Samenstelling
Isoprenaline (sulfaat) XGVS Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, ampul 2 ml
Bevat natriumsulfiet.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Adrenaline (als tartraat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 10 ml
Bevat tevens: 3,5 mg natrium per ml.
Adrenaline (als waterstoftartraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Bevat tevens: natriummetabisulfiet.
Emerade (als tartraat) Bausch & Lomb
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '150'
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen (auto-injector) 0,15 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '300'
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen (auto-injector) 0,3 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '500'
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen (auto-injector) 0,5 ml
Bevat tevens: natriummetabisulfiet.
EpiPen (als hydrochloride) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- auto–injector 0,3 ml ('Junior')
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- auto-injector 0,3 ml
Bevat tevens: natriummetabisulfiet.
Jext (als waterstoftartraat) ALK-Abelló bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- auto-injector 0,15 ml, 0,3 ml
Bevat tevens: natriummetabisulfiet.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij bradycardie kan isoprenaline worden voorgeschreven, indien atropine niet gebruikt kan worden.
Advies
Bij hartstilstand en anafylactische shock is snelle toediening van adrenaline de eerste keus.
Bij personen met een actueel risico van of reeds doorgemaakte anafylactische shock is het belangrijk dat eenvoudig, op een veilige wijze en zo snel mogelijk adrenaline kan worden toegediend. De speciale toedieningsvorm van de auto-injector is hiervoor geschikt en heeft de voorkeur.
Indicaties
- Als adjuvans bij cardiale en septische shock.
- Tijdelijke behandeling van bradycardie bij tweede- en derdegraads AV-blok en Adams-Stokes-syndroom.
Indicaties
- Cardiopulmonaire resuscitatie zoals bij een hartstilstand.
- Anafylaxie, als reactie op allergenen zoals insectensteken of -beten, voedsel, geneesmiddelen of andere allergenen; anafylactische shock, anafylaxie door lichamelijke inspanning, idiopathische anafylaxie.
- Bronchospasmen, in het bijzonder bij astma bronchiale.
Dosering
Voor gebruik het concentraat eerst verdunnen, bij voorkeur met glucose 5%.
Bij cardiale en septische shock:
Volwassenen:
I.v. als infusie 4–8 microg/min; infusiesnelheid aanpassen op geleide van het effect.
Bij bradycardie:
Volwassenen:
I.v. als infusie 4–8 microg/min, op geleide van ECG.
Dosering
Adrenaline-injecties zijn bedoeld voor i.v., i.m., s.c., intra-ossale en intracardiale toediening. Adrenaline 0,1 mg/ml is niet geschikt voor i.m.- of s.c.-gebruik. Adrenaline 1 mg/ml bij voorkeur vóór i.v.-toediening eerst verdunnen of de 0,1 mg/ml-oplossing gebruiken.
De auto-injectors van Emerade, Epipen en Jext zijn uitsluitend bedoeld voor i.m-toediening in het anterolaterale deel van het bovenbeen, eventueel door de kleding heen.
Bij cardiopulmonale resuscitatie
Volwassenen
Adrenaline-injectievloeistof: 1 mg i.v., intra-ossaal, of eventueel intracardiaal, zo nodig elke 3–5 min herhalen tot terugkeer van de spontane circulatie. Bij hartstilstand na hartchirurgie 0,05–0,1 mg per keer en titreren tot effect. Endotracheaal: 2–2,5 mg per keer. Endotracheale toediening heeft echter niet de voorkeur volgens de Reanimatieraad.
A terme neonaat
Adrenaline-injectievloeistof: volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v. of eventueel intra-ossaal: 1:10.000 oplossing (0,1 mg/ml): 0,01 mg/kg lichaamsgewicht/dosis als bolus, overeenkomend met 0,1 ml/kg van 0,1 mg/ml oplossing. Indien nodig extra doses geven van 0,01-0,03 mg/kg, overeenkomend met 0,1–0,3 ml/kg van de 0,1 mg/ml oplossing. Zo nodig binnen 1–3 minuten herhalen. Endotracheaal: 1:10.000 oplossing (0,1 mg/ml): 0,05–0,1 mg/kg/dosis éénmalig overeenkomend met 0,5–1 ml/kg van 0,1 mg/ml oplossing. Endotracheale toediening heeft niet de voorkeur volgens de Reanimatieraad.
Kinderen van 1 maand - 18 jaar
Adrenaline injectievloeistof: volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v. of eventueel intra-ossaal: 1:10.000 oplossing (0,1 mg/ml): 0,01 mg/kg/dosis bolus, overeenkomend met 0,1 ml/kg van de 0,1 mg/ml oplossing. Bij asystolie eventueel de volgende doses: 0,1 mg/kg (overeenkomend met 1 ml/kg van 0,1 mg/ml oplossing óf 0,1 ml/kg van de 1 mg/ml oplossing). Zo nodig iedere 3 minuten herhalen. Endotracheaal: 1:1000 oplossing (1 mg/ml): 0,1 mg/kg/dosis bolus overeenkomend met 0,1 ml/kg van 1 mg/ml oplossing. Endotracheale toediening heeft echter niet de voorkeur volgens de Reanimatieraad.
Bij anafylaxie
Volwassenen
Adrenaline zo snel mogelijk toedienen bij de eerste tekenen van anafylaxie: Adrenaline-injectievloeistof: 0,2–0,5 mg i.m. of s.c., zo nodig elke 10–15 min herhalen; max. 1 mg per dosis. Met de auto-injector: 0,005–0,01 mg/kg lichaamsgewicht, soms meer; aanbevolen dosis: 0,3–0,5 mg i.m. per keer, eventueel na 5–15 minuten herhalen.
Kinderen
Adrenaline zo snel mogelijk toedienen bij de eerste tekenen van anafylaxie: Adrenaline-injectievloeistof: 0,01 mg/kg i.m. of s.c., zo nodig 2× elke 15 min herhalen, daarna elke 4 uur herhalen; max. 0,5 mg per dosis. Voor i.m.- of s.c.-gebruik bij deze indicatie de injectievloeistof 1 mg/ml gebruiken. Met de auto-injector 'Junior': Bij kinderen met een lichaamsgewicht van 15–30 kg: 0,15 mg i.m., eventueel na 5–15 min herhalen. Bij kinderen met een lichaamsgewicht > 30 kg: auto-injector 0,3 mg i.m., eventueel na 5–15 min herhalen. Bij kinderen met een lichaamsgewicht < 15 kg: individueel beoordelen of de auto-injector geschikt is omdat met de auto-injector geen lagere dosis dan 0,15 mg kan worden toegediend. Niet gebruiken bij een lichaamsgewicht < 7,5 kg behalve in levensbedreigende situaties onder medisch toezicht.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK kinderen van 1 maand-18 jaar: i.m. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht per keer, max. 0,5 mg per keer, zo nodig na 5–15 min herhalen. In spoedsituaties kunnen de volgende doses aangehouden worden bij gebruik van de auto-injector bij kinderen < 6 jaar: 0,15 mg/dosis, 6-11 jaar: 0,3 mg/dosis en ≥ 12 jaar: 0,3-0,5 mg/dosis.
Bij anafylactische shock
Volwassenen
Adrenaline zo snel mogelijk toedienen bij de eerste tekenen van anafylaxie: Adrenaline-injectievloeistof: 0,5 mg i.m. gevolgd door 0,025–0,05 mg i.v., zo nodig elke 5–15 min herhalen; in kritieke situaties: 0,1–0,25 mg i.v., niet sneller dan 0,02 mg per min (oplossing 0,1 mg/ml), zo nodig elke 5–10 min herhalen. Voor i.m.-gebruik bij deze indicatie de injectievloeistof 1 mg/ml gebruiken.
Kinderen 1 maand - 18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.m. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht per keer, max. 0,5 mg per keer, zo nodig na 5–15 min herhalen. Dit komt overeen bij gebruik van de auto-injector bij kinderen < 6 jaar: 0,15 mg/dosis, 6-11 jaar: 0,3 mg/dosis en ≥ 12 jaar: 0,5 mg/dosis.
Bronchospasmen
Volwassenen
Adrenaline-injectievloeistof: 0,2–0,5 mg s.c., zo nodig 2× elke 20 minuten herhalen; vervolgens elke 4 uur herhalen, maximaal 1 mg per keer. Voor s.c.-gebruik bij deze indicatie de injectievloeistof 1 mg/ml gebruiken.
Kinderen
Adrenaline-injectievloeistof: 0,01 mg/kg lichaamsgewicht i.m of s.c., zo nodig 2× elke 15 minuten herhalen; vervolgens elke 4 uur herhalen, maximaal 0,5 mg per keer. Voor i.m.- of s.c.-gebruik bij deze indicatie de injectievloeistof 1 mg/ml gebruiken.
Na toediening wordt geadviseerd de huid rond de injectieplaats licht te masseren, omdat dit de absorptie versnelt.
Bijwerkingen
Hoofdpijn, onrust, tremor, duizeligheid, hypotensie, zweten, hartkloppingen, tachycardie.
Soms ernstige ritmestoornissen, m.n. bij cardiogene shock, acidose, hypoxie, hypo- of hyperkaliëmie en gebruik van andere middelen die het hart gevoelig maken voor ritmestoornissen.
Acuut glaucoom. Hyperglykemische respons en verhoogde vrijzetting van vetzuren.
Allergische reacties zijn opgetreden door de aanwezigheid van sulfiet, bij daarvoor gevoelige personen (m.n. bij astma); reacties kunnen variëren van bronchospasmen tot anafylactische shock.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): stresscardiomyopathie.
Verder zijn gemeld: hypertensie, tachycardie, bradycardie, hartritmestoornissen, hartkloppingen, ventrikelfibrilleren, angina pectoris, acuut myocardinfarct, stresscardiomyopathie. Angst, hallucinatie, spanning, nervositeit. Hoofdpijn, duizeligheid, tremor, syncope. Dyspneu. Mydriase. Misselijkheid, braken. Hyperhidrose. Bleekheid, koude ledematen, vasoconstrictie. Asthenie. Hyperglykemie, hypokaliëmie, metabole acidose. Necrose op de injectieplaats (door vasculaire constrictie). Infectie op de injectieplaats (waaronder necrotiserende fasciitis en myonecrose door Clostridia). Bij onbedoelde injectie van de auto-injector in handen of voeten: perifere ischemie en verwondingen (blauwe plekken, bloedingen, verkleuring, erytheem of verwondingen aan botten).
Interacties
Niet samen met adrenaline geven, vanwege meer kans op ernstige ritmestoornissen. Bij gelijktijdig gebruik van halothaan en verwante anesthetica, digoxine en tricyclische antidepressiva is terughoudendheid geboden vanwege het optreden van aritmieën.
Sympathicolytica antagoneren de werking van isoprenaline.
Interacties
De effecten van adrenaline kunnen worden versterkt door tricyclische antidepressiva, MAO-remmers (hypertensieve reactie met mogelijk hartaritmieën), COMT-remmers, schildklierhormonen, levodopa, oxytocine, theofylline en geneesmiddelen met een duidelijke parasympathicolytische of sympathicomimetische component, alcohol.
Bij gelijktijdig gebruik van β-blokkers kan via het overgebleven α-effect hypertensie en bradycardie optreden.
Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het hart sensibiliseren voor ritmestoornissen zoals digoxine, kinidine kunnen hartaritmieën ontstaan.
In combinatie met vluchtige gehalogeneerde anesthetica is er meer kans op ernstige ventriculaire aritmieën.
Adrenaline remt de afscheiding van insuline en kan daardoor interfereren met de medicatie van diabetespatiënten.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Adrenaline passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Adrenaline kan de bloedstroom door de placenta drastisch verminderen en anoxie bij de foetus veroorzaken. Anafylaxie, anafylactische shock en hartstilstand brengen dit echter ook teweeg. Adrenaline kan de progressie van de partus vertragen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Adrenaline kan in geval van een vitale indicatie, zoals een anafylactische shock, gebruikt worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Adrenaline wordt oraal niet opgenomen; eventueel in de moedermelk uitgescheiden adrenaline heeft daarom en ook vanwege de korte halfwaardetijd naar verwachting geen effect op de zuigeling.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
-
bestaande tachy-aritmieën;
-
bij shock ten gevolge van een myocardinfarct is grote voorzichtigheid geboden in verband met de door isoprenaline veroorzaakte verhoogde zuurstofbehoefte van het myocard, waardoor de ischemie kan verergeren.
Contra-indicaties
Tenzij toegepast in acute kritieke situaties:
- hemorragische, cardiogene en traumatische shock, shock tijdens anesthesie ten gevolge van gehalogeneerde koolwaterstoffen of cyclopropaan;
- organische hersenbeschadiging;
- fibrillatie;
- overgevoeligheid voor sulfiet in de voorgeschiedenis (met name bij astmapatiënten);
- (predispositie voor) gesloten kamerhoekglaucoom;
- injectie op plaatsen waar sterke vasoconstrictie de bloedvoorziening ernstig kan belemmeren (zoals vingers, tenen, neus, oren en penis);
- tenzij toegepast bij hartstilstand of anafylaxie: cardiale dilatatie en/of coronaire insufficiëntie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Isoprenalinesulfaat alleen onder continue klinische bewaking toedienen.
Terughoudendheid is geboden bij diabetes mellitus, renale of cardiale aandoeningen (angina pectoris, hypertensie), ouderen en bij hyperthyreoïdie. Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor sulfiet; vooral astma-patiënten kunnen hierop reageren met bronchospasmen en anafylactische shock.
Door een excessieve tachycardie kan cardiale ischemie optreden vanwege een verhoogd myocardiaal zuurstofverbruik.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig bij hypertensie, hartziekten, neiging tot aritmie, hyperthyroïdie, cerebrale of perifere arteriosclerose, diabetes mellitus, feochromocytoom, bronchiaal astma, oculaire hypertensie of glaucoom (verhoging van de intra-oculaire druk), prostaathyperplasie, ernstig gestoorde nierfunctie, hypercalciëmie, hypokaliëmie en bij ouderen.
Bij de ziekte van Parkinson kan adrenaline een tijdelijke verergering van de symptomen (stijfheid, tremor) veroorzaken.
De auto-injector is een voorgevulde wegwerpspuit met een automatisch injectiemechanisme voor eenmalig gebruik door de patiënt zelf of door een verzorger. De patiënt moet worden geïnstrueerd over de periodieke controle van de inhoud (oplossing moet helder en kleurloos zijn). Bij toediening door een verzorger het been van de patiënt immobiliseren om de kans op verwondingen of een verbogen naald te minimaliseren.
Bij onvoldoende klinische verbetering na een eerste injectie of bij een verslechtering, kan na 5–15 minuten een tweede injectie toegediend worden, Daarom de patiënt aanraden altijd twee auto-injectorpennen mee te nemen. Na gebruik van een auto–injectorpen dient direct contact opgenomen te worden met een arts.
Bij patiënten met een dikke onderhuidse vetlaag bestaat het risico dat adrenaline in het subcutane weefsel wordt toegediend; hierdoor kan het effect vertraagd en suboptimaal zijn doordat adrenaline het spierweefsel niet of later bereikt. Dit kan de behoefte aan een tweede injectie vergroten.
Bifasische anafylaxie: na initieel verdwijnen van de symptomen kunnen deze enkele uren later opnieuw optreden.
Onbedoelde intravasculaire injectie kan resulteren in een hersenbloeding als gevolg van plotselinge bloeddrukverhoging. Onbedoelde toediening in handen en voeten kan leiden tot perifere ischemie.
Na gebruik van de auto-injector blijft een hoeveelheid vloeistof in de injector achter, die niet opnieuw kan worden gebruikt.
Bij keuze voor een intraveneuze toediening, deze bij voorkeur onder begeleiding van (continue) ECG-registratie, pulsoxymetrie en bloeddrukmeting toepassen. Bij anafylaxie en in andere gevallen met een spontane circulatie kan i.v.-toediening levensbedreigende hypertensie, tachycardie, aritmieën en myocardiale ischemie veroorzaken.
Hulpstoffen: Sulfiet (in sommige injectievloeistoffen) kan bij daarvoor gevoelige personen (m.n. astmatici) bronchospasmen en/of anafylactische shock veroorzaken.
Overdosering
Symptomen
lichte hypertensie gevolgd door ernstige hypertensie, aanhoudende of ernstige onregelmatige hartfrequentie, aanhoudende tachycardie.
Neem voor informatie over een vergiftiging met isoprenaline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
Overdosering
Symptomen
plotselinge stijging van de bloeddruk met eventueel een hersenbloeding; acuut, mogelijk fataal longoedeem door hartstimulatie en perifere vasoconstrictie. Voorbijgaande bradycardie, overgaand in tachycardie met soms uiteindelijk fatale hartritmestoornissen.
Therapie
voor de verlaging van de bloeddruk snelwerkende vasodilatatoren of α-receptorblokkerende geneesmiddelen. Bij langdurige hypotensie een bloeddrukverhogend geneesmiddel zoals noradrenaline. Acuut longoedeem behandelen met het snelwerkende α-receptorblokkerende geneesmiddel fentolamine en/of met intermitterende respiratie met positieve druk. Bij hartritmestoornissen een β-receptorblokkerend geneesmiddel ná óf in combinatie met een α-receptorblokkerend geneesmiddel.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Stimuleert vooral de β-receptoren van het sympathische zenuwstelsel. Beïnvloeding van de β1-receptor vergroot de hartfrequentie, het slagvolume en de geleidingssnelheid en verkort de refractaire periode van het hart. Stimuleren van de β2-receptor verlaagt de perifere weerstand en heeft een bronchospasmolytisch effect. Isoprenaline doet de systolische bloeddruk stijgen (terwijl de diastolische bloeddruk wordt verlaagd). 3-O-methylisoprenaline heeft een zwakke β-receptorblokkerende werking. Werkingsduur: i.v. een paar minuten.
Kinetische gegevens
Metabolisering | 50–60% tot 3-O-methylisoprenaline. |
Eliminatie | 40–50% onveranderd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sympathicomimeticum met stimulerend effect op de α- en β-receptoren van het sympathische zenuwstelsel. Het heeft een geringe, centraal stimulerende werking. Adrenaline doet de bloeddruk stijgen en vergroot de prikkelbaarheid van het hart. Door beïnvloeding van de α-receptoren treedt vernauwing op van de meeste vaten, met name die van de huid en het splanchnicusgebied. Stimulatie van de β2-receptoren heeft een bronchospasmolytisch effect en verhoogt het bloedglucosegehalte. Werking: i.m. binnen 3–5 min, s.c. binnen 5 min. Werkingsduur: kort.
Kinetische gegevens
Resorptie | i.m. of s.c. verlengd door lokale vasoconstrictie. I.m. sneller dan s.c.. I.m.-absorptie bij een dunne onderhuidse vetlaag kan sneller zijn dan bij een dikkere onderhuidse vetlaag. |
Metabolisering | snel, o.a. in de lever door de enzymen COMT en MAO. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine als metabolieten. |
T 1/2el | i.v. ca. 2½ min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
isoprenaline hoort bij de groep antihypotensiva.
Groepsinformatie
adrenaline hoort bij de groep antihypotensiva.