Samenstelling
Elocon (furoaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Bevat tevens: propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Vet, wateremulgerende zalf (0,1%) 'zalf'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Wateremulgerende zalf (0,1%) 'crème'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Mometason (furoaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Crème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 60 ml, 100 ml
Bevat tevens: propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Vet, wateremulgerende zalf (0,1%) 'zalf'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g
Bevat tevens: propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Wateremulgerende zalf (0,1%) 'crème'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g, 30 g
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,1 %)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Triamcinolonacetonide crème/vaselinecrème (gemicroniseerd) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Crème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g, 30 g
Basis: cetomacrogolcrème.
- Toedieningsvorm
- Vaselinecrème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Basis: Vaselinecetomacrogolcrème FNA.
Triamcinolonacetonide crème/smeersel/vaselinecreme/zalf FNA (gemicroniseerd) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Crème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
Basis: Cetomacrogolcrème FNA.
- Toedieningsvorm
- Smeersel (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
Basis: Lanettesmeersel FNA.
- Toedieningsvorm
- Vaselinecrème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
Basis: Vaselinecetomacrogolcrème FNA.
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg
Basis: cetomacrogolzalf FNA.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandel psoriasis in eerste instantie lokaal met indifferente middelen, zo nodig gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd. Voeg bij onvoldoende effect een lokaal vitamine D-analoog toe. Stap bij onvoldoende effect hiervan over op een klasse 4-corticosteroïd. Bouw na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analoga af tot een intermitterende behandeling. Continueer de indifferente middelen dagelijks. Om een schilferlaag te verwijderen kan een ontschilferingsmiddel worden toegepast. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien heeft een klasse 2-corticosteroïd de voorkeur. De keuze voor een applicatievorm is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (o.a. wel of niet behaarde hoofdhuid) en in belangrijke mate ook van de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Naast de standaardtoepassing kan in de tweedelijnszorg bij actieve huidlaesies bij kinderen (1–15 jaar) met matig tot ernstig constitutioneel eczeem die niet reageren op conventionele behandeling, de verdunde zalf (tot max. 15%) volgens de 'wet wrap'-methode worden toegepast gedurende max. 2 weken.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Volgens de NHG-Standaard Lichen sclerosus (2022) op richtlijnen.nhg.org en de NVDV-Richtlijn Lichen sclerosus (2021) op richtlijnendatabase.nl is naast gebruik van een indifferente zalf/vette crème, lokale behandeling met een klasse 4 of eventueel klasse 3 dermatocorticosteroïd eerste keus in de behandeling. Bij anogenitale lichen sclerosus hebben zalven de sterke voorkeur boven crèmes.
Advies
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Bij seborroïsch eczeem kunnen niet-medicamenteuze maatregelen klachten verminderen. Overweeg bij milde vormen van hoofdroos, een behandeling met shampoo met zinkpyrithion of piroctone. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol of seleensulfide tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij roodheid en jeuk kortdurend een klasse 1-corticosteroïd, of bij onvoldoende effect een klasse 2–corticosteroïd toe. Voeg eventueel ureum of salicylzuur toe om dikke korsten sneller te laten verdwijnen. In geval van ‘berg’ bij kinderen kan meestal volstaan worden met het afweken van de schilferlaag met olie. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij roodheid en jeuk kortdurend met een klasse 1-corticosteroïd toe.
Behandel psoriasis in eerste instantie lokaal met indifferente middelen, zo nodig gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd. Voeg bij onvoldoende effect een lokaal vitamine D-analoog toe. Stap bij onvoldoende effect hiervan over op een klasse 4-corticosteroïd. Bouw na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analoga af tot een intermitterende behandeling. Continueer de indifferente middelen dagelijks. Om een schilferlaag te verwijderen kan een ontschilferingsmiddel worden toegepast. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien heeft een klasse 2-corticosteroïd de voorkeur. De keuze voor een applicatievorm is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (o.a. wel of niet behaarde hoofdhuid) en in belangrijke mate ook van de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Indicaties
Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen, zoals:
- Eczeem zoals gelichenificeerd eczeem, constitutioneel eczeem en contacteczeem;
- Psoriasis;
- Pustulosus palmaris et plantaris (ziekte van Andrews-Barber);
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Lupus erythematodes discoides;
- Mycosis fungoides.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen zoals:
- Eczeem;
- Psoriasis vulgaris;
- Pustulosus palmaris et plantaris;
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Lupus erythematodes discoides;
- Mycosis fungoides.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De lotion kan worden toegepast op gebieden die voor de 'zalf' en 'crème' moeilijk toegankelijk zijn, met inbegrip van de behaarde huid. De wateremulgerende zalf ('crème') is waterafwasbaar en heeft een minder vette basis dan de vette, wateremulgerende zalf ('zalf').
Steroïdgevoelige dermatosen
Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar
1×/dag aanbrengen op de aangedane huid en zacht inmasseren; bij verbetering de dosering afbouwen tot enkele malen per week. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTE), kinderen > 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week. Niet op grote huidoppervlakken toepassen: volwassenen max. 20% van het lichaamsoppervlak, kinderen ≥ 2 jaar max. 10% van het lichaamsoppervlak. Bij kinderen niet onder occlusie toepassen. Maximaal 3 weken gebruiken.
Lichen sclerosus
Volwassenen
Zalf: Volgens de NHG-Standaard Lichen sclerosus (2022): 1×/dag dun aanbrengen voor de nacht gedurende 1 maand. Daarna in max. 2 maanden afbouwen door over te gaan op intermitterend gebruik (bv. 1 maand iedere week 4 dagen achtereen en 3 dagen niet, en vervolgens 1 maand iedere week 3 dagen achtereen en 4 dagen niet); bij milde gevallen van lichen sclerosus – weinig klachten en zonder progressief beloop – kan na het afbouwen de behandeling worden gestaakt.
Toediening
- Niet toepassen op de oogleden en wees voorzichtig met het gebruik op andere plekken in het gelaat en op de genitaliën. Indien gebruik op de gezichtshuid noodzakelijk is dan maximaal 5 dagen toepassen; niet gebruiken onder occlusie op de gezichtshuid (zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Doseringen
De keus van de basis hangt af van de droogte van de huid. Triamcinolonacetonidesmeersel kan worden toegepast op de behaarde hoofdhuid.
Steroïdgevoelige dermatosen
Volwassenen en kinderen
Afhankelijk van de ernst van de aandoening. Richtlijn: aanvankelijk 1-2×/dag dun aanbrengen op de aangedane huid; na enkele dagen en/of verbetering 1×/dag. Na verdere verbetering is 2–3×/week aanbrengen meestal voldoende. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTE), kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week en volwassenen max. 100 g/week gebruiken.
Matig eczeem
Volwassenen en kinderen
volgens de NHG-Standaard Eczeem: 1–2×/dag dun aanbrengen; verlaag na 1–2 weken zodra verbetering optreedt de toedieningsfrequentie naar 1×/dag en bouw af door steeds meer opeenvolgende dagen te staken. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTU), kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week en volwassenen max. 100 g/week gebruiken. Maximaal 2-3 weken dagelijks gebruiken.
Psoriasis
Volwassenen en kinderen > 2 jaar
volgens de NHG-standaard Psoriasis: volwassenen met erupties in het gelaat en/of in de lichaamsplooien en psoriasis bij kinderen: 1×/dag dun aanbrengen gedurende 4 weken. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTU), kinderen 2–10 jaar max. 60 g/week en volwassenen en kinderen >10 jaar max. 100 g/week gebruiken.
Toediening
- Niet (langdurig) toepassen op de oogleden en voorzichtig zijn met het gebruik op andere plekken in het gelaat en op de genitaliën (zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen).
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Bijwerkingen
Lokaal: Soms (0,1-1%): huidklachten (droogheid, irritatie), dermatitis, periorale dermatitis, huidmaceratie, miliaria.
Zeer zelden (< 0,01%): andere huidklachten (jeuk, branderigheid), folliculitis, teleangiectasieën.
Verder zijn gemeld: pijn op de plaats van aanbrengen, contacteczeem, acneïforme dermatitis, rosacea. Huidatrofie (vaak irreversibel) met dunner worden van de huid, purpura en striae. Depigmentatie en hypopigmentatie, vertraagde wondgenezing, furunkel, infectie, hypertrichose, paresthesie. Wazig zien, centrale chorioretinopathie (het is niet bekend of dit een lokaal of systemisch effect betreft).
Systemisch: bij kinderen is intracraniële hypertensie (uitstulpende fontanellen, hoofdpijn en bilateraal papiloedeem) gemeld.
Bijwerkingen
Lokaal: Frequent gemeld zijn: huidatrofie, striae atrophicae, periorale dermatitis, teleangiectasieën.
Verder zijn gemeld: depigmentatie, rosacea, psoriasis pustulosa. Maskeren van bacteriële-, parasitaire- en schimmelinfecties. Contactallergie, colloïdmilium, erythrosis interfollicularis colli, granuloma gluteale, hypertrichosis, purpura, vertraagde wondgenezing. Wazig zien, verhoogde oculaire druk, cataract.
De kans op lokale effecten is het grootst bij gebruik op het gelaat, genitaliën, in huidplooien of gebruik onder occlusie.
De kans op systemische effecten is het grootst bij gebruik bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol).
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gedocumenteerde gegevens (lokaal gebruik). Bij de mens is bij lokaal gebruik van met name klasse 1 en 2 corticosteroïden op de huid geen toegenomen kans op congenitale afwijkingen aangetoond. De absorptie vanuit de huid is laag. Systemische blootstelling is echter mogelijk bij langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote of beschadigde huidoppervlakken.
Farmacologisch effect: Theoretisch bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de pasgeborene, met name bij sterk werkende corticosteroïden, langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote huidoppervlakken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken; vermijd langdurig gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote en beschadigde oppervlakken.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is bij lokaal gebruik van corticosteroïden op de huid geen vergroot risico op congenitale afwijkingen aangetoond. Er is ruime ervaring met klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden. Vanwege de lage systemische blootstelling zijn nadelige effecten bij de foetus niet waarschijnlijk.
Farmacologisch effect: Alleen bij langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote of beschadigde huidoppervlakken kan beperkte systemische opname niet worden uitgesloten, waardoor in theorie een kans bestaat op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat.
Advies: Matig-sterk werkende corticosteroïden kunnen kortdurend en op een klein onbeschadigd oppervlak worden toegepast. Vermijd gebruik onder occlusie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij uitgebreid gebruik (langdurig, op een groot huidoppervlak) kan het optreden van relevante bloedspiegels bij de moeder en het risico van een ongewenst effect bij de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Bij langdurig gebruik of gebruik op grote huidoppervlakken wordt het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Vermijd toepassing op of rondom de tepels om orale opname door de zuigeling te voorkomen. Indien behandeling noodzakelijk is, moeten de tepels goed worden schoongemaakt vóór het voeden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij kortdurende toepassing op kleine onbeschadigde huidoppervlakken zullen geen relevante bloedspiegels bij de moeder optreden en lijkt het risico van een ongewenst effect bij de zuigeling onwaarschijnlijk.
Advies: Kan als kortdurende behandeling van een klein onbeschadigd oppervlak worden toegepast. Vermijd gebruik onder occlusie.
Overig: Vermijd toepassing op of rondom de tepels om orale opname door de zuigeling te voorkomen. Indien behandeling noodzakelijk is, moeten de tepels goed worden schoongemaakt vóór het voeden.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen en wonden;
- ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, dermatitis perioralis, striae, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- perianale en -genitale jeuk, luieruitslag;
- tuberculose, syfilis of reacties op vaccins;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, of parasiet;
- nog niet genezen wonden;
- ulcereuze huidaandoeningen;
- bijwerkingen door triamcinolonacetonide (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
- ichtyose, acne vulgaris, - rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
- gebruik op de oogleden bij glaucoom.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toediening: niet toepassen op de oogleden, vanwege risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. Vermijd contact met de ogen. Wees voorzichtig bij gebruik in huidplooien, op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwak tot matig sterk werkende corticosteroïden te gebruiken. Indien gebruik op de gezichtshuid noodzakelijk is dan maximaal 5 dagen toepassen; niet gebruiken onder occlusie op de gezichtshuid. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet onder luiers gebruiken) op andere lichaamsdelen, in huidplooien en op grote en beschadigde huidoppervlakken vanwege de toegenomen kans op systemische bijwerkingen.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op de symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.
Om reboundeffecten te voorkómen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.
De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (door verminderde huidbarrière).
Systemische bijwerkingen: wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïde-insufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van met name (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts. Die kan dan de mogelijke oorzaken beoordelen waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR), die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen. Niet gebruiken onder occlusie (luiers) bij kinderen. De veiligheid en werkzaamheid van mometason bij kinderen < 2 jaar zijn niet vastgesteld; gebruik bij hen wordt ontraden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toediening: niet (langdurig) toepassen op de oogleden, vanwege kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract bij langdurig gebruik. Indien toepassing van klasse 1 of 2 dermatocorticosteroïden noodzakelijk is, zoals bv. bij constitutioneel eczeem op de oogleden, dan alleen kortdurend (2-3 weken) gebruiken. Niet op de oogleden gebruiken bij glaucoom. Vermijd contact met de ogen. Wees voorzichtig bij gebruik op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet gebruiken onder luiers) en gebruik op grote en beschadigde huidoppervlakken en huidplooien, vanwege de toegenomen kans op zowel lokale als systemische bijwerkingen.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het veroorzakende corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreacties indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.
Om reboundeffecten te voorkómen, langdurige lokale behandeling met corticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, virus-, parasitaire- en schimmelinfecties maskeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie moet de behandeling met corticosteroïden worden gestaakt.
Systemische bijwerkingen: wees bedacht op mogelijke systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as (op langere termijn) mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïden-insufficiëntie na het stopzetten van langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR) die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen mogelijk leiden tot bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.
De hulpstof propyleenglycol kan lokale huidreacties (zoals contacteczeem) geven.
Eigenschappen
Sterkwerkend corticosteroïd; klasse 3. Corticosteroïden uit klasse 2 en 3 (matig sterk resp. sterk werkend) hebben een anti-inflammatoire, vasoconstrictieve en antimitotische werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Verder remmen zij de celdelingen van de epidermis en de aanmaak van bindweefselcomponenten.
Kinetische gegevens
Resorptie | mometasonfuroaat kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid; ca. 0,4–0,7%. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane absorptie. |
Eliminatie | vnl. via de urine. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Matig-sterkwerkend corticosteroïd, klasse 2. Corticosteroïden uit klasse 2 en 3 (matig sterk resp. sterk werkend) hebben een anti-inflammatoire, vasoconstrictieve en antimitotische werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum.
Kinetische gegevens
Resorptie | kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane absorptie. Absorptie vanuit de zalf: ≤ 5 %. |
Eliminatie | vnl. via de urine. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mometason (in de dermatologie) hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (in de dermatologie) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (D07AD01) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- fluticason (in de dermatologie) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (in de dermatologie) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- triamcinolon (mondpasta) (A01AC01) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (in de dermatologie) (D07AB09) Vergelijk
Groepsinformatie
triamcinolonacetonide (in de dermatologie) hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (in de dermatologie) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (D07AD01) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- fluticason (in de dermatologie) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (in de dermatologie) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- mometason (in de dermatologie) (D07AC13) Vergelijk
- triamcinolon (mondpasta) (A01AC01) Vergelijk