Samenstelling
Ofloxacine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Moxifloxacine infusievloeistof (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 1,6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 ml
Bevat tevens: natrium, ca. 5,0 mg/ml (ca. 54,4 mmol/flacon).
Moxifloxacine tablet (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Levofloxacine infusievloeistof (als hemihydraat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon of zak 100 ml
Levofloxacine tablet (als hemihydraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ciprofloxacine infusievloeistof (als lactaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 100 ml, 200 ml
Ciprofloxacine infusievloeistof (als waterstofsulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, 200 ml, zak 100 ml, 200 ml
Ciprofloxacine tablet (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg, 750 mg
Ciproxin Bayer bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Ofloxacine komt pas voor behandeling van een urineweginfectie of pneumonie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie hieronder en via de hyperlinks).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij overgevoeligheid hiervoor is een intraveneuze toediening van een fluorchinolon (moxifloxacine of levofloxacine) of een 2e of 3e generatie cefalosporine (zoals ceftriaxon) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Tuberculose-infectie: Ofloxacine wordt afgeraden als behandeling van rifampicine-resistente of multidrug-resistente tuberculose, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Eerste keus bij een urogenitale chlamydia-infectie bij mannen is azitromycine. Tweede keus is doxycycline. Eerste keus bij mannen met een rectale chlamydia-infectie en vrouwen (ongeacht locatie) is doxycycline. Tweede keus is azitromycine. Bij contra-indicaties komen amoxicilline (offlabel), levofloxacine (offlabel) en ofloxacine (offlabel) in aanmerking. Bij een chlamydia-infectie tijdens de zwangerschap is azitromycine eerste keus en amoxicilline tweede keus.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Gezien de resistentieproblematiek met ofloxacine behoort ofloxacine niet tot de voorkeursmiddelen bij gonorroe. Zie voor de eerstekeusmiddelen: seksueel overdraagbare aandoeningen.
Voor ofloxacine is voor overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
In het algemeen: Fluorchinolonen zoals moxifloxacine zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de initiële keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI klasse: III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij allergie voor penicillinen kan moxifloxacine, levofloxacine of een tweede of derde generatie cefalosporine in aanmerking komen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CRB-65 score: > 2, PSI klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Moxifloxacine heeft de voorkeur boven levofloxacine in verband met betere effectiviteit bij pneumokokken, gunstige farmacodynamische eigenschappen en goede weefselpenetratie. Als bekend is of vermoed wordt dat Legionella pneumophilia de verwekker is, heeft levofloxacine wél de voorkeur. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora. De commissie wijst verder op het risico van levensbedreigende bijwerkingen bij gebruik van moxifloxacine.
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat. Moxifloxacine wordt aanbevolen als onderdeel van een behandelschema bij rifampicine-resistente of multidrug-resistente (MDR-)tuberculose bij volwassenen en kinderen. Het starten van moxifloxacine bij tuberculose is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Overweeg bij mannen met persisterende urethritisklachten (> 4 weken) en een positieve test op Mycoplasma genitalium, als gonorroe en chlamydia zijn uitgesloten, azitromycine (offlabel). Geef azitromycine ook aan een vaste partner van een man met persisterende urethritisklachten, als deze partner drager blijkt te zijn van Mycoplasma genitalium.
Bij resistentie voor azitromycine komt, alleen in (overleg met) de tweedelijnszorg, het reserve-antibioticum moxifloxacine (offlabel) als tweede keus in aanmerking.
Moxifloxacine komt voor de behandeling van een acute sinusitis of voor de behandeling van bacteriële huidinfecties pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling, zie hiervoor: acute rinosinusitis of bacteriële huidinfecties.
Advies
In het algemeen: Fluorchinolonen zoals levofloxacine zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan in het algemeen te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse: I-II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur; als er echter een vermoeden is dat Legionella de veroorzaker is, is levofloxacine het middel van voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse: III-IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij overgevoeligheid hiervoor is levofloxacine één van de alternatieven van voorkeur. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI-klasse: V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI-klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v.-combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Moxifloxacine heeft als fluorchinolon de voorkeur boven levofloxacine in verband met betere effectiviteit bij pneumokokken, gunstige farmacodynamische eigenschappen en goede weefselpenetratie. Als bekend is of vermoed wordt dat Legionella de verwekker is, heeft levofloxacine wél de voorkeur. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open-longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat. Levofloxacine in voldoende hoge dosis wordt aanbevolen als onderdeel van een behandelschema bij rifampicine-resistente of multidrug-resistente (MDR-)tuberculose bij volwassenen en kinderen. Het starten van levofloxacine bij tuberculose is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
Levofloxacine komt pas voor behandeling van bacteriële huidinfecties, een sinusitis of urineweginfecties in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling, zie hiervoor: bacteriële huidinfecties, acute rinosinusitis of urineweginfecties (of zie hieronder).
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Eerste keus bij een urogenitale chlamydia-infectie bij mannen is azitromycine. Tweede keus is doxycycline. Eerste keus bij mannen met een rectale chlamydia-infectie en vrouwen (ongeacht locatie) is doxycycline. Tweede keus is azitromycine. Bij contra-indicaties komen amoxicilline, levofloxacine en ofloxacine (allen offlabel) in aanmerking. Bij een chlamydia-infectie tijdens de zwangerschap is azitromycine eerste keus en amoxicilline tweede keus.
Advies
In het algemeen: Fluorchinolonen zoals ciprofloxacine zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan in het algemeen te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Bij een bacteriële 'community-acquired' pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse: III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v.-cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is i.v.-combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim òf ceftriaxon òf cefuroxim) of monotherapie met i.v. moxifloxacine. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Tuberculose-infectie: Ciprofloxacine wordt afgeraden als behandeling van rifampicine-resistente of multidrug-resistente (MDR-)tuberculose, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.
Bij de behandeling van otitis media acuta gaat de voorkeur uit naar een afwachtend beleid met adequate pijnbestrijding. Is na drie dagen het effect op pijn en/of koorts onvoldoende dan een antimicrobiële behandeling starten met amoxicilline. Bij risicogroepen en bij forse algemene ziekteverschijnselen direct starten met een antimicrobiële behandeling. Bij contra-indicatie voor amoxicilline komt cotrimoxazol in aanmerking.
Bij de behandeling van otitis externa gaat de voorkeur uit naar zure oordruppels met een corticosteroïd. In geval van een trommelvliesperforatie komen aluminium-acetotartraat 1,2% oordruppels als eerste in aanmerking. Als na 3 weken het effect uitblijft, behandel dan op geleide van een kweek en resistentiebepaling.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Indicaties
Infecties veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor ofloxacine:
- ongecompliceerde cystitis;
- gecompliceerde infecties van de urinewegen (incl. acute pyelonefritis);
- 'community-acquired' pneumonie (CAP) en acute exacerbatie van chronisch obstructief longlijden (COPD), met inbegrip van bronchitis;
- urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, waarvan vooraf de gevoeligheid is vastgesteld;
- non-gonokokken urethritis en cervicitis, o.a. veroorzaakt door Chlamydia trachomatis.
Bij een ongecompliceerde cystitis, bij CAP en bij acute exacerbaties van bronchitis of COPD mag ofloxacine uitsluitend worden gebruikt, indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt of niet effectief zijn gebleken.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Infecties veroorzaakt door pathogenen gevoelig voor moxifloxacine, als antibiotica die gewoonlijk worden aanbevolen voor deze infecties niet geschikt zijn, of niet effectief bleken, bij:
- luchtweginfecties:
- pneumonie verkregen buiten het ziekenhuis – 'community-acquired' pneumonie, CAP;
- acute bacteriële exacerbatie van COPD, incl. bronchitis, echter hierbij uitsluitend als andere geneesmiddelen ongeschikt zijn;
- acute bacteriële sinusitis, echter hierbij uitsluitend als andere geneesmiddelen ongeschikt zijn;
- offlabel: bij multidrugresistente tuberculose (MDR-tbc);
- gecompliceerde infectie van huid en weke delen (cSSSI);
- lichte tot matig-ernstige infecties in het kleine bekken (o.a. salpingitis, endometritis) zonder een hiermee geassocieerd tubo-ovarieel abces of abces in het bekken;
- Offlabel: bij mannen met persisterende urethritis waarbij een Mycoplasma genitalium-infectie aangetoond is en daarnaast als 'partner-behandeling' bij hun vaste partner(s).
De infusievloeistof is alleen geregistreerd voor de behandeling van CAP en cSSSI en uitsluitend indien andere geneesmiddelen ongeschikt zijn. De tablet bij deze indicaties niet gebruiken als initiële therapie, wel kan deze gebruikt worden om de behandelkuur mee te completeren.
Niet als monotherapie gebruiken bij lichte tot matig-ernstige infecties in het kleine bekken gezien de toenemende moxifloxacineresistentie van Neisseria gonorrhoeae (Ng), maar enkel in combinatie met een ander geschikt antibacterieel middel (bv. een cefalosporine), tenzij een moxifloxacineresistente Ng kan worden uitgesloten.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal, bij volwassenen als behandeling van de volgende infecties:
- Luchtweginfecties (acute bacteriële sinusitis, acute bacteriële exacerbatie van COPD, incl. bronchitis, pneumonie verkregen buiten het ziekenhuis (CAP)), indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen als behandeling van deze infecties ongeschikt zijn óf niet effectief zijn gebleken;
- Ongecompliceerde cystitis, indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt zijn óf niet effectief zijn gebleken;
- Gecompliceerde urineweginfecties (incl. acute pyelonefritis);
- Chronische bacteriële prostatitis;
- Infecties van huid en weke delen, veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor levofloxacine, indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt zijn óf niet effectief zijn gebleken;
- Offlabel: bij multidrugresistente (MDR-)tuberculose, in combinatie met andere tuberculosemiddelen;
- Offlabel: bij cervicale en/of urethrale infecties veroorzaakt door Chlamydia trachomatis;
- Pulmonale antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan.
De orale toediening kan ook gebruikt worden om de behandelkuur te voltooien bij patiënten die verbetering toonden op een initiële behandeling met intraveneus levofloxacine.
Intraveneus, bij volwassenen als behandeling van de volgende infecties:
- Pneumonie verkregen buiten het ziekenhuis (CAP); indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt zijn of niet effectief zijn gebleken;
- Gecompliceerde urineweginfecties, incl. pyelonefritis;
- Chronische bacteriële prostatitis;
- Infecties van huid en weke delen, indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt zijn of niet effectief zijn gebleken;
- Offlabel: bij multidrugresistente (MDR-)tuberculose, in combinatie met andere tuberculosemiddelen;
- Pulmonale antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan.
Gerelateerde informatie
- Tuberculose
- acute rinosinusitis
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Indicaties
Volwassenen
- Ondersteluchtweginfectie veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën zoals:
- pneumonie (o.a. community-acquired pneumonie; CAP);
- bronchopulmonale infectie bij cystische fibrose of bij bronchiëctasieën;
- bij acute exacerbatie van chronisch obstructief longlijden (COPD), en alleen wanneer andere aanbevolen antibiotica hierbij ongeschikt zijn.
- Acute exacerbatie van een chronische sinusitis, in het bijzonder wanneer deze veroorzaakt is door Gram-negatieve bacteriën;
- Chronische purulente otitis media;
- Maligne otitis externa;
- Urineweginfecties:
- zoals bij een ongecompliceerde acute cystitis, echter hierbij uitsluitend als andere antibiotica ongeschikt zijn;
- gecompliceerde urineweginfecties zoals o.a. bacteriële prostatitis en acute pyelonefritis, als andere antibiotica ongeschikt zijn en gebaseerd op de resultaten van microbiologisch onderzoek;
- Genitale infecties;
- Urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, waarvan vooraf de gevoeligheid is vastgesteld;
- Epididymo-orchitis, waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door een vastgesteld gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
- Ontsteking in het kleine bekken bij vrouwen (PID, 'pelvic inflammatory disease'), waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door een vastgesteld gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
- Infecties van maag-darmstelsel (bv. als behandeling van reizigersdiarree);
- Intra-abdominale infecties;
- Infecties van de huid(structuren) en weke-delen, veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën;
- Bot- en gewrichtinfecties;
- Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten;
- Profylaxe van invasieve infectie als gevolg van Neisseria meningitidis;
- Respiratoire of inhalatie antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan.
Bij de hierboven genoemde infecties van de geslachtsorganen geldt dat, wanneer verwacht wordt óf bekend is dat deze worden veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, het belangrijk is lokale informatie op te vragen over de prevalentie van resistentie tegen ciprofloxacine en de gevoeligheid te bevestigen middels laboratoriumonderzoek.
Kinderen
- Bronchopulmonale infectie veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa bij patiënten met cystische fibrose (CF);
- Gecompliceerde urineweginfectie, zoals een acute pyelonefritis;
- Respiratoire of inhalatie antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan;
- Andere ernstige infectie, waarbij dit noodzakelijk wordt geacht.
Voordat met een behandeling met ciprofloxacine begonnen wordt moet in het bijzonder gelet worden op beschikbare informatie over resistentie tegen ciprofloxacine.
Gerelateerde informatie
- Tuberculose
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- otitis externa
- otitis media acuta
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Doseringen
Sommige tabletten bevatten een breukstreep, zodat op 100 mg kan worden gedoseerd.
Als algemene richtlijn voor de behandeling van infecties
Volwassenen (incl. ouderen)
200–800 mg/dag, afhankelijk van het type en de ernst van de infectie. In individuele gevallen de dosering verhogen naar 600 mg (of max. 800 mg/dag) voor de behandeling van ernstige infecties of bij patiënten met overgewicht. Doseringen tot 400 mg/dag kunnen als eenmalige dosis worden gegeven, bij voorkeur 's ochtends. De behandelduur bedraagt meestal 7–10 dagen.
Ongecompliceerde lage urineweginfectie (cystitis)
Volwassenen (incl. ouderen)
200–400 mg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Gecompliceerde infecties van nieren en urinewegen
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag, eventueel verhogen tot 400 mg 2×/dag, gedurende 7–10 dagen.
CAP of acute exacerbatie van COPD (incl. bronchitis)
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag, eventueel verhogen tot 400 mg 2×/dag, gedurende 7–10 dagen.
Urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neissereia gonorrhoeae
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg eenmalig.
Non-gonokokken urethritis en cervicitis
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag gedurende 7–10 dagen.
Cervicale en/of urethrale infecties veroorzaakt door Chlamydia trachomatis
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: Volgens de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen op richtlijnendatabase.nl (2019, deel B1 Chlamydia-infecties) 400 mg 2×/dag gedurende 7 dagen.
Verminderde nierfunctie: Na een normale eerste startdosis zijn de onderhoudsdoseringen:
- creatinineklaring 20–50 ml/min: 100–200 mg 1×/24 uur;
- creatinineklaring < 20 ml/min: 100 mg 1×/24 uur óf 200 mg 1×/48 uur;
- bij hemo- of peritoneaaldialyse: 100 mg 1×/24 uur óf 200 mg 1×/48 uur.
Omdat bij ongecompliceerde urethrale en cervicale gonorroe maar één dosis wordt gegeven, is dosisaanpassing hierbij niet nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een ernstige leverfunctiestoornis (bv. levercirrose met ascites): max. 400 mg/dag i.v.m. een mogelijk verminderde excretie.
Toediening: De tablet zonder kauwen met water (géén melkproducten) innemen, bij een dosering 1×/dag bij voorkeur 's ochtends.
Doseringen
Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie ('community-acquired'; CAP)
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 10 dagen. Behandelduur bij specifieke verwekkers: Volgens de LCI-richtlijn Q-koorts: in geval van acute Q-koorts (infectie met Coxiella burneti) 14 dagen bij immuuncompetente patiënten, 21 dagen bij immuungecompromitteerde patiënten. Op p. 56 van de SWAB-richtlijn CAP (2016) staan de volgende aanbevelingen: behandel een pneumonie veroorzaakt door Staphylococcus aureus gedurende ten minste 14 dagen. Ook voor een pneumonie veroorzaakt door Mycoplasma pneumoniae of Chlamydophila spp. wordt geadviseerd gedurende 14 dagen te behandelen. De aanbevolen behandelduur bij een pneumonie door Legionella pneumophila is 7-10 dagen bij een goede respons. Bij ernstig immuungecompromitteerden wordt 21 dagen aangeraden (p. 50 SWAB-richtlijn). Zie het SWAB-advies CAP - pneumokok voor de behandelduur bij deze verwekker.
I.v.: 400 mg 1×/dag in 60 minuten gedurende ca. 4 dagen, gevolgd door oraal 400 mg 1×/dag. Behandelduur: De totale behandelduur is in het algemeen 7–14 dagen; zie voor aanbevelingen bij specifieke verwekkers het voorschrift hierboven.
Acute exacerbatie van COPD, incl. bronchitis
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 5–10 dagen.
Acute bacteriële sinusitis
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 7 dagen.
Offlabel: bij multidrugresistente tuberculose (MDR-tbc)
Volwassenen
Oraal of i.v.: 400 mg 1×/dag. Bij verminderde nierfunctie/dialyse is geen dosisaanpassing nodig. Deze informatie komt uit: het WHO-handboek guidelines for the programmatic management of drug resistant tuberculosis (2014, paginanummering onderaan p. 295).
Gecompliceerde infectie van huid en weke delen
Volwassenen
Initieel i.v.: 400 mg 1×/dag in 60 minuten gedurende ca. 6 dagen, gevolgd door oraal 400 mg 1×/dag. De totale behandelduur is 7–21 dagen.
Lichte tot matig ernstige infectie in het kleine bekken
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 14 dagen.
Offlabel: als bij urethritis een Mycoplasma genitalium-infectie aangetoond is
Mannen en hun vaste partner(s)
Oraal: Alléén bij mannen met (persisterende) urethritis-klachten bij wie Mycoplasma genitalium aangetoond is: moxifloxacine 400 mg 1×/dag. Behandelduur: 7-10 dagen. De vaste partner(s) mee behandelen (met dezelfde behandeling) zonder bij hen op de aanwezigheid van M. genitalium te testen. Deze informatie komt uit: de Multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen, deel B addendum op richtlijnendatabase.nl (2019). Ga vervolgens naar samenvatting literatuur, subkop behandeladvies.
De aangegeven dosering en behandelduur niet overschrijden.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, ook niet bij een creatinineklaring < 20 ml/min, of bij het ondergaan van chronische dialyse (dat wil zeggen, hemodialyse of CAPD).
Verminderde leverfunctie: Er is onvoldoende klinische ervaring bij een verminderde leverfunctie. De blootstelling aan moxifloxacine bij personen met Child-Pughscore 5–9 lijkt vergelijkbaar met die bij gezonde vrijwilligers.
Toediening
- Intraveneus: Om de kans op QT-verlenging te verminderen de infusievloeistof gedurende meer dan 60 minuten laten inlopen en de i.v.-dosis van 400 mg 1×/dag niet overschrijden.
- Oraal: De tablet heel innemen met een voldoende hoeveelheid vloeistof.
Doseringen
De toedieningswijze en -frequentie worden bepaald door de ernst van de infectie, de toestand van de patiënt en de gevoeligheid van het betreffende micro-organisme. De orale dosis is gelijk aan de intraveneuze dosis.
Acute sinusitis
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag gedurende 10–14 dagen.
Acute exacerbatie van COPD, incl. bronchitis
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag gedurende 7–10 dagen.
Pneumonie verkregen buiten het ziekenhuis (CAP)
Volwassenen (incl. ouderen)
Volgens de fabrikant: 500 mg 1–2×/dag gedurende 7–14 dagen.
Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2016) op p. 50: een Legionella-infectie bij een goede respons gedurende 7–10 dagen behandelen (dosis = 500 mg 2×/dag), bij immuungecompromitteerde patiënten wordt in dit geval een behandelduur van 21 dagen aangeraden.
Voor de dosering en behandelduur bij een pneumonie veroorzaakt door Coxiella burneti (Q-koorts) zie het SWAB-advies Q-koorts.
Offlabel: bij multidrugresistente tuberculose (MDR-tbc)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 5 jaar
Oraal of i.v.: 10-15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Bij een verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min / dialyse): 750-1000 mg/dosis, 3×/week (niet dagelijks). Bron: het WHO-handboek guidelines for the programmatic management of drug-resistant tuberculosis (2014, p. 289).
Kinderen ≤ 5 jaar
Oraal of i.v.: 15-20 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 2 doses ('s ochtend en 's avonds). Deze informatie is ook afkomstig van p. 289 van het WHO-handboek, zie de link hierboven.
Ongecompliceerde cystitis
Volwassenen (incl. ouderen)
250 mg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Gecompliceerde urineweginfecties (incl. pyelonefritis)
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag gedurende 7–14 dagen. De behandelduur bij een acute pyelonefritis is 7-10 dagen.
Chronische prostatitis
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag gedurende 28 dagen.
Gecompliceerde infectie van huid en weke delen
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1–2×/dag gedurende 7–14 dagen.
Offlabel: Cervicale en/of urethrale infecties veroorzaakt door Chlamydia trachomatis
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 500 mg 1×/dag gedurende 7 dagen. Deze dosering is afkomstig uit module B1 Chlamydia-infecties van de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen op richtlijnendatabase.nl (update 2019).
Pulmonale antrax
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag gedurende 8 weken.
Verminderde nierfunctie
-
creatinineklaring 20–50 ml/min
- bij een gebruikelijke dosis van 250 mg/dag: eenmaal 250 mg gevolgd door 125 mg 1×/dag;
- bij een gebruikelijke dosis van 500 mg 1×/dag: eenmaal 500 mg gevolgd door 250 mg 1×/dag;
- bij een gebruikelijke dosis van 500 mg 2×/dag: eenmaal 500 mg gevolgd door 250 mg 2×/dag.
-
creatinineklaring 10–19 ml/min
- bij een gebruikelijke dosis van 250 mg/dag: eenmaal 250 mg gevolgd door 125 mg om de dag;
- bij een gebruikelijke dosis van 500 mg 1×/dag: eenmaal 500 mg gevolgd door 125 mg 1×/dag;
- bij een gebruikelijke dosis van 500 mg 2×/dag: eenmaal 500 mg gevolgd door 125 mg 2×/dag.
-
creatinineklaring < 10 ml/min (incl. hemodialyse en CAPD)
- bij een gebruikelijke dosis van 250 mg/dag: eenmaal 250 mg gevolgd door 125 mg om de dag;
- bij een gebruikelijke dosis van 500 mg 1×/dag: eenmaal 500 mg gevolgd door 125 mg 1×/dag;
- bij een gebruikelijke dosis van 500 mg 2×/dag: eenmaal 500 mg gevolgd door 125 mg 1×/dag;
- na hemodialyse of CAPD is geen aanvullende dosis nodig.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig gezien levofloxacine niet in relevante mate door de lever wordt gemetaboliseerd en vnl. renaal wordt uitgescheiden.
Toediening
- Infusievloeistof: Langzaam i.v. toedienen, de inlooptijd bedraagt ten minste 30 minuten voor een dosis van 250 mg of 60 minuten voor een dosis van 500 mg. Bij initiële i.v.-behandeling na enkele dagen, afhankelijk van de conditie van de patiënt, overstappen op orale toediening met gelijkblijvende dosering;
- Tablet: Deze zonder kauwen innemen met voldoende vloeistof. De tablet mag wel gehalveerd worden op de breukstreep om de dosis aan te passen. Bij gebruik van ijzer- of zinkzouten, aluminium- of magnesiumbevattende antacida of sucralfaat zie de rubriek Interacties.
Doseringen
De dosering en wijze van toediening worden over het algemeen bepaald door de ernst van de infectie, de toestand van de patiënt en de gevoeligheid van het betreffende micro-organisme. De intraveneuze behandeling moet zo snel als mogelijk is worden gevolgd door orale behandeling.
Zorg in verband met de kans op kristalurie en nierbeschadiging voor een goede vochtinname door de patiënt en vermijd overmatige alkalisering van de urine.
Ondersteluchtweginfectie
Volwassenen
Oraal: volgens de fabrikant 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen. Zie voor de dosering en behandelduur bij aangetoonde Q-koorts het SWAB-advies comm-acq pneumonie – Q-koorts.
I.v.-infusie: volgens de fabrikant 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.
I.v.-infusie: Volgens de SWAB: bij een ernstige pneumonie (volgens CURB-65-score of PSI-klasse) behandeld op de intensivecare-afdeling (advies 2021): i.v. 400 mg 3×/dag, in combinatie met een i.v. tweede- of derdegeneratie cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim). Bij aangetoonde kolonisatie van de luchtwegen met Pseudomonas aeruginosa kan het, in een dosering van 400 mg 2×/dag, in combinatie met benzylpenicilline (1 mln. IE 4×/dag) gebruikt worden (p. 48 SWAB-richtlijn CAP (2016)) bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie (indien niet behandeld op de intensivecare-afdeling, zie evt. ook het SWAB-advies ernstige CAP op zaal (2020) of matig-ernstige CAP (2020)).
Infecties bij cystische fibrose
Kinderen
Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10–14 dagen. Er is klinisch onderzoek verricht bij kinderen van 5–17 jaar; er is minder ervaring bij kinderen tussen 1–5 jaar.
I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10–14 dagen.
Acute exacerbatie van chronische sinusitis of een chronische purulente otitis media
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.
Maligne otitis externa
Volwassenen
Oraal: 750 mg 2×/dag, volgens de fabrikant gedurende 28 dagen tot 3 maanden. Zie voor de behandelduur ook het SWAB-advies otitis externa maligna.
I.v.-infusie: 400 mg 3×/dag, gedurende 28 dagen tot 3 maanden.
Acute ongecompliceerde cystitis
Volwassenen
Oraal: 250–500 mg 2×/dag, gedurende 3 dagen. Bij vruchtbare vrouwen evt. 500 mg eenmalig; dit is waarschijnlijk wel minder effectief, met name van belang gezien de in de EU toenemende resistentie van E. coli tegen fluorchinolonen.
Gecompliceerde cystitis of acute ongecompliceerde pyelonefritis bij volwassenen
Volwassenen
Oraal: volgens de fabrikant: 500 mg 2×/dag, gedurende 7 dagen. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) voor mannen een behandelduur van 14 dagen aanhouden. Bij een verblijfskatheter: zowel bij mannen als vrouwen en dosering als hierboven: bij een goede respons op de therapie, overwegen gedurende 7 dagen te behandelen. NB: Heroverweeg bij patiënten met een verblijfskatheter de indicatie hiervoor; vervang bij een persisterende indicatie de katheter liefst voor de start, maar in elk geval vóór het einde van de kuur. Zie voor de behandelduur bij pyelonefritis ook het SWAB-advies urineweginfectie met systemische verschijnselen (“urosepsis”). Zie voor de behandelduur in geval van een urineweginfectie bij een cystenier ook het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen. Kan na 21 dagen, in specifieke gevallen zoals bij een cystenier (zie link hierboven) of bij abcessen, voortgezet worden.
Gecompliceerde acute pyelonefritis bij volwassenen
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 500–750 mg 2×/dag, gedurende minstens 10 dagen. In specifieke gevallen, zoals bij een cystenier of bij abcessen, kan de behandelduur langer zijn dan 21 dagen. Zie voor de dosering en behandelduur ook het SWAB-advies urineweginfectie met systemische verschijnselen (“urosepsis”), of voor de dosering en behandelduur in geval van een urineweginfectie bij een cystenier het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier.
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen; de behandeling na 21 dagen in specifieke gevallen (bv. abcessen, bij een cystenier) eventueel voortzetten. Zie voor de dosering en behandelduur bij een urineweginfectie bij een cystenier ook het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier. Zie voor de dosering en te combineren antibioticum in geval van een urineweginfectie bij een recente transplantaatnier (< 3 mnd. na transplantatie) ook het SWAB-advies urineweginfectie bij transplantaatnier.
Gecompliceerde urineweginfectie of acute pyelonefritis bij kinderen
Kinderen
Oraal: Volgens de fabrikant: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) bij kinderen ≥ 12 jaar met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie: 500 mg 2×/dag (gelijk aan volwassenen). Behandelduur: bij niet-zwangere meisjes 7 dagen, jongens 14 dagen. Bij een verblijfskatheter: zowel bij jongens als meisjes, dosering als hierboven: bij een goede respons op de therapie, overwegen gedurende 7 dagen te behandelen. Bij kinderen < 12 jaar schrijft de NHG-Standaard andere antibiotica voor, en voor een zwangere een verwijzing naar de tweedelijnszorg.
I.v.-infusie: 6 tot 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen.
Door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis
Volwassenen
Oraal: 500 mg eenmalig, alleen bij bewezen gevoeligheid voor ciprofloxacine op geleide van een kweek mét resistentiebepaling.
Bacteriële prostatitis
Volwassenen
Oraal: volgens de fabrikant: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 2–4 weken (bij acute prostatitis) of 4–6 weken (bij chronische prostatitis). Bij chronische prostatitis, zie voor de dosering en behandelduur ook het SWAB-advies chronische prostatitis.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 2–4 weken (bij acute prostatitis).
Epididymo-orchitis of ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID)
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.
Infectie van het maag-darmstelsel zoals diarree, waaronder de empirische behandeling van ernstige reizigersdiarree
Volwassenen
Oraal: volgens de fabrikant: 500 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen. Zie voor dosering en behandelduur ook de SWAB-adviezen gastro-enteritis - onbekende verwekker, Vibrio cholerae, Shigella spp., Salmonella typhi - buiktyfus (links naar adult.swabid.nl).
I.v.-infusie: volgens de fabrikant: 400 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen. Zie voor de behandelduur ook de SWAB-adviezen gastro-enteritis - onbekende verwekker, Salmonella typhi - buiktyfus.
Intra-abdominale infectie, als gevolg van Gram-negatieve bacteriën
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 5–14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 5–14 dagen.
Infectie van de huid(structuren) en weke delen
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.
Infectie van botten en gewrichten
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende maximaal 3 maanden.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende maximaal 3 maanden.
Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag gedurende de volledige periode van neutropenie, en in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag gedurende de volledige periode van neutropenie, en in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.
Profylaxe van een invasieve infectie als gevolg van Neisseria meningitidis
Volwassenen
Oraal: 500 mg eenmalig. Zie het SWAB-advies profylaxe meningokokkeninfectie voor wie voor deze profylaxe in aanmerking komt.
Inhalatieantrax, profylaxe na blootstelling en curatieve behandeling
Volwassenen
Oraal: 500 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
I.v.-infusie: 400 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen vna bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
Kinderen
Oraal: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 500 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
I.v.-infusie: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 400 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
Andere ernstige infecties bij kinderen
Kinderen
Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, de behandelduur is onder andere afhankelijk van het type infectie.
I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, de behandelduur is onder andere afhankelijk van het type infectie.
Verminderde nierfunctie, advies fabrikant
-
Oraal (volwassenen)
- creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 250–500 mg iedere 12 uur;
- creatinineklaring < 30 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 250–500 mg iedere 24 uur;
- hemodialysepatiënten: 250–500 mg iedere 24 uur (op dialysedagen na de dialyse geven);
- bij peritoneale dialyse: 250–500 mg iedere 24 uur.
-
Intraveneus (volwassenen)
- creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 200–400 mg iedere 12 uur;
- creatinineklaring < 30 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 200–400 mg iedere 24 uur;
- hemodialysepatiënten: 200–400 mg iedere 24 uur (op dialysedagen na de dialyse geven);
- bij peritoneale dialyse: 200–400 mg iedere 24 uur.
- Kinderen met een verminderde nierfunctie: er zijn (te) weinig gegevens van het gebruik van ciprofloxacine om tot een doseeradvies te komen.
Zie ook de SWAB-pagina ciprofloxacine (voor volwassenen) voor doseringsadviezen bij een verminderde nierfunctie en nierfunctie-vervangende therapie; deze kunnen anders zijn dan hierboven vermeld.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Vergeten dosis: Deze zo snel mogelijk alsnog innemen als er nog ≥ 4 uur resteert vóór de volgende, geplande dosis bij gebruik 2×/dag en bij gebruik 3×/dag als er nog ≥ 2 uur resteert tot de volgende gift. Als er minder tijd resteert voor de volgende dosis de gemiste dosis niet inhalen en de behandeling voortzetten met de volgende, geplande dosis. Geen dubbele dosis toedienen om een vergeten dosis in te halen.
Toediening
- Infusie: Alleen bij ernstige infecties, waarbij orale therapie niet mogelijk of gewenst is. De infusietijd is bij volwassenen ca. 30 minuten (voor een flacon of zak van 100 ml), ca. 60 min (voor een flacon of zak van 200 ml) en bij kinderen 60 min. De ciprofloxacine-oplossingen voor infusie zijn licht zuur, houd rekening met onverenigbaarheden (te herkennen aan bv. neerslagvorming, troebeling, verkleuring) bij menging met (genees)middelen die bij deze pH niet stabiel zijn.
- Oraal: Vanwege de bittere smaak de tabletten zonder kauwen (of fijnmalen) innemen met een ruime hoeveelheid water. De suspensie schudden voor gebruik. Niet innemen met zuivelproducten (zoals melk of yoghurt) of met mineralen verrijkte dranken indien dit geen onderdeel van een maaltijd is. De tabletten en orale suspensie kunnen wel worden ingenomen tijdens maaltijden die deze producten of dranken bevatten (zie rubriek Interacties). Zo nodig na gebruik van de suspensie ook water nadrinken.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): maagklachten.
Soms (0,1-1%): schimmelinfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hoesten, nasofaryngitis. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, rusteloosheid. Slaapstoornis, agitatie. Huiduitslag, jeuk. Oogirritatie.
Zelden (0,01-0,1%): hypotensie, tachycardie. Anafylactische of anafylactoïde reactie (incl. shock), angio–oedeem. Anorexie, enterocolitis (soms met bloedingen). Dyspneu, bronchospasmen. Slaperigheid, paresthesie, smaakstoornis, veranderde reukwaarneming. Visusstoornis. Verwardheid, angst, depressie, nachtmerrie, psychotische reacties (bv. hallucinaties), delier. Malaise. Urticaria, pustuleuze huiduitslag, hyperhidrose, opvliegers. Tendinitis. Verhoogde waarden ALAT, ASAT, γ-GT en/of AF en bilirubine in bloed en creatinine in serum.
Zeer zelden (< 0,01%): circulatoir collaps. Verminderde nierfunctie, acuut nierfalen. Pseudomembraneuze colitis. Cholestatische icterus, ernstige leverbeschadiging. Convulsies, perifere neuropathie (sensorisch, motorisch), extrapiramidale symptomen, andere aandoeningen van de spiercoördinatie. Oorsuizen, gehoorverlies. Erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, 'fixed drug eruption', vasculaire purpura, vasculitis (in uitzonderlijke gevallen leidend tot huidnecrose), fotosensibilisatie. Spierpijn, gewrichtspijn, peesruptuur (bv. van de achillespees; kan binnen 48 uur na aanvang van de behandeling en beiderzijds optreden). Anemie, hemolytische anemie, leukopenie, eosinofilie, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: verlenging QT–interval, ventriculaire aritmie en 'torsade de pointes'. (Fulminante) hepatitis, ernstige andere leveraandoeningen (o.a. acuut leverfalen, soms fataal, m.n. bij onderliggende leveraandoeningen). Acute interstitiële nefritis. Agranulocytose, beenmergfalen eventueel leidend tot pancytopenie. Nervositeit, automutilatie, zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging. Tremor, dyskinesie, syncope, ageusie. Uveïtis. Allergische pneumonitis. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), exfoliatieve dermatitis, overige huiduitslag. Verergering porfyrie. Myopathie, spierruptuur, gewrichtsbandruptuur, spierzwakte, rabdomyolyse, artritis. Stomatitis, dyspepsie, obstipatie, flatulentie, pancreatitis. Hypoglykemie (bij diabetici behandeld met bloedglucoseverlagende middelen, incl. het optreden van hypoglykemisch coma), hyperglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Asthenie, koorts, pijn in rug, borst en extremiteiten. In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): superinfecties zoals orale en vaginale candidiasis. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Verhoogde levertransaminasen. Reacties op de injectie-/infusieplaats. Bij een bestaande hypokaliëmie: QT-verlenging.
Soms (0,1-1%): cardiovasculaire reacties zoals tachycardie, vaatverwijding, atriumfibrilleren, palpitaties, QT-verlenging (bij een normale kaliumspiegel), angina pectoris. Dyspneu. Paresthesie, dysesthesie, tremor, draaiduizeligheid, slaperigheid, slaapstoornissen, verwardheid, desoriëntatie. Angst, opwinding, psychomotorische hyperactiviteit. Abnormale visus zoals wazig zien en dubbelzien. Smaakstoornissen. Dyspepsie, gastritis, flatulentie, obstipatie, anorexie. Dehydratie. Spierpijn, gewrichtspijn. Vermoeidheid, asthenie. Huiduitslag, urticaria, jeuk, droge huid, transpireren. Verminderde leverfunctie, stijging van de waarden van: alkalische fosfatase, γ-GT, bilirubine, LDH, amylase. Hyperlipidemie. Bloedbeeldafwijkingen zoals anemie, leukopenie, neutropenie, eosinofilie, trombocytopenie, trombocytemie. Toegenomen INR. (Trombo)flebitis op de infusieplaats.
Zelden (0,01-0,1%): ernstige anafylactische reacties (incl. zeer zelden levensbedreigende shock), angio-oedeem. Ventriculaire tachyaritmieën, syncope, verandering bloeddruk. Hypo-esthesie, perifere neuropathie, polyneuropathie, coördinatiestoornissen, convulsies (incl. tonisch-klonische aanvallen), aandachtsstoornis, spraakstoornis, geheugenverlies. Fotofobie. Verstoord reukvermogen. Oorsuizen, gehoorafname (incl. gewoonlijk reversibele doofheid). Stomatitis, dysfagie, aan antibiotica gerelateerde colitis (incl. pseudomembraneuze colitis). Geelzucht, (cholestatische) hepatitis. Verminderde nierfunctie, nierfalen, stijging creatinine of ureum. Peesontsteking, spierkramp, spiertrekking, spierzwakte. Emotionele labiliteit, depressie, hallucinaties, abnormaal dromen. Oedeem. Hyperglykemie, hyperurikemie.
Zeer zelden (< 0,01%): niet-specifieke aritmie, 'torsade de pointes', hartstilstand (vooral bij ernstige onderliggende pro-aritmische condities). Hyperesthesie, exacerbatie van myasthenia gravis. Reversibel verlies van gezichtsvermogen (in het bijzonder in het verloop van bijwerkingen op het CZS), uveïtis en bilaterale acute iris transilluminatie. Fulminante hepatitis leidend tot levensbedreigend leverfalen (incl. gevallen met fatale afloop). Blaasvormige huidreacties, zoals het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN), die mogelijk levensbedreigend kunnen zijn. Vasculitis. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Psychotische reacties, zelf-beschadigend gedrag (zoals zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging), depersonalisatie, delier. Peesscheuring, artritis, spierstijfheid. Hypoglykemie, hypoglykemisch coma, verhoogde protrombinespiegel, verlaagde INR-waarde. Agranulocytose, pancytopenie.
Verder zijn gemeld: acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Rabdomyolyse.
Bij i.v.-toediening komen de volgende bijwerkingen frequenter voor: soms (0,1-1%) hypotensie, oedeem, nierfalen, ventriculaire tachyaritmieën, antibiotica gerelateerde colitis, convulsies en hallucinaties en vaak (1-10%) stijging γ-GT.
In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen. In zeer zeldzame gevallen zijn de volgende bijwerkingen waargenomen bij gebruik van andere fluorchinolonen, die mogelijk ook kunnen optreden bij behandeling met moxifloxacine: verhoogde intracraniële druk (incl. pseudotumor cerebri), hypernatriëmie, hypercalciëmie, hemolytische anemie, fotosensibilisatie.
In sommige gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree. Duizeligheid, hoofdpijn, slapeloosheid. Stijging van leverenzymwaarden. Bij de injectievloeistof tevens: reacties op de injectieplaats, flebitis.
Soms (0,1-1%): superinfectie met schimmels. Dyspneu. Anorexie, dyspepsie, flatulentie, obstipatie, buikpijn. Angst, verwardheid, nervositeit. Slaperigheid, tremor, dysgeusie. Vertigo. Asthenie. Spierpijn, gewrichtspijn. Jeuk, huiduitslag, urticaria, hyperhidrose. Eosinofilie, leukopenie, stijging van serumcreatinine en bilirubine in bloed.
Zelden (0,01-0,1%): hypotensie, tachycardie, palpitaties. Overgevoeligheid, angio-oedeem. Geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), 'fixed drug eruption'. Acuut nierfalen (bv. als gevolg van interstitiële nefritis). Paresthesieën, convulsies, verminderd geheugen. Depressie, psychotische reacties, agitatie, abnormale dromen, nachtmerries, delier. Visusstoornissen zoals wazig zien. Oorsuizen. Peesaandoeningen incl. tendinitis. Spierzwakte. Koorts. Neutropenie, trombocytopenie. Hypoglykemie (vooral bij diabetes mellitus), hypoglykemisch coma.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmieën (waaronder ventriculaire tachycardie die kan leiden tot hartstilstand), verlenging QT-interval, 'torsade de pointes'. Anafylactische of anafylactoïde shock. Bronchospasme, allergische pneumonitis. Pancreatitis. Icterus en ernstige leverbeschadiging (incl. acuut leverfalen, vooral bij ernstige onderliggende aandoening zoals sepsis), hepatitis. Sensorische/sensomotorische perifere neuropathie, Parosmie (incl. anosmie), ageusie, syncope, benigne intracraniële hypertensie, extrapiramidale stoornis. Tijdelijk visusverlies, uveïtis. Verminderd gehoor. Gedrag waarbij de patiënt zichzelf in gevaar brengt, inclusief suïcidale neigingen of handelingen. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), erythema multiforme, leukoclastische vasculitis, fotosensibilisatie, stomatitis. Bloederige diarree die uiterst zelden kan duiden op enterocolitis, incl. pseudomembraneuze colitis. Peesruptuur, ligamentruptuur, spierruptuur, rabdomyolyse, artritis, pijn in rug, borst en ledematen. Hemolytische anemie, agranulocytose, pancytopenie. Hyperglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij andere fluorchinolonen is verder nog gemeld: aanval van porfyrie bij porfyriepatiënten.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Bij i.v.-toediening: reacties op de infusieplaats.
Soms (0,1-1%): dyspepsie, buikpijn, braken, flatulentie, verminderde eetlust/anorexie. Mycotische superinfecties. Eosinofilie. Hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen, smaakverandering. Agitatie, (psychomotorische) hyperactiviteit. Huiduitslag, urticaria, jeuk, reactie op de injectie- en infusieplaats. Spierpijn, gewrichtspijn. Asthenie, koorts. Nierfunctiestoornis. Verhoogde waarden van transaminasen, bilirubine en alkalische fosfatase.
Zelden (0,01-0,1%): allergische reactie, angio-oedeem, lichtgevoeligheidsreacties. Vasodilatatie, hypotensie, syncope. Tachycardie. Oedeem, hyperhidrose. Dyspneu, astmatische aandoening. Pseudomembraneuze colitis. Paresthesie, dysesthesie, hypo-esthesie, tremor, vertigo, epileptische aanval (incl. status epilepticus). Verwardheid, desoriëntatie, angst, depressie (mogelijk culminerend in suïcidaal gedrag of een suïcidepoging), abnormale dromen, hallucinaties. Visuele stoornis (bv. diplopie). Oorsuizen, gehoorverlies. Artritis, verhoogde spiertonus, spierkrampen. Gestoorde leverfunctie, cholestatische icterus, hepatitis. Tubulo-interstitiële nefritis, nierfalen, kristalurie, hematurie. Leukopenie, anemie, neutropenie, trombocytopenie, leukocytose, trombocytose. Verhoogd amylase. Hyperglykemie, hypoglykemie (vooral bij oudere patiënten met diabetes mellitus), hypoglykemisch coma.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische of anafylactoïde reacties (incl. shock), serumziekte. Levernecrose, leverfalen. Pancreatitis. Psychotische reacties. Hemolytische anemie, agranulocytose, pancytopenie (myelosuppressie). Vasculitis. Migraine, reukstoornis, coördinatiestoornis, intracraniële hypertensie, pseudotumor cerebri. Afwijkingen in de kleurwaarneming. Petechiën, erythema multiforme, erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Spierzwakte, exacerbatie van myasthenia gravis. Tendinitis, peesruptuur.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie, verlenging QT-interval en 'torsade de pointes'. Perifere neuropathie, polyneuropathie. Psychose, manie, hypomanie. Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). In verschillende studies is er meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie - soms gecompliceerd door (fatale) rupturen -, waargenomen na behandeling met fluorchinolonen. Toename INR bij patiënten behandeld met vitamine K-antagonisten.
Bij kinderen wordt artropathie (gewrichtspijn, artritis) vaak gemeld.
Bij intraveneuze toediening kunnen bij subgroepen van patiënten sommige bijwerkingen met een hogere frequentie voorkomen (o.a. epileptische aanvallen, tachycardie, hypotensie, nierfalen, tijdelijk gestoorde leverfunctie incl. afwijkingen in de transaminasen, anafylactische reacties, beenmergdepressie, pancreatitis, visus en/of gehoorstoornissen en peesruptuur).
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Sucralfaat, ijzerzouten, zinkzouten, en aluminium-, magnesium- of calciumbevattende antacida kunnen de absorptie van ofloxacine verminderen; bij gelijktijdig gebruik een interval van ten minste 2 uur aanhouden.
Wanneer gecombineerd met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen, vergroot ofloxacine de kans op convulsies.
Voorzichtig met comedicatie die het QT–interval verlengt zoals:
- imidazool- en triazoolantimycotica;
- ketoconazol;
- klasse IA en III anti-aritmica;
- macroliden (bv. claritromycine, erytromycine);
- niet-sederende antihistaminica;
- sommige antidepressiva;
- sommige antipsychotica.
Bij gebruik van vitamine K–antagonisten is een verlenging van de stollingstijd (toename van de INR-waarde) waargenomen, bloedingen kunnen vóórkomen; controleer deze waarde daarom regelmatiger.
Bij het combineren met orale bloedglucoseverlagende middelen, met name sulfonylureumderivaten, en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Gelijktijdige behandeling met corticosteroïden doet de kans op tendinitis en peesruptuur toenemen.
Houd bij toediening van hogere doses rekening met wederzijdse nadelige beïnvloeding van de eliminatie en met een stijging van de serumspiegels bij comedicatie die in relevante mate wordt uitgescheiden via de renale tubuli (bv. cimetidine, furosemide en methotrexaat).
Interacties
Combinatie met geneesmiddelen die QT-verlenging geven (zoals klasse 1a- en III-anti-aritmica, sommige antipsychotica, tricyclische antidepressiva, sommige andere antibiotica (macroliden), mizolastine) is gecontra-indiceerd vanwege het risico van het optreden van 'torsade de pointes'. Wees in dit kader voorzichtig bij de combinatie met middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken (zoals diuretica, laxeermiddelen, hoge doses klysma's, corticosteroïden en amfotericine B) of geneesmiddelen die in verband zijn gebracht met klinisch significante bradycardie.
Combinatie van moxifloxacine met middelen die de convulsiedrempel verlagen kan de kans op stimulatie van het centrale zenuwstelsel en convulsies doen toenemen.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met orale bloedglucoseverlagende middelen (waaronder m.n. sulfonylureumderivaten) en insuline; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
De absorptie van moxifloxacine wordt door een aantal geneesmiddelen vermindert; daarom moxifloxacine ten minste 4 uur vóór of 4 uur na aluminium-, calcium- of magnesiumbevattende antacida innemen, en ten minste 4 uur vóór sucralfaat en bismuth-, calcium-, magnesium- en zinkzouten (denk aan multivitamine- en mineralenpreparaten; er is echter geen klinisch relevante interactie met voedsel, ook niet met zuivelproducten). Zo ook moxifloxacine innemen ten minste 2 uur vóór een ijzerpreparaat zonder gereguleerde afgifte; niet combineren met een ijzerpreparaat met gereguleerde afgifte. De absorptie van moxifloxacine vermindert ook bij gelijktijdig gebruik met sevelameer; moxifloxacine ten minste 1 uur vóór of 3 uur na sevelameer innemen.
Interacties
Aluminium- of magnesiumbevattende antacida, sucralfaat, ijzer- of zinkzouten verminderen de absorptie van oraal toegediend levofloxacine; bij gelijktijdig gebruik een interval van ten minste 2 uur toepassen. Denk hierbij ook aan multivitaminepreparaten.
Comedicatie met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen, kan de kans op stimulatie van het centrale zenuwstelsel en convulsies doen toenemen.
Wees voorzichtig met comedicatie met geneesmiddelen die QT-verlenging geven (zoals klasse Ia- en III-anti-aritmica, antipsychotica, tricyclische antidepressiva, sommige andere antibiotica (o.a. macroliden), sommige antimycotica, niet-sederende antihistaminica) vanwege het risico van het optreden van 'torsade de pointes'.
Bij gelijktijdig gebruik van corticosteroïden neemt de kans op tendinitis en peesruptuur toe.
De bloedspiegel van ciclosporine kan belangrijk toenemen.
Bij comedicatie met orale bloedglucoseverlagende middelen (waaronder m.n. sulfonylureumderivaten) en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten kan de INR-waarde toenemen; controleer deze daarom regelmatiger.
Bij toediening van hogere doses rekening houden met wederzijdse nadelige beïnvloeding van de eliminatie en met een stijging van de serumspiegels bij comedicatie die in relevante mate wordtn uitgescheiden via de renale tubuli (bv. cimetidine, furosemide en methotrexaat).
Interacties
Ciprofloxacine is een sterke remmer van CYP1A2 en kan hierdoor leiden tot een verhoogde (toxische) serumconcentratie van gelijktijdig toegediende middelen die door dit enzym gemetaboliseerd worden, zoals theofylline (xanthinederivaat), clozapine, olanzapine, rasagiline, ropinirol, duloxetine en agomelatine; gelijktijdig gebruik met tizanidine is daarom gecontra-indiceerd. Van andere xanthinederivaten (coffeïne en pentoxifylline) en lidocaïne (intraveneus) zijn eveneens verhoogde serumspiegels gemeld.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten kan de INR veranderen; controleer deze regelmatiger.
Wees voorzichtig met comedicatie die het QT-interval verlengt (o.a. amiodaron, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macroliden, enkele antimycotica). Oudere patiënten en vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Comedicatie met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen vermeerdert de kans op epileptische aanvallen. Bij gelijktijdig gebruik kunnen de spiegels van fenytoïne verhoogd of verlaagd worden, de spiegel van carbamazepine kan toenemen tot toxische waarden.
Bij gelijktijdig gebruik met orale bloedglucoseverlagende middelen (waaronder m.n. sulfonylureumderivaten) en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Gelijktijdig gebruik van methotrexaat wordt niet aanbevolen, omdat de renale klaring van methotrexaat door ciprofloxacine kan verminderen. Dit kan leiden tot het eerder bereiken van toxische spiegels van methotrexaat.
De spiegel van sildenafil en mogelijk ook van andere PDE-5-remmers kan stijgen tot het dubbele.
Ook de spiegel van zolpidem kan toenemen bij gelijktijdig gebruik.
Comedicatie met ciclosporine kan resulteren in een voorbijgaande stijging van de serumcreatininespiegel, controleer deze daarom vaak (2×/week).
Bij comedicatie met corticosteroïden is er meer kans op tendinitis en peesruptuur.
Meerwaardige kat-ionbevattende geneesmiddelen zoals aluminium- of magnesiumbevattende antacida, sucralfaat, calcium-, bismut-, zink- en ijzerzouten en polymere fosfaatbinders (sevelameer, lanthaancarbonaat) verminderen de absorptie van ciprofloxacine; neem ciprofloxacine daarom ten minste 2 uur voor of ten minste 4 uur ná deze middelen in.
Calcium als onderdeel van een maaltijd heeft geen significante invloed op de absorptie. Gelijktijdige toediening met alleen zuivelproducten of met mineralen verrijkte dranken (bv. melk, yoghurt, met calcium verrijkt sinaasappelsap) moet echter worden vermeden, omdat de absorptie van ciprofloxacine verminderd kan zijn. Neem dan ciprofloxacine 2 uur voor of ten minste 4 uur na deze producten in.
Metoclopramide versnelt de absorptie van ciprofloxacine met mogelijk een hogere piekconcentratie in het bloed.
Comedicatie met probenecide verhoogt de serumspiegel van ciprofloxacine.
Zwangerschap
Ofloxacine passeert de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring met gebruik van de fluorchinolonen ciprofloxacine en norfloxacine tijdens het 1e trimester laat geen verhoogd risico zien op ernstige misvormingen van het embryo of andere nadelige effecten op de zwangerschap. Met andere fluorchinolonen, zoals ofloxacine, is beperkte ervaring opgedaan in het 1e trimester. Voor ofloxacine gaat het om ca. 300 gevolgde zwangerschappen, met blootstelling vrijwel altijd in het 1e trimester. Eén kleine studie zag mogelijk bij ofloxacine significant meer aangeboren afwijkingen, in andere studies werd dit niet gezien. Het gebruik van fluorchinolonen wordt afgeraden vanaf het 2e trimester. Bij dieren kunnen fluorchinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Advies: Gebruik van ofloxacine is gecontra-indiceerd.
Zwangerschap
Moxifloxacine passeert de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring met gebruik van de fluorchinolonen ciprofloxacine en norfloxacine tijdens het 1e trimester laat geen verhoogd risico op ernstige misvormingen van het embryo of andere nadelige effecten op de zwangerschap zien. Met andere fluorchinolonen, zoals moxifloxacine, is beperkte ervaring opgedaan in het 1e trimester. Voor moxifloxacine gaat het om ca. 160 gevolgde zwangerschappen met blootstelling in het 1e trimester. In twee relatief kleine studies leken bij moxifloxacine in het 1e trimester, in vergelijking met andere fluorchinolonen, meer aangeboren (cardiale en pulmonale) afwijkingen voor te komen. Voorzichtigheid met de interpretatie hiervan is nodig, vanwege de kleine aantallen. Ook kan het onderliggende ziektebeeld (infectie) de resultaten hebben beïnvloed. Er is geen ervaring met moxifloxacine in het 2e en 3e trimester. Het gebruik van fluorchinolonen wordt afgeraden vanaf het 2e trimester. Bij dieren kunnen chinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Farmacologisch effect: Bij dieren is in therapeutische doseringen een verhoogde incidentie van abortus waargenomen.
Advies: Gebruik van moxifloxacine is gecontra-indiceerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Ruime ervaring met gebruik van de fluorchinolonen ciprofloxacine en norfloxacine tijdens het 1e trimester laat geen verhoogd risico op ernstige misvormingen van het embryo of andere nadelige effecten op de zwangerschap zien. Met andere fluorchinolonen, zoals levofloxacine, is beperkte ervaring opgedaan in het 1e trimester (voor levofloxacine gaat het om ca. 200 gevolgde zwangerschappen, met blootstelling vrijwel altijd in het 1e trimester). Het gebruik van fluorchinolonen wordt afgeraden vanaf het 2e trimester. Bij dieren kunnen chinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Advies: Gebruik van levofloxacine is gecontra-indiceerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Beschikbare gegevens bij de mens (redelijke mate van ervaring met blootstelling in het 1e trimester) duiden niet op teratogeniteit. Bij dieren zijn effecten op onrijp kraakbeen en gewrichtsafwijkingen gezien. Dergelijke effecten zijn bij de mens tot nu toe niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden in het 1e trimester. Gebruik in het 2e en 3e trimester ontraden.
Overig: Benzylalcohol, in de suspensies, passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit (zoals het 'gasping'-syndroom) bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens de bevalling. Benzylalcohol kan zich ophopen in het lichaam (ook in de foetus) en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens de zwangerschap.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief kleine hoeveelheden. De effecten hiervan op de zuigeling zijn beperkt onderzocht.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase. Artropathie en andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden. De effecten hiervan op de zuigeling zijn beperkt onderzocht.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase. Effecten op de zuigeling zijn onbekend, maar laesies in het kraakbeen van gewichtdragende gewrichten en andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Fluorchinolonen (waaronder ofloxacine en dus diens actieve stereo-isomeer levofloxacine) gaan over in de moedermelk. De effecten hiervan zijn beperkt onderzocht.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase. Artropathie en andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase; er is derhalve een potentieel risico van beschadiging van de gewrichten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Benzylalcohol, in de suspensies, kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken, wees voorzichtig tijdens lactatie. Een risico van het ophopen van benzylalcohol bij het kind dat borstvoeding krijgt is niet uitgesloten.
Contra-indicaties
- Epilepsie of een verhoogde neiging tot het ontwikkelen van epileptische aanvallen;
- Peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
- Kinderen en jongeren in de groeifase (omdat bij dieren in de groei afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf zijn waargenomen);
- Overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.
Zie ook de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- Klinisch relevant hartfalen met een linkerventrikelejectiefractie (LVEF);
- Bekende QT-verlenging, klinisch relevante bradycardie, eerdere symptomatische aritmie;
- Stoornissen in de elektrolytenhuishouding (vooral niet-gecorrigeerde hypokaliëmie);
- Gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) en/of stijging van de transaminasewaarden van > 5× de ULN ('upper limit of normal');
- Kinderen en jongeren in de groeifase (omdat bij dieren in de groei afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf zijn waargenomen);
- Peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
- Het opnieuw starten van moxifloxacine na het doormaken van een ernstige reactie, zoals SJS, TEN of AGEP, tijdens een behandeling met moxifloxacine;
- Overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.
Voor meer contra-indicaties zie de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
- Epilepsie of een verhoogde neiging tot het ontwikkelen van epileptische aanvallen;
- Peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
- Kinderen en jongeren in de groeifase (omdat bij dieren in de groei afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf zijn waargenomen);
- Overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.
Voor meer contra-indicaties zie de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor fluorchinolonen.
Zie ook de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd het gebruik van ofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door het gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten indien er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Vanwege de verminderde gevoeligheid van streptokokken voor ofloxacine, is dit ongeschikt bij streptokokkeninfecties.
Wees voorzichtig bij:
- een psychiatrische aandoening (huidig of in de voorgeschiedenis);
- verminderde leverfunctie, vanwege de bijwerkingen op de lever;
- myasthenia gravis, ook in de voorgeschiedenis, vanwege de kans op respiratoire insufficiëntie;
- G6PD-deficiëntie, vanwege het risico van hemolytische anemie;
- risicofactoren voor verlenging van het QT–interval, zoals:
- bradycardie, cardiale aritmie;
- hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie;
- ernstig hartfalen;
- congenitale of verworven QT-verlenging;
- comedicatie die het QT-interval verlengt (zie rubriek Interacties).
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste, mogelijk plotseling optredende, tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
Staak het gebruik bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of krachtverlies) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing:
- bij ouderen;
- bij patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- bij (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.
De behandeling onmiddellijk staken bij vermoeden van een tendinitis, bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesruptuur kunnen binnen 48 uur optreden na het begin van de behandeling, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het betrokken ledemaat/de ledematen op gepaste wijze, door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Als in het gezichtsvermogen afwijkingen ontstaan of verergeren, of er enig ander effect is op de ogen, dan onmiddellijk een oogarts consulteren.
Ook de behandeling staken bij:
- het optreden van een epileptisch insult;
- neiging tot automutilatie of suïcide;
- symptomen van verminderde leverfunctie, zoals anorexie, geelzucht, donkergekleurde urine, gevoelige buik, jeuk.
Vanwege de kans op ernstige bulleuze huidreacties de patiënt onmiddellijk contact laten opnemen bij eerste tekenen van overgevoeligheidsreacties. Tijdens de behandeling en gedurende 48 uur na het staken van het gebruik blootstelling aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht vermijden, vanwege de kans op fotosensibilisatie.
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met insuline of orale antidiabetica (bv. glibenclamide). Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); bewaak zorgvuldig de bloedglucosespiegel bij deze diabetespatiënten.
Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
De bepaling van opiaten of porfyrinen in de urine kan fout-positieve resultaten opleveren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd het gebruik van moxifloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten als er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Kruisresistentie (al dan niet compleet) tussen (fluor)chinolonen komt voor.
Extra alert zijn bij G6PD-deficiëntie (meer kans op hemolytische reacties), epilepsie, ernstige cerebrale afwijkingen en aanhoudende pro-aritmische condities. Wees ook voorzichtig bij ouderen omdat bij onvoldoende vochtinname het risico van nierfalen door dehydratie toeneemt en vanwege grotere gevoeligheid voor QT–verlenging. Ook vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor QT-verlenging. Staak de behandeling bij optreden van symptomen van hartritmestoornissen.
Wees ook voorzichtig bij bestaande psychiatrische aandoeningen en bij deze aandoeningen in de anamnese, vanwege meer kans op psychiatrische reacties (zelfs al na de eerste toediening); bij ontwikkeling van deze reacties (vooral bij zelfmoordgedachten en zelfbeschadigend gedrag) de behandeling staken en zonodig passende maatregelen nemen.
Er zijn gevallen van fulminante hepatitis met levensbedreigend leverfalen (incl. fatale afloop) gemeld; de patiënt wijzen op eerste tekenen van een gestoorde leverfunctie (zoals snel optredende asthenie in samenhang met geelzucht, donkere urine, neiging tot bloeden, hepatische encefalopathie) en bij tekenen van verminderd functioneren van de lever meteen gericht onderzoek verrichten.
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van een ernstige bijwerking op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
De behandeling staken bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of krachtverlies) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.
Als het gezichtsvermogen vermindert, direct een oogarts raadplegen.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing bij:
- ouderen;
- patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.
Bij symptomen van tendinitis, bv. pijnlijke zwelling, ontsteking, deze behandeling onmiddellijk staken, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesrupturen treden, naast in hiervoor genoemde condities, vooral op bij grote lichamelijke inspanning en bij de eerste wandeling van een voorheen bedlegerige patiënt. Ze kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het betrokken ledemaat/de ledematen op gepaste wijze, door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van huid- en/of slijmvliesreacties. In geval van ernstige overgevoeligheidsreacties (bv. anafylaxie met shock) de behandeling staken, en na het doormaken van SJS, TEN of AGEP tijdens een behandeling met moxifloxacine dit middel op geen enkel moment opnieuw starten bij die patiënt. Het is raadzaam om overmatige blootstelling aan UV-straling of langdurig en/of sterk zonlicht te vermijden in verband met fotosensibilisatie (waargenomen bij andere chinolonen).
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel bij alle diabetespatiënten.
Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudo-membraneuze colitis overwegen, de therapie staken als deze diagnose bevestigd wordt.
Moxifloxacine kan de symptomen van myasthenia gravis verergeren.
Bij gebruik van moxifloxacine kunnen fout-negatieve resultaten bij infectie met mycobacteriën optreden.
Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde leverfunctie of bij kinderen (< 18 jaar). De effectiviteit is niet vastgesteld bij de behandeling van ernstige brandwondeninfecties, fasciitis en diabetische voetinfectie met osteomyelitis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd het gebruik van levofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten indien er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Wees voorzichtig met de toepassing bij:
- een psychiatrische aandoening (ook in de voorgeschiedenis);
- een verminderde leverfunctie, vanwege de bijwerkingen op de lever;
- myasthenia gravis (ook in de voorgeschiedenis), vanwege de kans op respiratoire insufficiëntie;
- G6PD-deficiëntie, vanwege risico op hemolytische anemie;
- risicofactoren voor verlenging van het QT-interval, zoals:
- hoge leeftijd, vrouwelijk geslacht;
- hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie;
- bradycardie, aritmie;
- na een myocardinfarct;
- ernstig hartfalen;
- congenitale of verworven QT-verlenging;
- comedicatie die het QT-interval verlengt (zie rubriek Interacties).
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
De behandeling staken bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of krachtverlies) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.
Psychische reacties (bv. depressie of psychose) kunnen al na de eerste toediening optreden; bij voortgezet gebruik kan een suïcide(poging) uit de suïcidale stemming voortkomen. Staak de therapie onmiddellijk bij het optreden van psychische reacties. Overweeg een ander antibioticum, dat geen fluorchinolon is.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing:
- bij ouderen;
- bij patiënten met een nierfunctiestoornis (pas indien nodig de dosering aan, zie rubriek Dosering);
- na een (solide orgaan)transplantatie;
- bij comedicatie met corticosteroïden.
De behandeling onmiddellijk staken bij vermoeden van een tendinitis bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesruptuur kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het ledemaat of de ledematen op gepaste wijze door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Bij ontstaan van visusafwijkingen of enig ander effect op de ogen onmiddellijk een oogarts consulteren.
Bij een opvallende bloeddrukdaling tijdens de infusie, het infuus onmiddellijk staken om circulatoire collaps te voorkomen.
Ook de behandeling staken bij het optreden van tekenen van een epileptisch insult, de neiging tot automutilatie of suïcide en bij symptomen van verminderde leverfunctie.
Informeer de patiënt over kenmerkende symptomen van acute pancreatitis. Evalueer de patiënt die misselijkheid, ongemak in de buik, acute buikpijn, braken of malaise ervaren. Staak de behandeling bij het vermoeden van pancreatitis en, indien bevestigd, start levofloxacine niet opnieuw. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis.
Ernstige huidreacties waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) en het DRESS-syndroom zijn gemeld, en deze kunnen levensbedreigend of fataal zijn. Als zich symptomen van ernstige huidreacties ontwikkelen (huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie) het gebruik van levofloxacine onmiddellijk staken en een andere behandeling overwegen. Als zich een ernstige reactie heeft ontwikkeld, zoals SJS, TEN of DRESS, dan de behandeling met levofloxacine bij deze patiënten nooit opnieuw starten.
Vanwege de kans op fotosensibilisatie, gedurende de behandeling en gedurende 48 uur erna blootstelling aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht vermijden.
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor –vaker bij ouderen– en vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel bij alle diabetespatiënten. Staak de behandeling met levofloxacine onmiddellijk na een verstoring van het bloedglucosegehalte en start een ander antibioticum, dat geen fluorchinolon is.
Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
Levofloxacine kan fout-positieve resultaten veroorzaken bij laboratoriumbepalingen van opiaten in de urine. En het kan fout-negatieve resultaten geven bij de bacteriologische diagnose van tuberculose doordat het de groei van Mycobacterium tuberculosis kan remmen.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium, in sommige infusievloeistoffen, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd gebruik van ciprofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen (incl. peesaandoeningen) heeft ervaren door gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten als er geen andere behandelopties zijn, de microbiologische gegevens het gebruik van ciprofloxacine rechtvaardigen en na afweging van de voordelen en risico's.
Resistentie en combinatie van antibiotica bij diverse infecties
- Bij ernstige infecties en bij gemengde infecties met Gram-positieve en anaerobe pathogenen ciprofloxacine combineren met één of meer andere geschikte antibacteriële middelen.
- Bij epididymo-orchitis en ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID), ciprofloxacine tegelijkertijd met een ander geschikt antimicrobieel middel toedienen, tenzij een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten. Klinische verbetering moet binnen 3 dagen na aanvang van de behandeling optreden.
- Een door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis alleen met ciprofloxacine behandelen als een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten.
- Houd bij de behandeling van urineweginfecties met weefselinvasie rekening met een toenemende en in de EU variërende resistentie van Escherichia coli voor ciprofloxacine. Bij gecompliceerde urineweginfecties en acute pyelonefritis ciprofloxacine volgens de fabrikant alleen toepassen als andere behandelingen ongeschikt zijn (gebleken). Baseer de (voortzetting van de) toepassing op de resultaten van microbiologisch onderzoek.
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
Verminderde nierfunctie: Dosisaanpassing is nodig om bijwerkingen als gevolg van accumulatie van ciprofloxacine te voorkomen; zie onderin rubriek Dosering.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing bij:
- ouderen;
- patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.
Bij symptomen van tendinitis, bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, de behandeling onmiddellijk staken, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesrupturen treden, naast in hiervoor genoemde condities, vooral op bij grote lichamelijke inspanning en bij de eerste wandeling van een voorheen bedlegerige patiënt. Ze kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het ledemaat of de ledematen op gepaste wijze door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
Vanwege een relatief toegenomen kans op artropathie bij kinderen, ciprofloxacine bij hen alleen op strikte indicatie toepassen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, Sjögren-syndroom, reumatoïde artritis, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom, syndroom van Turner en gelijktijdige behandeling met systemische corticosteroïden.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Neuropsychiatrische reacties: Sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen. Staak de therapie bij het optreden van symptomen van neuropathie, omdat deze bij voortgezet gebruik irreversibel kan worden. Wees terughoudend bij risicofactoren voor epileptische aanvallen zoals een epileptische aanval in de voorgeschiedenis, elektrolytstoornissen, verminderde nierfunctie en combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie de rubriek Interacties). Gevallen van status epilepticus zijn gemeld. Psychische reacties (bv. depressie of psychose) kunnen al na de eerste toediening optreden; bij voortgezet gebruik kan een suïcide(poging) uit de suïcidale stemming voortkomen. Staak de therapie bij het optreden van psychische reacties.
Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuw ontstaan; raadpleeg in dat geval een oogarts.
Bij het optreden van symptomen van een leveraandoening de therapie staken.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, hartfalen, na een myocardinfarct, hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, congenitale of verworven QT-verlenging en comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties).
In verband met het risico van hemolytische reacties het gebruik vermijden bij patiënten met G6PD-deficiëntie.
In verband met fotosensibilisatie, de patiënt aanraden blootstelling aan overvloedig zonlicht of UV-stralen te vermijden.
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel bij alle diabetespatiënten.
Bij ernstige aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen en de therapie staken indien deze diagnose bevestigd wordt.
De test op Mycobacterium tuberculosis kan een fout-negatieve uitslag geven.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de suspensies, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken oud, vanwege ernstige bijwerkingen, zoals het ‘gasping’-syndroom. Maximaal 1 week gebruiken bij kinderen < 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Overdosering
Symptomen
Acute overdosering: verwardheid, hallucinaties, bewustzijnsdaling, duizeligheid, tremor, convulsies, verlenging van het QT-interval, maag-darmklachten met erosie van het maag-darmslijmvlies.
Therapie
Er is geen specifiek antidotum. De behandeling is symptomatisch. Overweeg: antacida ter bescherming van het maagslijmvlies, ECG-bewaking, anticonvulsiva bij convulsies. Hemodialyse en geforceerde diurese verhogen de eliminatie. Peritoneale dialyse/CAPD zijn niet effectief.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Therapie
Symptomatisch, geactiveerde kool kan de systemische beschikbaarheid beperken.
Neem voor meer informatie over symptomen en de behandeling van een vergiftiging met moxifloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
CZS-symptomen zoals verwardheid, duizeligheid, bewustzijnsstoornissen, convulsies, hallucinaties en tremor; verlenging van het QT-interval en gastro-intestinale symptomen als misselijkheid en erosie van de slijmvliezen.
Neem voor meer informatie over symptomen en de behandeling van een vergiftiging met levofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Naast de bijwerkingen is o.a. reversibele nefrotoxiciteit gemeld.
Therapie
Bij recente orale inname: geactiveerde kool kan de absorptie verminderen.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ciprofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gefluorideerde chinolonverbinding. Systemisch toegediend ofloxacine heeft een bactericide werking en beïnvloedt de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelige stammen; 'MSSA') en Streptococcus. pyogenes.
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter spp., Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp., Moraxella spp., Morganella morganii, Proteus spp. en Serratia marcescens.
- Overig: Chlamydia spp. en Legionella pneumophila.
Middelmatig gevoelig van nature (bij afwezigheid van verworven resistentiemechanismen) zijn:
- Aeroob Gram-positief: Providentia (resistentie ca. 17%), Streptococcus pneumoniae (en resistentie in ca. 70% van de stammen).
- Aeroob Gram-negatief: Enterococcus faecalis (resistentie ca. 50%), Pseudomonas aeruginosa (resistentie ca. 20–30%), andere Serratia spp. (resistentie ca. 20–40%), Stenotrophomonas maltophilia (resistentie ca. 5–11%),
- Overig: Mycoplasma spp. (resistentie tot 5,3%) en Ureaplasma spp. (resistentie tot 2%).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecium, Staphylococcus aureus (meticilline-ongevoelig; 'MRSA', resistentie ca. 69–86%) en β–hemolytische streptokokken uit de serologische groepen B, C en G.
- Aeroob Gram-negatief: Neisseria gonorrhoeae (resistentie bij ca. 25%).
Resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: Eubacterium spp.
- Anaerobe bacteriën zoals Bacteroides spp, Fusobacterium spp., peptokokken en peptostreptokokken,
- Overig: Treponema pallidum.
Het resistentiemechanisme berust voornamelijk op één of meerdere mutaties in de enzymen waar ofloxacine op aangrijpt, wat in het algemeen leidt tot kruisresistentie met andere fluorchinolonen. De resistentiepercentages hierboven hebben betrekking op Europees gebied en zijn afkomstig van de officiële productinformatie CBG/EMA.
Kinetische gegevens
F | ca. 95% |
T max | ca. 1 uur. |
V d | 1–2,5 l/kg. |
Overig | hoge penetratie in de meeste weefsels; concentratie 0,5–1,7× de serumconcentratie. |
Metabolisering | in geringe mate: < 5%. |
Eliminatie | met de urine, ca. 95% onveranderd. Door hemodialyse deels uit de circulatie te verwijderen, door peritoneale dialyse/CAPD niet. |
T 1/2el | ca. 5,7–7 uur, bij nierfunctiestoornis 10–30 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Moxifloxacine is een gefluorideerde chinolonverbinding. Fluorchinolonen hebben een bactericide werking en beïnvloeden de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.
Doorgaans gevoelig (in vitro) zijn:
- Aeroob Gram-positief: Gardnerella vaginalis, Staphylococcus aureus* (meticilline-gevoelig; 'MSSA'), Streptococcus agalactiae (groep B), Streptococcus milleri groep* (S. anginosus, S. constellatus en S. intermedius), Streptococcus pneumoniae(, Streptococcus pyogenes* (groep A), en de Streptococcus viridans groep (S. viridans, S. mutans, S. mitis, S. sanguinis, S. salivarius en S. thermophilus).
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter baumanii, Haemophilus influenzae*, Haemophilus parainfluenzae*, Legionella pneumophila en Moraxella catarrhalis*.
- Anaeroob: Fusobacterium spp. en Prevotella spp.
- Overig: Chlamydophila pneumoniae*, Chlamydia trachomatis*, Coxiella burneti, Mycoplasma genitalium, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae*.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus (meticilline-resistent; 'MRSA', resistentie > 50% in één of meer EU-landen), Enterococcus faecalis* en Enterococcus faecium*.
- Aeroob Gram-negatief: Enterobacter cloacae*, Escherichia coli* (ESBL-producerende stammen zijn gewoonlijk resistent), Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae* (ESBL-producerende stammen zijn gewoonlijk resistent), Neisseria gonorrhoeae* (resistentie > 50% in één of meer EU-landen) en Proteus mirabilis*.
- Anaeroob: Bacteroides fragilis* en Peptostreptococcus* spp.
*= activiteit bij gevoelige stammen ook aangetoond in klinische studies bij de geregistreerde indicaties.
Inherent resistent is: Pseudomonas aeruginosa.
Er is kruisresistentie tussen moxifloxacine en andere fluorchinolonen waargenomen, in het algemeen bestaat er geen kruisresistentie tussen moxifloxacine en andere klassen van antibacteriële middelen.
Kinetische gegevens
F | oraal ca. 91%. |
T max | oraal ½–4 uur. |
V d | ca. 2 l/kg, met een snelle distributie naar extravasculaire ruimtes. |
Overig | Voldoende hoge concentraties moxifloxacine worden bereikt in plasma, speeksel, bronchiaal slijmvlies, alveolaire macrofagen, epitheelweefselvocht, de sinus maxillaris en ethmoidalis, de vrouwelijke geslachtsorganen, blaarvocht en interstitieel vocht. |
Metabolisering | via type 2 reactie (glucuronidering, sulfatering) tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine (ca. 40%; ca. 20% onveranderd) en feces (ca. 60%; ca. 25% onveranderd). Er is gedeeltelijke tubulaire reabsorptie in de nieren. |
T 1/2el | ca. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerde chinolonverbinding. Levofloxacine is de actieve stereo-isomeer (L-isomeer) van het racemisch mengsel ofloxacine. Chinolonen hebben een bactericide werking en beïnvloeden de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Bacillus anthracis, Staphylococcus spp. waaronder Staphylococcus. aureus (meticilline-gevoelig; 'MSSA') en S. saprophyticus; streptokokken van groep C en G, Streptococcus agalactiae, Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes.
- Aeroob Gram-negatief: Eikenella corrodens, Haemophilus influenzae, Haemophilus para-influenzae, Klebsiella oxytoca, Moraxella catarrhalis, Pasteurella multocida, Proteus vulgaris en Providencia rettgeri.
- Anaeroob: Peptostreptococcus spp.
- Overig: Chlamydia trachomatis, Chlamydophila pneumoniae, Chlamydophila psittaci, Legionella pneumophila, Mycoplasma hominis, Mycoplasma pneumoniae en Ureaplasma urealyticum.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus (meticilline-resistent; 'MRSA'; is zeer waarschijnlijk resistent), coagulase-negatieve Staphylococcus spp.
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter baumannii, Citrobacter freundii, Enterobacter cloacae, Escherichia coli, Klebsiella aerogenes, Klebsiella pneumoniae, Morganella morganii, Proteus mirabilis, Providencia stuartii, Pseudomonas aeruginosa, Serratia marcescens en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Bacteroides fragilis.
Inherent resistent is: Enterococcus faecium.
Er is kruisresistentie tussen levofloxacine en andere fluorchinolonen waargenomen, in het algemeen bestaat er geen kruisresistentie tussen levofloxacine en andere klassen van antibacteriële middelen.
Kinetische gegevens
F | nagenoeg 100%. |
T max | oraal 1–2 uur. |
V d | ca. 1,43 l/kg. |
Overig | Er is uitgebreide distributie van levofloxacine in weefsels en lichaamsvocht (o.a. penetratie in bronchiale mucosa, epitheelvloeistof, alveolaire macrofagen, longweefsel, huid (blaarvocht), prostaatweefsel en de urine), maar slechte penetratie door de bloed-hersenbarrière (in cerebrospinaal vocht). |
Metabolisering | nauwelijks; metabolieten zijn desmethyl-levofloxacine en levofloxacine-N-oxide. |
Eliminatie | vnl. (> 85%) met de urine, als onveranderde stof; < 5% als metabolieten. Levofloxacine wordt niet geëlimineerd door hemodialyse of peritoneale dialyse/CAPD. |
T 1/2el | 6–8 uur, bij ernstige nierfunctiestoornis 35 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerde chinolonverbinding. Ciprofloxacine werkt bactericide door remming van het bacteriële topo-isomerase II (DNA-gyrase) en topo-isomerase IV, die noodzakelijk zijn voor bacteriële DNA-replicatie, -transcriptie, -herstel en -recombinatie.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Bacillus anthracis.
- Aeroob Gram-negatief: Aeromonas spp., Brucella spp., Citrobacter koseri, Francisella tularensis, Haemophilus ducreyi, Haemophilus influenzae, Legionella spp., Moraxella catarrhalis, Neisseria meningitidis, Pasteurella spp., Raoultella spp., Salmonella spp., Shigella spp., Vibrio spp. en Yersinia pestis.
- Anaeroob: Mobiluncus.
Van nature intermediair gevoelig (in de afwezigheid van een verworven resistentiemechanisme) zijn: Chlamydia trachomatis, Chlamydia pneumoniae, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae.
Verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecalis (van nature tevens middelmatig gevoelig) en Staphylococcus spp. (MRSA-stammen laten heel vaak een co-resistentie tegen fluorchinolonen zien).
- Aeroob Gram-negatief: Citrobacter freundii, Enterobacter cloacae, Escherichia coli, Klebsiella aerogenes, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae, Morganella morganii, Neisseria gonorrhoeae (resistentie ca. 57% in 2020), Proteus mirabilis, Proteus vulgaris, Providencia spp., Pseudomonas aeruginosa, Pseudomonas fluorescens en Serratia marcescens. De resistentie van Acinetobacter baumannii, Burkholderia cepacia en Campylobacter spp. voor ciprofloxacine bedraagt ≥ 50% in één of meer EU-landen.
- Anaeroob: Cutibacterium acnes (voorheen Propionibacterium acnes) en Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: Actinomyces, Enterococcus faecium en Listeria monocytogenes.
- Aeroob Gram-negatief: Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaerobe micro-organismen behalve die hierboven zijn vermeld.
- Overig: Mycoplasma genitalium en Ureaplasma urealyticum.
Ciprofloxacine is onvoldoende werkzaam tegen streptokokken. Er is discussie over de gevoeligheid van de Streptococcus pneumoniae voor ciprofloxacine. Het klinisch breekpunt voor resistentie ligt in Nederland dusdanig dat differentiëren tussen gevoelige en resistente stammen moeizaam is. De gerapporteerde resistentiegraad is hierom variabel en onbetrouwbaar.
Er is kruisresistentie tussen ciprofloxacine en andere fluorchinolonen waargenomen, in het algemeen bestaat er geen kruisresistentie tussen ciprofloxacine en andere klassen van antibacteriële middelen.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel en goed, vnl. vanuit de dunne darm. |
F | 70–80%, bij kinderen 50–80% (orale suspensie). |
T max | oraal na 1–2 uur. |
V d | 2–3 l/kg. |
Overig | Hoge concentraties ciprofloxacine worden bereikt in diverse weefsels, zoals de longen, sinussen, ontstoken laesies, galvloeistof en het urogenitale stelsel (urine, prostaat, endometrium). |
Metabolisering | voor een gedeelte, tot 4 minder actieve metabolieten. |
Eliminatie | na oraal gebruik 2/3 met de urine en 1/3 met de feces, grotendeels onveranderd; na i.v. toepassing 3/4 met de urine en 1/4 met de feces. Ciprofloxacine ondergaat zowel glomerulaire filtratie als tubulaire secretie. Hemodialyse en peritoneale dialyse hebben slechts een beperkt effect op de eliminatie van ciprofloxacine (< 10%). |
T 1/2el | 4–7 uur, bij een ernstige nierfunctiestoornis tot 12 uur. Bij kinderen 4–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ofloxacine (systemisch) hoort bij de groep fluorochinolonen.
Groepsinformatie
moxifloxacine (systemisch) hoort bij de groep fluorochinolonen.
Groepsinformatie
levofloxacine (systemisch) hoort bij de groep fluorochinolonen.
Groepsinformatie
ciprofloxacine hoort bij de groep fluorochinolonen.
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- acute rinosinusitis
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- otitis externa
- otitis media acuta
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)