–4 weken, vervolgens behandelen met oraal valganciclovir.
Onderhoudsbehandeling: volgens de fabrikant: 5 mg/kg/dag gedurende als i.v. infuus over 1 uur eenmaal per dag gedurende 7 dagen per week óf 6 mg/kg/dag eenmaal per dag gedurende 5 dagen per week. De duur van de onderhoudsbehandeling wordt bepaald op basis van het risico op een CMV-aandoening. Raadpleeg zo nodig (lokale) behandelrichtlijnen.
Verminderde nierfunctie: volgens de fabrikant voor volwassenen en kinderen > 12 jaar Inductie: creatinineklaring 50–69 ml/min: 2,5 mg/kg elke 12 uur; 25–49 ml/min: 2,5 mg/kg elke 24 uur; 10–24 ml/min: 1,25 mg/kg elke 24 uur; < 10 ml/min: 1,25 mg/kg 3×/week ná de hemodialyse. Onderhoudsdosering: creatinineklaring 50–69 ml/min: 2,5 mg/kg elke 24 uur; creatinineklaring 25–49 ml/min: 1,25 mg/kg elke 24 uur; creatinineklaring 10–24 ml/min: 0,625 mg/kg elke 24 uur; creatinineklaring < 10 ml/min: 0,625 mg/kg 3×/week ná de hemodialyse.
Kinderen (> 3 mnd.) met een verminderde nierfunctie
Zie voor dosisaanpassingen bij kinderen met een verminderde nierfunctie de pagina ganciclovir op de website van het Kinderformularium van het NKFK onder 'Nierfunctiestoornissen'.
Universele profylaxe van CMV
Volwassenen en kinderen > 16 jaar
I.v.-infusie: 5 mg/kg als i.v. infusie over 1 uur 1×/dag gedurende 7 dagen per week óf 6 mg/kg 1×/dag gedurende 5 dagen per week. De duur van de onderhoudsbehandeling wordt bepaald op basis van het risico op een CMV-aandoening. Raadpleeg zo nodig (lokale) behandelrichtlijnen.
Kinderen < 16 jaar
I.v.-infusie: De door de fabrikant aanbevolen dosis voor i.v.-toediening 1×/dag over 1 uur, is gebaseerd op het lichaamsoppervlak (BSA) met behulp van de Mosteller-BSA-formule en de creatinineklaring afgeleid van de Schwartz-formule (CrClS). De dosis in mg = 3 × BSA × CrClS; raadpleeg voor meer informatie hierover de officiële productinformatie CBG/EMA (p. 2) via 'Zie ook'. En/of zie de dosering voor profylaxe van CMV bij orgaantransplantaties (offlabel) op de pagina ganciclovir van het Kinderformularium van het NKFK.
Verminderde leverfunctie: een specifiek dosisadvies is niet beschikbaar omdat de toepassing hierbij niet is onderzocht. Een effect op de farmacokinetiek wordt echter niet verwacht omdat ganciclovir voornamelijk (onveranderd) renaal wordt uitgescheiden.
Toediening
- Het infuus intraveneus toedienen over een periode van 1 uur. Een snellere infusie geeft waarschijnlijk meer kans op toxiciteit.
- Alleen infunderen in venen met adequate doorbloeding; vanwege de hoge pH (9–11) van de oplossing bestaat bij toediening buiten het vat (incl. i.m. of s.c.) gevaar voor ernstige weefselirritatie.
- Ganciclovir wordt beschouwd als mogelijk carcinogeen. Vermijd contact met huid of slijmvliezen en inhalatie (van het poeder); als er toch huidcontact optreedt: grondig met water en zeep reinigen. Bij contact met de ogen zorgvuldig met kraanwater spoelen.
- Geen verdunningsmiddel gebruiken dat parabenen bevat omdat neerslagvorming kan optreden.
Doseringen
Zie voor aanvullende informatie over dosering en behandelduur ook de teksten van de geneesmiddelen waarmee ribavirine samen gebruikt wordt. Zie voor volwassenen hiertoe ook de link in rubriek Advies voor aanbevelingen volgens het HCV-richtsnoer.
Chronische hepatitis C
Volwassenen
In het algemeen: bij een lichaamsgewicht < 75 kg: 1000 mg per dag, bij een lichaamsgewicht > 75 kg: 1200 mg per dag. Geef in twee doses, 's ochtends en 's avonds; bij ongelijke doses, de grootste dosis 's avonds geven. Bij een lichaamsgewicht < 65 kg kan 800 mg/dag voldoende zijn; bij een lichaamsgewicht > 105 kg kan 1400 mg/dag nodig zijn.
Pas de dosering aan op basis van hemoglobineconcentratie, hartfunctie en indirecte bilirubineconcentratie: verlaag de dosis bij patiënten zonder hartziekte bij hemoglobine < 6,2 mmol/l (10 g/dl); bij patiënten met een voorgeschiedenis van een stabiele hartziekte bij een hemoglobineafname ≥ 1,25 mmol/l (2 g/dl) in 4 weken tijd ; bij een indirect bilirubine > 85,5 micromol/l (5 mg/dl). Staak de behandeling bij patiënten zonder hartziekte bij hemoglobine < 5,3 mmol/l (8,5 g/dl); bij patiënten met een voorgeschiedenis van stabiele hartziekte bij een hemoglobine ≤ 7,4 mmol/l (12 g/dl) ondanks 4 weken behandeling met een verlaagde dosering; bij een indirect bilirubine > 68,4 micromol/l (4 mg/dl). Richtlijn voor dosisverlaging: (raadpleeg ook de teksten van geneesmiddelen die in combinatie met ribavirine worden gebruikt): terugbrengen tot 600 mg/dag ('s ochtends 200 mg en 's avonds 400 mg); verlaag in twee stappen bv. 2× een verlaging van 200 mg, bij hogere doseringen (1200 en 1400 mg) 1 e verlaging 400 mg, 2 e verlaging 200 mg. Eventueel later weer ophogen, tot een maximum van 800 mg/dag bij een gemiddeld lichaamsgewicht. Indien de dosering bij patiënten met een stabiele hartziekte is verlaagd vanwege het hemoglobinegehalte, de dosering niet meer ophogen.
Dagdoseringen bij verminderde nierfunctie, volwassenen: creatinineklaring 30-50 ml/min: de ene dag 200 mg, de andere dag 400 mg; bij creatinineklaring < 30 ml/min of hemodialyse: 200 mg/dag.
Kinderen ≥ 3 jaar
In combinatie met interferon α–2b of peginterferon α–2b bij een lichaamsgewicht van 47–49 kg: 200 mg 's ochtends en 400 mg 's avonds; 50–65 kg: 400 mg 's ochtends en 400 mg 's avonds; > 65 kg: dosering voor volwassenen aanhouden.
Pas bij kinderen zonder hartziekte de dosering aan op basis van hemoglobinewaarden zoals bij volwassenen zonder hartziekte. Er zijn geen gegevens over dosisaanpassing bij kinderen met een hartziekte. Staak de behandeling bij een indirect bilirubine > 85,5 micromol/l (5 mg/dl) gedurende > 4 weken tijdens behandeling in combinatie met interferon α–2b; of > 68,4 micromol/l (4 mg/dl) gedurende > 4 weken tijdens behandeling in combinatie met peginterferon α–2b.
Verminderde nierfunctie, kinderen: er zijn geen gegevens beschikbaar met betrekking tot dosisaanpassing bij kinderen met een nierfunctiestoornis.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig; de farmacokinetiek is vergelijkbaar met personen met een normale leverfunctie.
Toediening: de capsules en tabletten heel innemen met voedsel.
Doseringen
De behandeling zo spoedig mogelijk na verschijnen van de eerste symptomen (afhankelijk van de aandoening) beginnen. Zie ook huidinfectie (herpes virus) om te bepalen binnen welke termijn na aanvang van de eerste symptomen het starten van de therapie nog zinvol is.
De tabletten van 250 mg bevatten geen breukgleuf; een dosering < 250 mg is met de in Nederland beschikbare tabletten niet (meer) mogelijk.
Ongecompliceerde Herpes zoster
Volwassenen
500 mg 3×/dag. Bij immuuncompetente patiënten behandelen gedurende 7 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 40–59 ml/min: 500 mg 2×/dag; 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt: 250 mg na elke dialyse. Bij immuuncompetente patiënten behandelen gedurende 7 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen.
Overweeg intraveneuze antivirale therapie wanneer orale therapie onvoldoende blijkt.
Herpes genitalis
Volwassenen
Eerste infectie bij immuuncompetente patiënt: 250 mg 3×/dag. Behandelduur: 5 dagen.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20–39 ml/min: 250 mg 2×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Behandelduur: 5 dagen.
Recidiverende infectie bij immuuncompetente patiënt: 125 mg 2×/dag gedurende 5 dagen.
Verminderde nierfunctie (en recidiverende infectie bij immuuncompetente patiënt): creatinineklaring < 20 ml/min: 125 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 125 mg na elke dialyse. Behandelduur: 5 dagen.
Recidiverende infectie bij immuungecompromitteerde patiënt: 500 mg 2×/dag. Behandelduur: 7 dagen.
Verminderde nierfunctie (en recidiverende infectie bij immuungecompromitteerde patiënt): creatinineklaring 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Behandelduur: 7 dagen.
Onderdrukking van recidiverende infecties bij immuuncompetente patiënt: 250 mg 2×/dag. Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20-39 ml/min: 125 mg 2×/dag; < 20 ml/min: 125 mg 1×/dag, hemodialysepatiënt 125 mg na elke dialyse. Deze behandeling na max. 12 maanden staken om de recidiverende frequentie en ernst te beoordelen.
Onderdrukking van recidiverende infecties bij immuungecompromitteerde patiënt: 500 mg 2×/dag. Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Deze behandeling na max. 12 maanden staken om de recidiverende frequentie en ernst te beoordelen.
Verminderde leverfunctie: Bij een mild tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, er zijn geen gegevens beschikbaar voor patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie.
Ouderen (≥ 65 jaar): geen dosisaanpassing vereist, tenzij sprake is van een verminderde nierfunctie.
Toediening Kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): dyspneu. Diarree. Anemie, neutropenie. Bovenste luchtweginfectie, influenza.
Vaak (1-10%): Sepsis (bacteriëmie, viremie), urineweginfectie, orale candidiasis, cellulitis. Verminderde eetlust. Depressie, angst, verwardheid, abnormaal denken. Hoofdpijn, slapeloosheid, dysgeusie, hypo-esthesie, paresthesie, perifere neuropathie, duizeligheid, convulsies. Maculair oedeem, loslaten van het netvlies (bij HIV-patiënten met CMV-retinitis), mouches volantes, pijn in het oog. Oorpijn. Hoesten. Misselijkheid, braken, buikpijn, dysfagie, dyspepsie, obstipatie, flatulentie. Dermatitis, huiduitslag, jeuk, nachtelijk zweten. Spierkrampen, spierpijn, gewrichtspijn, rugpijn. Koorts, rillingen, pijn (op de borst), vermoeidheid, malaise, asthenie, gewichtsverlies. Leukopenie, trombocytopenie, pancytopenie. Verminderde creatinineklaring, verminderde nierfunctie. Abnormale leverfunctie; verhoogd waarden van ASAT en alkalische fosfatase in het bloed. Pijn/flebitis op de plaats van injectie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Aritmie, hypotensie. Tremor. Hematurie, nierfalen. Beenmergdepressie. Mondulceraties, opgezette buik, pancreatitis. Agitatie, psychotische aandoening, hallucinaties. Visusstoornis, conjunctivitis. Doofheid. Alopecia, urticaria, droge huid. Verhoogd ALAT. Onvruchtbaarheid bij de man.
Zelden (0,01-0,1%): aplastische anemie, granulocytopenie, agranulocytose.
Bij patiënten met HIV zijn vaker gemeld: koorts, Candida-infecties, depressie, ernstige neutropenie en huidreacties.
Bijwerkingen
Volwassenen: De volgende bijwerkingen zijn vastgesteld in combinatie met direct werkende antivirale middelen (DAA's)
De meest voorkomende bijwerkingen die verband houdend met ribavirine zijn:
- anemie, misselijkheid, braken, asthenie, vermoeidheid, slapeloosheid, hoesten, dyspneu, jeuk en huiduitslag.
Behalve anemie was in klinisch onderzoek de meerderheid van deze bijwerkingen niet ernstig en verdwenen ze zonder staken van de behandeling.
Volwassenen: De volgende bijwerkingen zijn vastgesteld in combinatie met (peg)interferon α-2b
Zeer vaak (> 10%): anemie, neutropenie. Virale infectie zoals faryngitis. Anorexie, gewichtsverlies. Depressie, angst, emotionele labiliteit, slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid, verstoorde concentratie, droge mond. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Jeuk, droge huid, huiduitslag, alopecia. Dyspneu, hoest. Spierpijn, gewrichtspijn. Asthenie, vermoeidheid, rigor, koorts.
Vaak (1–10%): hemolytische anemie, leukopenie, trombocytopenie, lymfadenopathie. Bacteriële infectie (waaronder sepsis), schimmelinfectie. Neoplasma. Agressief gedrag, agitatie, verwardheid, psychose, zelfmoordgedachte, abnormaal dromen, apathie, verminderd libido. Paresthesie, hypo–/hyperesthesie, tremor, geheugenverlies, syncope, migraine, smaakstoornis, ataxie, dysfonie. Visuele stoornis, droge ogen, oogirritatie, conjunctivitis, oogpijn. Vertigo, gehoorstoornis, oorsuizen, oorpijn. Dyspepsie, gastro–oesofageale reflux, stomatitis, mondulceratie, bloedend tandvlees, obstipatie, winderigheid. Hepatomegalie, geelzucht, hyperbilirubinemie. Erytheem, urticaria, dermatitis, eczeem, (verergering) psoriasis, acne, fotosensibilisatie, toegenomen transpiratie, afwijkende haartextuur, nagelafwijking. Hypo-/hypertensie, voorbijgaande roodheid van gezicht en hals, palpitatie, tachycardie, hartruis. Hypo–/hyperthyroïdie. Bloedneus, congestie van de luchtwegen, toegenomen secretie van de bovenste luchtwegen, keelpijn. Artritis, spierspasmen, pijn in ledematen. Pijn op de borst, perifeer oedeem, dorst, malaise. Polyurie, pollakisurie. Amenorroe, dysmenorroe, menorragie, pijnlijke borsten. Erectiele disfunctie. Hyperglykemie, hyperurikemie, hypocalciëmie, dehydratie, dorst, toegenomen eetlust.
Soms (0,1–1%): overgevoeligheid. (Perifere) neuropathie. Paniekaanval, hallucinatie, zelfmoordpoging. Myocardinfarct. Gezichtsoedeem. Spierzwakte, botpijn. Pijn in de mond, pancreatitis. Diabetes mellitus, hypertriglyceridemie. Infecties van de onderste luchtwegen.
Zelden (0,01–0,1%): convulsies. Bipolaire stoornis. Aritmie, cardiomyopathie. Ischemische colitis. Vasculitis. Sarcoïdose, (verergering) reumatoïde artritis. Myositis, rabdomyolyse. Retinopathieën (o.a. macula oedeem, occlusie van retinale arterie of vene), retinale bloeding, papiloedeem, neuritis optica. Nierinsufficiëntie, nierfalen.
Zeer zelden (< 0,01%): aplastische anemie. Polyneuropathie, encefalopathie, CVA. Cardiale ischemie, perifere ischemie. Longinfiltraten, interstitiële pneumonitis. Ulceratieve colitis. Hepatotoxiciteit. Nefrotisch syndroom. Ernstige overgevoeligheidsreacties zoals Stevens–Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme.
Verder zijn gemeld: 'pure red cell aplasie', immuungemedieerde trombocytopenie of trombotische trombocytopenische purpura (ITP of TTP). Systemische lupus erythematodes (SLE), Vogt–Koyanagi–Haradasyndroom. Verlamming van het aangezicht. Sereuze retinaloslating. Moordzuchtige ideeën, manie. Pericardiale effusie, pericarditis. Periodontale aandoening, dentale aandoening, pigmentatie van de tong. Afstoting lever- en niertransplantaat.
Kinderen: vastgesteld in combinatie met (peg)interferon α
In grote lijnen zijn de bijwerkingen bij kinderen en adolescenten vergelijkbaar. Bij ca. 21% van de kinderen wordt echter een remming van de groei waargenomen die ook jaren na staken van de therapie (> 5 jaar) kan aanblijven; de kans op groeiremming is het grootst bij prepuberale kinderen. In combinatie met interferon α-2b worden bij deze leeftijdscategorie ook relatief vaker gezien: koorts, anorexie, braken, emotionele labiliteit, zelfmoordgedachten of pogingen daartoe (ca. 2%), verhoging TSH (tot 21%).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1–10%): duizeligheid, slaperigheid. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Afwijkende leverfunctiewaarden. Huiduitslag, jeuk.
Soms (0,1–1%): urticaria, angio-oedeem (gelaat, oogleden, peri-orbitaal, farynx), ernstige huidreacties zoals Stevens–Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en erythema multiforme. Slaperigheid, verwardheid (beide m.n. bij ouderen).
Zelden (0,01–0,1%): palpitaties. Hallucinaties. Cholestatische icterus. Trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie (incl. shock), overgevoeligheidsvasculitis. Insulten.
Bij immuungecompromitteerde patiënten komen misselijkheid, braken en afwijkende leverfunctiewaarden meer frequent voor, vooral bij hogere doses.
Interacties
Vermijd gelijktijdige toediening van imipenem/cilastatine, omdat hierbij gegeneraliseerde insulten kunnen optreden.
(Nefro)toxiciteit kan eerder optreden door een verhoogde blootstelling bij comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen (bv. amfotericine B, foscarnet, trimethoprim, ciclosporine, tacrolimus) en/of door competitieve remming van de actieve tubulaire secretie in de nier zoals door mycofenolaatmofetil, nucleoside analoga zoals tenofovir(-disoproxil of -alafenamide), omdat ganciclovir renaal wordt uitgescheiden.
Probenecide vermindert de renale excretie van ganciclovir; controleer bij langdurig gelijktijdig gebruik op toxiciteit van ganciclovir.
Comedicatie met immunosuppressieve geneesmiddelen resulteert in meer kans op een daling van het aantal trombocyten (in vergelijking met niet-iatrogene immuunsuppressie zoals bij AIDS).
De blootstelling aan zidovudine neemt toe door ganciclovir, wat kan leiden tot ernstige neutropenie en anemie; sommige patiënten kunnen wellicht niet de volledige dosering van de comedicatie verdragen. Hoewel statistisch niet significant, is er een trend naar lagere concentraties van ganciclovir bij de combinatie.
Andere stoffen die de replicatie van snel delende celpopulaties (zoals in beenmerg, testes, kiemlagen van de huid en de gastro-intestinale mucosa) remmen, kunnen additief toxische effecten geven wanneer toegediend met, vóór of na ganciclovir. Voorbeelden van dit type geneesmiddelen zijn:
- amfotericine B, dapson, pentamidine;
- cotrimoxazol (trimethoprim/sulfamethoxazol), sulfametrol/trimethoprim;
- mycofenolaatmofetil;
- nucleoside-analoga (zoals zidovudine);
- nucleotide-analoga (zoals tenofovir);
- doxorubicine, hydroxycarbamide;
- vincristine, vinblastine.
Interacties
Let op: iedere mogelijke interactie kan optreden tot twee maanden (= ca. 5× de halfwaardetijd) na staken van de behandeling vanwege de lange halfwaardetijd van ribavirine.
Combinatie met NRTI's zoals abacavir vermijden in verband met het risico van lactaatacidose; gevallen van mitochondriale toxiciteit, met name lactaatacidose en pancreatitis (sommige fataal), zijn gemeld.
Patiënten die met ribavirine en zidovudine worden behandeld, lopen meer kans om anemie te ontwikkelen; daarom dergelijk gelijktijdig gebruik vermijden en indien mogelijk zidovudine vervangen bij reeds op zidovudine ingestelde patiënten.
Ribavirine remt het metabolisme van azathioprine waardoor de kans op hematologische toxiciteit toeneemt; de combinatie vermijden.
Interacties
Raloxifeen is in vitro een krachtige remmer van aldehyde-oxidase; het is daarom op theoretische gronden niet uit te sluiten dat raloxifeen de vorming van het werkzame penciclovir remt. Controleer bij gelijktijdig gebruik zorgvuldig de klinische werkzaamheid van de antivirale behandeling.
Zwangerschap
Ganciclovir passeert gemakkelijk de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Enkele casussen beschrijven gebruik tijdens de zwangerschap, bij een aantal gaat het om een foetale behandeling van een CMV-infectie ergens in de zwangerschap. Er lijkt geen verhoogd risico op nadelige effecten voor de foetus door de behandeling. In dierproeven aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Het is waarschijnlijk dat ganciclovir de spermatogenese tijdelijk of permanent remt en de fertiliteit bij de vrouw onderdrukt. In dierproeven is ook testiculaire atrofie gezien.
Overige: Door zowel vruchtbare mannen als vrouwen dienen anticonceptieve maatregelen te worden genomen tijdens de behandeling; voor vrouwen bovendien gedurende ten minste 30 dagen erna en voor mannen ook gedurende ten minste 90 dagen erna.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. De beschikbare gegevens omvatten enkele case reports en gegevens uit het zwangerschapsregister. Er zijn minder dan 20 eerste trimester blootstellingen bekend; er werden zowel gezonde als aangedane kinderen geboren. Bij de aangedane kinderen waren ook andere risicofactoren aanwezig (familiair, gebruik van andere geneesmiddelen). Er is geen aanwijzing voor embryopathie, of een bepaald patroon (van aangeboren afwijkingen). Een goede inschatting van het risico is niet mogelijk. Bij dieren is het in studies bij verschillende diersoorten teratogeen gebleken bij lage blootstellingen (met malformaties van schedel, palatum, oog, kaak, ledematen, skelet en het maag–darmstelsel, en verminderde overleving).
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Vruchtbaarheid: In dierstudies leidt ribavirine tot veranderingen in het sperma, ook in lage doses. Het is onbekend of ribavirine dat voorkomt in sperma, teratogene effecten zal uitoefenen op de fertilisatie van de eicel.
Overig: Mannen van wie de partner zwanger is, dienen een condoom te gebruiken om overdracht van ribavirine naar de partner te beperken. Therapie met ribavirine pas starten na een negatieve zwangerschapstest onmiddellijk voorafgaand aan de behandeling. Een vruchtbare vrouw of man dient twee adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 9 maanden (vrouwen) of 6 maanden (mannen) na de therapie. Maandelijks routinezwangerschapstest uitvoeren tijdens deze periode.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (volgens Lareb < 30 gevolgde zwangerschappen in het zwangerschapsregister van de fabrikant). Analyse van de beschikbare informatie gaf geen bewijs dat famciclovir specifieke foetale defecten of congenitale malformaties veroorzaakt. De hoeveelheid gegevens is te beperkt voor een goede risico-inschatting. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Vermindering van de mannelijke fertiliteit is niet beschreven bij langdurig gebruik van 250 mg tweemaal daags.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ribavirine heeft een lage orale biologische beschikbaarheid, maar het concentreert in perifere weefsels en rode bloedcellen, en heeft een lange halfwaardetijd. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gezien het bijwerkingenprofiel van ribavirine is het geven van borstvoeding gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren (penciclovir).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor valganciclovir, penciclovir, (val)aciclovir of famciclovir, vanwege de kans op kruisovergevoeligheid.
Zie ook de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- voorgeschiedenis van ernstige hartaandoeningen tijdens de afgelopen 6 maanden;
- hemoglobinopathieën (bv. thalassemie, sikkelcelanemie).
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor penciclovir.
Waarschuwingen en voorzorgen
De diagnose retinitis dient te worden gesteld m.b.v. indirecte oftalmoscopie door de oogarts en dient te worden bevestigd door een oogarts die bekend is met de verschijnselen van deze ziekte in de retina. De diagnose CMV-infectie dient niet alleen gebaseerd te zijn op de aanwezigheid van antilichamen, maar de aanwezigheid van CMV dient te worden bevestigd door een viruskweek (uit de keel, weefsel, urine, bloed of andere lichaamsvloeistoffen), identificatie van CMV-antigeen via CMV-specifieke immunochemische reagentia of CMV-specifieke DNA-hybridizatiereagentia.
Hematologische parameters: Wees voorzichtig bij bestaande cytopenie, bij een cytopeniereactie op andere geneesmiddelen in de voorgeschiedenis en als er blootstelling heeft plaatsgevonden aan geneesmiddelen, chemicaliën of straling waarvan bekend is dat ze toxisch zijn voor het beenmerg. Bij aanwezigheid van ernstige neutropenie (< 0,5 × 109), trombocytopenie (< 25 × 109) of bij een Hb-gehalte < 5 mmol/l de behandeling niet starten tot de situatie verbeterd is. Neutropenie komt gewoonlijk voor gedurende de eerste of tweede week van de inductietherapie. Binnen 2–5 dagen na staken of vermindering van de dosis, normaliseert gewoonlijk het aantal cellen. Controleer tijdens de eerste 14 dagen van toediening iedere 2 dagen het aantal witte bloedcellen; bij eerder optreden van leukopenie door andere myelotoxische geneesmiddelen, een verminderde nierfunctie, of bij < 1,0 × 109 leukocyten bij aanvang, het aantal dagelijks controleren. Controleer hierna de hematologische functie elke 2 weken; als gebruik van ganciclovir of andere nucleosiden eerder resulteerde in een leukopenie of bij < 1,0 × 109 neutrofielen aan het begin van de behandeling, controleer dan minstens 1×/week het aantal neutrofielen. De kans op trombocytopenie is groter bij patiënten die met immunosuppressiva behandeld worden en bij een uitgangswaarde van het trombocytenaantal < 100 × 109. Overweeg bij het ontwikkelen van ernstige leukopenie, neutropenie, anemie en/of trombocytopenie onderbreking van de behandeling.
Bij een verminderde nierfunctie, de nierfunctie iedere 2 weken beoordelen, zie ook de rubriek Dosering voor dosisaanpassingen bij een nierfunctiestoornis.
Wees voorzichtig bij patiënten met psychose, denkstoornissen en bij patiënten die eerder door gebruik van andere geneesmiddelen neurologische toxiciteit hebben ontwikkeld met effecten op hun gedrag.
Resistentieontwikkeling is beschreven.
Ganciclovir dient als potentieel carcinogeen te worden beschouwd; weeg vooral bij toediening aan kinderen zorgvuldig af.
Vruchtbaarheid: mogelijk zijn er nadelige effecten op de spermatogenese en op de fertiliteit van de vrouw, zie ook rubriek Zwangerschap.
Er is geen onderzoek uitgevoerd bij een leeftijd > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bloedonderzoek: Vóór beginnen van de behandeling standaard hematologische testen en ander bloedonderzoek (totaal en gedifferentieerd bloedbeeld (incl. bloedplaatjes), elektrolyten, serumcreatinine, leverfunctietesten, urinezuur) uitvoeren. Deze bepalingen ten minste herhalen na 2 en 4 weken behandeling en daarna periodiek of indien klinisch geïndiceerd. Tevens het HCV–RNA–gehalte periodiek bepalen.
Bepaal voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie. Pas de dosering zo nodig aan (zie Dosering).
Vóór behandeling en bij vermindering van het gezichtsvermogen tijdens de behandeling een volledig oogonderzoek uitvoeren; bij nieuwe oogaandoeningen of bij verergering van bestaande oogaandoeningen, de behandeling van ribavirine, en indien van toepassing ook interferon α, staken.
Verhoging van de urinezuur- en indirecte bilirubinewaarden kunnen samenhangen met hemolyse.
Hoewel ribavirine niet direct cardiovasculaire effecten induceert, kan de hemolytische anemie die kan optreden door het gebruik (m.n. in de eerste weken van de behandeling), leiden tot achteruitgang van de hartfunctie en/of exacerbatie van de symptomen van bestaande hartziekte (coronaire aandoeningen, hartfalen). Aangeraden wordt een ECG te maken vóór en tijdens de behandeling; indien verslechtering optreedt, de toediening staken.
Controleer de hemoglobineconcentratie tijdens de behandeling en pas zo nodig de dosering aan (zie Dosering).
Bij het ontwikkelen van leverdecompensatie (verlenging stollingsparameters) ook de geneesmiddeltekst(en) van andere gebruikte geneesmiddelen voor de behandeling van hepatitis C raadplegen voor aanbevelingen voor stopzetting of dosisaanpassingen.
De mogelijkheid van ontwikkeling van jicht nauwgezet volgen bij gepredisponeerde patiënten.
HIV-comorbiditeit: hierbij regelmatig controleren op mitochondriale toxiciteit en lactaatacidose (combinatie met NRTI's), op hematologische toxiciteit (combinatie met cART) en op leverdecompensatie (combinatie met cART bij bestaande cirrose).
Bij optreden van psychiatrische reacties, zoals depressie, suïcidepoging, agressief gedrag, of afwijkingen van het centrale zenuwstelsel de patiënt nauwgezet vervolgen en zonodig een adequate psychiatrische behandeling instellen; bij persisteren of verergeren van de klachten, de behandeling met ribavirine, en indien van toepassing ook (peg)interferon α, staken. Bij patiënten met verslavingsproblematiek is er meer kans op psychiatrische bijwerkingen.
Bij optreden van acute overgevoeligheidsverschijnselen de toediening van ribavirine onmiddellijk staken.
Vanwege bijwerkingen op tanden en tandvlees, de tanden tweemaal per dag grondig laten poetsen en regelmatig het gebit laten controleren; na braken de mond grondig laten spoelen.
Vóór behandeling bij kinderen de TSH–waarden bepalen en pas behandelen indien deze liggen binnen de normale waarden; verder iedere 3 maanden controleren op tekenen van schildklierdisfunctie.
Groeiremming: In verband met de kans op (soms irreversibele) groeiremming kinderen indien mogelijk pas ná de groeispurt behandelen met ribavirine. Waar nodig is hetzelfde van toepassing voor de combinatie met interferon α. De behandeling bij kinderen afwegen tegen de eigenschappen van de aandoening (zoals bewijs van progressie van de ziekte (in het bijzonder fibrose), comorbiditeit die de progressie van de ziekte negatief kan beïnvloeden, en prognostische factoren voor respons (HCV genotype en 'viral load').
Voor behandeling van vruchtbare vrouwen én mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 3 jaar is niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Volg bij zoster-infecties de klinische respons nauwkeurig, vooral bij immuungecompromitteerde patiënten. Als de respons op orale behandeling onvoldoende is, i.v.-behandeling overwegen. Geef alleen intraveneuze therapie aan patiënten met een gecompliceerde herpes zoster, zoals een gegeneraliseerde met viscerale betrekking, motorische neuropathieën, encefalitis en cerebrovasculaire complicaties. Hetzelfde geldt voor immuungecompromitteerde patiënten met ophthalmische herpes zoster of met een herpes zosterinfectie met een groot risico van verspreiding en van betrokkenheid van de inwendige organen.
De patiënt moet (onbeschermde) geslachtsgemeenschap vermijden als er symptomen aanwezig zijn, ook wanneer met deze antivirale medicatie is gestart. Tijdens de onderdrukkende behandeling is de frequentie van virale overdracht significant minder, maar nog wel mogelijk; instrueer de patiënt maatregelen te nemen voor veiliger seksueel contact.
Verminderde leverfunctie: De omzetting naar de actieve metaboliet penciclovir kan vertraagd zijn bij een ernstig verminderde leverfunctie, wat resulteert in een lagere penciclovir plasmaconcentratie; dit zorgt voor een verminderde werkzaamheid.
Resistente virussen: Na herhaalde behandeling kunnen zich bij immuungecompromitteerde patiënten (2,1%) resistente virussen ontwikkelen.
Niet onderzocht: Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij:
- een ernstig verminderde leverfunctie;
- kinderen (< 18 jaar).
Overdosering
Symptomen
Bij de meeste patiënten treden één of meer van de volgende bijwerkingen op bij overdosering: hematologische toxiciteit, lever-, nier-, maag-darm-, neurotoxiciteit. Bij kinderen met een nierfunctiestoornis: hematurie.
Therapie
Hemodialyse en hydratie kunnen van waarde zijn bij het verlagen van de bloedspiegels.
Neem voor meer informatie over een overdosering met ganciclovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Acute nierfunctiestoornis is waargenomen, bij patiënten met een onderliggende nierfunctiestoornis bij wie de dosis niet adequaat was aangepast.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met famciclovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antiviraal werkzaam synthetisch nucleoside, analoog van 2'–deoxyguanosine. Ganciclovir wordt intracellulair gefosforyleerd door cellulaire kinasen tot het actieve ganciclovirtrifosfaat, voornamelijk in door het virus geïnfecteerde cellen, omdat hierin het aantal kinasen tienvoudig is verhoogd. Dit wordt ingebouwd in het virale DNA en remt zo viraal DNA-polymerase en veroorzaakt beëindiging of sterke beperking van de virale DNA-elongatie.
Ganciclovir is werkzaam tegen met name cytomegalovirussen (CMV) maar ook tegen herpes simplex-virussen (HSV-1 en HSV-2), humaan herpes virus-6, -7 en -8, Epstein-Barrvirus (EBV), varicella-zoster-virus (VZV) en hepatitis B-virus (HBV).
Na systemische toediening worden ook intra-oculair voldoende werkzame concentraties bereikt tegen de meeste cytomegalovirusstammen.
Kinetische gegevens
V d | bij volwassenen: 0,54–0,87 l/kg, bij neonaten: 1,04–1,58 l/kg. |
Overig | Ganciclovir penetreert in het cerebrospinaal vocht, de concentratie bedraagt 24–67% van de plasmaconcentratie. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | met de urine > 90% onveranderd, door glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie van onveranderd ganciclovir. Hemodialyse verlaagt de bloedspiegel met ca. 50% na een sessie van 4 uur. |
T 1/2el | 2½–4 uur, bij nierfunctiestoornissen verlengd, bij ernstige nierfunctiestoornis vertienvoudigd, bij neonaten: 2,3–2,7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch nucleoside-analoog. Ribavirine is een antiviraal middel dat (in vitro) werkzaam is tegen diverse RNA- en DNA-virussen. Het mechanisme waardoor ribavirine (in combinatie met andere geneesmiddelen), effect heeft op het hepatitis C-virus is onbekend. Waargenomen zijn een depletie van de voorraden aan nucleotiden in de cellen, synthese van afwijkend mRNA en een remmend effect op viraal polymerase-activiteit. Monotherapie met ribavirine heeft geen effect op eliminatie van het hepatitis C-virus of op verbetering van de leverhistologie.
Kinetische gegevens
F | 45–65% (vanwege first-pass-effect), verhoogd bij gelijktijdige inname van een vetrijke maaltijd. |
T max | ca. 1–2 uur. |
V d | ca. 64,3–71,4 l/kg. |
Overig | het grote distributievolume is toe te schrijven aan binding aan alle celtypen in het lichaam. Na herhaalde toediening volgt cumulatie in bloedplasma, waarbij overmaat aan ribavirine wordt opgeslagen in erytrocyten. |
Metabolisering | via reversibele fosforylering en via deribosylering en amidehydrolyse. |
Eliminatie | vnl. met de urine, zowel ribavirine als de triazoolcarboxamide- en triazoolcarboxylzuurmetabolieten. |
T 1/2el | 140–160 uur, na onderbreking van de toediening ca. 300 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Famciclovir is een prodrug van penciclovir, een antivirale stof met in vitro grote werkzaamheid tegen herpes simplex-virus (HSV) type 1 en 2, het Varicella zoster-virus (VZV), Epstein-Barrvirus en cytomegalovirus. Famciclovir wordt in de darmwand en de lever snel en grotendeels omgezet in penciclovir. Dit wordt in de viraal–geïnfecteerde cellen omgezet in het werkzame penciclovirtrifosfaat door middel van het door het virus geïnduceerde thymidinekinase. Penciclovirtrifosfaat houdt zich meer dan 12 uur op in geïnfecteerde cellen, waar het competitief het virale DNA-polymerase remt en zo verdere virale DNA-synthese voorkomt, met als gevolg blokkering van de virale replicatie.
De meeste aciclovir-resistente HSV en VZV klinische isolaten zijn ook resistent tegen penciclovir, maar kruisresistentie is niet universeel. In het algemeen wordt een kleine frequentie penciclovir-resistente isolaten waargenomen: 0,2% bij immuuncompetente, en 2,1% bij immuungecompromitteerde patiënten.
Kinetische gegevens
F | 77% (penciclovir). |
T max | ca. 45 min (penciclovir). |
Eliminatie | vnl. met de urine (o.a. via tubulaire secretie), ca. 60% als penciclovir en klein deel als precursor hiervan, onveranderd famciclovir wordt niet aangetroffen in de urine. Bij 4 uur durende hemodialyse verlaging van 75% van de concentratie penciclovir. |
T 1/2el | van penciclovir: ca. 2 uur, ca. 2,7 uur bij (volwassenen met) herpes zoster, bij verminderde nierfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ganciclovir hoort bij de groep nucleoside en nucleotide analoga.
Groepsinformatie
ribavirine hoort bij de groep antivirale middelen bij hepatitis, overige.
Groepsinformatie
famciclovir hoort bij de groep nucleoside en nucleotide analoga.