Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

nivolumab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FF01

Sluiten

atezolizumab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FF05

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Opdivo XGVS Bristol-Myers Squibb

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 4 ml, 10 ml, 12ml, 24 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Raadpleeg voor hulpstoffen een apotheker.

Tecentriq Roche Nederland bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
60 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 14 ml (= 840 mg), flacon 20 ml (= 1200 mg)

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie voor de adviezen van de commissie BOM over nivolumab bij de verschillende indicaties, door te scrollen op Oncologische middelen naar nivolumab op NVMO.org.

  • ZIN-rapport 2015 nivolumab Nivolumab BMS® plaveiselcel NSCLC
  • ZIN-rapport 2019 nivolumab Opdivo icm Yervoy® gevorderd niercelcarcinoom met intermediair ongunstig risicoprofiel
  • ZIN-rapport 2021 nivolumab Opdivo icm Yervoy® bij eerstelijnsbehandeling van inoperabel maligne pleuraal mesothelioom
  • ZIN-rapport 2021 nivolumab Opdivo icm Yervoy® gemetastaseerd nietkleincellig longcarcinoom bij volwassenen zonder sensibiliserende EGFRmutatie of ALK-translocatie
  • ZIN-rapport 2022 nivolumab Opdivo icm Cabometyx® bij eerstelijnsbehandeling van volwassen patienten met gevorderd niercelcarcinoom

Advies

Voor atezolizumab bij urotheelcelcarcinoom van de urinewegen na eerdere platinumbevattende chemotherapie staat het advies van commissie BOM (2018) op NVMO.org.

Voor atezolizumab bij eerder behandeld, gevorderd NSCLC (2018) en gemetastaseerd, niet-plaveiselcellig NSCLC (2019) staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org.

De geldende behandelrichtlijn voor gevorderd of gemetastaseerd NSCLC staat op richtlijnendatabase.nl.

Voor atezolizumab bij 'extensive stage' SCLC in combinatie met chemotherapie staat het advies van commissie BOM (2019) op NVMO.org.

De geldende behandelrichtlijn voor 'extensive stage' Kleincellig longcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl.

De geldende behandelrichtlijn voor triple-negatieve borstkanker staat onder adjuvante systemische therapie/chemo/HER2-negatieve borstkanker op richtlijnendatabase.nl.

  • ZIN-rapport 2018 atezolizumab Tecentriq® gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker na eerdere behandeling

Indicaties

Melanoom

  • Gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij volwassenen, als monotherapie óf in combinatie met ipilimumab.
  • Adjuvante behandeling van melanoom waar de lymfeklieren bij betrokken zijn, of bij gemetastaseerde ziekte na complete resectie, bij volwassenen als monotherapie.

Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)

  • Gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen met tumoren zónder sensibiliserende EGFR-mutatie of ALK-translocatie, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab en chemotherapie die platina bevat.
  • Lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie.

Maligne pleuraal mesothelioom (MPM)

  • Inoperabel maligne pleuraal mesothelioom bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab.

Niercelcarcinoom (RCC)

  • Gevorderd RCC bij volwassenen na een eerdere behandeling, als monotherapie.
  • Gevorderd RCC met intermediair/ongunstig risicoprofiel bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab.
  • Gevorderd RCC bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met cabozantinib.

Klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL)

  • Recidiverend of refractair cHL bij volwassenen als monotherapie ná autologe stamceltransplantatie (ASCT) en behandeling met brentuximab vedotine.

Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied (SCCHN)

  • Recidiverend of gemetastaseerd SCCHN bij volwassenen, als monotherapie na vertoonde ziekteprogressie tijdens of na behandeling met chemotherapie die platina bevat.

Urotheelcarcinoom

  • Lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom bij volwassenen, als monotherapie na falen van chemotherapie die platina bevat.

Mismatch-repair-deficiënt (dMMR) of microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H) colorectaalcarcinoom (CRC)

  • Gemetastaseerd dMMR of MSI-H CRC bij volwassenen na eerdere behandeling met chemotherapie die een fluoropyrimidine bevat, in combinatie met ipilimumab.

Oesofageaal plaveicelcelcarcinoom (OSCC)

  • Inoperabel, gevorderd, recidiverend of gemetastaseerd OSCC bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie die fluoropyrimidine en platina bevat.

Carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang (OC of GEJC)

  • Adjuvante behandeling van OC of GEJC bij volwassenen, nadat bij eerdere neoadjuvante behandeling met chemoradiotherapie nog pathologische restziekte is aangetoond, als monotherapie.

Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofagele overgang (GEJC) of oesofagus

  • Eerstelijnsbehandeling van HER2-negatief gevorderd of gemetastaseerd adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus bij volwassenen, bij wie de tumorgen PD-L1-expressie vertonen met een CPS (combined positive score) ≥ 5, in combinatie met fluoropyrimidine- en platinabevattende chemotherapie.

Indicaties

Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie bij volwassenen

  • na eerdere behandeling met platina-bevattende chemotherapie, of
  • voor wie cisplatine ongeschikt is én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 5%.

Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen

  • als monotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC, waarbij de tumoren een PD-L1-expressie hebben op ≥ 50% van de tumorcellen of ≥ 10% van de tumorinfiltrerende immuuncellen, zónder dat er sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.
  • als monotherapie bij lokaal gevorderde of gemetastaseerd NSCLC na eerdere behandeling met chemotherapie. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties eerst doelgerichte therapieën geven vóórdat een behandeling met atezolizumab wordt gestart.
  • in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-plaveiselcel NSCLC. Bij EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties deze combinatie alléén starten na falen van geschikte doelgerichte therapie.
  • in combinatie met NAB-paclitaxel (Abraxane) en carboplatine als eerstelijnsbehandeling van niet-plaveiselcel NSCLC, zónder dat sprake is van EGFR-activerende mutaties of ALK-positieve mutaties.

Extensive-stage kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) bij volwassenen

  • in combinatie met carboplatine en etoposide als eerstelijnsbehandeling.

Triple-negatieve borstkanker (TNBC) bij volwassenen

  • in combinatie met nab-paclitaxel (Abraxane) bij inoperabele, lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte, bij wie de tumoren een PD-L1-expressie hebben van ≥ 1% en die niet eerder zijn behandeld met chemotherapie voor gemetastaseerde ziekte.

Hepatocellulair carcinoom (HCC) bij volwassenen

  • in combinatie met bevacizumab bij gevorderd of inoperabel hepatocellulair carcinoom (HCC) die niet eerder zijn behandeld met systemische therapie.

Dosering

Test bij de indicatie adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.

Klap alles open Klap alles dicht

Melanoom

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg om de 2 weken óf 480 mg om de 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit, met een maximale duur van 12 maanden voor adjuvante behandeling.

In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht om de 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 3 mg/kg. Hierna de behandeling vervolgen met monotherapie met nivolumab, zoals hierboven beschreven; geef de eerste dosis nivolumab3 weken (bij gebruik van 240 mg iedere 2 weken) óf 6 weken (bij gebruik van 480 mg iedere 4 weken) na de laatste toediening van de combinatietherapie. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.

NSCLC, eerstelijnsbehandeling

Volwassenen

In combinatie met ipilimumab en chemotherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken en chemotherapie elke 3 weken. Na afronden van 2 cycli chemotherapie de behandeling voortzetten met i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met 1 mg/kg ipilimumab elke 6 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit, met een maximale duur van 24 maanden.

NSCLC na eerdere chemotherapie, SCCHN, klassiek Hodgkin-lymfoom, urotheelcarcinoom of OSCC

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg om de 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.

Maligne pleuraal mesothelioom

Volwassenen

In combinatie met ipilimumab: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit, met een maximale duur van 24 maanden.

Niercelcarcinoom

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg om de 2 weken óf 480 mg om de 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.

In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht om de 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 1 mg/kg. Hierna de behandeling vervolgen met nivolumab monotherapie, zoals hierboven beschreven; geef de eerste dosis nivolumab 3 weken (bij gebruik van 240 mg iedere 2 weken) óf 6 weken (bij gebruik van 480 mg iedere 4 weken) na de laatste toediening van de combinatietherapie. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.

In combinatie met cabozantinib: i.v. 240 mg om de 2 weken óf 480 mg om de 4 weken. in combinatie met cabozantinib#doseringen. De combinatiebehandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit, met voor nivolumab een maximale duur van 24 maanden.

dMMR of MSI-H colorectaalcarcinoom

Volwassenen

In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 1 mg/kg. 3 weken na de combinatietherapie de behandeling vervolgen met nivolumab monotherapie i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.

Oesofaguscarcinoom, adjuvante behandeling

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg om de 2 weken óf i.v. 480 mg om de 4 weken. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit, met een maximale duur van 12 maanden.

Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus

Volwassenen

In combinatie met chemotherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken of i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie, onacceptabele toxiciteit of tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.

Er zijn atypische responsen (bv. initiële transiënte toename in tumorgrootte of kleine, nieuwe laesies in de eerste paar maanden, gevolgd door krimp van de tumor) waargenomen; het wordt aanbevolen bij klinisch stabiele patiënten de behandeling voort te blijven zetten tot progressie van de ziekte daadwerkelijk is bevestigd.

Ouderen: een dosisaanpassing is in het algemeen niet nodig bij ouderen ≥ 65 jaar. Bij de indicaties SCCHN, adjuvant melanoom en eerstelijns-RCC in combinatie met cabozantinib zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar; bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar.

Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (GFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR < 30 ml/min/1,73 m²).

Verminderde leverfunctie: bij lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (totaal bilirubine > 1,5 × ULN en verhoging van ASAT); wees zeer voorzichtig.

Overzetten op ander toedieningsschema bij monotherapie: melanoom, niercelcarcinoom en oesofaguscarcinoom: bij overzetten van 240 mg om de 2 weken naar 480 mg om de 4 weken, de eerste dosis van 480 mg geven 2 weken na de laatste 240 mg. Bij overzetten van 480 mg om de 4 weken naar 240 mg om de 2 weken, de eerste dosis van 240 mg geven 4 weken na de laatste 480 mg.

Dosisaanpassing of staken/onderbreken: dosisescalatie of - verhoging van nivolumab wordt niet aanbevolen bij mono- of combinatietherapie. Uitstel of staken van de behandeling kan nodig zijn afhankelijk van de individuele veiligheid en verdraaglijkheid. Zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen (en in combinatie met cabozantinib bij RCC ook leverenzymstijgingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 5 en rubriek 4.4). Staak nivolumab monotherapie of in combinatie met andere middelen definitief in geval van graad 4 of recidiverende graad 3 bijwerkingen, óf graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling. Indien er in combinatie met ipilimumab aanleiding is één van beide middelen te onderbreken of te staken, ook het andere middel onderbreken of staken.

Ernstige bijwerkingen: zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 5 en rubriek 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.

Toediening: toedienen (onverdund 10 mg/ml óf verdund tot een minimumconcentratie van 1 mg/ml) gedurende 30 min (bij een dosis van 240 mg of 1-3 mg/kg lichaamsgewicht of 480 mg bij oesofaguscarcinoom, adjuvant) óf 60 min (bij een dosis van 480 mg voor de overige indicaties) als i.v.-infusie, via een steriel niet-pyrogeen inline-filter met lage eiwitbinding (poriegrootte 0,2–1,2 microm). Het totale volume van de infusie bij een lichaamsgewicht ≥ 40 kg mag niet meer zijn dan 160 ml; bij een lichaamsgewicht < 40 kg mag het niet meer zijn dan 4 ml/kg. Niet als push- of bolusinjectie toedienen. In combinatie met ipilimumab en/of chemotherapie, nivolumab als eerste toedienen, gevolgd door ipilimumab (indien van toepassing) en eventueel daarna chemotherapie op dezelfde dag. Gebruik aparte infuuszakken en filters voor iedere infusie.

Dosering

Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.

Overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica tegen infusiegerelateerde bijwerkingen.

Test voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie met een gevalideerde test, indien toegepast als monotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van UC of NSCLC óf als combinatietherapie bij TNBC.

Klap alles open Klap alles dicht

Eerstelijnsbehandeling urotheelcarcinoom of NSCLC

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Tweedelijnsbehandeling urotheelcarcinoom of NSCLC

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.

Eerstelijnsbehandeling niet-plaveiselcel NSCLC in combinatie met bevacizumab, carboplatine en paclitaxel (ABCP-kuur)

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiefase: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken, gevolgd door bevacizumab, paclitaxel en daarna carboplatine elke 3 weken. Geef gedurende 4 of 6 cycli. Zie voor doseringen van bevacizumab, paclitaxel en carboplatine bevacizumab, paclitaxel en carboplatine.

Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken, gevolgd door bevacizumab elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen.

Eerstelijnsbehandeling niet-plaveiselcel NSCLC in combinatie met NAB-paclitaxel en carboplatine

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiefase: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken, gevolgd door NAB-paclitaxel en carboplatine op dag 1 elke 3 weken en NAB-paclitaxel óók op dag 8 en 15 van elke cyclus. Geef gedurende 4 of 6 cycli.

Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken via i.v. infusie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen.

'Extensive-stage' kleincellig longcarcinoom

Volwassenen (incl. ouderen)

Inductiefase: i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken, gevolgd door carboplatine en daarna etoposide op dag 1, en etoposide óók op dag 2 en 3 van elke cyclus, elke 3 weken. Geef gedurende 4 cycli.

Onderhoudsfase: na de inductiefase volgt de onderhoudsfase zónder chemotherapie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken via i.v. infusie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Voortzetten van de behandeling ná ziekteprogressie kan worden overwogen.

Triple-negatieve borstkanker

Volwassenen (incl. ouderen)

i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken, gevolgd door NAB-paclitaxel 100 mg/m² lichaamsoppervlakte op dag 1, 8 en 15 van elke 28-daagse cyclus toe. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Hepatocellulair carcinoom

Volwassenen (incl. ouderen)

i.v. infusie: 840 mg elke 2 weken óf 1200 mg elke 3 weken óf 1680 mg elke 4 weken, gevolgd door bevacizumab 15 mg/kg elke 3 weken. De behandeling voortzetten tot verlies van klinisch voordeel of onaanvaardbare toxiciteit.

Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij ernstig verminderde nierfunctie vanwege onvoldoende gegevens.

Verminderde leverfunctie: bij een licht (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine > 1,0–1,5 × ULN en elke ASAT) of matig (bilirubine > 1,5–3 × ULN en elke ASAT) verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven over het gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3× ULN en elke ASAT) vanwege onvoldoende gegevens.

Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, myocarditis, nefritis, hepatitis, colitis, pancreatitis, endocrinopathieën, infusiegerelateerde bijwerkingen, huiduitslag, neurologische bijwerkingen, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 2, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van atezolizumab wordt niet aanbevolen.

Gemiste dosis: een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen. Het toedieningsschema dan zó aanpassen dat de tijd tussen de doses juist blijft.

Toediening: het concentraat toevoegen aan 250 ml 0,9% NaCl-oplossing; 1 ml bevat dan ca. 4,4 mg atezolizumab. De infusievloeistof na bereiding onmiddellijk i.v. toedienen over een periode van 60 min. Als de eerste infusie goed wordt verdragen, dan kunnen de daarop volgende infusies worden toegediend in 30 min. Wanneer bij combinatietherapie atezolizumab op dezelfde dag moet worden toegediend als een ander geneesmiddel, atezolizumab altijd eerst toedienen.

Bijwerkingen

Een aantal bijwerkingen bij nivolumab monotherapie en/of combinatietherapie met ipilimumab of cabozantinib hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Monotherapie

Zeer vaak (> 10%): diarree, misselijkheid, verminderde eetlust, obstipatie, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Spierpijn (bij ca. 31%), artralgie. Vermoeidheid (bij ca. 46%), hoofdpijn, koorts, oedeem. Hyper- of hypoglykemie. Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypo- of hypercalciëmie. Anemie, leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1-10%): hypertensie. Tachycardie, atriumfibrilleren. (Immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), pleurale effusie. Stomatitis, droge mond, braken, colitis. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge ogen, wazig zien. Droge huid, erytheem, vitiligo, alopecia. Duizeligheid, perifere neuropathie. Artritis. nierfalen (fatale afloop is gemeld). Pijn op de borst. Gewichtsverlies. Hypo- of hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypoglykemie. Dehydratie, hypermagnesiëmie, hypernatriëmie, stijging totaal bilirubine.

Soms (0,1-1%): tachycardie, pericardiale aandoeningen (pericarditis, pericardiale effusie, cardiale tamponade, Dressler-syndroom). Pneumonie (fatale afloop is gemeld), bronchitis, longinfiltratie. Gastritis. Hepatitis (fatale afloop is gemeld). Pancreatitis. Aseptische meningitis. Tubulo-interstitiële nefritis Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (zoals parese van N. facialis en N. abducens). Uveïtis. Urticaria, rosacea, psoriasis, erythema multiforme. Polymyalgia rheumatica. Bijnierinsufficiëntie, hypopituïtarisme, hypofysitis, diabetes mellitus. Metabole acidose.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Myocarditis. Vasculitis. Duodenumulcus. Cholestase. Guillain-Barrésyndroom, demyelinisatie, myastheen syndroom, encefalitis (fataal verloop is gemeld). Myopathie, myositis, rabdomyolyse, syndroom van Sjögren. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom; fatale afloop is bij beide gemeld. Histiocytaire necrotiserende lymfadenitis (ziekte van Kikuchi). Diabetische ketoacidose, hypoparathyroïdie.

Verder zijn gemeld: tumorlysissyndroom. Sarcoïdose, afstoting van transplantaat. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada (vooral bij patiënten van Aziatische afkomst; met de symptomen acute ernstige uveïtis, visusdaling, depigmentatie in en rondom de ogen en neurologische afwijkingen). Lichen sclerosus en andere lichen huidziekten.

Combinatie met ipilimumab bij melanoom

Zeer vaak (> 10%): dyspneu. Misselijkheid, braken, colitis, diarree (tot ca. 43%), buikpijn. Jeuk (tot ca. 36%), huiduitslag (tot ca. 52%; bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Hoofdpijn. Artralgie, spierpijn, botpijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, kaak, wervels en borstkas. Vermoeidheid (tot ca. 48%), koorts. Verminderde eetlust. Hypo- of hyperthyroïdie. Hypo- of hyperglykemie. Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypo- of hypercalciëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, totaal bilirubine, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1–10%): hypertensie. Tachycardie. Bovensteluchtweginfectie, pneumonie (fatale afloop is gemeld), (immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), longembolie, pleurale effusie, hoesten. Conjunctivitis. Perifere neuropathie, duizeligheid. Uveïtis, wazig zien. Stomatitis, droge mond, obstipatie. Pancreatitis. Hepatitis (fatale afloop is gemeld). Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge huid, erytheem, urticaria, vitiligo, alopecia. Artritis, spierspasmen, spierzwakte. Oedeem (waaronder perifeer oedeem), dehydratie. Nierfalen (fatale afloop is gemeld). Pijn op de borst, koude rillingen. Hypopituïtarisme, hypofysitis, thyroïditis, bijnierinsufficiëntie, ontstaan van of verergering van diabetes mellitus. Eosinofilie. Hypermagnesiëmie, hypernatriëmie. Gewichtsverlies.

Soms (0,1–1%): atriumfibrilleren, ventriculaire aritmie, myocarditis. Bronchitis. Aseptische meningitis. Duodenitis, gastritis, darmperforatie. Tubulo-interstitiële nefritis. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (bv. parese van N. facialis en N. abducens), peroneusparese, Guillain-Barré-syndroom, neuritis, encefalitis (fataal verloop is gemeld), myastenia gravis. Spondyloartropathie, polymyalgia rheumatica, myopathie, myositis, rabdomyolyse, syndroom van Sjögren. Sarcoïdose. Psoriasis. Diabetische ketoacidose. Metabole acidose.

Zelden (0,01–0,1%): toxische epidermale necrolyse (TEN; fatale afloop is gemeld), Stevens-Johnsonsyndroom. Sereuze retinaloslating.

Verder zijn gemeld: afstoting van een orgaantransplantaat. Tumorlysissyndroom. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada (vooral bij een Aziatische afkomst; met de symptomen acute ernstige uveïtis, visusdaling, depigmentatie in en rondom de ogen en neurologische afwijkingen). Pericardiale aandoeningen (pericarditis, pericardiale effusie, harttamponnade, syndroom van Dressler). Hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) (waarbij het lichaam teveel histiocyten en lymfocyten aanmaakt, mogelijke symptomen zijn: hepatosplenomegalie, huiduitslag, lymfadenopathie, ademhalingsproblemen, gemakkelijk verkrijgen van hematomen, nierafwijkingen, hartproblemen).

Combinatie met ipilimumab bij RCC en dMMR of MSI-H CRC

Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid. Hypertensie. Dyspneu, hoesten. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Huiduitslag, jeuk, droge huid. Spierpijn, artralgie. Vermoeidheid, koorts, (perifeer) oedeem. Hypo- of hyperglykemie, hypo- of hypercalciëmie, hypo- of hyperkaliëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging spiegels van ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, totaal bilirubine, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1-10%): pneumonie, bronchitis, conjunctivitis. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis, diabetes mellitus. Dehydratie. Perifere neuropathie. Wazig zien. Tachycardie. Pneumonitis, pleurale effusie, hoesten. Colitis, stomatitis, pancreatitis, droge mond. Hepatitis. Erytheem, alopecia, urticaria. Artritis, spierspasmen, spierzwakte. (Acuut) nierfalen. Pijn, pijn op de borst, koude rillingen. Hypermagnesiëmie, hypernatriëmie, gewichtsverlies.

Soms (0,1-1%): aseptische meningitis. Eosinofilie. Sarcoïdose. Diabetische ketoacidose, hypopituïtarisme. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (waaronder parese van nervus facialis en nervus abducens), myastenia gravis, encefalitis. Uveïtis. (Ventriculaire) aritmie, myocarditis. Stevens-Johnsonsyndroom, vitiligo, erythema multiforme, psoriasis. Polymyalgia rheumatica, (poly)myositis, rabdomyolyse. tubulo-interstitiële nefritis.

Zelden (0,01-0,1%): sereuze retinaloslating.

Verder is gemeld: hemofagocytaire lymfohistiocytose.

Combinatie met ipilimumab bij MPM

Zeer vaak (> 10%): hypothyroïdie. Braken, obstipatie, diarree. Huiduitslag, jeuk. Spierpijn. Vermoeidheid.

Vaak (1-10%): infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, hypopituïtarisme. Verminderde eetlust. Pneumonitis. Colitis, pancreatitis. Hepatitis. Artritis. (Acuut) nierfalen. Hyperglykemie, hypo- en hypercalciëmie, hypo- en hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Lymfopenie, anemie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase amylase, creatinine.

Soms (0,1-1%): thyroïditis. Encefalitis. Myocarditis. Myositis. hypoglykemie, hypernatriëmie, hypermagnesiëmie. Leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Stijging totaal bilirubine.

Zelden (0,01-0,1%):

Bij ouderen ≥ 75 jaar met MPM die werden behandeld met ipilimumab en nivolumab, werd in klinisch onderzoek een duidelijk hogere frequentie waargenomen van ernstige bijwerkingen en staken wegens bijwerkingen dan bij jongere patiënten.

In combinatie met chemotherapie

Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Verminderde eetlust. Perifere neuropathie, hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Hand-voetsyndroom, huiduitslag. Spierpijn. Vermoeidheid, koorts, (perifeer) oedeem. Hyper- en hyponatriëmie, hyper- en hypokaliëmie, hypocalciëmie, hyper- en hypoglykemie. Anemie, trombocytopenie, leukopenie, lymfopenie, neutropenie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, totaal bilirubine en creatinine in het bloed.

Vaak (1-10%): pneumonie. Pneumonitis, dyspneu. Tachycardie. Trombose, hypertensie. Colitis, droge mond. Jeuk, hyperpigmentatie van de huid, alopecia, droge huid, erytheem. Paresthesie, duizeligheid. Overgevoeligheid, infusiegerelateerde reactie. Droge ogen, wazig zien. Artralgie, spierzwakte. Nierfalen. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Hypercalciëmie. Febriele neutropenie, eosinofilie.

Soms (0,1-1%): myocarditis. Pancreatitis. Nefritis, niet-infectieuze cystitis. Guillain-Barré-syndroom. Uveïtis. Hypopituïtarisme, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus.

In combinatie met ipilimumab en chemotherapie

Zeer vaak (> 10%): Misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag, jeuk. Verminderde eetlust. Vermoeidheid. Hypothyroïdie. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1-10%): Conjunctivitis, pneumonie, luchtweginfectie. Nierfalen (waaronder acute nierschade). Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Perifere neuropathie, duizeligheid. Obstipatie, stomatitis, buikpijn, colitis, droge mond, pancreatitis. Koorts, (perifeer) oedeem). Hepatitis. spierpijn, artralgie, artritis. Droge ogen. Dyspneu, hoest. Alopecia, droge huid, erytheem, urticaria. Febriele neutropenie. Hyperthyroïdie, hypoalbuminemie, hypofosfatemie, dehydratie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis. Stijging totaal bilirubine, TSH.

Soms (0,1-1%): hypertensie. Tachycardie, bradycardie, atriumfibrilleren. Nefritis. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie, encefalitis. Pleurale effusie. Spierzwakte, spierspasmen, polymyalgia rheumatica. Wazig zien, episcleritis. Psoriasis, vitiligo, Stevens-Johnsonsyndroom. Koude rillingen, pijn op de borst. Eosinofilie. Hypopituïtarisme, hypoparathyroïdie. Stijging γ-GT.

Verder zijn gemeld: lichen sclerosus en andere lichen-varianten.

In combinatie met cabozantinib

Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Hypertensie. Dysfonie, dyspneu, hoesten. Verminderde eetlust. Misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, diarree. Dysgeusie, duizeligheid, hoofdpijn. Hand-voetsyndroom, huiduitslag, jeuk. Spierpijn, artralgie, spierspasmen. Gewichtsverlies. Vermoeidheid, koorts, oedeem. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Proteïnurie. Trombocytopenie, anemie, leukopenie, neutropenie, lymfopenie. Hypofosfatemie, hyper- en hypocalciëmie, hyper- en hypomagnesiëmie, hyper- en hyponatriëmie, hyper- en hypoglykemie, hyper- en hypokaliëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine en totaal bilirubine in het bloed.

Vaak (1-10%): longontsteking. Overgevoeligheid, incl. anafylactische reactie. Trombose. Atriumfibrilleren, tachycardie. Bijnierinsufficiëntie. Uitdroging. Perifere neuropathie. Tinnitus. Droge ogen, wazig zien. Eosinofilie. Pneumonitis, longembolie, bloedneus, pleurale effusie. Colitis, gastritis, orale pijn, droge mond, aambeien. Hepatitis. Alopecia, droge huid, erytheem, haarkleurverandering. Artritis. Nierfalen, acuut nierletsel. Pijn, pijn op de borst. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie.

Soms (0,1-1%): infusiegerelateerde reactie. hypofysitis, thyroïditis. Auto-immuun encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, myasthenisch syndroom. Uveïtis, Myocarditis, Pancreatitis, perforatie van de dunne darm, glossodynie. Psoriasis, urticaria. Myopathie, osteonecrose van de kaak, fistel. Nefritis.

Verder zijn gemeld: Lichen sclerosus en andere lichen-varianten.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Monotherapie

Zeer vaak (> 10%): dyspneu (bij ca. 21%), hoest. Misselijkheid (bij ca. 22%), braken, diarree (bij ca. 20%). Verminderde eetlust (bij ca. 24%). Urineweginfecties. Vermoeidheid (bij ca. 336%), asthenie, koorts (bij ca. 20%), hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Jeuk, huiduitslag (bij ca. 20%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme).

Vaak (1-10%): hypotensie. Pneumonitis, hypoxie, verstopte neus, nasofaryngitis. Dysfagie, keelpijn, colitis, buikpijn. Hepatitis (incl. auto-immuunhepatitis). Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom), griepachtige verschijnselen, rillingen. Overgevoeligheid. Droge huid. Hypothyroïdie (incl. thyroïditis), hyperthyroïdie. Trombocytopenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hyperglykemie. Stijging ALAT, ASAT. Stijging creatinine in het bloed.

Soms (0,1-1%): pancreatitis. Meningo-encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, demyeliniserende polyneuropathie. Myositis (incl. rabdomyolyse). Diabetes mellitus, bijnierinsufficiëntie. Psoriasis, ernstige huidgerelateerde bijwerking, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).

Zelden (0,01-0,1%): myocarditis. Nefritis (incl. Henoch-Schönlein-purpura-nefritis). Myastheen syndroom. Hypofysitis. Pemfigoïd. Stijging serumamylase.

Combinatietherapie

Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Dyspneu, hoesten, longinfectie (waaronder (tracheo-)bronchitis, pneumonie, infectieuze pleurale effusie, longabces, pyopneumothorax). Misselijkheid (bij ca. 36%), braken, diarree (bij ca. 29%), obstipatie (bij ca. 27%). Perifere neuropathie (bij ca. 28%; incl. polyneuropathie, herpes zoster), duizeligheid, hoofdpijn. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn (bij ca. 21%). Jeuk, huiduitslag (bij ca. 28%; waaronder erytheem, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, papulosquameuze uitslag, pustuleuze uitslag, dermatitis (allergisch, bulleus, acneïform, exfoliatief, seborroïsch), folliculitis, steenpuist, acne, eczeem, hand-voetsyndroom, erythema multiforme), alopecia (bij ca. 33%). Gewrichtspijn, spierpijn, rugpijn. Verminderde eetlust (bij ca. 25%). Vermoeidheid (bij ca. 35%), koorts, asthenie, perifeer oedeem. Hypothyroïdie. Anemie (bij ca. 36%), trombocytopenie (bij ca. 24%), neutropenie (bij ca. 35%; incl. febriele neutropenie, neutropene sepsis), leukopenie.

Vaak (1-10%): syncope, duizeligheid. Sepsis. Stomatitis, smaakstoornis. Dysfonie. Infusiegerelateerde reactie (incl. cytokine release syndroom). Diabetes mellitus. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase. Proteïnurie, stijging creatinine in het bloed.

Soms (0,1-1%): psoriasis, ernstige huidgerelateerde bijwerking, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).

Zelden (0,01-0,1%): pemfigoïd.

Verder zijn gemeld: bloedneus, hemoptoë/longbloeding, CVA (met fataal verloop). Mucositis. Niet-infectieuze cystitis.

Verder zijn nog bijwerkingen mogelijk zoals vermeld bij atezolizumab monotherapie en bij bevacizumab, paclitaxel, carboplatine en etoposide.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Vóór het starten van nivolumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek. Ná het starten van nivolumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.

Interacties

Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraat zijn van renale of hepatische transporters.

Vóór het starten van atezolizumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van atezolizumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.

In combinatie met bevacizumab is er

Zwangerschap

Humaan IgG4 passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (dosisafhankelijke stijging in foetusverlies en verhoogde neonatale mortaliteit). Bij PD-1 'knock out'-muizen zijn tevens immunologische stoornissen bij de nakomelingen geconstateerd.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.

Zwangerschap

Monoklonale antilichamen passeren in geleidelijk toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus, met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van atezolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel ontraden.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiopulmonale bijwerkingen: bij de combinatie met ipilimumab zijn cardiale bijwerkingen (atriumfibrillatie en ventriculaire aritmieën) en longembolieën gezien. Controleer voortdurend nauwgezet op cardiale en pulmonale bijwerkingen. Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen wijzen op verstoringen van de water- en elektrolytenbalans. Staak de combinatiebehandeling bij levensbedreigende of opnieuw optredende, ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen.

Houd bij de indicatie gevorderd melanoom rekening met het vertraagde effect van nivolumab alvorens de behandeling te starten bij snel progressieve ziekte; een gunstig effect op de totale overleving werd in klinische onderzoeken pas gezien na ca. 3 maanden. Bij de indicatie melanoom is het gebruik bij actieve hersen- of leptomeningeale metastasen en bij gebruik van systemische immunosuppressiva voorafgaand aan de behandeling, niet onderzocht. De ervaring bij onbehandeld melanoom met positieve BRAF-mutatiestatus is beperkt. Vergeleken met nivolumab monotherapie is bij de combinatie met ipilimumab alleen een toename in de progressievrije overleving (PFS) en totale overleving (OS) aangetoond bij een lage tumor PD-L1 expressie.

Bij de indicatie adjuvante behandeling van melanoom is het gebruik niet onderzocht bij een auto-immuunziekte in de voorgeschiedenis of een andere aandoening waarbij immunosuppressieve medicatie nodig is (bv. dagelijks systemisch prednison ≥ 10 mg of equivalent), eerdere behandeling voor melanoom (m.u.v. patiënten die ≥ 6 maanden voor randomisatie een operatieve ingreep, adjuvante radiotherapie na neurochirurgische resectie voor laesies van het centraal zenuwstelsel en eerdere adjuvante behandeling met interferon hebben gehad), eerdere behandeling met een anti-PD-1, anti-PD-L1, anti-PD-L2, anti-CD137 of anti-CTLA-4-antilichaam (waaronder ipilimumab of andere antilichamen of geneesmiddelen die zich specifiek richten op T-cel-costimulatie of 'checkpoint pathways').

Bij de indicatie eerstelijns-NSCLC is het gebruik niet onderzocht bij patiënten met (een voorgeschiedenis van) hersenmetastasen, actieve auto-immuunziekte, symptomatische interstitiële longziekte, systemische behandeling met immunosuppressiva, patiënten die eerder zijn behandeld voor gevorderde ziekte of bij tumoren met sensibiliserende EGFR-mutaties of ALK-translocaties.

Ook bij de indicatie NSCLC na eerdere chemotherapie (type niet-plaveiselcelcarcinoom) kan er een vertraagd effect optreden, vooral bij kenmerken voor een slechtere prognose en/of agressieve ziekte. Deze kenmerken, gecombineerd met lage óf geen PD-L1 expressie van de tumor, hangen samen met vroegtijdig overlijden. Bij NSCLC is het gebruik bij een ECOG baselineperformance-score ≥ 2, actieve hersenmetastasen of een auto-immuunziekte, symptomatische interstitiële longziekte, en het gebruik van systemische immunosuppressiva voorafgaand aan de behandeling, niet onderzocht.

Bij de indicatie MPM zijn patiënten met primitief peritoneaal, pericardiaal, testis- of tunica vaginalis mesothelioom, interstitiële longziekte, actieve auto-immuunziekte, gebruik van systemische immunosuppressiva en patiënten met hersenmetastasen (tenzij operatief gereseceerd of behandeld met stereotactische radiotherapie en geen evolutie binnen 3 maanden vóór inclusie in de studie) niet onderzocht.

Bij de indicatie RCC, zowel voor monotherapie als voor combinatie met ipilimumab of cabozantinib, zijn er geen gegevens bij (voorgeschiedenis van) hersenmetastasen, actieve auto-immuunziekte of systemische behandeling met immunosuppressiva. In combinatie met cabozantinib is er meer kans op graad 3 en 4 ALAT- en ASAT-stijging in vergelijking met nivolumab monotherapie; controleer de leverenzymwaarden voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling. Onderbreken of staken van de behandeling kan noodzakelijk zijn.

Bij de indicatie klassiek Hodgkin-lymfoom: er is mogelijk meer kans op de acute graft-versus-host-ziekte (GVHD) en aan mortaliteit die transplantatie gerelateerd is, wanneer een allogene stamceltransplantatie wordt uitgevoerd ná een behandeling met nivolumab. Daarom zorgvuldig afwegen of de transplantatie ná een behandeling met nivolumab geïndiceerd is. Bij nivolumab ná een allogene stamceltransplantatie is snel optredende, ernstige GVHD gezien, soms fataal verlopend. Het eerder doormaken van GVHD is een risicofactor hiervoor. Bij de indicatie klassiek Hodgkin-lymfoom is verder het gebruik van nivolumab bij een actieve auto-immuunziekte en bij symptomatische interstitiële longziekte niet onderzocht.

Bij de indicatie SCCHN kan er een vertraagd effect optreden, vooral bij kenmerken voor een slechtere prognose en/of agressieve ziekte. Deze kenmerken, gecombineerd met ECOG PS, snel progressieve ziekte na een eerdere behandeling die platina bevat, en een hoge tumorlast, hangen samen met vroegtijdig overlijden. Bij SCCHN is het gebruik bij een baselineperformance-score ≥ 2, actieve hersenmetastasen of leptomeningeale metastasen, een actieve auto-immuunziekte, het gebruik van systemische immunosuppressiva voorafgaand aan de behandeling, of nasofarynx- of speekselklierkanker (als primaire tumorlocaties) niet onderzocht.

Bij de indicatie urotheelcarcinoom is het gebruik bij een ECOG baselineperformance-score ≥ 2, bij hersenmetastasen of leptomeningeale metastasen, een actieve auto-immuunziekte en bij gebruik van systemische immunosuppressiva, niet onderzocht.

Bij de indicatie dMMR of MSI-H CRC is het gebruik bij een ECOG baselineperformance score ≥ 2, actieve hersenmetastasen of leptomeningeale metastasen, een actieve auto-immuunziekte of bij gebruik van systemische immunosuppressiva niet onderzocht.

Houd bij de indicatie OSCC rekening met het vertraagde effect van nivolumab alvorens de behandeling te starten. Het gebruik bij een ECOG baselineperformance-score ≥ 2, bij actieve hersenmetastasen, bij een schijnbare tumorinvasie in organen grenzend aan de oesofagus (bv. de aorta of luchtwegen), bij actieve auto-immuunziekte en bij gebruik van systemische immunosuppressiva, is niet onderzocht.

Bij de indicatie adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus is het gebruik bij een ECOG baselineperformance-score ≥ 2, onbehandelde metastasen in het centrale zenuwstelsel, actieve, bekende of vermoede auto-immuunziekte, en het gebruik van systemische immunosuppressiva, niet onderzocht.

Controleer bij aanvang van en periodiek tijdens de behandeling de schildklierfunctie. Bij symptomatische hypothyroïdie de behandeling onderbreken en hormonale substitutietherapie starten. Bij symptomatische hyperthyroïdie het gebruik van nivolumab achterwege laten en indien nodig antithyreoïde medicatie starten. Staak nivolumab of nivolumab plus ipilimumab definitief bij een levensbedreigend karakter van de schildklierstoornis (bv. thyrotoxische storm).

Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én tot ten minste 5 maanden na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name pneumonitis, gastritis, duodenitis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hypopituïtarisme), spiertoxiciteit (myositis, myocarditis en rabdomyolyse), huiduitslag en verder pancreatitis, uveïtis (incl. syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada), demyelinisatie, neuropathie, Guillain-Barré-syndroom, myasthenia gravis, myastheen syndroom, aseptische meningitis, encefalitis, sarcoïdose en hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH)). Deze bijwerkingen komen voor bij zowel nivolumab monotherapie als in combinatie met ipilimumab, bij verschillende doseringen en bij de verschillende tumortypes. In klinisch onderzoek was echter definitief staken van de behandeling vaker nodig bij de combinatie met ipilimumab of cabozantinib dan bij monotherapie. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Andere immunosuppressiva kunnen worden toegevoegd indien geen verbetering optreedt. Nivolumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken in geval van CTCAE-graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling en in geval van graad 4 of opnieuw optredende graad 3 bijwerkingen. Gebruik bij een eerdere ernstige immuungerelateerde bijwerking van de huid door gebruik van immunostimulerende oncolytica moet worden afgewogen.

Afstoting van transplantaat is gemeld bij PD-1-remmers; weeg bij dergelijke patiënten zorgvuldig het voordeel van de therapie tegen het verwachte voordeel van de therapie.

Bij ernstige infusiereacties de behandeling staken; bij lichte of matige infusiereacties kan de toediening worden voortgezet onder nauwlettende controle.

Onderzoeksgegevens: wees zeer voorzichtig bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (totaal bilirubine > 1,5 × ULN en een verhoogde ASAT-waarde) vanwege onvoldoende gegevens; er zijn tevens onvoldoende gegevens bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteldt. Bij de indicaties SCCHN, adjuvant melanoom en adjuvant OC of GEJC zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar, bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar.

Waarschuwingen en voorzorgen

Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, pancreatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), ernstige huiduitslag, Guillain-Barré syndroom, myastheen syndroom,meningo-encefalitis of niet-infectieuze cystitis). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel na onderbreken van de behandeling en na starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg andere immunosuppressiva indien geen verbetering optreedt. Atezolizumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken bij elke terugkerende immuungerelateerde bijwerking van CTCAE-graad 3 en bij elke immuungerelateerde bijwerking van graad 4, behalve voor endocrinopathieën die onder controle kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld hormoonvervangende therapie.

Patiënten met HCC voorafgaand aan de combinatiebehandeling controleren op oesofageale varices en deze zo nodig behandelen, vanwege de toegenomen kans op (ernstige) bloedingen bij het gebruik van bevacizumab. Gevallen van ernstige gastro-intestinale bloedingen zijn gemeld, waaronder met fatale afloop. Zie ook bevacizumab#waarschuwingen.

Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.

Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.); er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (combinatietherapie; ≥ 75 j.), matig tot ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De volgende patiënten werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:

  • een voorgeschiedenis van auto-immuunziekte;
  • een voorgeschiedenis van pneumonitis;
  • actieve hersenmetastasen;
  • HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
  • significante cardiovasculaire aandoening;
  • inadequate hematologische functie en eindorgaanfunctie
  • patiënten die systemische immunosuppressiva binnen 2 weken, systemische immunostimulantia binnen 4 weken of een levend verzwakt vaccin binnen 28 dagen toegediend hadden gekregen voorafgaand aan deelname aan het onderzoek;
  • een ECOG-score ≥ 2 (bij NSCLC, TNBC en HCC en tweedelijns urotheelcarcinoom; monotherapie);
  • duidelijke tumorinfiltratie in de grote thoracale vaten of duidelijke holtevorming van pulmonale laesies (bij NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine);
  • EGFR-mutaties die progressief waren na gebruik van erlotinib + bevacizumab (NSCLC; in combinatie met bevacizumab, paclitaxel en carboplatine).

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met nivolumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met atezolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Nivolumab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt nivolumab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.

Kinetische gegevens

Metabolisering (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren.
T 1/2el ca. 27 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Atezolizumab is een Fc-gemodificeerd, gehumaniseerd IgG1 monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster door middel van recombinant-DNA-technologie. Bindt aan 'programmed death-ligand 1' (PD-L1), dat tot expressie kan komen op tumorcellen en/of tumorinfiltrerende cellen. Hierdoor worden zowel PD-1- als B7.1-receptoren geblokkeerd. Dit heft de PD-L1/PD-1-gemedieerde remming van de immuunrespons op en de antitumor-immuunrespons wordt op gang gebracht zonder inductie van antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit. Atezolizumab heeft géén invloed op de Pd-L2/PD-1-interactie.

Kinetische gegevens

Overig stabiele spiegels worden na 6–9 weken (2 tot 3 cycli) bereikt.
Metabolisering biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren.
T 1/2el ca. 27 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

nivolumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk

Groepsinformatie

atezolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • nivolumab (L01FF01) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".