Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Prevenar 13 (polyvalent, van 13 kapseltypen) Bijlage 2 Pfizer bv

Toedieningsvorm
Suspensie voor injectie
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,5 ml

Bevat per ml: serotypen 1, 3, 4, 5, 6A, 7F, 9V, 14, 18C, 19A, 19F en 23F: 4,4 microg; serotype 6B: 8,8 microg. Is geconjugeerd aan difterietoxine en geadsorbeerd aan aluminiumfosfaat.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

De richtlijn Pneumokokkenziekte op de site van het RIVM informeert over de actieve immunisatie met behulp van een pneumokokkenvaccin.

Aan de vergoeding van dit pneumokokkenvaccin zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Actieve immunisatie tegen invasieve ziekten, pneumonie en acute otitis media veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij zuigelingen en kinderen vanaf de leeftijd van 6 weken tot 17 jaar.
  • Actieve immunisatie tegen invasieve ziekten en pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij volwassenen ≥ 18 jaar en ouderen.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Actieve immunisatie:

Te vroeggeboren zuigelingen (< 37 weken):

4 doses, waarvan de eerste 3 doses met een interval van ten minste 1 maand worden gegeven en de vierde dosis op de leeftijd van 11–15 maanden.

Zuigelingen 6 weken–6 maanden:

4 doses, waarvan de eerste 3 doses met een interval van ten minste 1 maand worden gegeven en de vierde dosis op de leeftijd van 11–15 maanden. Als onderdeel van een routinematig immunisatieprogramma kan een alternatief schema worden gevolgd: 3 doses, waarvan de eerste 2 doses met een interval van 2 maanden worden gegeven en de derde dosis op de leeftijd van 11–15 maanden.

Zuigelingen 7–11 maanden:

3 doses, waarvan de eerste 2 doses met een interval van ten minste 1 maand worden gegeven en de derde dosis in het tweede levensjaar.

Kinderen 12–23 maanden:

2 doses met een interval van ten minste 2 maanden.

Kinderen 2–17 jaar:

1 dosis.

Volwassenen:

1 dosis. De noodzaak voor een boostervaccinatie is niet vastgesteld.

Na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT):

Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar:

4 doses, waarvan de eerste dosis 3–6 maanden na de HSCT wordt gegeven. De tweede dosis 1 maand na de eerste dosis en de derde dosis 1 maand na de tweede dosis. De vierde dosis wordt aanbevolen 6 maanden na de derde dosis.

Het middel kan gelijktijdig worden toegediend met andere pediatrische vaccins volgens de aanbevolen immunisatieschema's mits toegediend op verschillende injectieplaatsen.

De vaccinatie toedienen door middel van een i.m. injectie, bij voorkeur in het anterolaterale gedeelte van de dij bij zuigelingen en in de deltaspier van de bovenarm (overige leeftijden). In uitzonderlijke gevallen (bv. trombocytopenie of bij risico van bloeding) mag het vaccin subcutaan worden toegediend.

Bijwerkingen

Kinderen ≤ 5 jaar:

Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, koorts, prikkelbaarheid, slaperigheid, slecht slapen, reacties op de injectieplaats (zoals zwelling, induratie, erytheem, pijn, gevoeligheid).

Vaak (1-10%): braken, diarree, huiduitslag, koorts > 39°C, bewegingsbeperking van plaats van vaccinatie.

Soms (0,1-1%): (febriele) insulten, urticaria, (abnormaal) huilen,

Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties (zoals gezichtsoedeem, dyspneu, bronchospasmen), hypotoon-hyporesponsieve episode.

Verder zijn gemeld: anafylaxie, angio-oedeem, lymfadenopathie, apneu bij zeer premature kinderen (≤28 weken zwangerschap), erythema multiforme, jeuk en uitslag op injectieplaats, blozen.

Kinderen 6–17 jaar:

Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust, prikkelbaarheid, reacties op de injectieplaats (zoals zwelling, induratie, erytheem, pijn, gevoeligheid, bewegingsbeperking), slaperigheid, slecht slapen.

Vaak (1-10%): hoofdpijn, braken, diarree, huiduitslag, urticaria, koorts.

Kinderen met sikkelcelziekte, HIV of een hematopoëtische stamceltransplantatie hebben vergelijkbare bijwerkingen, behalve hoofdpijn, braken, diarree, koorts, vermoeidheid, artralgie en myalgie komen zeer vaak voor.

Volwassenen (incl. ouderen):

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, verminderde eetlust, diarree, braken, huiduitslag, koude rillingen, vermoeidheid, reacties op de injectieplaats (zoals zwelling, induratie, roodheid, pijn, gevoeligheid), bewegingsbeperking van geïnjecteerde ledemaat, spier- en gewrichtspijn.

Vaak (1-10%): koorts.

Soms (0,1-1%): misselijkheid, lymfadenopathie, overgevoeligheidsreacties (zoals gezichtsoedeem, dyspneu, bronchospasmen).

Interacties

Bij combinatie met immunosuppressieve therapie wordt mogelijk geen adequate respons op de vaccinatie bereikt.

Zwangerschap

Antistoffen kunnen de placenta passeren.

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens. De beschikbare gegevens over de toediening van vaccins met geïnactiveerde micro-organismen of delen daarvan wijzen niet op een groter risico op aangeboren afwijkingen of andere nadelige effecten.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: onbekend.

Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten bekend.

Advies: Kan worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • acute ernstige ziekte met koorts;
  • overgevoeligheid voor difterietoxoïd.

Waarschuwingen en voorzorgen

De bescherming tegen alle otitis media is waarschijnlijk lager dan tegen invasieve ziekten.

Gegevens over veiligheid en immunogeniciteit zijn beschikbaar voor beperkt aantal personen met sikkelcelziekte, HIV-infectie of een hematopoëtische stamceltransplantatie. Deze zijn niet beschikbaar voor personen in andere specifieke immuungecompromitteerde groepen (bv. maligniteiten of nefrotisch syndroom). Vaccinatie moet dan per individueel geval worden beoordeeld.

Het vaccin vervangt niet het 23-valent pneumokokken-polysaccharidevaccin bij kinderen ouder dan twee jaar met aandoeningen die meer kans geven aan invasieve ziekten door Streptococcus pneumoniae zoals sikkelcelanemie, asplenie, HIV-infectie, chronische ziekten of andere immuuncompromitterende aandoeningen; indien van toepassing een interval van ten minste acht weken aanhouden tussen de toediening van Prevenar 13 en het 23-valent vaccin.

Aanbevolen wordt profylactisch antipyretische medicatie toe te dienen bij gelijktijdige toediening met vaccins met hele pertussiscellen en bij epileptische stoornissen of koortsstuipen in de voorgeschiedenis; er zijn echter aanwijzingen dat profylactische toediening van paracetamol de immuunrespons op Prevenar 13 zou kunnen reduceren; de klinische relevantie is onbekend.

Overweeg ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur bij de toediening van de primaire immunisatieserie aan zeer premature kinderen (geboren ≤ week 28 van de zwangerschap) , vanwege het potentiële risico van apneu, vooral bij kinderen met een voorgeschiedenis van onvoldoende rijping van de longen; aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen, de vaccinatie echter niet onthouden of uitstellen.

Eigenschappen

Bevat kapselpolysacchariden van dertien Streptococcus pneumoniae-serotypen 13-valent). Het geeft geen immuniteit tegen de overige serotypen.

Groepsinformatie

pneumokokkenvaccin (13-valent) hoort bij de groep vaccins.