Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Famotidine Bijlage 2 Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
20 mg, 40 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Maagklachten: Start bij een (eerste) episode van maagklachten empirisch met medicatie, waarbij de mate van maagzuurremming stapsgewijs wordt opgehoogd. Achtereenvolgens is dit: een antacidum (bij voorkeur algeldraat/magnesiumhydroxide) of mucosaprotectivum (sucralfaat), een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine), een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten). Bouw de protonpompremmer of H2-antagonist na 4 weken gebruik af.

Maagklachten bij NSAID-gebruik zonder indicatie voor preventie van maagklachten (Zie hiervoor de tekst Maagbescherming): Probeer het NSAID te staken of te vervangen; overweeg een lokale toedieningsvorm. Als dit niet mogelijk is, geef dan bij maagklachten zonder een indicatie voor maagbescherming een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine). Geef bij onvoldoende effect of bij een indicatie voor maagbescherming een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten).

Endoscopische bevindingen: Geef bij een endoscopisch aangetoonde oesofagitis graad A en B een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten) gedurende 8 weken en bouw deze vervolgens af. Bij H. pylori-negatieve ulcera en H. pylori-negatieve erosieve gastritis of bulbitis is de behandelduur 4 weken. Bij oesofagitis graad C en D is het gebruik van een protonpompremmer levenslang.

Afbouwen: Halveer de dosis van de protonpompremmer of H2-antagonist wekelijks tot de halve standaarddosis, staak vervolgens na één week helemaal. Dus bij gebruik van de standaarddosis 1 week de dosering halveren en daarna stoppen. Adviseer bij klachten tijdens of na afbouwen zo nodig gedurende max. drie weken een antacidum of mucosaprotectivum. Geef bij hinderlijke of recidiverende klachten een H2-antagonist en staak deze na één maand; probeer bij klachten uit te komen met een antacidum.

Aan de vergoeding van famotidine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Ulcera duodeni en ulcera ventriculi;
  • Zollinger-Ellisonsyndroom;
  • Lichte tot matig-ernstige reflux-oesofagitis;
  • Preventie van recidivering van ulcera duodeni.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Ulcera duodeni en ventriculi

Volwassenen (incl. ouderen)

40 mg 's avonds gedurende 4–8 weken (óf korter indien door endoscopische controle genezing blijkt, óf nog 4 weken langer als uit endoscopie geen genezing blijkt). Ter preventie van een ulcus duodeni-recidief: onderhoudsdosering 20 mg 's avonds.

Zollinger-Ellisonsyndroom

Volwassenen (incl. ouderen)

begindosering 20 mg elke 6 uur, afhankelijk van zuursecretie en klinische respons zo nodig verhogen tot max. 800 mg per dag. De behandeling voortzetten zolang dit klinisch noodzakelijk is.

Lichte tot matig-ernstige reflux-oesofagitis

Volwassenen (incl. ouderen)

Symptomatische behandeling van milde reflux-oesofagitis: 20 mg 2×/dag gedurende 6–12 weken.

Milde tot matige reflux-oesofagitis: 40 mg 2×/dag gedurende 6–12 weken.

Verminderde nierfunctie: Bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min): de gebruikelijke dagelijkse dosering halveren. Bij dialysepatiënten famotidine aan het einde van, of na de dialyse laten innemen.

Verminderde leverfunctie: Een dosisaanpassing is niet nodig.

Toediening: Tablet heel doorslikken met vloeistof. Innemen tijdens de maaltijden is niet nodig.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid. Obstipatie, diarree.

Soms (0,1-1%): smaakstoornis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, opgezette buik, anorexie, flatulentie. Urticaria, huiduitslag, jeuk. Vermoeidheid.

Zelden (0,01-0,1%): aritmieën, AV-blok en palpitaties. Overgevoeligheidsreacties (zoals anafylaxie, angio-oedeem, bronchospasmen). Reversibele stijging van leverenzymwaarden (transaminasen, γ-GT, alkalische fosfatase, bilirubine), (intrahepatische) cholestatische icterus. Artralgie.

Zeer zelden (< 0,01%): trombocytopenie, leukopenie, pancytopenie, neutropenie, agranulocytose. Reversibele psychische stoornissen (zoals depressie, angststoornis, agitatie, desoriëntatie, verwardheid, hallucinaties), paresthesieën, slapeloosheid, slaperigheid, convulsies (bij verminderde nierfunctie). Verminderd libido, erectiestoornis. Soms fatale interstitiële pneumonie. Hepatitis. Stevens-Johnsonsyndroom/toxische epidermale necrolyse (soms fataal). Alopecia. Beklemd gevoel op de borst. Spierkramp. Verlengd QT-interval.

Verder is gemeld: gynaecomastie.

Interacties

Doordat H2-receptorantagonisten de pH in de maag verhogen, kan de absorptie van andere geneesmiddelen afnemen (bv. ketoconazol, itraconazol, posaconazol). Ketoconazol 2 uur voor famotidine innemen. Vermijd gelijktijdig gebruik van posaconazol.

Antacida remmen de absorptie van famotidine, de famotidine daarom 1–2 uur voor deze geneesmiddelen innemen. Sucralfaat niet binnen 2 uur voor of na famotidine innemen.

Probenecide vertraagt de eliminatie van famotidine.

Gelijktijdig gebruik met calciumcarbonaat kan leiden tot verminderde werkzaamheid van calciumcarbonaat, gebruikt als fosfaatbinder bij hemodialysepatiënten. Gelijktijdig gebruik met atazanavir vermindert de biologische beschikbaarheid van atazanavir op dosisafhankelijke wijze, zie ook atazanavir#doseringen.

Vermijd gelijktijdig gebruik van de tyrosinekinaseremmers dasatinib, erlotinib, gefitinib of pazopanib, omdat de plasmaconcentratie en zo de werkzaamheid van deze middelen kan afnemen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Advies: Kan veilig worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.

Advies: Kan veilig worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • bekende overgevoeligheid voor H2-antagonisten.

Waarschuwingen en voorzorgen

Niet gebruiken bij lichte gastro-intestinale klachten.

Controles: Bij langdurig gebruik van hoge doses het algemeen bloedbeeld en de leverfunctie regelmatig controleren. Bij een langer bestaand ulcus niet abrupt staken na symptoomverbetering.

Maligniteit: Famotidine kan de symptomen van een maligniteit maskeren.

Ulcus pepticum: Stel de Helicobacter pylori-status vast en start zo nodig een eradicatietherapie.

Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet aangetoond.

Eigenschappen

Competitieve H2-receptorantagonist, die zowel de basale als de gestimuleerde maagzuursecretie remt en de pepsineproductie reduceert. Werking: max. na 1–3 uur. Werkingsduur: 9 uur.

Kinetische gegevens

Resorptie snel.
F 40–45%.
T max 1–3 uur.
Metabolisering in de lever tot inactieve metaboliet.
Eliminatie vnl. via de nieren, deels onveranderd (25–30% van de totale dosis).
T 1/2el ca. 3 uur, aanzienlijk langer bij gestoorde nierfunctie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

famotidine hoort bij de groep H2-antagonisten.