Samenstelling
Orap Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 4 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Acemap Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Impromen Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Druppelvloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 30 ml
Conserveermiddel: methyl- en propylparahydroxybenzoaat.
Impromen (als decanoaat) Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Depot'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dogmatil Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Van geen enkel medicament is de werkzaamheid aangetoond bij de behandeling van (draai)duizeligheid (vertigo). Gebruik van medicatie, specifiek gericht op de duizeligheid, wordt daarom niet aanbevolen.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- Psychosen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Onderhoudsbehandeling bij chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- psychosen;
- manie;
- ernstige opwinding en onrust.
Depotpreparaat
- onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Psychosen, manie en ernstige vormen van opwinding en onrust.
- Kortdurende behandeling van vertigo, indien andere middelen falen of zijn gecontra-indiceerd.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Psychosen
Volwassenen
Begindosering 1–2 mg 1×/dag; geleidelijk verhogen tot de optimale dosis is bereikt. Het therapeutisch effect van een bepaalde dosering dient hierbij steeds na ten minste 2 weken te worden beoordeeld.
Onderhoudsdosering gewoonlijk 2–6 mg 1×/dag; max. 20 mg 1×/dag.
Ouderen
Start met 0,5–1 mg per dag, waarna de dosering kan worden opgevoerd tot de normale onderhoudsdosering voor volwassenen.
Kinderen vanaf 3 jaar
De helft van de volwassenendosering. De ervaring met pimozide bij kinderen jonger dan drie jaar is zeer beperkt.
CYP2D6-polymorfisme: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Poor CYP2D6-metabolisme: Volwassenen incl. ouderen: max. aanbevolen dosis is 4 mg/dag; niet vaker dan éénmaal per 2 weken verhogen. Kinderen: max. aanbevolen dagdosis is 0,05 mg/kg lichaamsgewicht (tot max. 4 mg); niet vaker dan éénmaal per 2 weken verhogen.
Verminderde leverfunctie: voorzichtig doseren.
Doseringen
Psychosen:
Volwassenen:
Begindosering 10–20 mg eenmaal per week bij patiënten die al behandeld worden met antipsychotica (bestaande therapie geleidelijk afbouwen). Bij patiënten die nog niet met antipsychotica behandeld worden: begindosering 20–40 mg 1×/w.
Onderhoudsdosering 20–60 mg 1×/w., echter soms is een veel lagere dosering afdoende tot zelfs 5–10 mg. Dosering geleidelijk ophogen op geleide van het resultaat. Doseringen boven 100 mg per week mogen alleen onder strenge medische controle worden gegeven.
Bij ouderen de begindosis halveren.
Bij verminderde leverfunctie voorzichtig doseren.
Doseringen
Psychosen, manie en ernstige opwinding en onrust
Volwassenen
Oraal: 1–15 mg 1×/dag. Dosering met 2–5 mg/week verhogen tot max. 50 mg/dag. De gemiddelde dagdosering is 5 mg. Verlaag de dosering bij het optreden van extrapiramidale bijwerkingen.
Ouderen (> 65 jaar)
de dosering halveren.
Chronische en recidiverende psychosen
Volwassenen
I.m. (depot): begindosering: bij oraal gestabiliseerde patiënten 10-20× de orale dagdosis broomperidol (in mg) iedere 4 weken diep i.m. toedienen. Bij lichte tot matig ernstige psychosen: gebruikelijk 50–150 mg iedere 4 weken. Bij ernstige psychosen: tot 300 mg iedere 4 weken. Indien meer dan 300 mg nodig is, kan behalve dosisverhoging ook de duur van de interval verkort worden.
Ouderen (> 65 jaar)
starten met een lage dosis, bv. 12,5-25 mg iedere 4 weken.
Bij leverfunctiestoornis voorzichtig doseren, vanwege mogelijk verstoord metabolisme.
Doseringen
Psychose, opwinding, manie
Volwassenen
(Ambulante behandeling) begindosering 200 mg per dag, na 3 dagen geleidelijk verhogen tot 600-800 mg per dag;
Onderhoudsdosering 100-200 mg per dag.
Kinderen
5–10 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses.
Vertigo
Volwassenen
150–300 mg per dag.
Bij een nierfunctiestoornis de dosis verlagen.
Bij een leverfunctiestoornis voorzichtig doseren. Zie voor het doseeradvies van de Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina antipsychotica, atypische op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Bijwerkingen
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking.
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, slaperigheid, hyperhidrose, nycturie.
Vaak (1-10%): anorexie, depressie, insomnia, agitatie, rusteloosheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, hoofdpijn, tremor, visusstoornissen, misselijkheid, braken, obstipatie, droge mond. hypersalivatie, overactiviteit van de talgklieren, spierstijfheid, pollakisurie, erectiestoornis, uitputting.
Soms (0,1-1%): bradykinesie, tandradfenomeen, dyskinesie, dystonie, dysartrie, oogbewegingen, spierspasmen, amenorroe, oligomenorroe, oedeem in het gelaat.
Verder is gemeld: hyperglykemie, hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot verminderd libido; hyponatriëmie. Neuroleptisch maligne syndroom. Grand-mal-aanvallen. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Ontwenningsverschijnselen. 'Torsade de pointes', ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren, verlengd QT-interval op ECG, hypotensie, afwijkend EEG. Huidreacties, stijve nek, glucosurie, hypothermie. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose. Net als bij andere antipsychotica zijn plotseling onverklaarbaar overlijden en hartstilstand gemeld.
Patiënten met psycho-organische stoornis hebben meer kans op bijwerkingen.
Bijwerkingen
Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking. Extrapiramidale verschijnselen zoals parkinsonisme, acute dystonie en acathisie. Visusstoornissen, hypotensie, misselijkheid, braken. Vermoeidheid (de dag na inname).
Zelden (0,01-0,1%): hypersalivatie, toegenomen transpiratie, tachycardie en duizeligheid (de dag na inname). Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Veroorzaakt hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot impotentie bij mannen. Erectie– en ejaculatiestoornissen. Neuroleptisch maligne syndroom, gekenmerkt door hyperthermie, extreme spierrigiditeit en autonome instabiliteit is incidenteel gemeld. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose is gemeld.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperprolactinemie, agitatie, slapeloosheid, slaperigheid, duizeligheid, extrapiramidale verschijnselen (zoals tremor, rigiditeit, hypertonie, dystonie en acathisie), wazig zien, tachycardie, droge mond, speekselhypersecretie, obstipatie, asthenie, vermoeidheid.
Vaak (1–10%): depressie, slaapstoornis, parkinsonisme, akinesie, hypokinesie, dyskinesie, sedatie, afasie, tandradfenomeen, ataxie, oculogyrische crisis, bradycardie, misselijkheid, braken, galactorroe, afwijkingen op ECG of EEG, gewichtstoename.
Zelden (0,01-0,1%): hoofdpijn.
Verder zijn gemeld: leukopenie, trombocytopenie, SIADH, hyperglykemie, hypoglykemie, verminderde eetlust, hyponatriëmie, dysforie, toxische en cholestatische hepatitis, leveraandoening, convulsies, neuroleptisch maligne syndroom, tardieve dyskinesie, allergische dermatitis, geneesmiddeleneruptie, huiduitslag; jeuk, rabdomyolyse, urineretentie, gynaecomastie, priapisme, retrograde ejaculatie, erectiestoornis, plotselinge dood, koorts, hyperhidrose, cardiale aritmieën, QT-verlenging, 'torsade de pointes' en, in het bijzonder bij hoge doses, orthostatische hypotensie. Hyperprolactinemie kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot erectiestoornis bij mannen. Bij gebruik van antipsychotica is veneuze trombo-embolie gemeld. Extra bij depotpreparaat: weefselreacties.
Bijwerkingen
Vaak ( 1-10%): hyperprolactinemie, slapeloosheid, sufheid, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, dosisafhankelijk parkinsonisme (hypokinetisch(-rigide) syndroom, speekselvloed), obstipatie, tremor, dosisafhankelijke acathisie, stijging leverenzymen, maculopapuleuze huiduitslag, pijnlijke borsten, galactorroe, gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): leukopenie, hypertonie, dyskinesie, dystonie (spasmen, torticollis, trismus), orthostatische hypotensie, grotere borsten, amenorroe, erectie- en ejaculatiestoornissen (priapisme, retrograde ejaculatie).
Zelden ( 0,01-0,1%): oculomotorische zenuwstoornis, ventriculaire aritmie, ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie.
Zeer zelden: QT-intervalverlenging , 'torsade de pointes'.
Verder zijn gemeld: neutropenie, agranulocytose, anafylactische reacties (urticaria, dyspneu, hypotensie en anafylactische shock), maligne neuroleptisch maligne syndroom, SIADH, hyponatriëmie, hypokinesie, convulsies, visusstoornissen (cycloplegie), verhoogde intraoculaire druk, hartstilstand, plotselinge dood, reflex tachycardie, veneuze trombo-embolie (longembolie, diepveneuze trombose), hypotensie (bij hoge doses), toegenomen hypertensie, misselijkheid, braken, droge mond, rabdomyolyse, mictiestoornissen, neonataal onttrekkingssyndroom, gynaecomastie ,hyperthermie, stijging van serumcreatinekinase. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen (klasse IA en- III anti-aritmica, tricyclische antidepressiva, bepaalde andere antipsychotica (zoals fenothiazinen, sertindol), het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (azoolantimycotica, antivirale proteaseremmers, macrolide antibiotica (claritromycine) en SSRI's (paroxetine, (es)citalopram, sertraline)), het gelijktijdig gebruik van sterke CYP2D6-remmers (kinidine).
Gelijktijdig gebruik van grapefruit-/pompelmoessap (CYP3A4-remmer) vermijden.
Pimozide kan het effect van levodopa verminderen
Pimozide versterkt de sederende werking van alcohol, sedativa en slaapmiddelen.
Wees voorzichtig met diuretica die aanleiding kunnen geven tot hypokaliëmie.
Gelijktijdig gebruik van andere antipsychotica, lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica en antidepressiva vermeerdert de kans op ontstaan van tardieve dyskinesie.
Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van interactie met CYP1A2-remmers (fluvoxamine).
Interacties
Penfluridol versterkt de sederende werking van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol.
Gelijktijdig gebruik met morfine(derivaten) geeft risico op ademhalingsdepressie.
Gelijktijdig gebruik van andere antipsychotica, lithium, anticholinerge antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica en antidepressiva vergroot het risico op tardieve dyskinesie.
De werking van dopamine-agonisten (zoals bromocriptine) en levodopa kan worden verminderd.
Gelijktijdig gebruik met antihypertensiva geeft risico op (verergering van) orthostatische hypotensie.
Antacida verminderen de orale opname van antipsychotica.
Gelijktijdig gebruik met inductoren van (multipele) CYP-enzymen (barbituraten, carbamazepine en fenytoïne) versnelt de afbraak van antipsychotica; eventueel moet de dosis penfluridol worden verhoogd.
Interacties
Broomperidol versterkt de sederende werking van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol. De werking van bromocriptine en levodopa kan worden verminderd.
CYP3A4-inductoren (als carbamazepine, fenytoïne, rifampicine) kunnen de plasmaspiegel van broomperidol verlagen. Itraconazol en mogelijk andere sterke CYP3A4-remmers verhogen de plasmaspiegel van broomperidol.
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vermeerdert de kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. In hoge dosering kan combinatie met lithium de neurotoxiciteit versterken.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die het QT-interval verlengen, middelen die de elektrolytenbalans verstoren en bij gebruik van hoge doses met antihypertensiva.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van levodopa en andere dopaminerge antiparkinsonmiddelen is gecontra-indiceerd.
Door gelijktijdig gebruik van lithium, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica is er meer kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. Door lithium neemt ook de kans op extrapiramidale bijwerkingen toe; bij optreden van neurotoxiciteit eerst sulpiride staken.
Combinatie met antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, benzodiazepinen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
De kans op ventriculaire aritmieën neemt toe door middelen die de prikkelgeleiding in het hart verminderen of het QT-interval verlengen en door hypokaliëmie-inducerende middelen.
Niet gelijktijdig, maar ten minste twee uur vóór antacida toedienen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid; bij zesmaal de maximale humane dosering is embryo-toxiciteit gezien.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vermeerdert de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Uit relatief weinig gegevens zijn bij mens en dier geen aanwijzingen voor schadelijkheid gevonden.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het derde trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het derde trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Gegevens in dierstudies wijzen niet op schadelijke effecten.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Sulpiride kan de menstruatiecyclus verstoren en de ovulatie remmen door hyperprolactinemie. Bij mannen kan erectiestoornis optreden.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Potentiële effecten op de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij ratten). Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief grote hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Kan de hoeveelheid melk verhogen door stijging van de prolactinespiegel.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- depressie van het centrale zenuwstelsel, comateuze aandoeningen;
- ziekte van Parkinson;
- hartritmestoornis of 'torsade de pointes' in de anamnese;
- verworven of aangeboren verlenging van het QT-interval of familiaire voorgeschiedenis van LQTS;
- bekende hypokaliëmie, hypomagnesiëmie of een klinische significante bradycardie.
Contra-indicaties
- depressie van het centrale zenuwstelsel;
- coma;
- depressie;
- ziekte van Parkinson;
- overgevoeligheid voor difenylbutylpiperidine-derivaten.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor butyrofenonen;
- depressie;
- onderdrukking van het centrale zenuwstelsel;
- coma.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- prolactine-afhankelijke tumoren zoals hypofyseprolactinomen en borstkanker.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire effecten: Voordat met de behandeling wordt begonnen en periodiek tijdens de behandeling een ECG maken en controleren op elektrolytverstoringen en risicofactoren voor veneuze trombo-embolie. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie of een beroerte, een cardiovasculaire aandoening en bij een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging. Wees ook voorzichtig bij verandering van de repolarisatie, het optreden van aritmieën en/of hypokaliëmie; bij een QT-interval of QTc > 500 ms de behandeling staken. Bij patiënten die zijn ingesteld op anti-aritmica klassen Ia, Ic en III en op antipsychotica of antidepressiva met een invloed op het hart, is regelmatig ECG-controle aangewezen.
Afbouwen: Bij abrupt staken van hoge doses zijn zeer zelden ontwenningsverschijnselen gemeld; geleidelijk afbouwen is aangewezen.
Rebound: Bij staken van de behandeling kunnen symptomen soms pas na weken tot maanden weer optreden.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij mensen met een organische hersenbeschadiging.
Neuroleptisch Maligne Syndroom (NMS): Net als met andere antipsychotica kan NMS optreden; een mogelijk fatale complicatie, gekenmerkt door hyperthermie, toegenomen spierstijfheid, autonome instabiliteit ent mogelijk veranderd bewustzijn, stijging in creatinekinase en rabdomyolyse. Bij vermoeden van NMS (vooral bij hyperthermie en hoge dagelijkse doses) de behandeling staken en adequate therapie starten.
Dementie: Er is iets meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica; pimozide is niet goedgekeurd voor de behandeling van een gedragsstoornis bij dementie.
Cerebrovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij risicofactoren voor CVA.
Hyperthermie: Wees oplettend bij omstandigheden die een verhoging van de lichaamstemperatuur geven, zoals bij fysieke inspanning, extreme hitte, dehydratie en gelijktijdig gebruik van anticholinergica, vanwege een mogelijke verstoring in het vermogen om de lichaamstemperatuur te verlagen.
Epilepsie of geschiedenis van insulten: Behandeling kan de convulsiedrempel verlagen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij agitatie of agressie combineren met een meer sederend psychofarmacon.
Dementie: Penfluridol is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie, vanwege meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Vooraf en tijdens de behandeling alle mogelijke risicofactoren voor VTE in kaart brengen en zo nodig voorzorgsmaatregelen treffen.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psychomotorische agitatie, spastische verlammingen, ernstige organische cerebrale stoornissen, epilepsie.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik; vanaf een gebruiksduur van 3–6 maanden hierop controleren. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Bijwerkingen: Patiënten met psycho-organische stoornissen hebben mogelijk een groter risico op bijwerkingen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dementie: Broomperidol is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben iets meer kans te overlijden.
Staak direct de behandeling als tardieve dyskinesie ontstaat. De symptomen tardieve dyskinesie kunnen na staken tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Staak de behandeling bij symptomen van neuroleptisch maligne syndroom als hyperthermie.
Ouderen kunnen extra gevoelig zijn voor met name extrapiramidale effecten.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij de ziekte van Parkinson, spastische verlammingen, cardiovasculaire aandoeningen, een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging, risicofactoren voor een beroerte, ernstige organisch cerebrale stoornissen en bij epilepsie.
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles
Sulpiride kan het prolactinegehalte verhogen, nauwlettende controle is vereist bij een (familiaire) anamnese van borstkanker.
Bij onverklaarde infecties of koorts is hematologisch onderzoek aangewezen, vanwege het risico van leukopenie, neutropenie en agranulocytose.
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie, preventieve maatregelen treffen.
QT-verlenging: Vanwege het risico van verlenging van het QT-interval, wat het risico van ernstige aritmieën kan versterken, wordt aangeraden voor de behandeling te controleren op risicofactoren die kunnen bijdragen aan het optreden van deze ritmestoornis (bradycardie, hypokaliëmie, verlengd QT-interval).
Staken
Bij hyperthermie van onbekende oorsprong het gebruik van sulpiride staken.
Overige waarschuwingen
Dementie: Antipsychotica vergroten bij ouderen met dementie, enigszins het risico van overlijden. Sulpiride is niet goedgekeurd voor gedragsstoornissen bij dementie.
Bewegingsstoornissen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Maligne neuroleptisch syndroom (MNS): een mogelijk fatale complicatie kan optreden met symptomen als hyperthermie, spierstijfheid, rabdomyolyse, stijging van serumcreatinekinase en autonome instabiliteit. Verder kunnen optreden: leukocytose, tachypneu, bewustzijnsverandering en profuus zweten. Het beeld kan atypisch zijn. Bij hyperthermie van onbekende aard, de behandeling direct staken. MNS kan bij ouderen na langdurig gebruik optreden.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psycho-organische stoornis, risicofactoren voor een CVA, (anamnese van) epilepsie, ziekte van Parkinson, cardiovasculaire aandoening en pylorusstenose. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van glaucoom, mictiestoornissen, urineretentie, prostaathyperplasie en -hypertrofie, ileus, een aangeboren stenose van het spijsverteringskanaal en bij hypertensie, vooral bij ouderen, vanwege de kans op een hypertensieve crisis. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus, ouderen en patiënten die bekend zijn met porfyrie. Dit middel kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij het voorschrijven aan kinderen vanwege ontbrekende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Extrapiramidale symptomen, ataxie, misselijkheid, braken, hypotensie, tachycardie, aritmie.
Zie voor meer symptomen en de behandeling van een intoxicatie met pimozide vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
ernstige extrapiramidale bijwerkingen, milde hypotensie, sedatie.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
extrapiramidale stoornissen, parkinsonachtige verschijnselen, neuroleptisch maligne syndroom en coma.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Langdurig werkzaam difenylbutylpiperidinederivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende eigenschappen.
Kinetische gegevens
T max | 3–6 uur. |
Metabolisering | vnl. via CYP3A4 en in mindere mate via CYP2D6; ook CYP1A2 kan bijdragen. |
T 1/2el | ca. 55 uur; een grote spreiding is waargenomen van 28–214 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Difenylbutylpiperidinederivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende werking. Minimale alfa1-adrenolytische activiteit. Werking: max. na 24–48 uur. Werkingsduur: 1 week.
Kinetische gegevens
T max | 4–8 uur. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten door oxidatieve N-alkylatie. |
Eliminatie | met de feces, 30% onveranderd. |
T 1/2el | 4–7 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Butyrofenonderivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende werking. Broomperidol is een krachtig werkzame dopamine D2-antagonist. Het heeft geen antihistaminerge of anticholinerge eigenschappen.
Kinetische gegevens
Overig | Na intramusculaire injectie komt broomperidoldecanoaat geleidelijk vrij uit het spierweefsel, waarna het langzaam wordt gehydrolyseerd tot broomperidol. |
F | oraal is ca. 30% door groot 'first pass'-effect. |
T max | oraal na 4 uur, diep i.m. < 6 dagen. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Overig | Stabiele plasmaconcentratie: depotpreparaat na 3 mnd. |
Metabolisering | vnl. via CYP3A4, door ketonreductie en conjugatie met glucuronzuur tot inactieve metabolieten. |
T 1/2el | oraal ca. 36 uur, depotpreparaat 25 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzamidederivaat met anti-emetische, antipsychotische en gering sederende werking; het vermindert duizeligheidsklachten.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel in de weefsels, laagste concentratie in de hersenen. |
F | 25–35%. |
Eliminatie | met de urine, vnl. onveranderd. |
T 1/2el | 7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pimozide hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
penfluridol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
broomperidol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
sulpiride hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk