U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

lorlatinib

proteïnekinaseremmers | L01XE44

Sluiten

nintedanib (bij pulmonale fibrose)

proteïnekinaseremmers | L01XE31

Sluiten

ponatinib

proteïnekinaseremmers | L01XE24

Sluiten

lenvatinib

proteïnekinaseremmers | L01XE29

Sluiten

Samenstelling

Lorviqua XGVSAanvullende monitoring Pfizer bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Ofev (als esilaat) Bijlage 2 Boehringer Ingelheim bv

Toedieningsvorm
Capsule, zacht
Sterkte
100 mg, 150 mg

Bevat tevens: soja-lecithine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Iclusig (als hydrochloride) XGVS Incyte Biosciences Benelux BV

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
15 mg, 30 mg, 45 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Kisplyx (als mesilaat) XGVSAanvullende monitoring Eisai

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
4 mg, 10 mg

Lenvima (als mesilaat) XGVSAanvullende monitoring Eisai

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
4 mg, 10 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom staat op oncoline.nl de geldende behandelrichtlijn.

Advies

Op basis van relatief weinig klinische gegevens is het aannemelijk dat nintedanib een vergelijkbaar effect heeft als pirfenidon voor de behandeling van idiopathische pulmonale fibrose (IPF), waarbij nintedanib ook geregistreerd is voor patiënten met ernstige IPF. Nintedanib remt de afname van de geforceerde expiratoire vitale capaciteit (FVC) met 50% en vermindert de kans op een acute IPF-exacerbatie. Behandeling met nintedanib dient te worden ingesteld door artsen die ervaren zijn in de diagnostiek en behandeling van IPF.

Aan de vergoeding van nintedanib zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

  • Farmacotherapeutisch rapport 2015_nintedanib_ofev__idiopathische_pulmona

Advies

Zie voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie de geldende behandelrichtlijn via HOVON CML.

Zie voor de behandeling van acute lymfoblastische leukemie de behandelrichtlijn via HOVON ALL. NB: de richtlijn is nog in ontwikkeling.

Advies

Zie voor het advies voor lenvatinib in combinatie met everolimus bij gevorderd niercelcarcinoom de commissie BOM. Voor de behandeling van niercelcarcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.

Zie voor het advies voor lenvatinib bij lokaal gevorderd of gemetastaseerd, jodium-refractair gedifferentieerd schildkliercarcinoom de commissie BOM. Voor de behandeling van schildkliercarcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.

Zie voor het advies voor lenvatinib bij gevorderd of gemetastaseerd hepatocellulair carcinoom de commissie BOM. Voor de behandeling van hepatocellulair carcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.

Indicaties

Gevorderd of gemetastaseerd, anaplastisch lymfoomkinase (ALK)-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), als monotherapie bij volwassenen, bij wie ziekteprogressie optrad na:

  • alectinib of ceritinib als de eerste behandeling met een ALK-tyrosinekinaseremmer (TKI); óf
  • crizotinib en ten minste één andere ALK-TKI.

Indicaties

  • Idiopathische pulmonale fibrose (IPF) bij volwassenen.

Indicaties

  • Volwassenen met chronische myeloïde leukemie (CML) in de chronische fase, acceleratiefase of blastaire fase die:

    • resistent zijn voor dasatinib of nilotinib;
    • intolerant zijn voor dasatinib of nilotinib en voor wie een vervolgbehandeling met imatinib niet is aangewezen;
    • de T315I-mutatie hebben.
  • Volwassenen met Philadelphia–chromosoom–positieve acute lymfoblastische leukemie (Ph+–ALL) die:

    • resistent zijn voor dasatinib;
    • intolerant zijn voor dasatinib en voor wie een vervolgbehandeling met imatinib niet is aangewezen;
    • de T315I-mutatie hebben.

Indicaties

  • Kisplyx: gevorderd niercelcarcinoom (NCC) in combinatie met everolimus bij volwassenen na één eerdere behandeling gericht op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF).
  • Lenvima: als monotherapie bij volwassenen met:
    • progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, gedifferentieerd (papillair/folliculair/Hürthlecel-) schildkliercarcinoom (DTC), refractair voor radioactief jodium;
    • gevorderd of niet-reseceerbaar hepatocellulair carcinoom (HCC), indien niet eerder een systemische therapie is ontvangen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Gevorderd of gemetastaseerd, ALK-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC):

Volwassenen (< 65 j.):

100 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Ouderen (≥ 65 j.): er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.

Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Vanwege onvoldoende gegevens wordt gebruik niet aanbevolen bij een ALAT of ASAT > 2,5 × ULN, óf indien er sprake is van een onderliggende maligniteit: ASAT of ALAT > 5,0 × ULN óf met een totaalbilirubine van > 1,5 × ULN.

In combinatie met sterke CYP3A4/5-remmers (zie ook de rubriek Interacties): indien combinatie onvermijdbaar is: startdosis verlagen naar 75 mg 1×/dag. Bij staken van de sterke CYP3A4/5-remmer, na een 'wash out'-periode van 3–5 (eliminatie)halfwaardetijden van de remmer, de dosis van lorlatinib ophogen naar die werd gebruikt vóór het inzetten van de sterke remmer.

Ernstige bijwerkingen: Algemeen: bij eerste dosisverlaging wordt de dagdosis 75 mg 1×/dag, bij een tweede dosisverlaging 50 mg 1×/dag. Als 50 mg 1×/dag niet wordt verdragen, de behandeling definitief staken. Zie verder voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (verlenging PQ-interval/AV-blok, pneumonitis, effecten op cognitie, stemming of spraak, hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie, stijging van lipase/amylase-waarden, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1); zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.

Gemiste dosis: deze zo spoedig mogelijk alsnog innemen, tenzij het minder dan 4 uur is vóór de volgende dosis; dan de dosis overslaan en doorgaan met die volgende dosis.

Toedieningsinformatie: de tablet in zijn geheel (zonder breken, kauwen of vermalen) innemen met of zonder voedsel, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Idiopathische pulmonale fibrose:

Volwassenen:

150 mg 2×/dag met tussenpozen van ca. 12 uur. Max. 300 mg per dag.

Bij ouderen ≥ 75 jaar kan een dosisverlaging tot 100 mg 2×/dag nodig zijn.

Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min ) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege het ontbreken van gegevens.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is de aanbevolen dosis 100 mg 2×/dag. Bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) kan geen doseeradvies worden gegeven vanwege het ontbreken van gegevens. Bij vermindering van de leverfunctie tijdens de behandeling: zie onder '(Ernstige) bijwerkingen' hieronder.

(Ernstige) bijwerkingen: indien de normale dosis niet wordt verdragen, de behandeling tijdelijk onderbreken en/of de dosering verlagen naar 100 mg 2×/dag. Als de aangepaste dosis ook niet wordt verdragen, de behandeling staken. Bij een stijging van ASAT of ALAT tot > 3× de ULN, de behandeling (tijdelijk) staken. Bij herstel de behandeling hervatten met een verlaagde dosering van 100 mg 2×/dag, die vervolgens weer verhoogd kan worden tot de normale dosering:150 mg 2×/dag. Zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Een vergeten dosis niet alsnog innemen.

Toedieningsinformatie: de capsules heel innemen bij de maaltijd, niet openmaken of fijnkauwen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

CML of Philadelphia chromosoom positief ALL:

Volwassenen:

Begindosering 45 mg 1×/dag. De behandeling verder voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Overweeg de behandeling te staken, indien na 3 maanden geen complete hematologische respons is opgetreden. Wanneer er bij CP-CML een majeure cytogenetische respons is bereikt overwegen de dosis te verlagen naar 15 mg 1x/dag, indien er risicofactoren zijn voor arteriële occlusie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).

Leverfunctiestoornis: start met de normale aanbevolen dosering, maar wees alert op levertoxiciteit, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Nierfunctiestoornis: start met de normale aanbevolen dosering bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min; wees in verband met onvoldoende gegevens voorzichtig bij een creatinineklaring < 50 ml/min.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (myelosuppressie, vasculaire occlusie, pancreatitis, levertoxiciteit, asymptomatische verhogingen van serumlipase/amylase en andere bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (de rubrieken 4.2 (o.a. de tabellen 1, 2 en 3) en 4.4).

Toedieningsinformatie: de tablet heel innemen (niet vergruizen of oplossen). Innemen kan zowel met, als zonder voedsel.

Dosering

Stel een optimale medische behandeling in tegen misselijkheid, braken en diarree (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).

Klap alles open Klap alles dicht

Niercelcarcinoom:

Volwassenen :

18 mg 1×/dag in combinatie met everolimus 5 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Verminderde nierfunctie: bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) 10 mg 1×/dag in combinatie met everolimus 5 mg 1×/dag. Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.

Verminderde leverfunctie: bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) 10 mg 1×/dag in combinatie met everolimus max. 2,5 mg/dag. De combinatie bij ernstige leverfunctiestoornis alleen toepassen als het verwachte voordeel opweegt tegen het risico. Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is een aanpassing van de dosis van de combinatie niet nodig.

Schildkliercarcinoom:

Volwassenen:

24 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Verminderde nier- of leverfunctie: bij een ernstige nier (creatinineklaring < 30 ml/min)- of leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) 14 mg 1×/dag. Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.

Hepatocellulair carcinoom:

Volwassenen:

Bij een lichaamsgewicht < 60 kg: 8 mg 1×/dag; bij een lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 12 mg 1×/dag. De dosis alleen aanpassen bij het optreden van toxiciteiten, niet bij veranderingen in het lichaamsgewicht (bv. door afvallen). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan vanwege onvoldoende gegevens geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).

Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan vanwege onvoldoende gegevens geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9). Lenvatinib is niet onderzocht bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); gebruik hierbij wordt niet aanbevolen.

Ouderen (> 65 j): een aanpassing van de dosis is niet nodig. Bij een leeftijd van ≥ 75 jaar is er meer kans op bijwerkingen/toxiciteiten; er zijn weinig gegevens over het gebruik bij deze ouderen.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hypertensie, hartfalen, verlenging QT-interval, hemorragie, arteriële trombo-embolie, proteïnurie, nierfunctiestoornis, hepatotoxiciteit, diarree, maag-darmperforatie of fistel, niet-gastro-intestinale fistel) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).

Een vergeten dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.

Toedieningsinformatie: de capsule in zijn geheel innemen met water, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip, met of zonder voedsel. De capsule mag niet worden geopend. Wel kunnen de capsules Kisplyx zonder breken of fijnmalen worden toegevoegd aan een eetlepel water of appelsap in een klein glas om een suspensie te verkrijgen. De capsules dan ten minste 10 minuten in de vloeistof laten en gedurende 3 minuten roeren om het omhulsel van de capsules op te lossen. De suspensie doorslikken en restanten in het glas met een zelfde hoeveelheid water of appelsap suspenderen en doorslikken.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, diarree (bij ca. 23%), obstipatie. Perifere neuropathie (bij ca. 48%; bv. paresthesie, neuralgie, verlamming van de N. peroneus, spierzwakte, loopstoornis, carpale-tunnelsyndroom), hoofdpijn, cognitieve effecten (bij ca. 29%; bv. geheugenstoornis, aandachtsstoornis, dementie en meer psychische effecten zoals hyperactiviteit, desoriëntatie, verwardheid, delier, leesstoornis). Stemmingseffecten (bij ca. 23%; bv. prikkelbaarheid, affectieve stoornis, agitatie, agressie, angst, depressie, euforie, manie, persoonlijkheidsverandering). Visusstoornis (bv. wazig zien, diplopie, fotofobie, fotopsie, 'mouches volantes'). Huiduitslag (bv. pruritisch, maculopapuleus; acneïforme dermatitis). Artralgie (bij ca. 25%), myalgie. Oedeem (bij ca. 55%), vermoeidheid. Toename lichaamsgewicht. Anemie. Hypercholesterolemie (bij ca. 84%), hypertriglyceridemie (bij ca. 67%). Stijging lipase, amylase.

Vaak (1-10%): pneumonitis. Spraakstoornis. Hallucinaties.

Soms (0,1-1%): PQ-verlenging/AV-blok op het ECG.

Verder is gemeld: verlaging van de linkerventrikelejectiefractie (LVEF).

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, buikpijn, diarree (ca. 62%). Verhoogde waarden van ALAT, ASAT, γGT.

Vaak (1-10%): epistaxis. Braken. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Huiduitslag.

Soms (0,1-1%): hypertensie. Myocardinfarct. Pancreatitis, colitis. Dehydratie. Jeuk. Geneesmiddel-geïnduceerde leverschade (DILI), hyperbilirubinemie, verhoogde waarden van AF. Trombocytopenie.

Verder zijn gemeld: toegenomen kans op (ernstige) bloedingen. Aneurysma en arteriële dissectie. Nierfalen. Maag-darmperforatie. Verstoorde wondgenezing.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Hoofdpijn, duizeligheid. Hypertensie. Infectie van de bovenste luchtwegen, dyspneu, hoesten. Huiduitslag, droge huid, jeuk. Botpijn, gewrichtspijn, spierpijn, spierspasmen, pijn in de ledematen, rugpijn. Slapeloosheid, vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem, koorts. Trombocytopenie (graad 3 of 4; bij ca. 40%), leukopenie (graad 3 of 4; 25%) waaronder neutropenie (graad 3 of 4; 34%) en lymfopenie (17%), anemie (20%). Verhoogd lipase, ALAT, ASAT.

Vaak (1-10%): (congestief) hartfalen, acuut coronair syndroom (incl. myocardinfarct), angina pectoris, pericardiale effusie, atriumfibrilleren, atriumflutter, verlaagde ejectiefractie. TIA, CVA, perifere neuropathie, lethargie, migraine, hyperesthesie, hypo-esthesie, paresthesie. Diepveneuze trombose, perifere arteriële occlusieve ziekte (waaronder stenose), perifere ischemie, claudicatio intermittens, opvliegers, blozen. Longembolie, pleurale effusie, pulmonale hypertensie, longontsteking, epistaxis, dysfonie. Sepsis. Stomatitis, droge mond, gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, maagbloeding, opgezwollen buik, ongemak in de buik, pancreatitis. Visusstoornis (o.a. wazig zicht), droge ogen, conjunctivitis, ooglidoedeem, periorbitaal oedeem. Cellulitis, folliculitis, exfoliatieve huiduitslag (waaronder exfoliatieve dermatitis), schilfering van de huid, hyperkeratose, erytheem, alopecia, (nachtelijk) zweten, petechiën, ecchymose, hyperpigmentatie, pijnlijke huid. Nekpijn. Erectiestoornis. Koude rillingen, griepachtige ziekte, non-cardiale pijn op de borst, gezichtsoedeem. Hypothyreoïdie. Leukopenie, lymfopenie, febriele neutropenie, pancytopenie. Verhoogd serumamylase, bilirubine, AF en/of gamma–GT. Uitdroging, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hyperurikemie, gewichtsafname.

Soms (0,1–1%): tumorlysissyndroom. Hersenslagaderstenose, nierarteriestenose. Ischemische cardiomyopathie, coronair arteriospasme, linkerventrikeldisfunctie. Hypertensieve crisis, miltinfarct. Trombose van de netvliesaders, occlusie van de netvlies(slag)aders. Hepatotoxiciteit, leverinsufficiëntie, geelzucht. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).

Verder zijn gemeld: re-activatie van HBV, ook leidend tot acuut leverfalen of fulminante hepatitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Ernstige huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypertensie (CTCAE graad 3-4: bij ca. 13% (niercelcarcinoom) en 44% (schildkliercarcinoom) en 24% (hepatocellulair carcinoom), hypotensie. Bloedingen (resp. bij ca. 39 en 35% en 25%). Urineweginfectie. Droge mond, stomatitis, glossitis, mondulcera, misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree (resp. bij ca. 81 en 67% en 39%), obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies, verminderde eetlust. Slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Dysfonie. Vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem. Artralgie, myalgie, rugpijn, pijn in ledematen. Huiduitslag, hand-voetsyndroom, alopecia. Hypothyreoïdie. Trombocytopenie. Proteïnurie (resp. bij ca. 31 en 3% en 26%). Hypokaliëmie, hypocalciëmie. Hypercholesterolemie. Stijging TSH (resp. bij ca. 61 en 57% en 70%). Hypoalbuminemie, stijging ALAT, ASAT en bilirubine in het bloed.

Vaak (1–10%): myocardinfarct, hartfalen, verminderde ejectiefractie, verlengd QT-interval. CVA. Longembolie. Anusfistel, flatulentie. Nierfalen (incl. tubulusnecrose). Leverfunctiestoornis. Cholecystitis. Malaise. Hyperkeratose. Dehydratie. Lymfopenie. Stijging creatinine en/of ureum, AF, γGT, lipase, amylase. Hypomagnesiëmie.

Soms (0,1–1%): TIA, monoparese, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Miltinfarct. Pneumothorax. Nefrotisch syndroom. Hepatocellulaire schade, leversteatose, icterus, (acute) hepatitis. Pancreatitis. Perineaal abces. Verstoorde wondgenezing.

Verder zijn gemeld: aneurysma en/of arteriële dissectie. Fistels gelegen buiten de gastro-intestinale tractus zoals een tracheale, tracheo-oesofageale, oesofageale, cutane fistel of een fistel in de vrouwelijke geslachtsorganen.

Bij de indicaties schildkliercarcinoom en hepatocellulair carcinoom komen verder nog voor: zeer vaak (> 10%): leukopenie, neutropenie; vaak (1–10%): leverfalen, hepatische encefalopathie.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Lorlatinib wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4/5 en UGT1A4. Combinatie met sterke CYP3A4/5-inductoren (bv. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, enzalutamide, mitotaan en sint-janskruid) verlaagt in belangrijke mate de blootstelling aan lorlatinib en is daarom gecontra-indiceerd. Vermijd combinatie met matige CYP3A4/5-inductoren zoals oxcarbazepine, rifabutine, efavirenz. Denk eraan dat het effect van inductoren geleidelijk intreedt (dagen/weken) en na staken lang kan aanhouden (enkele weken). Vermijd bij voorkeur combinatie met sterke CYP3A4/5 remmers zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir, cobicistat, saquinavir en grapefruit-/pompelmoessap; indien combinatie met een sterke CYP3A4/5-remmer noodzakelijk is, dan wordt een dosisverlaging voor lorlatinib aanbevolen (zie de rubriek Dosering).

Lorlatinib is zelf een matige CYP3A4/5-inductor. Vermijd combinatie met geneesmiddelen die voornamelijk door dit enzymsysteem worden omgezet en een smalle therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanil, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE5-remmers (bv. sildenafil), sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers; de bloedspiegel van deze geneesmiddelen kan worden verlaagd.

In vitro-onderzoeken duiden erop dat lorlatinib tevens een CYP2B6-inductor is, een UGT-remmer is en tevens de volgende transporters in klinisch relevante concentraties kan remmen: P-gp, BCRP, OATP1B1, OATP1B3, OCT1, MATE1 en OAT3. Wees vooralsnog alert op mogelijke interacties met geneesmiddelen die in belangrijke mate gebruik maken van deze enzymsystemen en transporters.

Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die bradycardie geven of bekend zijn met AV-blok als mogelijke bijwerking zoals β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, verapamil, amiodaron, propafenon, mefloquine, cholinesteraseremmers en pilocarpine.

Lorlatinib kan hormonale anticonceptiva ineffectief maken; een niet-hormonale anticonceptiemethode wordt aanbevolen.

Interacties

Nintedanib is een substraat voor Pgp. Bij gelijktijdig gebruik van sterke Pgp-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol, kinidine, ciclosporine, claritromycine, erytromycine) kan de blootstelling aan nintedanib toenemen; controleer nauwgezet op mogelijk meer bijwerkingen van nintedanib. Bij gelijktijdig gebruik van sterke Pgp-inductoren (zoals sint-janskruid, rifampicine, carbamazepine) kan de blootstelling aan nintedanib afnemen; gelijktijdige toediening zorgvuldig overwegen.

Bij comedicatie met corticosteroïden of NSAID's is er meer kans op een maag-darmperforatie.

Wees vanwege de kans op bloedingen voorzichtig bij comedicatie met antistollingsmiddelen, corticosteroïden of NSAID's.

Wees voorzichtig met de combinatie met nefrotoxische geneesmiddelen vanwege meer kans op achteruitgang van de nierfunctie en nierfalen.

Het is onbekend of nintedanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva vermindert.

Interacties

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de stolling; vooral bij risicofactoren voor bloedingen voorzichtig zijn met antistollingsmiddelen.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van matige en sterke CYP3A-remmers, omdat de blootstelling aan ponatinib kan toenemen; dit zijn o.a. ritonavir, saquinavir, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, fluconazol, claritromycine, erytromycine, diltiazem, verapamil, amiodaron, aprepitant, imatinib en grapefruitproducten. Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren, omdat de blootstelling aan ponatinib significant kan dalen; dit zijn o.a. rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, oxcarbazepine, sint–janskruid. Houd er rekening mee dat het enzyminducerende effect tot twee weken na het staken kan aanhouden.

In vitro is ponatinib een remmer van Pgp en BCRP; bij combinatie met substraten hiervan die een kleine therapeutische breedte hebben, zoals digoxine, dabigatran, colchicine, pravastatine, methotrexaat, rosuvastatine en sulfasalazine, nauwkeurig letten op verschijnselen van toxiciteit van deze middelen.

Interacties

Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, disopyramide, kinidine, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).

Tijdens een behandeling met lenvatinib ontstaat zeer vaak hypertensie die met antihypertensiva moet worden behandeld. Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.

Er zijn geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker. Mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit. In klinisch onderzoek werd een 'wash out' periode van ten minste 4 weken aangehouden.

Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen (zie ook de rubriek Zwangerschap) of de kans op trombo-embolische complicaties bij deze anticonceptiva vergroot.

Zwangerschap

Teratogenese: Onbekend bij de mens. Bij dieren bij (supra)therapeutische doseringen schadelijk gebleken, waargenomen zijn misvormingen (zoals gedraaide ledematen, polydactylie, gastroschisis, verwijde hersenventrikels, hooggewelfd gehemelte, misvormde nieren), een verhoogde embryoletaliteit en een lager foetaal gewicht.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij het mannelijk geslacht in therapeutische doseringen seminifere tubulaire degeneratie en/of atrofie in de testes en epididymale veranderingen waargenomen en in de prostaat minimale tot lichte glandulaire atrofie. Deze veranderingen waren gedeeltelijk tot volledig reversibel. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; een vrouw tot 35 dagen, een man tot 14 weken na afronding van de therapie. Een vrouw dient een niet-hormonale anticonceptiemethode toe te passen (zie ook de rubriek Interacties). Een man met een vrouwelijke partner die zwanger is óf kan worden, dient een condoom toe te passen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren ook bij (sub)therapeutische spiegels schadelijk gebleken (afwijkingen aan de grote slagaderen en het axiale skelet).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. Aangezien onbekend is of nintedanib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva vermindert, wordt een barrièremiddel als tweede vorm van anticonceptie aangeraden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij maternaal niet–toxische doses schadelijk gebleken (afwijkingen in weke delen en skelet van de foetus).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij vrouwelijke ratten is bij therapeutische doses een vermindering van de vruchtbaarheid waargenomen (verlies van embryo's vóór en na de implantatie); de klinische relevantie voor de mens is onbekend.
Overig: Een vruchtbare man of vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie. Omdat onbekend is of ponatinib invloed heeft op de effectiveit van hormonale anticonceptiva, een alternatieve of additionele anticonceptiemethode gebruiken.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren in subtherapeutische doses schadelijk gebleken (uitwendig zichtbare als ook viscerale en skeletafwijkingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij hoog-therapeutische doses lenvatinib reversibele effecten op de vruchtbaarheid gezien (hypocellulariteit van het seminifereus epitheel, folliculaire atresie).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie (ten minste 8 weken bij combinatie met everolimus). Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen. Indien ook everolimus wordt gebruikt wordt combinatie met hormonale anticonceptiva met oestrogenen afgeraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tot een week na de laatste dosis.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, in geringe mate (bij dieren).
Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor pinda's of soja.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra–indicaties bekend.

Contra-indicaties

Zie voor contra-indicaties de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hyperlipidemie: bepaal vóór aanvang van de behandeling en na 2, 4 en 8 weken na de start ervan en regelmatig daarna de serumwaarden van cholesterol en triglyceriden. Het aanvangen of aanpassen van een lipidenverlagende behandeling kan aangewezen zijn. Ook kan dosisverlaging of onderbreking van de behandeling met lorlatinib nodig zijn. De mediane tijd tot het optreden van een ernstige stijging van de serumcholesterolwaarde is ca. 201 dagen (spreiding 42–518 dagen) en van de serumtrigyceridenwaarde 127 dagen (spreiding 15–358 dagen). Ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor het ontstaan van pancreatitis.

Cardiotoxiciteit: een verlenging van het PQ-interval (AV-blok) komt soms voor. Controleer het ECG voorafgaand aan de behandeling en maandelijks daarna, vooral wanneer sprake is van aandoeningen die predisponeren voor klinisch significante cardiale aandoeningen; let tevens op de elektrolytenhuishouding en op predisponerende comedicatie. Dosisverlaging, tijdelijk of definitief staken van de therapie kan nodig zijn. Een afname van de linkerventrikelejectiefractie (LVEF) is eveneens gemeld; een causaal verband is nog niet vastgesteld. Overweeg bij aanwezigheid van cardiale risicofactoren voorafgaand aan en tijdens de behandeling de LVEF te controleren. Overweeg bij het optreden van relevante cardiale klachten/symptomen hartbewaking en/of bepaling van de LVEF.

Stijging van lipase en/of amylase komt zeer vaak voor. Controleer vóór aanvang van de behandeling en regelmatig daarna de lipase en amylasespiegels. Onderbreking van de behandeling en dosisverlaging kunnen nodig zijn. De mediane tijd tot optreden van de verhoogde spiegels zijn voor lipase ca. 70 dagen (spreiding 7–696 dagen) en voor amylase ca. 41 dagen (spreiding 7–489 dagen). Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral aanhoudende buikpijn, die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en misselijkheid en braken. Ernstige hypertriglyceridemie is een risicofactor voor de ontwikkeling van acute pancreatitis.

Pneumonitis: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling onderbreken en de oorzaak onderzoeken; het definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.

Voor de behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen zie ook de rubriek Zwangerschap.

Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min). Patiënten met op baseline een ALAT of ASAT > 2,5 × ULN (upper limit of normal), óf indien er sprake was van een onderliggende maligniteit: ASAT of ALAT > 5,0 × ULN óf met een totaalbilirubine van > 1,5 × ULN, werden uitgesloten van deelname aan de klinische onderzoeken.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hepatotoxiciteit: ernstige leverschade (incl. fataal verloop) is waargenomen bij gebruik van nintedanib. Meestal treedt dit op tijdens de eerste drie maanden van de behandeling. Controleer transaminase- en bilirubinespiegels vóór aanvang van de behandeling en daarna periodiek of wanneer klinisch aangewezen. Stijging van leverenzymwaarden is meestal omkeerbaar door dosisverlaging of onderbreking van de behandeling (zie ook de rubriek Dosering). Er is meer kans op de stijging van leverenzymwaarden bij een lichaamsgewicht < 65 kg, naarmate de leeftijd hoger is, bij vrouwen en bij Aziaten; bij deze patiënten extra controleren. Staak de behandeling permanent bij stijging van leverenzymwaarden in combinatie met klinische tekenen van leverschade (zoals geelzucht). Nintedanib en metabolieten worden voornamelijk uitgescheiden via de gal/feces. Daarom bij licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) de dosis aanpassen (zie de rubriek Dosering); gebruik bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15) wordt vanwege het ontbreken van gegevens, ontraden.

Cardio-vasculaire complicaties: vanwege de kans op hypertensie, de bloeddruk periodiek controleren. Arteriële en veneuze trombo-embolische complicaties kunnen optreden. Wees voorzichtig bij een toegenomen cardiovasculair risico, zoals bij patiënten met coronair vaatlijden; overweeg onderbreking van de behandeling bij eerste symptomen van acute myocardischemie. Van enkele tyrosinekinaseremmers is bekend dat zij de QT-tijd verlengen; wees voorzichtig bij patiënten die meer kans hebben om een verlengde QT-tijd te ontwikkelen. Blokkade van de vasculaire endotheliale groeifactor-receptor (VEGFR) kan leiden tot meer kans op bloedingen; bloedingen zijn gemeld met betrekking tot het maag-darmkanaal, ademhalingsstelsel en het centrale zenuwstelsel. Wees daarom voorzichtig bij patiënten met een pre-existent verhoogd bloedingsrisico; bij hen nintedanib alleen op strikte indicatie toepassen. Blokkade van de VEGFR kan ook de vorming van aneurysma's en/of arteriële dissecties bevorderen. Bij aanwezigheid van risicofactoren, zoals hypertensie of een voorgeschiedenis van aneurysma, vóór start van de behandeling het risico zorgvuldig afwegen.

Gastro-intestinale toxiciteit: overweeg bij optreden van aanhoudende of matig ernstige misselijkheid, braken en/of diarree de behandeling te onderbreken en na herstel zonodig de dosis te verlagen; anti-emetica en/of loperamide kunnen nodig zijn. Ernstige diarree heeft geleid tot dehydratie en elektrolytstoornissen. Bij ernstige en aanhoudende klachten de behandeling staken. Wees voorzichtig bij patiënten met een eerdere buikoperatie, omdat er mogelijk meer kans is op maag-darmperforaties; nintedanib op zijn vroegst 4 weken na een buikoperatie starten. Tevens is er meer kans op een maag-darmperforatie bij een voorgeschiedenis van peptische ulcera of divertikelziekte en bij comedicatie met corticosteroïden of NSAID's.

Nefrotoxiciteit: achteruitgang van de nierfunctie en nierfalen (soms met fataal verloop) zijn gemeld. Controleer daarom regelmatig de nierfunctie, vooral bij bestaande risicofactoren voor achteruitgang van de nierfunctie zoals hoge leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, dehydratie/hypovolemie, een bestaande nierfunctiestoornis, rabdomyolyse en comedicatie met nefrotoxische geneesmiddelen. Gebruik van nintedanib bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden vanwege het ontbreken van gegevens.

Nintedanib verstoort de wondgenezing. Na een operatie nintedanib pas starten of hervatten ná adequate wondgenezing.

Vanwege een verhoogde blootstelling kan bij lichte leverinsufficiëntie de kans op bijwerkingen toenemen. Gebruik bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) en bij een ernstige nierfunctiestoornis wordt ontraden, omdat er geen gegevens beschikbaar zijn.

De veiligheid en effectiviteit van nintedanib zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.).

Waarschuwingen en voorzorgen

Vasculaire occlusie (arterieel of veneus, incl. fataal myocardinfarct, beroerte, retinale vasculaire occlusies (soms met permanente visuele beperking of visusverlies), stenose van grote arteriële vaten in de hersenen, nierarteriestenose, ernstig perifeer vaatlijden, veneuze trombose (incl. longembolie)) en de noodzaak van spoedprocedures ter revascularisatie kunnen bij alle patiënten vóórkomen, dus ook die zonder cardiovasculaire risicofactoren. De kans op vóórkomen is echter groter bij hogere leeftijd en bij een voorgeschiedenis van ischemie, hypertensie, diabetes of hyperlipidemie en voor veneuze occlusie vooral ook bedlegerigheid, trauma, recente grote operatieve ingreep, maligniteiten en stollingsstoornissen. De mediane tijd tot de eerste cardiovasculaire, cerebrovasculaire en perifeer vasculaire arteriële complicaties was 12–20 maanden. Vóór starten van de behandeling de cardiovasculaire status beoordelen en eventuele risicofactoren actief behandelen. Bij een geschiedenis van myocardinfarct, voorafgaande revascularisatie of beroerte ponatinib vermijden en eerst andere behandelmogelijkheden overwegen. Tijdens de behandeling bij alle patiënten de cardiovasculaire status voortdurend controleren. De behandeling onderbreken indien hypertensie niet onder controle kan worden gehouden of symptomen van hartfalen ontstaan. Overweeg bij een verergerende, labiele of therapieresistente hypertensie te controleren op nierarteriestenose. Bij ontwikkeling van ernstig hartfalen de behandeling definitief staken. Bij nieuwe of verergerende visusklachten direct een oftalmologisch onderzoek laten uitvoeren en zonodig de behandeling onderbreken of definitief staken. Ook bij aanwijzingen voor trombo-embolie de behandeling onmiddellijk onderbreken.

De kans op ernstige bloedingscomplicaties (graad 3 en 4 CTCAE) is groter bij CML in de acceleratiefase (AP-CML) of in de blastaire fase (BP-CML) en bij Philadelphia–chromosoom–positieve ALL. De vaakst gerapporteerde graad 3 en 4 bloedingen zijn gastro-intestinale bloedingen en subduraal hematoom. De meeste gevallen komen voor bij een graad 3 of 4 trombocytopenie.

Levertoxiciteit: het eerste voorval van levertoxiciteit treedt doorgaans op tijdens het eerste behandeljaar. Leverinsufficiëntie (ook met fataal verloop) is waargenomen. Daarom vóór aanvang van de behandeling en periodiek tijdens de behandeling de leverfunctie controleren (ALAT, ASAT, AF en bilirubine).

Bij patiënten die chronisch drager zijn van HBV is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling en gedurende enkele maanden na het beëindigen van de behandeling.

Myelosuppressie: de meeste patiënten ontwikkelen een ernstige anemie, neutropenie of trombocytopenie binnen de eerste 3 maanden van de behandeling. Controleer bij alle patiënten het totale bloedbeeld: in de eerste 3 maanden iedere 2 weken, daarna maandelijks of zoals klinisch aangewezen. Ernstige myelosuppressie (graad 3 of 4) komt vaker voor bij CML in de acceleratiefase (AP-CML) of in de blastaire fase (BP-CML)/Ph+ALL dan in de chronische fase (CP-CML). Myelosuppressie is doorgaans reversibel indien tijdig maatregelen genomen worden (dosisverlaging of tijdelijk staken van de behandeling).

De kans op het ontstaan van pancreatitis is het grootst tijdens de eerste 2 maanden van de behandeling. Controleer het serumlipase daarom in de eerste 2 maanden iedere 2 weken, daarna periodiek. Bij een verhoogd serumlipase in combinatie met abdominale symptomen de behandeling onderbreken en pancreatitis uitsluiten. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis of alcoholmisbruik en bij ernstige hypertriglyceridemie, deze behandelen om de kans op pancreatitis te verlagen.

Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) is gemeld met als symptomen o.a. stuipen, hoofdpijn, verminderde alertheid, visusstoornissen. Staak de behandeling bij optreden van PRES in ieder geval tot de symptomen zijn verdwenen.

Onderzoeksgegevens: wees in verband met onvoldoende klinische gegevens voorzichtig bij een gestoorde leverfunctie (eliminatie via de lever is de belangrijkste eliminatieweg voor ponatinib) en bij een gestoorde nierfunctie met een creatinineklaring < 50 ml/min. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hypertensie komt zeer vaak voor. Reacties van CTCAE graad 3–4 kwamen in de klinische onderzoeken bij ca. 13% (niercelcarcinoom), 44% (schildkliercarcinoom) en 24% (hepatocellulair carcinoom) voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen van hypertensie is 5 weken (niercelcarcinoom), 16 dagen (schildkliercarcinoom) en 26 dagen (hepatocellulair carcinoom). Bij slecht gecontroleerde hypertensie zijn ernstige complicaties gemeld waaronder aortadissectie. Vóór aanvang van de behandeling moet de bloeddruk goed onder controle zijn en moet de patiënt zonodig gedurende ten minste één week op een stabiele dosis antihypertensivum zijn ingesteld. Na aanvang van de behandeling de bloeddruk controleren na 1 week, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. Het is belangrijk een eventuele bloeddrukverhoging zo snel mogelijk op te sporen om onderbreking van de behandeling en dosisverlagingen zoveel mogelijk te vermijden. Antihypertensieve medicatie instellen, zodra een verhoogde bloeddruk wordt waargenomen bij een daarvoor normotensieve patiënt. Zie hiervoor ook de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.4, tabel 2). Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.

Hartaandoeningen: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokalïemie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling het ECG controleren en eventuele elektrolytafwijkingen corrigeren; overweeg ook tijdens de behandeling periodiek de elektrolyten en het ECG te bepalen. De mediane tijd tot de eerste symptomen van bv. hypocalciëmie is 28 weken (niercelcarcinoom) en 11 weken (schildkliercarcinoom). Controleer tevens op het ontstaan van symptomen of verschijnselen van hartfalen.

Tijdens de behandeling zijn bloedingen en trombo-embolieën waargenomen; wees voorzichtig bij bestaande risicofactoren hiervoor. Lenvatinib is niet onderzocht bij patiënten die een arteriële trombo-embolie hadden doorgemaakt in de 6 maanden voorafgaand aan de behandeling; bij deze patiënten voorzichtig zijn. De mediane tijd tot eerste symptomen van een bloeding is ca. 10 weken (niercel- en schildkliercarcinoom) en 12 weken (hepatocellulair carcinoom). Bij bestaande levercirrose screenen op slokdarmspataderen; deze eerst behandelen vóór het beginnen van de behandeling met lenvatinib. Bij sommige patiënten met hersenmetastasen is een fatale intracraniële bloeding ontstaan. Verder zijn ernstige tumorgerelateerde bloedingen gezien. Ernstige en fatale bloedingen in de halsslagaders zijn vaker waargenomen; neem voorafgaand aan de behandeling de graad van tumorinvasie/infiltratie van grote bloedvaten (zoals de halsslagader bij schildkliercarcinoom) in overweging in verband met de kans op een ernstige bloeding door inkrimping/necrose van de tumor door de behandeling met lenvatinib. Andere voorbeelden van mogelijke bloedingen door tumorinkrimping zijn die bij tracheo-oesofageale fistels. Ook zijn bloedingen gemeld in de longen, trachea en buik.

Aneurysma's en arteriële dissecties: de kans hierop is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met lenvatimib is geïndiceerd.

Schildklieraandoeningen: lenvatinib vermindert de exogene schildkliersuppressie. Controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.

Hepatotoxiciteit: de leverfunctie (leverenzymen en bilirubine) controleren vóór aanvang van de behandeling, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. De mediane tijd tot eerste symptomen van een leverreactie is 7 weken (niercelcarcinoom), 12 weken (schildkliercarcinoom) en 6 weken (hepatocellulair carcinoom). Toxiciteit van graad 3 of hoger treedt op bij 3–5 % van de patiënten. Leverfalen (met fatale afloop) is gemeld bij aanwezigheid van progressieve levermetastasen. Bij hepatocellulair carcinoom nauwgezet monitoren op verslechtering van de leverfunctie zoals hepatische encefalopathie en leverfalen; risicofactoren voor het ontstaan van deze complicaties zijn een ernstiger leverfunctiestoornis en/of grotere levertumorlast voor aanvang van de behandeling en voor hepatische encefalopathie tevens een leeftijd ≥ 75 jaar. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij hepatocellulair carcinoom bij reeds aanwezige matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) en geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15). Bij een reeds aanwezige leverfunctiestoornis de aanvangsdosis verminderen; zie rubriek Dosering.

Fistels: komen zowel gastro-intestinaal als buiten het maag-darmstelsel voor. Pneumothorax is gemeld al dan niet met een duidelijk bewijs voor een bronchopleurale fistel. Soms kwamen fistels of pneumothorax voor in combinatie met tumorregressie of necrose. Start geen behandeling bij aanwezigheid van een fistel om verergering te voorkómen. Risicofactoren voor het ontstaan van fistels zijn o.a. een eerdere operatie of lokale radiotherapie; ook longmetastasen kunnen het risico op pneumothorax vergroten. Net als andere proteïnekinaseremmers kan lenvatinib een negatief effect hebben op de wondgenezing.

Vanwege een mogelijk vertraagde wondgenezing lenvatinib tijdelijk onderbreken indien een ingrijpende operatie nodig is. Het is niet onderzocht wanneer lenvatinib weer kan worden hervat ná zo'n operatie.

Nierfunctiestoornissen en nierfalen zijn gemeld. Een grote risicofactor hiervoor is dehydratie en/of hypovolemie veroorzaakt door gastro-intestinale toxiciteit. Stel een optimale behandeling in voor misselijkheid, braken en diarree, voordat de behandeling wordt onderbroken of de dosis wordt verlaagd. Proteïnurie komt zeer vaak voor tijdens de behandeling 26–34%); toxiciteit van graad 3 en hoger komt bij ca. 6–14% van de patiënten voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen is 6–7 weken. Controleer regelmatig op proteïnurie. De behandeling definitief staken bij optreden van een nefrotisch syndroom.

Gastro-intestinale toxiciteit: diarree komt zeer vaak voor tijdens de behandeling; graad 3 of hoger treedt op bij ca. 21% (niercelcarcinoom), 9% (schildkliercarcinoom) en 4% (hepatocellulair carcinoom) van de patiënten. Medische behandeling van diarree tijdig instellen om dehydratie te voorkómen. Dehydratie is een risicofactor voor o.a. nierfalen. Risicofactoren voor het ontstaan van gastro-intestinale perforatie of fistels zijn o.a. een eerdere abdominale ingreep of lokale radiotherapie.

Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) kan tot uiting komen als hoofdpijn, convulsies, lethargie, verwardheid, blindheid en andere visuele of neurologische stoornissen. Ook kan lichte tot ernstige hypertensie optreden.

Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (≥ 75 jaar), bij patiënten met een lichaamsgewicht < 60 kg en bij patiënten met een andere etnische afkomst dan blank of Aziatisch. Overigens wordt lenvatinib gemiddeld genomen minder goed verdragen door oudere patiënten of door Aziatische patiënten. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld. Op grond van onderzoek bij dieren wordt om veiligheidsredenen gebruik bij kinderen < 2 jaar ontraden. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ECOG performance status ≥ 2. Ook zijn er geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker; mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit, in klinisch onderzoek werd een 'wash out' periode van ten minste 4 weken aangehouden.

Overdosering

Symptomen
mogelijk verlenging van het PQ-interval; controle van het ECG wordt aanbevolen.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met lorlatinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met nintedanib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Symptomen
o.a. nier- en hartfalen.

Voor meer informatie over een vergiftiging met lenvatinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Proteïnekinaseremmer. Lorlatinib is een selectieve, adenosinetrifosfaat(ATP-)competitieve remmer van ALK en c-ros oncogeen 1 (ROS1)-tyrosinekinasen. In dierproeven vertoonde lorlatinib aanzienlijke antitumoractiviteit bij tumoren die 'echinoderm microtubule-associated protein-like 4' (EML4)-fusies met ALK-variant 1 tot expressie brengen, waaronder ALK-mutaties L1196M, G1269A, G1202R en I1171T. Van de ALK-mutanten G1202R en I1171T is bekend dat ze resistentie bieden tegen alectinib, brigatinib, ceritinib en crizotinib.

Kinetische gegevens

Fca. 81%.
T max1–2 uur.
Overigpasseert de bloed-hersenbarrière.
Metaboliseringdoor oxidatie en glucuronidering, voornamelijk door CYP3A4 en UGT1A4 tot inactieve metabolieten.
Eliminatiemet de urine ca. 48% (vnl. als metaboliet), met de feces ca. 41% (ca. 9% van de toegediende dosis als onveranderde stof).
T 1/2ca. 24 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Klein-moleculaire tyrosinekinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren, zoals de van bloedplaatjes afgeleide groeifactorreceptoren (PDGFR) α en β, de fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR) 1–3 en de vasculaire endotheliale groeifactoren (VEGFR) 1–3. Hierdoor remt nintedanib de activatie van FGFR- en PDGFR-signaalroutes die essentieel zijn voor de proliferatie, migratie en differentiatie van longfibroblasten/myofibroblasten.

Kinetische gegevens

T maxca. 2 uur (nuchter), ca. 4 uur (gevoede toestand).
Fca. 5% door onder andere een 'first pass'-effect. Na inname van voedsel neemt de blootstelling met ca. 20% toe.
V dca. 15 l/kg.
Eiwitbindingca. 98%.
Metaboliseringvnl. via hydrolyse tot een niet-werkzame metaboliet, daarna glucuronidering.
Eliminatievia de feces ca. 93%, via de urine < 1%.
T 1/2el10–15 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Tyrosinekinaseremmer. Remt de activiteit van BCR-ABL-kinase, waaronder die met de T315I-mutatie. In vitro is ponatinib werkzaam bij resistentie voor imatinib, dasatinib en nilotinib. Vertoont ook cellulaire activiteit tegen RET, FLT3 en KIT, en de kinasen FGFR, PDGFR en VEGFR.

Kinetische gegevens

T maxca. 4 uur.
V dca. 15,7 l/kg.
Eiwitbinding> 99%.
Metaboliseringdoor esterasen en/of amidasen tot een inactief carbonzuur en door CYP3A4 tot weinig actieve N–demethylmetaboliet.
Eliminatiemet de feces ca. 87% (24% onveranderd), met de urine ca. 5% (< 1% onveranderd).
T 1/2elca. 22 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Proteïnekinaseremmer. Lenvatinib is een meervoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1-3), de fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR) 1-4, KIT en RET, en receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide receptoren ('platelet-derived growth factor') PDGFR α. Lenvatinib heeft hierdoor anti-angiogene eigenschappen en remt (in vitro) de tumorgroei.

Kinetische gegevens

T max1–4 uur.
Fca. 85%.
V d0,6–1,7 l/kg.
Eiwitbinding98–99%, hoofdzakelijk aan albumine, daarnaast aan α1-zure glycoproteïne en γ-globuline.
Metaboliseringgedeeltelijk, via diverse mechanismen (CYP3A4 en een aanzienlijk deel niet-CYP-gemedieerde routes).
Eliminatiemet de feces ca. 67%, met de urine ca. 25%.
T 1/2elca. 28 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

lorlatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.

  • abemaciclib (L01XE50) Vergelijk
  • afatinib (L01XE13) Vergelijk
  • alectinib (L01XE36) Vergelijk
  • axitinib (L01XE17) Vergelijk
  • binimetinib (L01XE41) Vergelijk
  • bosutinib (L01XE14) Vergelijk
  • brigatinib (L01XE43) Vergelijk
  • cabozantinib (L01XE26) Vergelijk
  • ceritinib (L01XE28) Vergelijk
  • cobimetinib (L01XE38) Vergelijk
  • crizotinib (L01XE16) Vergelijk
  • dabrafenib (L01XE23) Vergelijk
  • dacomitinib (L01XE47) Vergelijk
  • dasatinib (L01XE06) Vergelijk
  • encorafenib (L01XE46) Vergelijk
  • erlotinib (L01XE03) Vergelijk
  • everolimus (bij maligne aandoening) (L01XE10) Vergelijk
  • gefitinib (L01XE02) Vergelijk
  • ibrutinib (L01XE27) Vergelijk
  • idelalisib (L01XX47) Vergelijk
  • imatinib (L01XE01) Vergelijk
  • lapatinib (L01XE07) Vergelijk
  • lenvatinib (L01XE29) Vergelijk
  • midostaurine (L01XE39) Vergelijk
  • nilotinib (L01XE08) Vergelijk
  • nintedanib (bij maligne aandoening) (L01XE31) Vergelijk
  • nintedanib (bij pulmonale fibrose) (L01XE31) Vergelijk
  • osimertinib (L01XE35) Vergelijk
  • palbociclib (L01XE33) Vergelijk
  • pazopanib (L01XE11) Vergelijk
  • ponatinib (L01XE24) Vergelijk
  • regorafenib (L01XE21) Vergelijk
  • ribociclib (L01XE42) Vergelijk
  • ruxolitinib (L01XE18) Vergelijk
  • sorafenib (L01XE05) Vergelijk
  • sunitinib (L01XE04) Vergelijk
  • temsirolimus (L01XE09) Vergelijk
  • tivozanib (L01XE34) Vergelijk
  • trametinib (L01XE25) Vergelijk
  • vandetanib (L01XE12) Vergelijk
  • vemurafenib (L01XE15) Vergelijk

Groepsinformatie

nintedanib (bij pulmonale fibrose) hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.

  • abemaciclib (L01XE50) Vergelijk
  • afatinib (L01XE13) Vergelijk
  • alectinib (L01XE36) Vergelijk
  • axitinib (L01XE17) Vergelijk
  • binimetinib (L01XE41) Vergelijk
  • bosutinib (L01XE14) Vergelijk
  • brigatinib (L01XE43) Vergelijk
  • cabozantinib (L01XE26) Vergelijk
  • ceritinib (L01XE28) Vergelijk
  • cobimetinib (L01XE38) Vergelijk
  • crizotinib (L01XE16) Vergelijk
  • dabrafenib (L01XE23) Vergelijk
  • dacomitinib (L01XE47) Vergelijk
  • dasatinib (L01XE06) Vergelijk
  • encorafenib (L01XE46) Vergelijk
  • erlotinib (L01XE03) Vergelijk
  • everolimus (bij maligne aandoening) (L01XE10) Vergelijk
  • gefitinib (L01XE02) Vergelijk
  • ibrutinib (L01XE27) Vergelijk
  • idelalisib (L01XX47) Vergelijk
  • imatinib (L01XE01) Vergelijk
  • lapatinib (L01XE07) Vergelijk
  • lenvatinib (L01XE29) Vergelijk
  • lorlatinib (L01XE44) Vergelijk
  • midostaurine (L01XE39) Vergelijk
  • nilotinib (L01XE08) Vergelijk
  • nintedanib (bij maligne aandoening) (L01XE31) Vergelijk
  • osimertinib (L01XE35) Vergelijk
  • palbociclib (L01XE33) Vergelijk
  • pazopanib (L01XE11) Vergelijk
  • ponatinib (L01XE24) Vergelijk
  • regorafenib (L01XE21) Vergelijk
  • ribociclib (L01XE42) Vergelijk
  • ruxolitinib (L01XE18) Vergelijk
  • sorafenib (L01XE05) Vergelijk
  • sunitinib (L01XE04) Vergelijk
  • temsirolimus (L01XE09) Vergelijk
  • tivozanib (L01XE34) Vergelijk
  • trametinib (L01XE25) Vergelijk
  • vandetanib (L01XE12) Vergelijk
  • vemurafenib (L01XE15) Vergelijk

Groepsinformatie

ponatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.

  • abemaciclib (L01XE50) Vergelijk
  • afatinib (L01XE13) Vergelijk
  • alectinib (L01XE36) Vergelijk
  • axitinib (L01XE17) Vergelijk
  • binimetinib (L01XE41) Vergelijk
  • bosutinib (L01XE14) Vergelijk
  • brigatinib (L01XE43) Vergelijk
  • cabozantinib (L01XE26) Vergelijk
  • ceritinib (L01XE28) Vergelijk
  • cobimetinib (L01XE38) Vergelijk
  • crizotinib (L01XE16) Vergelijk
  • dabrafenib (L01XE23) Vergelijk
  • dacomitinib (L01XE47) Vergelijk
  • dasatinib (L01XE06) Vergelijk
  • encorafenib (L01XE46) Vergelijk
  • erlotinib (L01XE03) Vergelijk
  • everolimus (bij maligne aandoening) (L01XE10) Vergelijk
  • gefitinib (L01XE02) Vergelijk
  • ibrutinib (L01XE27) Vergelijk
  • idelalisib (L01XX47) Vergelijk
  • imatinib (L01XE01) Vergelijk
  • lapatinib (L01XE07) Vergelijk
  • lenvatinib (L01XE29) Vergelijk
  • lorlatinib (L01XE44) Vergelijk
  • midostaurine (L01XE39) Vergelijk
  • nilotinib (L01XE08) Vergelijk
  • nintedanib (bij maligne aandoening) (L01XE31) Vergelijk
  • nintedanib (bij pulmonale fibrose) (L01XE31) Vergelijk
  • osimertinib (L01XE35) Vergelijk
  • palbociclib (L01XE33) Vergelijk
  • pazopanib (L01XE11) Vergelijk
  • regorafenib (L01XE21) Vergelijk
  • ribociclib (L01XE42) Vergelijk
  • ruxolitinib (L01XE18) Vergelijk
  • sorafenib (L01XE05) Vergelijk
  • sunitinib (L01XE04) Vergelijk
  • temsirolimus (L01XE09) Vergelijk
  • tivozanib (L01XE34) Vergelijk
  • trametinib (L01XE25) Vergelijk
  • vandetanib (L01XE12) Vergelijk
  • vemurafenib (L01XE15) Vergelijk

Groepsinformatie

lenvatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.

  • abemaciclib (L01XE50) Vergelijk
  • afatinib (L01XE13) Vergelijk
  • alectinib (L01XE36) Vergelijk
  • axitinib (L01XE17) Vergelijk
  • binimetinib (L01XE41) Vergelijk
  • bosutinib (L01XE14) Vergelijk
  • brigatinib (L01XE43) Vergelijk
  • cabozantinib (L01XE26) Vergelijk
  • ceritinib (L01XE28) Vergelijk
  • cobimetinib (L01XE38) Vergelijk
  • crizotinib (L01XE16) Vergelijk
  • dabrafenib (L01XE23) Vergelijk
  • dacomitinib (L01XE47) Vergelijk
  • dasatinib (L01XE06) Vergelijk
  • encorafenib (L01XE46) Vergelijk
  • erlotinib (L01XE03) Vergelijk
  • everolimus (bij maligne aandoening) (L01XE10) Vergelijk
  • gefitinib (L01XE02) Vergelijk
  • ibrutinib (L01XE27) Vergelijk
  • idelalisib (L01XX47) Vergelijk
  • imatinib (L01XE01) Vergelijk
  • lapatinib (L01XE07) Vergelijk
  • lorlatinib (L01XE44) Vergelijk
  • midostaurine (L01XE39) Vergelijk
  • nilotinib (L01XE08) Vergelijk
  • nintedanib (bij maligne aandoening) (L01XE31) Vergelijk
  • nintedanib (bij pulmonale fibrose) (L01XE31) Vergelijk
  • osimertinib (L01XE35) Vergelijk
  • palbociclib (L01XE33) Vergelijk
  • pazopanib (L01XE11) Vergelijk
  • ponatinib (L01XE24) Vergelijk
  • regorafenib (L01XE21) Vergelijk
  • ribociclib (L01XE42) Vergelijk
  • ruxolitinib (L01XE18) Vergelijk
  • sorafenib (L01XE05) Vergelijk
  • sunitinib (L01XE04) Vergelijk
  • temsirolimus (L01XE09) Vergelijk
  • tivozanib (L01XE34) Vergelijk
  • trametinib (L01XE25) Vergelijk
  • vandetanib (L01XE12) Vergelijk
  • vemurafenib (L01XE15) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • proteïnekinaseremmers

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • proteïnekinaseremmers

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • proteïnekinaseremmers

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • proteïnekinaseremmers

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".