Samenstelling
Isoniazide drank FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
(Mixtura isoniazidi FNA). Bevat o.a. propyleenglycol (9,1 mg/ml) en conserveermiddel methylparahydroxybenzoaat.
Isoniazide injectievloeistof FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Isoniazide tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Sirturo (als fumaraat) XGVS Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Pyrazinamide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mycobutin Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xifaxan Norgine bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 550 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat.
Advies
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat.
Bedaquiline komt bij de behandeling van multidrug-resistente pulmonale tuberculose (MDR-tbc) i.c.m. ≥ 3 andere tuberculosemiddelen pas in aanmerking, als andere behandelcombinaties niet kunnen worden gebruikt vanwege resistentie of intolerantie. Het starten van bedaquiline is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
Advies
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat.
Advies
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat. Bij de behandeling van tuberculose heeft rifabutine geen voordelen ten opzichte van rifampicine. Alleen bij multiresistentie komt rifabutine eventueel in aanmerking. Bij resistentie tegen rifampicine heeft rifabutine in 30–40% van de gevallen nog effect. Starten van rifabutine is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
Bij de behandeling van Mycobacterium avium complex-infecties is combinatietherapie geïndiceerd. Met de combinatie rifabutine, ethambutol en claritromycine zijn redelijke resultaten bereikt. Overigens lijkt primaire profylaxe superieur te zijn (o.a. met betrekking tot overleving) in vergelijking met de strategie van vroege detectie gevolgd door behandeling.
Bij het voorschrijven van dit geneesmiddel dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.
Advies
Voor de preventie van recidiverende episodes van hepatische encefalopathie (HE) is lactulose de eerste keus behandeling. Als een tweede episode van manifeste HE (i.e. West Haven criteria graad 2 of hoger), ondanks lactulose-behandeling, zich toch heeft voorgedaan, dan kan rifaximine worden toegevoegd aan lactulose. Rifaximine wordt niet aanbevolen als behandeling van HE. Routinematige profylactische therapie (lactulose of rifaximine) wordt niet aanbevolen voor de preventie van post-TIPS HE (HE na Transjugulaire Intrahepatische Portosystemische Shunt).
Indicaties
Behandeling van:
- actieve tuberculose, in combinatie met andere tuberculosemiddelen;
- een latente tuberculose-infectie (LTBI).
Profylaxe van tuberculose als monotherapie in de volgende situaties:
- er is veel kans op infectie aanwezig, maar een dergelijke infectie is (nog) niet aantoonbaar;
- besmetting heeft aantoonbaar plaatsgevonden maar manifeste ziektesymptomen zijn nog niet aanwezig;
- inadequate medicamenteuze behandeling van tuberculose in de voorgeschiedenis;
- toevallig gevonden longafwijkingen en positieve tuberculinereactie die wijzen op een vroeger doorgemaakte tuberculose.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als onderdeel van een geschikt combinatieregime voor multiresistente pulmonale tuberculose (MDR-TB) bij volwassenen, wanneer een doeltreffend behandelregime niet anders samengesteld kan worden omwille van resistentie of tolerantie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van infecties veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis (waaronder longtuberculose en tuberculeuze meningitis), en in combinatie met andere tuberculosemiddelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
In combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van:
- symptomatische gedissemineerde Mycobacterium avium-infecties bij AIDS-patiënten;
- Mycobacterium avium gerelateerde longinfecties in HIV-negatieve patiënten;
- longtuberculose veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis.
Profylaxe van:
- Mycobacterium avium-infecties bij AIDS-patiënten, in combinatie met andere geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Preventie van recidiverende episoden van manifeste hepatische encefalopathie (HE) bij volwassenen.
Doseringen
Behandeling van tuberculose (volgens Handboek Tuberculose 2019, KNCV Tuberculosefonds)
Volwassenen en kinderen > 25 kg lichaamsgewicht
Intensieve fase: 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag (max. 300 mg per dag). Behandelduur: gedurende 2 maanden, gevolgd door de continueringsfase. De standaardbehandeling is in combinatie met rifampicine, pyrazinamide en ethambutol.
Continueringsfase: 5 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg per dag). Bij de standaardbehandeling in combinatie met rifampicine. Bij intermitterende behandeling: (altijd onder 'directly observed treatment') is een dosering van 15 mg/kg driemaal per week (max. 900 mg per dag) mogelijk. Behandelduur: gedurende ten minste 4 maanden; voorafgegaan door ca. 2 maanden continue therapie met 5 mg/kg per dag. Bij een blijvend positieve sputumkweek ná twee maanden behandeling bij holtevorming bij het begín van de behandeling wordt de continueringsfase verlengd tot 7 maanden (totale behandeling is dan 2+7 maanden). Overweeg in geval van meningitis tuberculosa ook om de behandeling tot 9 maanden te verlengen. In geval van meningitis tuberculosa is, net als bij pericarditis tuberculosa, het advies corticosteroïden toe te voegen. (Bron: Handboek Tuberculose, vanaf p. 42).
Kinderen ≤ 25 kg lichaamsgewicht
10 (met een range van 7–15) mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag (max. 300 mg per dag). De basisprincipes van de behandeling zijn hetzelfde als bij volwassenen, met uitzondering van meningitis tuberculosa en osteoarticulaire tuberculose waarvoor 9–12 maanden behandeling geadviseerd wordt. (Bron: Handboek Tuberculose, vanaf p. 44).
Tuberculeuze meningitis
Volgens de fabrikant: 10-30 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2-3 doses (continue behandeling). Behandelduur: Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds): in geval van meningitis tuberculosa wordt de continueringsfase verlengd tot 7 maanden (de totale behandeling is dan 2+7 maanden). Het advies is om ook corticosteroïden toe te voegen. (Handboek p. 42).
Behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI)
Volwassenen
De doseringen zijn hetzelfde als bij actieve tuberculose (zie boven).
Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds, vanaf p. 57): De behandeling is gericht op enerzijds het voorkomen van actieve tuberculose bij de patiënt, anderzijds het voorkomen dat de persoon met LBTI een besmettelijke bron wordt en zo tuberculose verspreidt. Behandelduur: De standaardrichtlijn is 6 maanden isoniazide óf 3 maanden isoniazide én rifampicine. Bij bewezen resistentie voor isoniazide bij de geïnfecteerde contact(en), maar gevoeligheid voor rifampicine: 4 mnd. rifampicine. Bij ernstig gestoorde cellulaire immuniteit: vóór (of tijdens) anti-TNF-α therapie, óf bij een co-infectie met HIV met name bij een laag CD4-aantal óf bij toepassing van immunosuppressieve medicatie vanwege orgaantransplantatie; in dit geval wordt geadviseerd 9 mnd. te behandelen. Deze behandelduur ook toepassen als sprake is van fibrotische afwijkingen op de thoraxfoto passend bij oude, nooit behandelde, tuberculose; óf 4 maanden in combinatie met rifampicine.
Kinderen
In de WHO richtlijn wordt voor kinderen met een LBTI 10 mg/kg lichaamsgewicht geadviseerd. De Commisie voor Praktische Tuberculosebestrijding heeft de door de WHO aanbevolen behandelregimes voor LBTI ook in Nederland doorgevoerd (2016); het betreft in het geval van monotherapie met isoniazide een behandelduur van 6 mnd. óf in combinatie met rifampicine gedurende 3 mnd. Volgens het Handboek Tuberculose op p. 57: de doseringen isoniazide en rifampicine zijn hetzelfde als bij actieve tuberculose. De keuze van geneesmiddelen en duur van een LTBI-behandeling is bij kinderen gelijk aan die bij volwassenen. De dosering isoniazide voor kinderen < 25 kg is 10 mg/kg lichaamsgewicht.
Primaire profylaxe
Volwassenen en kinderen ≥ 5 jaar mét een verminderde weerstand
Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds): In geval van verminderde weerstand (bv. HIV-infectie (met een laag CD4-aantal), TNF-α blokkerende of gebruik van immunosuppressieve geneesmiddelen) én als een TBC-infectie (nog) niet betrouwbaar is/kan worden aangetoond én na nauw contact met een sputum ZN-positieve patiënt: een volledige preventieve behandeling toepassen. Behandelduur 9 maanden, óf indien isoniazide wordt gecombineerd met rifampicine; 4 maanden.
Kinderen vanaf 6 mnd. tot 5 jaar
Volgens het Handboek Tuberculose 2019 (KNCV Tuberculosefonds): Start zodra bekend is dat er nauw contact is geweest met een patiënt met 'open tuberculose', ook al is de tuberculinehuidtest (nog) negatief en onafhankelijk van of het kind met BCG is gevaccineerd. Behandelduur: De primaire profylaxe kan gestaakt indien er na 2 maanden, bij de tweede ronde van het contactonderzoek, geen aanwijzingen zijn voor een LTBI. (Handboek p. 58).
Zuigelingen tot 6 mnd.
De sensitiviteit van testen voor het aantonen van een LTBI is lager; er kan besloten worden een volledige preventie behandeling te geven (meestal 4 maanden isoniazide en rifampicine). ( Handboek Tuberculose p. 69).
Verminderde nierfunctie: isoniazide wordt verwijderd door hemodialyse en peritoneale dialyse; daarom toedienen onmiddellijk ná dialyse. Bij nierfunctiestoornissen zonder dialyse is geen dosisaanpassing nodig, controleer wel op bijwerkingen.
Verminderde leverfunctie: voorzichtig doseren op geleide van de plasmaspiegel.
Toediening
- Drank of tablet: deze ten minste 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd innemen. Bij maagklachten eventueel tijdens de maaltijd innemen. De tabletten kunnen verdeeld worden in gelijke doses.
- Intraveneuze injectievloeistof: toedienen als een langzame i.v. injectie (3–5 min) of als i.v. infusie opgelost in natriumchloride-oplossing 0,9% (in 15 min).
Doseringen
Een therapie met bedaquiline alleen uitvoeren onder directe supervisie.
Multiresistente pulmonale tuberculose (MDR-tbc)
Volwassenen
Bedaquiline geven in combinatie met ten minste drie geneesmiddelen waarvoor is aangetoond dat het isolaat van de patiënt in vitro gevoelig ís óf (als er geen resultaten zijn van in vitro testen) in combinatie met ten minste vier geneesmiddelen waarvoor het isolaat waarschijnlijk gevoelig zal zijn. Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen uit de rifamycine-groep echter vermijden (zie ook de rubriek Interacties). Bij het selecteren van het behandelregime rekening houden met de behandelrichtlijn drug resistant tuberculosis treatment van de WHO.
Oraal: Week 1–2: 400 mg 1×/dag, week 3–24: 200 mg 3×/week met ten minste 48 uur tussen twee doses. Er zijn zeer weinig gegevens over een behandelduur langer dan 24 weken. Op individuele basis kan bij extensieve geneesmiddelenresistentie een langere behandelduur worden overwogen onder strikte controle op veiligheid. Na voltooien van de behandeling met bedaquiline de behandeling met de andere geneesmiddelen van het regime voortzetten.
Bij een lichte of matige leverinsufficiëntie: (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig. Bedaquiline is niet onderzocht bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore ≥ 10) en wordt niet aanbevolen bij deze patiëntencategorie.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Voorzichtig toepassen bij een creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of peritoneale dialyse (al is significante uitscheiding van bedaquiline door dialyse onwaarschijnlijk door de sterke eiwitbinding).
Dosis gemist: Het innameschema exact volgen. Indien tijdens de eerste 2 weken een dosis wordt gemist, deze niet inhalen, maar doorgaan met het normale innameschema. Als een dosis wordt gemist vanaf week 3, deze zo snel mogelijk innemen en het regime van 3×/week daarna hervatten.
Toediening: De tablet in zijn geheel (zonder breken of fijnmalen) met water innemen tijdens een maaltijd, voor voldoende biologische beschikbaarheid.
Doseringen
Pyrazinamide wordt bij normale gevoeligheid van Mycobacterium tuberculosis gegeven in combinatie met isoniazide, rifampicine en zonodig ethambutol en wordt vooral ingezet tijdens de eerste fase van de behandeling (fase waarin de tuberkelbacillen worden gedood, symptomen verdwijnen en de besmettelijkheid van de patiënt verdwijnt). Naast een behandelschema met dagelijkse doses zijn eventueel ook nog schema's met intermitterende doses beschikbaar in het Handboek Tuberculose Nederland (2019, vanaf p. 42).
De tablet heeft een breukgleuf zodat gedoseerd kan worden per 250 mg.
Infecties met M. tuberculosis
Volwassenen en kinderen vanaf 1 maand
Initiële behandeling (dagelijkse dosis): 25–30 mg/kg lichaamsgewicht per dag, zo mogelijk in 1 dosis, max. 2 g/dag. Behandelduur: 2 maanden. Bij resistentie tegen of intolerantie voor één van de andere geneesmiddelen toegepast tegen de TBC of bij een onvoldoende respons kan een afwijkende behandelduur nodig zijn.
Bij tuberculeuze meningitis is de dosering volgens de fabrikant 50 mg/kg lichaamsgewicht per dag, max. 2 g/dag. Behandelduur: volgens het Tuberculose Handboek: overweeg de totale behandelduur te verlengen naar 9 maanden, en het toevoegen van corticosteroïden (Bron: Handboek p. 42).
Bij ouderen en patiënten met veel gastro-intestinale klachten kan pyrazinamide over 2 doses worden verdeeld.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 10 ml/min het toedieningsinterval verlengen naar 48 uur (i.p.v. 24 uur).
Doseringen
Rifabutine in combinatie met andere middelen toedienen.
Let op: Sommige doseringen bij kinderen kunnen met de beschikbare sterkte niet goed opgevolgd worden.
M. avium-infecties bij AIDS-patiënten
Volwassenen (≥ 18 jaar)
300 mg 1×/dag; meestal wordt doorbehandelen geadviseerd (= secundaire profylaxe). Bij combinatie met claritromycine en ethambutol wordt in de praktijk eveneens 300 mg rifabutine geadviseerd (volgens het SWAB-advies Mycobacterium avium - gedissemineerd).
Kinderen vanaf 1 maand tot 18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK is er weinig literatuur over het gebruik van rifabutine als behandeling van MAC-infecties (link naar NKFK).
Een Amerikaanse richtlijn (2013) geeft op p. 264 het volgende advies: 10-20 mg/kg/dag in 1 dosis, max. 300 mg/dag. In combinatie met HIV-proteaseremmers en NNRTI's kan i.v.m. interacties dosisverlaging nodig zijn.
Primaire of secundaire profylaxe van M. avium-infecties bij AIDS-patiënten
Volwassenen (≥ 18 jaar)
Volgens de richtlijn 'Prevention and Treatment of Opportunistic Infections in HIV-infected Adults and Adolescents' (2013): 300 mg 1×/dag (zie hiervoor vanaf p. 98). Start primaire profylaxe bij een CD4-aantal < 50 cellen/microl. Beëindig de primaire profylaxe wanneer het CD4-aantal > 100 cellen/microl is gedurende ≥ 3 maanden, bij een stabiele respons op cART. Bij daling van de CD4-cellen < 50 cellen/microl de primaire profylaxe opnieuw instellen. Secundaire profylaxe kan worden beëindigd bij weinig kans op terugkeer van de MAC-infectie: bij een effectieve behandeling van MAC gedurende ≥ 12 maanden, én geen aanwezigheid van symptomen van MAC, én een CD4-aantal > 100 cellen/microl gedurende > 6 maanden in respons op cART. Bij daling van de CD4-cellen < 100 cellen/microl de secundaire profylaxe opnieuw instellen.
Kinderen
Volgens het Kinderformularium van het NKFK is er weinig literatuur over het gebruik van rifabutine als profylaxe van MAC-infecties (link naar NKFK).
Een Amerikaanse richtlijn (2013) geeft op p. 263 het volgende advies voor kinderen > 5 jaar: primaire profylaxe: oraal 300 mg 1×/dag met voedsel; secundaire profylaxe (chronische suppressie) 5 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 1 dosis met voedsel, max. 300 mg/dag. In combinatie met HIV-proteaseremmers en NNRTI's kan i.v.m. interacties dosisverlaging nodig zijn.
M. avium gerelateerde longinfecties bij HIV-negatieve patiënten
Volwassenen (≥ 18 jaar)
Initiële behandeling van nodulaire longafwijkingen of bronchiëctasieën; 150–300 mg 3×/week, in combinatie met andere geneesmiddelen. De initiële behandeling van fibroserende holtevorming: 150–300 mg 1×/dag, in combinatie met andere geneesmiddelen. De behandelduur is ten minste 12 maanden.
Longtuberculose
Volwassenen
150 mg 1×/dag gedurende 6–9 maanden òf gedurende ten minste 6 maanden nadat een negatieve kweek is verkregen. Deze dosis verhogen tot 300 mg 1×/dag bij immuundeficiënte patiënten (o.a. bij HIV-infectie) of bij eerdere behandeling met tuberculosemiddelen.
Kinderen van 1 maand tot 18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK is er weinig literatuur over het gebruik van rifabutine als behandeling van tbc bij een HIV-infectie (link naar NKFK).
Een Amerikaanse richtlijn (2013) geeft op p. 286 het volgende advies: 10–20 mg/kg/dag in 1 dosis, voor zover dit mogelijk is met de beschikbare sterkte van de capsule. Max. 300 mg/dag. In combinatie met HIV-proteaseremmers en NNRTI's kan i.v.m. interacties dosisverlaging nodig zijn.
Gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen
- Volwassenen:
- In geval van comedicatie met HIV-proteaseremmers: 150 mg 1×/dag; in geval van comedicatie met de proteaseremmer ritonavir (incl. schema's/combinaties als fosamprenavir+ritonavir, lopinavir+ritonavir en saquinavir+ritonavir) de dosis verlagen naar 150 mg om de dag óf 3×/week.
- Bij gelijktijdig gebruik van efavirenz: de dosis rifabutine verhogen naar 450 of 600 mg 1×/dag.
- Kinderen: gegevens m.b.t. dosisaanpassing ontbreken.
Ouderen: geen dosisaanpassing nodig indien er sprake is van normale lever- en nierfunctie.
Verminderde nierfunctie: volgens de fabrikant (Kinderformularium conform): bij een creatinineklaring < 30 ml/min de dosis met 50% verlagen. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is een dosisaanpassing niet nodig. Volgens het Kinderformularium van het NKFK is bij een creatinineklaring < 10 ml/min geen algemeen advies te geven.
Verminderde leverfunctie: bij een ernstige leverinsufficiëntie de dosering met 50% verlagen. Bepaling van de rifabutine plasmawaarde kan van belang zijn voor optimalisering van de dosis. Lichte leveraandoeningen vergen geen dosisaanpassing.
Doseringen
Preventie van recidiverende episoden van hepatische encefalopathie (HE)
Volwassenen (incl. ouderen)
2× per dag 550 mg als langdurige behandeling, en veelal in combinatie met lactulose.
Verminderde nier- of leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Soms (0,1–1%): hepatitis (soms fataal), in het bijzonder bij al bestaande leverafwijkingen, ouderen, kleine kinderen, alcoholgebruikers en bij gecombineerde therapie met rifampicine.
Zelden: (0,01–0,1%): toxische epidermale necrolyse, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom).
Verder zijn gemeld: verhoogde serumtransaminasewaarden, geelzucht, bilirubinemie. LE-achtig syndroom. Gynaecomastie. Hyperglykemie.
Neurotoxische reacties: perifere neuropathie, pyridoxinedeficiëntie (pyridoxineprofylaxe; zie Waarschuwingen en voorzorgen), optische neuritis, convulsies, psychische veranderingen (incl. psychotische reacties, vooral bij een voorgeschiedenis hiervan), spiertrekkingen, duizeligheid, hoofdpijn, ataxie, stupor en toxische encefalopathie.
Voorts: overige overgevoeligheidsreacties zoals koorts, andere huidreacties (bv. erythema multiforme, purpura, exfoliatieve dermatitis, Stevens-Johnson-syndroom), vasculitis, lymfadenopathie. Hypotensie. Optische atrofie. Hematologische reacties zoals agranulocytose, eosinofilie, trombocytopenie, (hemolytische, sideroblastische of aplastische) anemie. Maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, droge mond, epigastrisch ongemak). Pancreatitis. Metabole acidose. Pellagra (nicotinezuur (vitamine B3)-deficiëntie). Alopecia. Reumatische symptomen, paresthesie, spierzwakte.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid. Gewrichtspijn. Misselijkheid, braken.
Vaak (1–10%): diarree. Spierpijn. Stijging van leverenzymwaarden. Verlengd QT-interval.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): misselijkheid, braken, buikpijn, anorexie. Stijging levertransaminasewaarden (matig en voorbijgaand in de vroege fase van de behandeling). Spierpijn, gewrichtspijn. Hyperurikemie, jicht.
Zelden (0,01–0,1%): geelzucht, hepatomegalie, hepatotoxiciteit. Dysurie, interstitiële nefritis. Huiduitslag, urticaria, jeuk, fotosensibilisatie, koorts, acne. Trombocytopenie, sideroblastische anemie, purpura, splenomegalie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): leukopenie. Huidverkleuring.
Vaak (1-10%): misselijkheid. Anemie. Huiduitslag. Spierpijn Koorts.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, bronchospasme. Braken. Uveïtis, afzettingen op de cornea (klein, bijna doorzichtig en asymptomatisch). Gewrichtspijn. Geelzucht, stijging van leverenzymwaarden. Agranulocytose, lymfopenie, granulocytopenie, neutropenie, trombocytopenie, eosinofilie.
Verder zijn gemeld: hoofdpijn. Diarree, dyspepsie, flatulentie. Dysgeusie. Myositis. Verkleuring van urine, sputum en traanvocht. Bij andere rifamycinen is colitis door Clostridioides difficile gemeld, mogelijk kan dit ook bij gebruik van rifabutine optreden.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): depressie, duizeligheid, hoofdpijn. Dyspneu. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, ascites. Huiduitslag, jeuk. Spierspasmen, gewrichtspijn. (Perifeer) oedeem.
Soms (0,1-1%): urineweginfectie, Clostridium-infectie, candidiasis. Convulsies, hypo-esthesie, hypersomnie, insomnia, verwarde toestand, angst, evenwichtsstoornissen, amnesie, aandachtsstoornissen, geheugenverlies. Pleurale effusie. Slokdarmbloeding, droge mond, anorexie. Opvliegers. Spierpijn. Dysurie, pollakisurie. Koorts. Anemie, hyperkaliëmie.
Zelden (0,01-0,1%): hypertensie, hypotensie. Rinitis, bovenste luchtweginfecties, pneumonie. Chronische obstructieve longziekte. Cellulitis. Dehydratie. Obstipatie. Rugpijn, asthenie, kneuzing. Proteïnurie.
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties, angio-oedeem, andere overgevoeligheid. (Pre)syncope. Dermatitis, eczeem. Trombocytopenie, abnormale INR-waarden, afwijkende leverenzymwaarden.
Interacties
Rifampicine, halothaan, alcohol en ook aminosalicylzuur vermeerderen de kans op hepatotoxische reacties.
Gelijktijdige toediening met corticosteroïden kan de plasmaspiegels van isoniazide verlagen door verhoging van de metabole of renale klaring; aanpassing van de isoniazide-dosering kan nodig zijn.
Isoniazide kan de plasmaspiegel van carbamazepine verhogen tot soms toxische waarden; bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegel van carbamazepine controleren en letten op eerste tekenen van carbamazepine-intoxicatie zoals hoofdpijn, ataxie, slaperigheid, verwardheid, wazig zien en braken. Ook de plasmaspiegel van fenytoïne kan stijgen; dit lijkt vooral van belang bij langzame acetyleerders. Omdat rifampicine (vaak gebruikt in combinatietherapie) de fenytoïneplasmaspiegel juist kan verlagen, is het effect bij gelijktijdige toediening van fenytoïne moeilijk in te schatten. Isoniazide verhoogt daarnaast ook de plasmaspiegel van theofylline, aanpassing van de theofyllinedosering kan nodig zijn.
Isoniazide heeft lichte tot matige MAO-remmende eigenschappen. Wees voorzichtig met het combineren met serotonerge geneesmiddelen (zoals serotonineheropname-remmers; bv. SSRI's en SNRI's) en controleer bij combinatie op tekenen van het serotoninesyndroom. Voedsel met een hoog gehalte aan tyramine of histamine vermijden; door remming van monoamine-oxydase en histaminase kan voedsel dat tyramine (kaas, rode wijn) of histamine (bv. tonijn) bevat leiden tot hypertensie, tachycardie, hartkloppingen, hoofdpijn, overmatig blozen en misselijkheid.
Combinatie met disulfiram kan leiden tot coördinatiestoornissen en psychotische verschijnselen; de combinatie vermijden.
De centrale bijwerkingen van diazepam kunnen toenemen.
Aluminiumbevattende preparaten (bv. antacida) kunnen de absorptie van isoniazide verminderen; neem isoniazide één uur eerder in dan het aluminiumbevattende preparaat.
Interacties
Combinatie met matige tot sterke CYP3A4-inductoren (bv. efavirenz, etravirine, rifamycinen, carbamazepine, fenytoïne, sint-janskruid) kan leiden tot subtherapeutische blootstelling aan bedaquiline; de combinatie vermijden.
Langdurige gelijktijdige toediening (> 14 opeenvolgende dagen) met matig sterke tot krachtige CYP3A4-remmers (bv. ciprofloxacine, erytromycine, fluconazol, claritromycine, systemisch ketoconazol, ritonavir) vermijden vanwege verhoogde blootstelling aan bedaquiline met meer kans op bijwerkingen zoals een verlengd QT-interval; controleer bij gelijktijdige toediening frequenter het ECG en de leverenzymwaarden.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen (bv. amiodaron, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macroliden, fluorchinolonen, enkele (azool-)antimycotica, clofazimine); bij combinatie frequenter het ECG controleren.
Vermijd combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen en alcohol, vooral bij verminderde leverfunctie.
Er zijn geen klinische gegevens over combinatie met geneesmiddelen gericht tegen HIV.
Interacties
De interacties tussen probenecide en pyrazinamide zijn complex. Controleer bij gelijktijdig gebruik de bloed- en urineconcentraties van urinezuur en wees alert op het optreden van een jichtaanval; pyrazinamide remt de uitscheiding van urinezuur in de urine.
Interacties
Rifabutine is een inductor van CYP3A(4). Houd daarom rekening met een verminderde werking van geneesmiddelen met een geringe therapeutische breedte zoals orale anticonceptiva, sommige orale anticoagulantia (de vitamine K-antagonisten en de DOAC's apixaban en rivaroxaban), corticosteroïden, orale bloedglucoseverlagende middelen, kinidine, fenytoïne, ciclosporine, tacrolimus en dapson. De blootstelling aan itraconazol, posaconazol en voriconazol kan significant verlagen; itraconazol niet gebruiken binnen 2 weken na staken van rifabutine en de combinatie met posaconazol of voriconazol vermijden. Indien combinatie met voriconazol toch gewenst is, de dosering voriconazol aanpassen (zie voriconazol) en daarnaast zorgvuldig controleren op bijwerkingen van rifabutine (bloedbeeldafwijkingen en uveïtis).
Claritromycine en andere systemisch toegediende macroliden en andere krachtige CYP3A4-remmers verhogen de blootstelling aan rifabutine. Het risico van het optreden van uveïtis kan mogelijk worden vergroot door gelijktijdige toediening van claritromycine (of andere macroliden), HIV-proteaseremmers (zoals ritonavir), itraconazol en/of fluconazol (en verwante stoffen); controleer als een dergelijke combinatie onvermijdbaar is op uveïtis.
Gelijktijdig gebruik van efavirenz verlaagt de plasmaspiegel van rifabutine; de dosering aanpassen, zie rubriek Dosering.
Bij gelijktijdig gebruik van antacida rifabutine 3 uur vóór inname van de antacida toedienen.
Gelijktijdig gebruik van isoniazide kan de frequentie en ernst van hematologische reacties verhogen.
Interacties
Niet combineren met andere rifamycinen (bv. rifabutine) wegens de kans op ernstige verstoring van de darmflora.
Als gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten noodzakelijk is de INR extra controleren, zowel stijging als daling van de INR-waarde is mogelijk en dosisaanpassing kan nodig zijn.
Voorzichtig zijn bij combinatie met een krachtige P-glycoproteïne-remmer zoals ciclosporine omdat de Cmax van en blootstelling aan rifaximine aanzienlijk kan toenemen.
Zwangerschap
Isoniazide passeert de placenta. Bij de geboorte is de serumconcentratie van isoniazide in de navelstreng tussen 0–66% van die in het maternale serum.
Teratogenese: Ruime ervaring bij de mens wijst niet op meer kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Tijdens de zwangerschap en post partum is er iets meer kans op hepatotoxiciteit bij de zwangere (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Advies: Niet behandelen van tuberculose tijdens de zwangerschap is schadelijker voor moeder en kind (o.a. vroeggeboorte en laag geboortegewicht) dan wel behandelen. Isoniazide kan tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Vanwege meer kans op neuropathie bij de zwangere tevens pyridoxine (vitamine B6) geven: 20 mg 1×/dag. Bij afwezigheid van tekenen van een actieve tuberculose de profylactische toepassing van isoniazide zo mogelijk uitstellen tot na de zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Bedaquiline alleen op strikte indicatie gebruiken. Het risico van het niet behandelen van actieve tuberculose tijdens de zwangerschap is groter voor moeder en kind dan het risico van wel behandelen. Tuberculose vergroot de kans op o.a. vroeggeboorte en een laag geboortegewicht. Congenitale tuberculose is beschreven. Bij afwezigheid van tekenen van een actieve tuberculose kan de behandeling worden uitgesteld tot na de zwangerschap. Bij een co-infectie met HIV of bij immunosuppressie is de kans op activatie van de tuberculose toegenomen. De behandeling dan niet uitstellen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zijn er op basis van een relatief beperkte hoeveelheid gegevens geen aanwijzingen voor teratogene afwijkingen.
Farmacologisch effect: Pyrazinamide is hepatotoxisch voor de zwangere.
Adviezen: Niet behandelen van actieve tuberculose tijdens de zwangerschap is schadelijker voor moeder en kind (o.a. vroeggeboorte, laag geboortegewicht, ook congenitale tuberculose is beschreven) dan wel behandelen. Pyrazinamide kan bij de behandeling van actieve tuberculose gebruikt worden; controleer tijdens gebruik wel regelmatig de leverfuncties, gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling elke 2 weken, daarna maandelijks.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Een nadelig effect kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Rifaximine wordt nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal. Desondanks raadt de fabrikant bij gebruik van orale anticonceptiva aanvullende anticonceptie aan, met name bij de sub-50 preparaten.
Lactatie
Isoniazide gaat in relatief grote hoeveelheden over in de moedermelk (concentratie gelijk aan maternaal plasma), maar er zijn nooit nadelige effecten bij de zuigeling gemeld.
Advies: Kan worden gebruikt. Wees echter toch alert op mogelijke levertoxiciteit bij de zuigeling. Volgens behandelrichtlijn NVALT: vanwege meer kans op neuropathie bij vrouwen die borstvoeding geven, tevens pyridoxine (vitamine B6) geven: gebruikelijk is 10-20 mg 1×/dag. Borstvoeding door vrouwen met een co-infectie met HIV wordt wél ontraden; dit om het overdragen van HIV te voorkómen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, met een hogere bedaquilineconcentratie in de moedermelk dan in het plasma van de moeder; systemische blootstelling van zuigelingen kan vergelijkbaar zijn met die van moeders die behandeld worden met bedaquiline. Het klinisch gevolg van deze blootstelling is onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding óf het gebruik van dit geneesmiddel ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate. Pyrazinamide wordt oraal (vanuit de borstvoeding) goed geabsorbeerd.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (rifaximine/metabolieten). De blootstelling aan rifaximine bij de moeder is door de geringe orale absorptie klein. De kans is daardoor minder groot dat de zuigeling nadelige effecten zal ondervinden. Toch kan een nadelig effect bij de zuigeling niet geheel worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- acute leverziekte (zoals virale hepatitiden, symptomatische hepatitis);
- ernstige isoniazide-geassocieerde leverschade, óf (andere) ernstige isoniazide-geassocieerde bijwerkingen in de voorgeschiedenis, zoals koorts, rillingen en reumatische symptomen.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties.
Contra-indicaties
- Leverfunctiestoornis, leverziekte;
- Acute jicht;
- Acute porfyrie.
Contra-indicaties
- geelzucht;
- overgevoeligheid voor rifamycinen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- Darmobstructie.
- Overgevoeligheid voor rifamycinederivaten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij:
- epilepsie of andere neurologische aandoeningen;
- alcoholisten;
- AIDS-patiënten;
- ernstig gestoorde nierfunctie;
- diabetes mellitus;
- chronische leverziekte (o.a. hepatitis);
- G6PD-deficiëntie (vanwege kans op hemolyse).
Leverfunctie: controleer op symptomen van hepatitis (misselijkheid, braken, zwakte, geelzucht, donkere urine, koorts, huiduitslag en paresthesieën). Serumtransaminasespiegels (ASAT, ALAT) en bilirubine bepalen bij het begin van de therapie. Regelmatige controle van deze spiegels tijdens de behandeling wordt aanbevolen. Tijdens de zwangerschap de eerste 8 weken iedere 2 weken controleren, daarna maandelijks. De toediening staken bij het optreden van overgevoeligheidsreacties en bij ernstige of progressieve leverfunctiestoornissen (ASAT en/of ALAT > 5× ULN of bij > 3× ULN én klachten; alle tuberculosemiddelen tijdelijk staken). De transaminasen normaliseren (bij hepatitis geïnduceerd door isoniazide en/of rifampicine) meestal 10–14 dagen na het staken van de therapie. De potentieel hepatotoxische middelen één voor één hervatten wanneer de enzymwaarden gedaald zijn tot < 2× ULN. Overleg met een tuberculose-deskundige is meestal gewenst bij onbekendheid met het onderbreken/herstarten van tuberculosemiddelen; en ook bij rifampicine monoresistentie. Patiënten met chronisch leverlijden of ernstige nierfunctiestoornissen hebben meer kans op bijwerkingen.
Pyridoxineprofylaxe (vitamine B6 20 mg per dag) toepassen bij volwassenen met een dosering > 5 mg/kg per dag, bij langzame acetyleerders, bij nierfunctiestoornissen, diabetes mellitus, bij ouderen, HIV-geïnfecteerden, alcoholisten en ondervoede kinderen.
De hulpstof propyleenglycol, in de drank, kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol.
Waarschuwingen en voorzorgen
Resistentieontwikkeling is beschreven; zie voor meer informatie hierover rubriek 5.1, kopje Resistentiemechanismen, van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
QT-verlenging: Vóór behandeling en ten minste elke maand tijdens de behandeling een ECG maken. Vóór de behandeling tevens kalium- , calcium- en magnesiumspiegel bepalen en deze zonodig corrigeren. Bedaquiline alleen na zorgvuldige afweging op strikte indicatie toepassen bij andere risicofactoren voor QT-verlenging: zoals relevante hartziekte, bradycardie, hypothyroïdie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging; bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten en ECG bepalen. Als syncope optreedt een ECG maken om QT-verlenging uit te sluiten. De behandeling staken bij een klinisch significante ventriculaire aritmie of een QT-interval > 500 ms (bevestigd door een herhaald ECG).
Gedurende de behandeling treden afwijkingen in leverenzymwaarden langzaam op en kunnen geleidelijk groter worden. Daarom vóór de behandeling en elke maand tijdens de behandeling en indien nodig de leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkalische fosfatase) en bilirubine bepalen. De behandeling opnieuw evalueren als de ASAT- en/of ALAT-waarde > 5× ULN ('upper limit of normal') bedraagt en eventuele andere hepatotoxische geneesmiddelen staken.
Wees voorzichtig bij ernstige nierinsufficiëntie en/of matige tot ernstige leverinsufficiëntie.
Onderzoeksgegevens en ervaring: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (≥ 65 jaar). Er zijn verder geen klinische gegevens over het gebruik:
- bij latente infectie met Mycobacterium tuberculosis, extrapulmonale tuberculose en infecties met andere mycobacteriële soorten;
- als onderdeel van combinatieregimes voor de behandeling van niet-resistente tuberculose.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór en elke 2–4 weken tijdens de behandeling de serumurinezuurspiegel. Wees terughoudend bij verminderde nierfunctie, bij hyperurikemie of jicht in de anamnese (remming renale uraatexcretie) en bij diabetes mellitus (verlaging bloedsuiker).
Leverfunctie: controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling ook de leverfunctie. Deze kan in de eerste weken van de behandeling gestoord raken en in de derde maand weer normaliseren. De behandeling staken bij ASAT- en ALAT-waarden > 5× de ULN, bij tekenen van hepatocellulaire beschadiging en bij prodromale symptomen van hepatitis (anorexie, misselijkheid, braken, vermoeidheid en malaise). Wees terughoudend bij chronisch alcoholisme.
Waarschuwingen en voorzorgen
In geval van resistentie-ontwikkeling van M. tuberculosis voor rifabutine, rekening houden met een mogelijke (snel ontwikkelende) kruisresistentie voor rifampicine.
Controleer tijdens de behandeling regelmatig de aantallen leukocyten, trombocyten en de leverenzymen. Bij blijvende significante afwijkingen overwegen de behandeling tijdelijk te staken.
Bij optreden van uveïtis is verwijzing naar een oogarts aangewezen. Het risico van het optreden is verhoogd bij gelijktijdig gebruik van bepaalde andere geneesmiddelen, zie rubriek Interacties.
Urine, zweet, speeksel, traanvocht, sputum en moedermelk kunnen oranje-rood verkleuren. Kleding en contactlenzen (m.n. zachte) kunnen blijvend oranje-rood verkleuren.
Over het gebruik bij kinderen zijn weinig gegevens bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verminderde nier- en/of leverfunctie: Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) en bij een MELD (Model for End-Stage Liver Disease) score > 25. Beoordeel de toepassing opnieuw na 6 maanden van gebruik. Wees ook voorzichtig bij een verminderde nierfunctie.
Clostridioides difficile-geassocieerde diarree is gemeld; het optreden van pseudomembraneuze colitis is niet uitgesloten.
Roodachtige verkleuring van de urine kan optreden.
De veiligheid en effectiviteit bij personen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Bij intoxicatie is opname in een ziekenhuis geïndiceerd. Na inname van 2–3 g treden toxische verschijnselen op. Inname van 10–15 g door een volwassene is levensbedreigend.
Symptomen
Pupilverwijding, optische hallucinaties, perifere neuropathie, convulsies, coma, ernstige metabole acidose, acetonurie, hyperglykemie.
Therapie
Zo spoedig mogelijk pyridoxine i.v. toedienen in een hoeveelheid die in grammen equivalent is aan de hoeveelheid ingenomen isoniazide. De toedieningssnelheid is 500 mg/min. Bij een onbekende dosis is de pyridoxinedosering bij volwassenen 5 gram; bij kinderen 70 mg/kg (max. 5 gram). Bij aanhoudende convulsies of het optreden van coma pyridoxine elke 5–20 minuten herhalen tot de convulsies uitblijven. De pyridoxinetoediening kan een isoniazide-geïnduceerd coma tegengaan. Bij convulsies en/of bij sterke achteruitgang van de leverfunctie die langer dan 24 uur duurt, ook hemodialyse toepassen, omdat indien niet toegepast de metabolisering van isoniazide sterk afneemt en de T1/2 aanzienlijk kan worden verlengd. Het gebruik van fenytoïne bij convulsies vermijden, o.a. vanwege CYP2C9-remming door isoniazide.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling op toxicologie.org de monografie isoniazide.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met bedaquiline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Naast beschreven bijwerkingen kunnen toenemende lethargie en bewusteloosheid (bij ernstige aantasting van de lever) optreden. Enkele uren na ernstige intoxicatie icterus en leververgroting.
Therapie
Hemodialyse bij sterke achteruitgang van de leverfunctie > 24 uur durend.
Neem voor meer informatie over symptomen en behandeling van een intoxicatie met rifabutine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Isoniazide is een tuberculostaticum, in hoge doseringen werkt het bactericide. Het werkingsmechanisme is niet geheel bekend, een van de belangrijkste effecten lijkt de remming van de mycolzuursynthese in de celwand van de bacterie. Isoniazide is alleen werkzaam bij delende cellen.
Het werkingsspectrum is smal en omvat alleen mycobacteriën (zowel intra- als extracellulair). Bij monotherapie ontstaat gemakkelijk selectie van resistente mutanten, daarom wordt isoniazide bij de behandeling gecombineerd met andere tuberculostatica. Atypische mycobacteriën zijn doorgaans resistent.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 1–2 uur. |
Overig | isoniazide dringt goed door in lichaamsvochten, weefsels en lichaamsholtes, óók in de liquor cerebrospinalis (ca. 90% van de plasmaconcentratie). |
Metabolisering | in grote mate; in de lever middels acetylering (de snelheid hiervan, het acetyleringsvermogen, is genetisch bepaald) en hydrolyse tot inactieve metabolieten. |
Overig | ca. 50% van de Kaukasische bevolking en Amerikanen van Afrikaanse afkomst zijn langzame acetyleerders (van isoniazide). De meerderheid van de inwoners van Groenland en Arctisch Noord-Amerika en Aziaten met Mongoolse etniciteit, zoals Japanners, Chinezen en Vietnamezen, zijn snelle acetyleerders. |
Eliminatie | met de urine, vnl. als metabolieten (bij kinderen sneller). Hemodialyse en peritoneale dialyse verwijderen isoniazide. |
T 1/2el | ½–1½ uur (snelle acetyleerders), 2–4 uur (langzame acetyleerders). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Diarylquinoline. Bedaquiline remt specifiek mycobacterieel ATP-synthetase, een essentieel enzym voor het opwekken van energie bij Mycobacterium tuberculosis.
De remming leidt tot bactericide effecten bij zowel replicerende als niet-replicerende tuberkelbacillen. Bedaquiline werkt bacteriostatisch bij veel andere mycobacteriële soorten.
Ongevoelig zijn: Mycobacterium xenopi, Mycobacterium novocastrense, Mycobacterium shimoidei en niet-mycobacteriële species.
Kinetische gegevens
F | een factor 2 hoger bij inname met voedsel. |
T max | ca. 5 uur. |
Eiwitbinding | > 99,9%. |
Metabolisering | vnl. via CYP3A4 tot o.a. het minder actieve N-monodesmethylbedaquiline. |
Eliminatie | vnl. met de feces. |
T 1/2el | ca. 5,5 maanden (bedaquiline, minder actieve metaboliet), waarschijnlijk zo lang door de langzame afgifte vanuit de perifere weefsels. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tuberculosemiddel. Pyrazinamide werkt bacteriostatisch of bactericide, afhankelijk van de concentratie die wordt bereikt op de infectieplaats en de gevoeligheid van het micro-organisme. Het is alleen werkzaam in een zuur milieu (pH 5–6). Het precieze werkingsmechanisme is niet bekend. De bactericide werking is afhankelijk van de intrabacteriële omzetting van pyrazinamide in het actieve pyrazinezuur door het enzym pyrazinamidase.
Bij monotherapie treedt resistentie binnen 6–8 weken op.
Het werkingsspectrum is zeer smal.
Gevoelig is: Mycobacterium tuberculosis.
Ongevoelig zijn: Mycobacterium bovis, atypische mycobacteriën (M. fortuitum, M. scrofulaceum, M. xenopi, M. kansasii en M. avium) en andere micro-organismen.
Kinetische gegevens
Resorptie | vrijwel volledig. |
T max | 1–2 uur. |
V d | 0,57–0,84 l/kg. |
Overig | Pyrazinamide wordt uitgebreid verdeeld over de weefsels en passeert de bloed-liquorbarrière. De spiegels in de cerebrospinale vloeistof zijn binnen 5 uur gelijk aan die in het bloedplasma. |
Metabolisering | vnl. in de lever door hydrolyse tot m.n. actief pyrazinezuur en vervolgens tot andere metabolieten. |
Eliminatie | met de urine, vnl. als metabolieten (waarvan 30–40% pyrazinezuur). |
T 1/2el | ca. 10 uur (pyrazinamide), 10–20 uur (pyrazinezuur). Bij verminderde nierfunctie en/of verminderde leverfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Rifabutine is een semisynthetisch rifamycinederivaat. Het werkt bactericide door het blokkeren van het DNA-afhankelijke RNA-polymerase bij gevoelige bacteriën.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Mycobacteriën: Mycobacterium tuberculosis, niet-tuberculeuze (atypische) mycobacteriën, waaronder Mycobacterium avium-intracellulare (MAC);
- sommige Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën (spectrum vergelijkbaar met dat van rifampicine).
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | laag (12–20%) met grote interindividuele variatie. |
T max | 2–4 uur. |
V d | ca. 9,3 l/kg. |
Overig | de intracellulaire penetratie is hoog. Rifabutine penetreert goed in verschillende weefsels en organen (in het bijzonder goed in de longen), echter niet in de hersenen. |
Eiwitbinding | 85–95%. |
Metabolisering | in de lever tot o.a. de 25-O-deacetylmetaboliet (ongeveer even actief als rifabutine) en 31-OH-rifabutine (potentie ca. 10% van die van rifabutine). Rifabutine wordt niet omgezet door CYP-450; de actieve deacetylmetaboliet wordt wel via CYP3A4 verder omgezet tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine, ca. 55% vnl. als metabolieten, ca. 30% met de feces, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | 35–40 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Rifaximine is een antibacterieel middel en semisynthetisch derivaat van rifamycine, met een lokale werking. Het bindt irreversibel aan RNA-polymerase en remt zo de bacteriële RNA-synthese. Rifaximine remt de deling van ureum desaminerende bacteriën, waardoor de productie van ammoniak en andere verbindingen die een rol spelen in de pathogenese van hepatische encefalopathie afneemt.
Kinetische gegevens
Resorptie | gering, < 1%. |
Eliminatie | vooral onveranderd via de feces (circa 97%). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
isoniazide hoort bij de groep tuberculosemiddelen.
Groepsinformatie
bedaquiline hoort bij de groep tuberculosemiddelen.
Groepsinformatie
pyrazinamide hoort bij de groep tuberculosemiddelen.
Groepsinformatie
rifabutine hoort bij de groep rifamycine-groep.
rifabutine hoort bij de groep tuberculosemiddelen.
Groepsinformatie
rifaximine hoort bij de groep rifamycine-groep.