U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

niraparib

oncolytica, overige | L01XX54

Sluiten

olaparib

oncolytica, overige | L01XX46

Sluiten

Samenstelling

Zejula (als tosylaat) XGVSAanvullende monitoring Tesaro Bio

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Lynparza XGVS AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
50 mg
Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
100 mg, 150 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie voor het advies voor PARP-remmers als onderhoudsbehandeling bij gerecidiveerd platinagevoelig epitheliaal ovariumcarcinoom de commissie BOM op NVMO.org. Voor de behandeling van epitheliaal ovarium- of tubacarcinoom staat op oncoline de geldende behandelrichtlijn.

Advies

Zie voor het advies voor PARP-remmers als onderhoudsbehandeling bij gerecidiveerd platinagevoelig epitheliaal ovariumcarcinoom, de commissie BOM op NVMO.org. Zie voor de behandeling van ovarium- en tubacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op oncoline.nl.

Indicaties

  • Als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling bij volwassenen met een platinagevoelig recidief hooggradig sereus epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont op chemotherapie die platina bevat.

Indicaties

Ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom

  • Tablet en capsule: onderhoudsbehandeling van volwassenen met platinagevoelig recidief hooggradig sereus epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont op chemotherapie die platina bevat. Bij de capsule moet er tevens sprake zijn van een BRCA-mutatie (in de kiembaan en/of somatisch).
  • Tablet: onderhoudsbehandeling van volwassenen met gevorderd (FIGO stadia III en IV), BRCA1/2-gemuteerd (kiembaan en/of somatisch) hooggradig epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont na voltooien van eerstelijns chemotherapie die platina bevat.

Mammacarcinoom

  • Tablet: HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassenen met kiembaan BCRCA1/2 mutaties, die eerder zijn behandeld met een antracycline en een taxaan in de (neo)adjuvante of gemetastaseerde setting tenzij zij niet in aanmerking kwamen voor deze behandeling. Bij hormoonreceptor (HR)-positief mammacarcinoom moet eerst progressie vertoond zijn tijdens of na eerdere endocriene therapie, tenzij deze therapie niet in aanmerking kwam.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom:

Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 j):

300 mg 1×/dag, iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in te nemen. Overweeg bij een lichaamsgewicht < 58 kg een aanvangsdosis van 200 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leeftijd ≥ 75 jaar.

Nierfunctiestoornis: bij een lichte en matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Onderzoeksgegevens).

Leverfunctiestoornis: bij een lichte en matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige leverfunctiestoornis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Onderzoeksgegevens).

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische en niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2).

Gemiste dosis: een gemiste dosis niet meer inhalen, maar gewoon doorgaan met de volgende dosis volgens het doseerschema.

Toedieningsinformatie: De capsules in hun geheel (zonder kauwen of openmaken) met water innemen. In verband met de kans op misselijkheid is het beste tijdstip van innemen vlak vóór het naar bed gaan.

Dosering

Capsule: vóór aanvang van de behandeling de BRCA-mutatie (kiembaan of tumor) vaststellen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium; dit tevens bij de tablet bij de indicatie eerstelijns onderhoudsbehandeling van ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom en de indicatie mammacarcinoom.

Let op: vanwege verschillen in biologische beschikbaarheid de capsules en tabletten niet op milligram-op-milligram basis substitueren. Volg de specifieke doseringsvoorschriften per toedieningsvorm.

Klap alles open Klap alles dicht

Hooggradig sereus epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom:

Volwassenen:

Onderhoudsbehandeling/monotherapie: Capsule: 400 mg (= acht capsules) 2×/dag. Tablet: 300 mg (= 2 tabletten van 150 mg) 2×/dag. De behandeling niet later dan 8 weken na de laatste dosis platina-bevattende chemotherapie beginnen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Indien bij eerstelijns onderhoudsbehandeling van ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom na 2 jaar behandelen er géén radiologisch bewijs is van ziekte, dan de behandeling staken.

Ouderen (> 75 j.): er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.

Nierfunctiestoornis: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 51–80 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 31–50 ml/min) 300 mg 2×/dag (capsules) óf 200 mg 2×/dag (tabletten). Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring ≤ 30 ml/min) wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoeksgegevens.

Leverfunctiestoornis: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) vanwege onvoldoende gegevens.

In combinatie met matige tot sterke CYP3A4-remmers: wordt niet aanbevolen. Indien noodzakelijk: bij matig sterke remmers: 200 mg 2×/dag (capsules) óf 150 mg 2×/dag (tabletten); bij sterke remmers: 150 mg 2×/dag (capsules) óf 100 mg 2×/dag (tabletten).

Om hogere CTCAE-graad bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, diarree en anemie onder controle te krijgen, overwegen om de behandeling te onderbreken en/of de dosis te verlagen. De dosis kan worden verlaagd tot 200 mg 2×/dag (capsules) óf 250 mg 2×/dag (tabletten) en zo nodig verder tot 100 mg 2×/dag (capsules) óf 200 mg 2×/dag (tabletten).

HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom:

Volwassenen:

Tablet: 300 mg (= 2 tabletten van 150 mg) 2×/dag. De behandeling niet later dan 8 weken na de laatste dosis platina-bevattende chemotherapie beginnen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.

Bij het missen van een dosis de volgende normale dosis op het geplande tijdstip innemen.

Toedieningsinformatie: de capsules bij voorkeur ten minste 1 uur na de maaltijd innemen, daarna de eerste 2 uur niets eten. De tabletten in hun geheel (zonder kauwen, fijnmalen of oplossen) innemen met wat water; er hoeft bij de tabletten geen rekening gehouden te worden met de maaltijden.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypertensie (incl. hypertensieve crisis). Hartkloppingen. Dyspneu, hoesten, nasofaryngitis. Misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Slapeloosheid. Vermoeidheid, asthenie. Gewrichtspijn, rugpijn. Urineweginfectie. Neutropenie (bij ca. 30%; CTCAE graad 3-4 ca. 20%), trombocytopenie (bij ca. 60%; graad 3-4 ca. 34%), anemie (bij ca. 50%; raad 3-4 ca. 25%).

Vaak (1–10%): tachycardie. Bronchitis, bloedneus. Droge mond, mucositis, stomatitis, opgezette buik. Conjunctivitis. Angst, depressie. Fotosensibilisatie, huiduitslag. Perifeer oedeem. Myalgie. Urineweginfectie. Gewichtsverlies. Leukopenie. Hypokaliëmie. Stijging leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase).

Soms (0,1–1%): febriele neutropenie, pancytopenie. Myelodysplastisch syndroom (MDS), acute myeloïde leukemie (AML).

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid, dysgeusie. Hoest. Vermoeidheid (waaronder asthenie). Neutropenie, leukopenie, anemie.

Vaak (1-10%): stomatitis, buikpijn. Huiduitslag (o.a. erythemateus, papuleus, maculo-papuleus, exfoliatief). Trombocytopenie, lymfopenie. Toename van creatininespiegel in bloed.

Soms (0,1-1%): dermatitis (allergisch, exfoliatief), geneesmiddelovergevoeligheid. Verhoging van gemiddeld corpusculair volume.

Verder zijn gemeld: secundair myelodysplastisch syndroom of secundaire acute myeloïde leukemie (in de meeste gevallen fataal), m.n. bij predisponerende factoren (voorgeschiedenis van kanker of beenmergdysplasie, gelijktijdig gebruik van andere DNA-verstorende middelen en radiotherapie). Pneumonitis (in enkele gevallen fataal), m.n. bij predisponerende factoren (een onderliggende longziekte incl. maligniteit en/of metastasen in de longen, een voorgeschiedenis van roken en/of eerdere chemotherapie en radiotherapie).

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

De combinatie met immunosuppressiva of vaccins is niet onderzocht. Verder zijn er weinig gegevens over de combinatie met andere cytotoxische geneesmiddelen. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met al deze middelen.

Wees vanwege de bijwerking trombocytopenie voorzichtig met de combinatie met anticoagulantia en met andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij het aantal trombocyten kunnen verlagen.

Het is niet onderzocht of niraparib het CYP3A4 in de darmwand kan remmen; wees daarom uit voorzorg alert bij de combinatie met (vooral oraal toegediende) geneesmiddelen die voor een belangrijk gedeelte via CYP3A4 worden omgezet en tevens een nauwe therapeutische breedte hebben zoals alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, PDE5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige hiv–proteaseremmers. Remming van CYP3A4 in de lever door niraparib wordt niet verwacht.

Niraparib is een remmer van MATE1 en 2; een stijging van de plasmaconcentratie van geneesmiddelen die substraat zijn voor deze efflux-transporteiwitten (bv. metformine) kan niet worden uitgesloten. Verder is niraparib in vitro een zwakke inductor van CYP1A2 en een zwakke remmer van Pgp, BCRP en OCT1; de klinische relevantie van deze effecten ten aanzien van mogelijke interacties is onduidelijk.

Interacties

Combinatie met andere oncolytica, waaronder DNA-verstorende middelen, kan het myelosuppressieve effect versterken of verlengen; gelijktijdig gebruik is niet geïndiceerd. Wees voorzichtig bij combinatie met vaccins of immunosuppressiva.

Bij combinatie met tamoxifen daalt de blootstelling aan olaparib met ca. 27%; de klinische relevantie hiervan is nog onbekend. Er is geen klinisch relevante interactie met anastrozol of letrozol.

Olaparib wordt hoofdzakelijk door CYP3A4/5 gemetaboliseerd. Gelijktijdig gebruik met matige tot sterke CYP3A4/5-remmers (bv. sommige HIV-proteaseremmers, itraconazol (Cmax van olaparib stijgt met ca. 42%, de blootstelling met ca. 170%), claritromycine, grapefruit-/pompelmoessap) of -inductoren (bv. carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, nevirapine, rifampicine, rifabutine, sint–janskruid) wordt niet aanbevolen. Indien toch gelijktijdige toediening met een matige tot sterke CYP3A4/5-remmer noodzakelijk is, de dosering van olaparib aanpassen (zie de rubriek Dosering). Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4/5-inductor kan de werkzaamheid van olaparib substantieel verminderd zijn (zoals aangetoond is voor rifampicine, waarbij de Cmax van olaparib met ca. 71% en de blootstelling met ca. 87% daalt).

Het is niet duidelijk of olaparib zelf klinisch relevante remming van CYP3A4/5 veroorzaakt; houd vooralsnog rekening met eventuele interactie bij combinatie met CYP3A4/5 substraten (m.n. die met een smalle therapeutische breedte, zoals bv. fentanyl, ergotamine, simvastatine, pimozide, quetiapine, PDE-5-remmers, sommige calciumantagonisten, ciclosporine, sirolimus en tacrolimus). De werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan mogelijk worden verminderd. Hetzelfde geldt ook voor Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. simvastatine, pravastatine, digoxine, dabigatran, colchicine). Remming of inductie van andere CYP-enzymen of transporters door olaparib kan niet geheel worden uitgesloten.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Op grond van het werkingsmechanisme is het mogelijk dat niraparib schade toebrengt aan de vrucht.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Bij een vruchtbare vrouw vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten en tevens tijdens de behandeling en gedurende één maand na de behandeling adequate anticonceptieve maatregelen nemen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, bij subtherapeutische doseringen, schadelijk gebleken (waaronder ernstige oogmisvormingen, vertebrale- en ribmisvormingen, viscerale en skelet-afwijkingen). Gezien het werkingsmechanisme van olaparib wordt schade aan de foetus verwacht bij inname door een zwangere vrouw.
Advies: Niet gebruiken tijdens zwangerschap.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten bij alle pre-menopauzale vrouwen. De vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 1 maand na de behandeling. Als gevolg van de mogelijke interactie van olaparib met hormonale anticonceptiva, een niet-hormonale anticonceptiemethode toevoegen en overwegen om regelmatig een zwangerschapstest uit te voeren. Overweeg bij vrouwen met hormoon-afhankelijk mammacarcinoom om twee niet-hormonale anticonceptiemethoden toe te laten passen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens en gedurende één maand na de behandeling.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gezien de goede orale resorptie en de farmacologische eigenschappen worden schadelijke effecten verwacht.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd gedurende en tot 1 maand na de behandeling.

Contra-indicaties

Zie de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hypertensie (incl. hypertensieve crisis) komt vaak voor bij gebruik van niraparib. De behandeling alleen beginnen als de bloeddruk goed onder controle is. De bloeddruk in het eerste jaar maandelijks (bv. op dag 1 van iedere cyclus) en daarna periodiek of op klinische indicatie controleren. De behandeling stopzetten indien de bloeddruk niet adequaat onder controle kan worden gehouden.

Controleer vóór aanvang van de behandeling het volledige bloedbeeld en tijdens de behandeling in de eerste maand wekelijks, vervolgens gedurende 10 maanden maandelijks en daarna periodiek en op klinische indicatie. In klinisch onderzoek waren de waarden vlak vóor de behandeling: absoluut aantal neutrofielen ≥ 1,5 × 109/l, aantal bloedplaatjes ≥ 100 × 109/l en Hb ≥ 5,6 mmol/l. Hematologische toxiciteit treedt doorgaans vroeg in de behandeling op; de mediane tijd tot het optreden van neutropenie is ca. 27 dagen, trombocytopenie ca. 22 dagen en anemie ca. 42 dagen. Bij een baseline aantal bloedplaatjes < 180 × 109 is er sprake van een toegenomen kans op het optreden van trombocytopenie gedurende de behandeling, waaronder ook een kanstoename op graad 3/4 (CTCAE) toxiciteit (hogere kans dan beschreven in rubriek Bijwerkingen). Bij hematologische toxiciteit kan dosisverlaging, onderbreking of staken van de behandeling nodig zijn. Staak de behandeling indien een ernstige hematologische toxiciteit aanhoudt en niet binnen 28 dagen na onderbreking verdwijnt.

Myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie (AML) zijn in de klinische onderzoeken gemeld en waren kenmerkend voor secundaire, aan de kankertherapie gerelateerde MDS/AML. Deze ziektebeelden kunnen optreden na 1 maand tot > 2 jaar. Alle patiënten hadden platinabevattende chemotherapieregimes gekregen en vele anderen ook andere DNA-beschadigende middelen en radiotherapie. Bij bevestiging van de diagnose secundair MDS of AML de behandeling definitief stopzetten.

Onderzoeksgegevens: Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over het gebruik bij:

  • patiënten met een ECOG-prestatiestatus 2 tot 4;
  • een ernstige leverfunctiestoornis;
  • een ernstige nierfunctiestoornis (incl. toepassing van hemodialyse);
  • kinderen (< 18 jaar).

Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (≥ 75 jaar).

Waarschuwingen en voorzorgen

Hematologische toxiciteit: bij aanvang van de behandeling én gedurende de eerste 12 maanden het volledige bloedbeeld maandelijks controleren en daarna periodiek. De behandeling alléén beginnen bij normale waarden voor hemoglobine-, trombocyten- en neutrofielenconcentratie of CTCAE-graad 1. Bij ontstaan van ernstige hematologische toxiciteit of bij afhankelijkheid van bloedtransfusies, de behandeling onderbreken en adequate hematologische monitoring starten. Indien na 4 weken onderbreking de bloedparameters nog steeds afwijkend zijn, wordt een beenmerganalyse en/of cytogenetische bloedanalyse aangeraden. Bij minder ernstige anemie kan ook de dosis worden verlaagd, zie ook de rubriek Dosering.

Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie: vooral in aanwezigheid van risicofactoren kunnen deze aandoeningen optreden zoals het drager zijn van een kiembaan borstkankergen 1 of 2 (gBRCA1/2-)mutatie, een voorgeschiedenis hebben van een maligniteit of beenmergdysplasie, het gelijktijdig gebruiken van andere DNA-verstorende middelen en/of radiotherapie, in het verleden gebruikt hebben van platinabevattende therapie. De incidentie is < 1,5% en de meeste gevallen verlopen fataal. Bij ontstaan van deze aandoeningen de behandeling met olaparib staken.

Longtoxiciteit: bij ontstaan van nieuwe of verergerende ademhalingssymptomen (dyspneu, hoest, koorts) of als een radiologische abnormaliteit optreedt, de behandeling staken en pneumonitis uitsluiten. Predisponerende factoren voor longtoxiciteit zijn een onderliggende longziekte incl. maligniteit en/of metastasen in de longen, een voorgeschiedenis van roken en/of eerdere chemotherapie en radiotherapie.

Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij somatische BRCA-gemuteerde tumoren. Er zijn zeer weinig gegevens bij een ECOG-performancestatus van 2 tot 4. Er zijn weinig klinische gegevens bij ouderen (≥ 75 j.) en niet-blanke patiënten; er is echter geen aanpassing van de aanvangsdosis nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≤ 30 ml/min) wordt ontraden, vanwege onvoldoende gegevens; olaparib alleen toedienen bij ernstige nierinsufficiëntie na zorgvuldige afweging en onder nauwgezette controle. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met niraparib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Niraparib is een remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1 en PARP-2), enzymen die nodig zijn voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Dit leidt tot DNA-schade, apoptose en celdood. De werking van niraparib is aangetoond in tumorcellijnen met óf zonder deficiënties in de BRCA1 of BRCA2 tumorsuppressorgenen.

Kinetische gegevens

Fca. 73%.
T maxca. 3 uur.
OverigEr is een extensieve distributie van niraparib over de weefsels; het Vd/F bij kankerpatiënten is 1074 liter.
Metaboliseringin de lever door carboxylesterase en vervolgens glucuronidase tot inactieve metabolieten.
Eliminatiemet de urine ca. 48% (vnl. als metabolieten), met de feces ca. 39% (onveranderd).
T 1/2el48–51 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Olaparib is een krachtige remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1, PARP-2 en PARP-3), enzymen die nodig zijn voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Kankercellen zonder functionele genen BRCA1 of 2 zijn niet in staat om deze DSBs te repareren, aangezien ze geen functioneel homologe recombinatie reparatiemechanisme hebben. Dit leidt tot een verhoogde genomische instabiliteit, wat resulteert in celdood.

Kinetische gegevens

T maxcapsule: 1–3 uur, 3–5 uur bij gelijktijdige inname met voedsel (met verhoging van de blootstelling met ca. 20%); tablet: ca. 1½ uur, ca. 4 uur bij inname met voedsel (zonder significante verhoging van de blootstelling).
V d2,3–2,4 l/kg.
Metaboliseringuitgebreid in de lever, vnl. via CYP3A4/5.
Eliminatiemet de feces ca. 42%, met de urine ca. 44%; vnl. als metabolieten.
T 1/2elca. 12 uur (capsule), 15 uur (tablet).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

niraparib hoort bij de groep oncolytica, overige.

  • aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
  • amsacrine (L01XX01) Vergelijk
  • anagrelide (L01XX35) Vergelijk
  • arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
  • asparaginase (L01XX02) Vergelijk
  • bortezomib (L01XX32) Vergelijk
  • carfilzomib (L01XX45) Vergelijk
  • eribuline (L01XX41) Vergelijk
  • estramustine (L01XX11) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
  • ixazomib (L01XX50) Vergelijk
  • methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
  • mitotaan (L01XX23) Vergelijk
  • olaparib (L01XX46) Vergelijk
  • panobinostat (L01XX42) Vergelijk
  • pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
  • pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
  • rucaparib (L01XX55) Vergelijk
  • temoporfine (L01XD05) Vergelijk
  • trabectedine (L01CX01) Vergelijk
  • venetoclax (L01XX52) Vergelijk
  • vismodegib (L01XX43) Vergelijk

Groepsinformatie

olaparib hoort bij de groep oncolytica, overige.

  • aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
  • amsacrine (L01XX01) Vergelijk
  • anagrelide (L01XX35) Vergelijk
  • arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
  • asparaginase (L01XX02) Vergelijk
  • bortezomib (L01XX32) Vergelijk
  • carfilzomib (L01XX45) Vergelijk
  • eribuline (L01XX41) Vergelijk
  • estramustine (L01XX11) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
  • hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
  • ixazomib (L01XX50) Vergelijk
  • methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
  • mitotaan (L01XX23) Vergelijk
  • niraparib (L01XX54) Vergelijk
  • panobinostat (L01XX42) Vergelijk
  • pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
  • pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
  • rucaparib (L01XX55) Vergelijk
  • temoporfine (L01XD05) Vergelijk
  • trabectedine (L01CX01) Vergelijk
  • venetoclax (L01XX52) Vergelijk
  • vismodegib (L01XX43) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • oncolytica, overige

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • oncolytica, overige

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".