Samenstelling
Acemap Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dipiperon (als dihydrochloride) Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Druppelvloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml (1 druppel = 2 mg)
Conserveermiddel druppelvloeistof: methyl- en propylparahydroxybenzoaat.
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 40 mg
Pipamperon (als dihydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dogmatil Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Van geen enkel medicament is de werkzaamheid aangetoond bij de behandeling van (draai)duizeligheid (vertigo). Gebruik van medicatie, specifiek gericht op de duizeligheid, wordt daarom niet aanbevolen.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- Onderhoudsbehandeling bij chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Psychosen;
- Symptomatische behandeling van ernstige vormen van opwinding en onrust.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Psychosen, manie en ernstige vormen van opwinding en onrust.
- Kortdurende behandeling van vertigo, indien andere middelen falen of zijn gecontra-indiceerd.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Psychosen:
Volwassenen:
Begindosering 10–20 mg eenmaal per week bij patiënten die al behandeld worden met antipsychotica (bestaande therapie geleidelijk afbouwen). Bij patiënten die nog niet met antipsychotica behandeld worden: begindosering 20–40 mg 1×/w.
Onderhoudsdosering 20–60 mg 1×/w., echter soms is een veel lagere dosering afdoende tot zelfs 5–10 mg. Dosering geleidelijk ophogen op geleide van het resultaat. Doseringen boven 100 mg per week mogen alleen onder strenge medische controle worden gegeven.
Bij ouderen de begindosis halveren.
Bij verminderde leverfunctie voorzichtig doseren.
Doseringen
Psychose, ernstige opwinding en onrust
Volwassenen
Begindosering 40–80 mg per dag in 2 doses gedurende 1–2 weken; daarna zo nodig verhogen tot max. 360 mg per dag.
Ouderen
Begindosering halveren.
Kinderen
Volgens de fabrikant: begindosering 20 mg (10 druppels) per dag verdeeld over 2 doses; onderhoudsdosering 20–40 mg (10–20 druppels) per dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij ernstige opwinding en onrust bij leeftijd 2–18 j.: begindosering: 2–6 mg (1–3 druppels) per dag in 1 dosis 's avonds; onderhoudsdosering: zo nodig op geleide van effect en bijwerkingen in stappen van 2–4 mg per week verhogen tot gemiddeld 1,2 mg/kg/dag in 2 doses en max. 40 mg (20 druppels) per dag in 2 doses.
De laatste dagdosis bij voorkeur geven één uur voor het slapen gaan.
Doseringen
Psychose, opwinding, manie
Volwassenen
(Ambulante behandeling) begindosering 200 mg per dag, na 3 dagen geleidelijk verhogen tot 600-800 mg per dag;
Onderhoudsdosering 100-200 mg per dag.
Kinderen
5–10 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses.
Vertigo
Volwassenen
150–300 mg per dag.
Bij een nierfunctiestoornis de dosis verlagen.
Bij een leverfunctiestoornis voorzichtig doseren. Zie voor het doseeradvies van de Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina antipsychotica, atypische op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Bijwerkingen
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking. Extrapiramidale verschijnselen zoals parkinsonisme, acute dystonie en acathisie. Visusstoornissen, hypotensie, misselijkheid, braken. Vermoeidheid (de dag na inname).
Zelden (0,01-0,1%): hypersalivatie, toegenomen transpiratie, tachycardie en duizeligheid (de dag na inname). Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Veroorzaakt hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot impotentie bij mannen. Erectie– en ejaculatiestoornissen. Neuroleptisch maligne syndroom, gekenmerkt door hyperthermie, extreme spierrigiditeit en autonome instabiliteit is incidenteel gemeld. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose is gemeld.
Bijwerkingen
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking.
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, tandradrigiditeit.
Vaak (1-10%): depressie. Hypertonie, acathisie, oculogyrische crisis, opisthotonus, dyskinesie. Tachycardie. Orthostatische hypotensie. Braken. Urticaria. Spierspasmen. Amenorroe. Gangafwijking, asthenie.
Verder zijn gemeld: leukopenie. Overgevoeligheid. Hyperprolactinemie. (Grand–mal) convulsie, neuroleptisch maligne syndroom, parkinsonisme, syncope, tardieve dyskinesie, tremor. QT-verlenging en ventriculaire aritmieën, waaronder 'torsade de pointes'. Hypotensie. Epistaxis. Huiduitslag, toxische epidermale necrolyse. Galactorroe, gynaecomastie, oligomenorroe, priapisme. Vermoeidheid, hypothermie, oedeem, pyrexie. Stijging van leverenzymwaarden. Gewichtstoename en toegenomen eetlust. Enkele gevallen van plotselinge dood.
Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Veroorzaakt hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot erectiestoornis bij mannen. Ouderen zijn meer gevoelig voor extrapiramidale verschijnselen.
Bij antipsychotica zijn gemeld: veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose.
Bijwerkingen
Vaak ( 1-10%): hyperprolactinemie, slapeloosheid, sufheid, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, dosisafhankelijk parkinsonisme (hypokinetisch(-rigide) syndroom, speekselvloed), obstipatie, tremor, dosisafhankelijke acathisie, stijging leverenzymen, maculopapuleuze huiduitslag, pijnlijke borsten, galactorroe, gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): leukopenie, hypertonie, dyskinesie, dystonie (spasmen, torticollis, trismus), orthostatische hypotensie, grotere borsten, amenorroe, erectie- en ejaculatiestoornissen (priapisme, retrograde ejaculatie).
Zelden ( 0,01-0,1%): oculomotorische zenuwstoornis, ventriculaire aritmie, ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie.
Zeer zelden: QT-intervalverlenging , 'torsade de pointes'.
Verder zijn gemeld: neutropenie, agranulocytose, anafylactische reacties (urticaria, dyspneu, hypotensie en anafylactische shock), maligne neuroleptisch maligne syndroom, SIADH, hyponatriëmie, hypokinesie, convulsies, visusstoornissen (cycloplegie), verhoogde intraoculaire druk, hartstilstand, plotselinge dood, reflex tachycardie, veneuze trombo-embolie (longembolie, diepveneuze trombose), hypotensie (bij hoge doses), toegenomen hypertensie, misselijkheid, braken, droge mond, rabdomyolyse, mictiestoornissen, neonataal onttrekkingssyndroom, gynaecomastie ,hyperthermie, stijging van serumcreatinekinase. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan.
Interacties
Penfluridol versterkt de sederende werking van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol.
Gelijktijdig gebruik met morfine(derivaten) geeft risico op ademhalingsdepressie.
Gelijktijdig gebruik van andere antipsychotica, lithium, anticholinerge antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica en antidepressiva vergroot het risico op tardieve dyskinesie.
De werking van dopamine-agonisten (zoals bromocriptine) en levodopa kan worden verminderd.
Gelijktijdig gebruik met antihypertensiva geeft risico op (verergering van) orthostatische hypotensie.
Antacida verminderen de orale opname van antipsychotica.
Gelijktijdig gebruik met inductoren van (multipele) CYP-enzymen (barbituraten, carbamazepine en fenytoïne) versnelt de afbraak van antipsychotica; eventueel moet de dosis penfluridol worden verhoogd.
Interacties
Pipamperon versterkt de sederende werking van antihistaminica, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, opiaten of alcohol, zodat een dosisverlaging van deze middelen nodig kan zijn.
De werking van dopamine-agonisten als bromocriptine en van levodopa kan worden verminderd.
Gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen (klasse IA- en III-anti-aritmica, tricyclische antidepressiva, fenothiazine-antipsychotica) vermijden.
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vergroot het risico van ontstaan van tardieve dyskinesie.
Het bloeddrukverlagend effect van labetalol en andere α-blokkerende sympathicolytica alsmede van methyldopa en andere centraal werkende antihypertensiva kan worden versterkt.
Carbamazepine kan in zeldzame gevallen door inductie van leverenzymactiviteit de eliminatiehalfwaardetijd van pipamperon verkorten.
Antacida verminderen de orale opname van antipsychotica.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van levodopa en andere dopaminerge antiparkinsonmiddelen is gecontra-indiceerd.
Door gelijktijdig gebruik van lithium, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica is er meer kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. Door lithium neemt ook de kans op extrapiramidale bijwerkingen toe; bij optreden van neurotoxiciteit eerst sulpiride staken.
Combinatie met antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, benzodiazepinen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
De kans op ventriculaire aritmieën neemt toe door middelen die de prikkelgeleiding in het hart verminderen of het QT-interval verlengen en door hypokaliëmie-inducerende middelen.
Niet gelijktijdig, maar ten minste twee uur vóór antacida toedienen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens en bij dieren onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Gegevens in dierstudies wijzen niet op schadelijke effecten.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Sulpiride kan de menstruatiecyclus verstoren en de ovulatie remmen door hyperprolactinemie. Bij mannen kan erectiestoornis optreden.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief grote hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Kan de hoeveelheid melk verhogen door stijging van de prolactinespiegel.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- depressie van het centrale zenuwstelsel;
- coma;
- depressie;
- ziekte van Parkinson;
- overgevoeligheid voor difenylbutylpiperidine-derivaten.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor butyrofenonen;
- ziekte van Parkinson, neurologische aandoeningen met extrapiramidale symptomen;
- depressie van het centrale zenuwstelsel;
- coma;
- cardiovasculaire insufficiëntie.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- prolactine-afhankelijke tumoren zoals hypofyseprolactinomen en borstkanker.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij agitatie of agressie combineren met een meer sederend psychofarmacon.
Dementie: Penfluridol is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie, vanwege meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Vooraf en tijdens de behandeling alle mogelijke risicofactoren voor VTE in kaart brengen en zo nodig voorzorgsmaatregelen treffen.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psychomotorische agitatie, spastische verlammingen, ernstige organische cerebrale stoornissen, epilepsie.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik; vanaf een gebruiksduur van 3–6 maanden hierop controleren. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Bijwerkingen: Patiënten met psycho-organische stoornissen hebben mogelijk een groter risico op bijwerkingen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij cardiovasculaire ziekte, depressie, spastische verlammingen, leverfunctiestoornissen, ernstige organisch cerebrale stoornissen en bij epilepsie. Wees voorzichtig bij predispositie voor QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie).
Veneuze trombo-embolie (VTE): Bij risicofactoren voor VTE preventieve maatregelen treffen.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Dementie: Bij ouderen met dementie is er een licht vergroot risico op overlijden bij gebruik van antipsychotica.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles
Sulpiride kan het prolactinegehalte verhogen, nauwlettende controle is vereist bij een (familiaire) anamnese van borstkanker.
Bij onverklaarde infecties of koorts is hematologisch onderzoek aangewezen, vanwege het risico van leukopenie, neutropenie en agranulocytose.
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie, preventieve maatregelen treffen.
QT-verlenging: Vanwege het risico van verlenging van het QT-interval, wat het risico van ernstige aritmieën kan versterken, wordt aangeraden voor de behandeling te controleren op risicofactoren die kunnen bijdragen aan het optreden van deze ritmestoornis (bradycardie, hypokaliëmie, verlengd QT-interval).
Staken
Bij hyperthermie van onbekende oorsprong het gebruik van sulpiride staken.
Overige waarschuwingen
Dementie: Antipsychotica vergroten bij ouderen met dementie, enigszins het risico van overlijden. Sulpiride is niet goedgekeurd voor gedragsstoornissen bij dementie.
Bewegingsstoornissen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Maligne neuroleptisch syndroom (MNS): een mogelijk fatale complicatie kan optreden met symptomen als hyperthermie, spierstijfheid, rabdomyolyse, stijging van serumcreatinekinase en autonome instabiliteit. Verder kunnen optreden: leukocytose, tachypneu, bewustzijnsverandering en profuus zweten. Het beeld kan atypisch zijn. Bij hyperthermie van onbekende aard, de behandeling direct staken. MNS kan bij ouderen na langdurig gebruik optreden.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psycho-organische stoornis, risicofactoren voor een CVA, (anamnese van) epilepsie, ziekte van Parkinson, cardiovasculaire aandoening en pylorusstenose. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van glaucoom, mictiestoornissen, urineretentie, prostaathyperplasie en -hypertrofie, ileus, een aangeboren stenose van het spijsverteringskanaal en bij hypertensie, vooral bij ouderen, vanwege de kans op een hypertensieve crisis. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus, ouderen en patiënten die bekend zijn met porfyrie. Dit middel kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij het voorschrijven aan kinderen vanwege ontbrekende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
ernstige extrapiramidale bijwerkingen, milde hypotensie, sedatie.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
extrapiramidale stoornissen, parkinsonachtige verschijnselen, neuroleptisch maligne syndroom en coma.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Difenylbutylpiperidinederivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende werking. Minimale alfa1-adrenolytische activiteit. Werking: max. na 24–48 uur. Werkingsduur: 1 week.
Kinetische gegevens
T max | 4–8 uur. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten door oxidatieve N-alkylatie. |
Eliminatie | met de feces, 30% onveranderd. |
T 1/2el | 4–7 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Butyrofenonderivaat met gering antipsychotische, antihistaminerge, anticholinerge en duidelijk antiserotoninerge en matig sederende werking. Blokkeert α1-adrenerge en D2-dopaminerge receptoren.
Kinetische gegevens
T max | 2 uur. |
Metabolisering | in de lever. |
Eliminatie | vnl. met de urine. |
T 1/2el | 11–35 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzamidederivaat met anti-emetische, antipsychotische en gering sederende werking; het vermindert duizeligheidsklachten.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel in de weefsels, laagste concentratie in de hersenen. |
F | 25–35%. |
Eliminatie | met de urine, vnl. onveranderd. |
T 1/2el | 7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
penfluridol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
pipamperon hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
sulpiride hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk