Samenstelling
Prednison Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Hydrocortison FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 5 mg, 6 mg, 7 mg, 8 mg, 9 mg, 10 mg
Capsulae hydrocortisoni FNA.
Hydrocortison Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 20 mg
Plenadren Shire Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 5 mg, 20 mg
Solu-Cortef (als Na-succinaat) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof voor i.m.- en i.v.-toediening
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- zonder en met solvens ('Act-O-Vial') 2 ml
Conserveermiddel solvens ('Act-O-Vial'): benzylalcohol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kenacort-A '10' Bristol-Myers Squibb bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectievloeistof voor gelokaliseerde injectie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, flacon 5 ml
Conserveermiddel: benzylalcohol.
Kenacort-A '40' Bristol-Myers Squibb bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectievloeistof voor i.m. en gelokaliseerde injectie
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, flacon 5 ml
Conserveermiddel: benzylalcohol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole comorbiditeit een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering orale NSAID’s, oraal predniso(lo)n of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een tussentijdse aanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine. Ga bij onvoldoende effect of onaanvaardbare bijwerkingen en aantoonbare uraatafzetting over op febuxostat. Benzbromaron is derde keus.
Advies
Algemeen: hydrocortisoninjecties en -tabletten kunnen bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven.
Advies
Bij een niet-ernstige exacerbatie van astma wordt een kortwerkend β2-sympathicomimeticum gegeven. Bij volwassenen kan bij een niet-ernstige exacerbatie ook een tijdelijke verhoging van de inhalatiecorticosteroïden worden overwogen. Bij een ernstige exacerbatie van astma wordt salbutamol en eventueel ipratropium (via dosisaerosol of verneveling) gegeven. Tevens wordt een kuur met een oraal corticosteroïd (prednisolon) gegeven. Bij patiënten met ernstige dyspneu en slikproblemen, kan éénmalig dexamethason i.m. worden toegediend.
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (Felty-, Sjögren-syndroom) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals exacerbatie van astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Hydrocortison capsule en tablet met directe afgifte:
- Substitutie bij primaire (ziekte van Addison en adrenogenitaal syndroom) en secundaire bijnierschorsinsufficiëntie (t.g.v. (pan)hypopituïtarisme). Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie in combinatie met een mineralocorticoïd.
Plenadren (tablet mga):
- Bijnierschorsinsufficiëntie (bijnierschorshypofunctie) bij volwassenen. Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie in combinatie met een mineralocorticoïd.
Solu-Cortef:
- Substitutie bij primaire (ziekte van Addison en adrenogenitaal syndroom) en secundaire bijnierschorsinsufficiëntie (t.g.v. (pan)hypopituïtarisme). Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie in combinatie met een mineralocorticoïd.
- Niet als eerste keus: kortdurende stoottherapie bij ernstige exacerbaties van astma of COPD, status asthmaticus en als adjuvans bij ernstig verlopende anafylactische reacties.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (syndroom van Felty, - Sjögren) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals exacerbatie van astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Lokale behandeling: bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij osteoartritis, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, epicondylitis, tendovaginitis. Intralaesionaal bij huidaandoeningen zoals keloïd, gelokaliseerde hypertrofische, geïnfiltreerde laesies van lichen planus, psoriasis, granuloma annulare en gelichenificeerd eczeem (inclusief neurodermitis), lupus erythematodes discoides, huidafwijkingen aan de benen ten gevolge van diabetes mellitus (necrobiosis lipoidica) en alopecia areata.
Gerelateerde informatie
Dosering
Diverse aandoeningen:
Volwassenen:
In het algemeen wordt een kortdurende stootkuur, die min of meer abrupt kan worden gestaakt, een langdurige intensieve therapie of een chronische palliatieve therapie (bv. bij reumatoïde artritis) gegeven. Bij een langdurige intensieve therapie, afhankelijk van de ernst van het ziekteproces, beginnen met 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 2–4 giften; zo nodig verhogen. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en de toedieningsfrequentie verminderen tot 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie). Hoe dichter de onderhoudsdosering wordt benaderd, hoe voorzichtiger de onttrekking moet plaatsvinden. Dit ter verkleining van de kans op recidief en bijnierschorsinsufficiëntie.
Bij hypothyreoïdie of levercirrose kunnen relatief lage doses voldoende zijn of kan een dosisreductie noodzakelijk zijn.
De tablet bij voorkeur innemen vóór of tijdens de maaltijd met melk of water. Maagirritatie kan worden voorkomen door inname tijdens of vlak na het eten.
Dosering
Primaire en secundaire bijnierschorsinsufficiëntie:
Volwassenen:
Hydrocortison capsule of tablet met directe afgifte: 20–40 mg per dag: bijvoorbeeld tweederde van de dosis 's ochtends, eenderde in de namiddag. Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie hydrocortison combineren met een mineralocorticoïd. Bij zware fysieke inspanning of stress is het noodzakelijk de dosering tijdelijk te verhogen.
Onderhoudstherapie bijnierschorsinsufficiëntie (Plenadren):
Volwassenen:
Plenadren (tablet mga): veelal 20-30 mg 1×/dag in de ochtend, max. 40 mg/dag. Indien de patiënt nog enige eigen cortisolproductie heeft, kan een lagere dosis voldoende zijn. Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie hydrocortison combineren met een mineralocorticoïd.
Bij overschakelen van 3×/dag hydrocortison naar Plenadren kan dezelfde totale dagdosis worden gegeven; controleer vervolgens de klinische respons, een nadere afstemming van de dosis kan nodig zijn. Het overschakelen van hydrocortison 2×/dag, cortison of synthetische glucocorticoïden op Plenadren is niet onderzocht; aanbevolen wordt om over te gaan op een dagelijkse hydrocortisonequivalente dosis (zie tabel 1 in corticosteroïden, systemisch#werking), een specifieke dosisaanpassing kan nodig zijn.
Bij ernstige stress (bv. ernstige infectie, hoge koorts, ernstig letsel, operatieve ingreep onder narcose): verhoog de dosis direct en vervang de orale toediening door parentale, bij voorkeur i.v. toediening. Bij minder ernstige stress (bv. milde infectie, milde koorts, kleine operatieve procedure): verhoog de dagdosis tijdelijk door de onderhoudsdosis 2 of 3× per dag te geven met tussenpozen van 8 ± 2 uur (dus niet de ochtenddosis verhogen); ga hierbij over op hydrocortisontabletten met directe afgifte, of voeg deze toe aan de behandeling met Plenadren.
Overige indicaties (acute bijnierschorsinsufficiëntie, ernstige exacerbaties van astma of COPD, status asthmaticus en anafylactische reacties):
Volwassenen:
Solu-Cortef: begindosis 100–500 mg i.m. of i.v., soms meer; zo nodig elke 2–6 uur herhalen. Als initiële behandeling van spoedgevallen is i.v. injectie de meest gekozen methode; daarna een langer werkend inspuitbaar of oraal preparaat overwegen. In het algemeen een behandeling met hoge doses alleen voortzetten totdat de toestand van de patiënt is gestabiliseerd. Indien de behandeling met hoge doses langer dan 48–72 uur wordt voortgezet, hydrocortison bij voorkeur vervangen door een glucocorticoïd dat minder natriumretentie veroorzaakt (zoals methylprednisolon).
Kinderen:
dosering afhankelijk van ernst en reactie op de behandeling: minimaal 25 mg i.m. of i.v. per dag geven.
De laagst mogelijke dosis gebruiken en de dosering geleidelijk verminderen zodra dat mogelijk is.
Ouderen: bij een leeftijdgerelateerd laag lichaamsgewicht de klinische respons monitoren en een dosisverlaging kan nodig zijn.
Nier- en leverfunctiestoornis: bij een lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is dosisaanpassing niet nodig; bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis de klinische respons monitoren en een dosisverlaging kan nodig zijn.
I.v.-toediening: de duur van de toediening is afhankelijk van de dosis en varieert van 30 s (bv. 100 mg) tot 10 min (bv. 500 mg of meer).
I.m.-toediening: herhalingsinjecties op dezelfde plaats vermijden, wegens kans op lokale atrofie.
Capsule en tablet met directe afgifte: irritatie van de maag kan worden verminderd door inname vlak voor, tijdens of vlak na het eten. De capsule kan worden opengemaakt en gemengd met chocolademelk.
Tablet mga (Plenadren): na het opstaan ten minste 30 minuten vóór de inname van voedsel innemen, bij voorkeur rechtop en tussen 06.00 en 08.00 uur 's ochtends. De tablet heel innemen met een glas water. Bij meer dan één toediening per dag: de ochtenddosis volgens de instructie geven, latere doses kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen.
Dosering
In het algemeen:
Volwassenen en kinderen > 12 j.:
Intramusculair (Kenacort-A 40): begindosis 40–80 mg diep i.m., bij voorkeur in de m. gluteus maximus. Soms is een dosering van 20 mg al voldoende.
De dosering vervolgens aanpassen afhankelijk van de reactie.
Kinderen 6–12 j.:
begindosis 40 mg; de dosering is meer afhankelijk van de ernst van de aandoening dan van de leeftijd of het lichaamsgewicht.
Lokale behandeling bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen:
Volwassenen en kinderen > 6 j.:
Intra-articulair, intrabursaal, in de peesschede: 2,5–5 mg voor kleinere gewrichten en 5–15 mg voor grotere gewrichten. Enkelvoudige injecties in meerdere gewrichten op meerdere plaatsen tot een totale hoeveelheid van 80 mg zijn zonder problemen toegediend.
Lokale behandeling bij huidaandoeningen:
Volwassenen en kinderen > 12 j.:
Intradermaal: begindosering: in verband met risico van cutane atrofie max. 1 mg (= 0,1 ml van de injectievloeistof 10 mg/ml) per injectieplaats, zo nodig 1×/w. of minder vaak herhalen. Bij gelijktijdige behandeling van verscheidene laesies een minimale injectieafstand van 1 cm aanhouden.
Veranderingen in klinische status, de individuele reactie van de patiënt en stress–situaties die niet direct verband houden met de behandelde aandoening kunnen een dosisaanpassing noodzakelijk maken.
De laagst mogelijke dosis gebruiken en de dosering geleidelijk verminderen zodra dat mogelijk is.
Bijwerkingen
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen).
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem van het gelaat, acne, striae, urticaria, rosacea-achtige dermatitis.
Hematologische effecten: erytro- en granulocytose, matige leukocytose, lymfo- en eosinopenie.
Bloedvaten: hypertensie, atherosclerose, trombo-embolie, vasculitis (ook als onthoudingsverschijnsel na langdurige therapie).
Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: menstruatiestoornis, erectiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, groeiremming bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.
Psychische reacties: stemmingsveranderingen, euforie, angst, prikkelbaarheid, depressie, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen), hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie.
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen, verstoorde immuunrespons. Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties).
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Bijwerkingen
Behandeling met glucocorticoïden op lange termijn kan, zelfs in geval van lage doses, aanleiding geven tot de volgende bijwerkingen:
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie, verhoogde calciumuitscheiding.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de Achillespees).
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, darmperforatie, pancreatitis, oesofagitis, dyspepsie, misselijkheid, opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, rode striae, erytheem van het gezicht, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals urticaria, een versnelde groei van Kaposi-sarcoom (waarschijnlijk reversibel).
Bloed en bloedvaten: erytrocytose, granulocytose, lymfo- en eosinopenie, toegenomen trombotisch risico.
Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: menstruatiestoornis, erectiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde glucosetolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, exoftalmie, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.
Psychische reacties: variërend van euforie, slapeloosheid, angst, stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen en ernstige depressie tot duidelijke verschijnselen van psychose. Ook kunnen bestaande emotionele instabiliteit en psychotische neigingen verergeren. Psychische bijwerkingen treden met name op aan het begin van de behandeling en tijdens perioden van dosisaanpassing. Ook na staken van de behandeling met corticosteroïden zijn psychische effecten gemeld.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp) en zeer zelden reversibele epidurale, mediastinale of epicardiale lipomatose, versterkt door toegenomen eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties (vooral bij hoge dosering). Overgevoeligheid, anafylactische of anafylactoïde reacties. Zeer zelden overgevoeligheidsreacties die zich ontwikkelen tot shock.
Na langdurige therapie kan plotseling staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, met symptomen zoals anorexia, misselijkheid, braken, lethargie, hoofdpijn, koorts, myalgie, artralgie, schilfering van de huid, gewichtsverlies en hypotensie; eventuele bijnierschorsinsufficiëntie lijkt hierbij geen rol te spelen.
Plenadren:
Zeer vaak (≥ 10%): vertigo, hoofdpijn. Diarree. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): bovenbuikpijn, misselijkheid. Jeuk, huiduitslag. Artralgie.
Bijwerkingen
Na intramusculaire, intra-articulaire en intrabursale toediening: Vaak (1–10%): (opportunistische) infectie. Hoofdpijn. Cataract.
Soms (0,1–1%): maskering van infectie. Anafylactoïde reactie. Menstruatiestoornissen, vaginaal bloedverlies bij postmenopauzale vrouwen. Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte). Natrium- en vochtretentie, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, (inadequate controle van) diabetes mellitus. Verergering van reeds bestaande psychiatrische aandoeningen en stemmingsveranderingen, euforie, depressie, slapeloosheid, psychotische stoornissen. Benigne intracraniële hypertensie (vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking), convulsies, vertigo. Verhoogde oogdruk, glaucoom, exophthalmus, corneaperforatie. Trombo-embolie, tromboflebitis, necrotiserende vasculitis. Ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid, opgezette buik. Vertraagde wondgenezing, huidatrofie, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, hyperhidrose, verminderde respons bij huidtesten, hirsutisme, acne, cutane lupus erythematodes, allergische reacties zoals urticaria. Spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, vertraagd herstel van botfracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen). Syncope, vermoeidheid. Hyperglykemie, glucosurie, afgenomen koolhydraattolerantie, negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak.
Verder zijn gemeld: sepsis. Leukocytose, verlaagde eosinofielen-, lymfocyten- en monocytentelling. Steroïd-geïnduceerde diabetes mellitus. Angst. Peesbreuk.
Na intra-articulaire toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): irritatie op de injectieplaats, pijn, paresthesie, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, Charcot-achtige artropathie, toename van de klachten van het gewricht.
Na intradermale toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): blindheid, samengaand met intralaesionale behandeling rond het gezicht en hoofd, voorbijgaande lokale klachten, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie.
Na intramusculaire toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): pijn, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie, Charcot-achtige artropathie.
Interacties
Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat en ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
Hoge doses corticosteroïden kunnen neuromusculair blokkerende stoffen antagoneren en de kans op myopathie verhogen.
Bij combinatie met ACE-remmers is er meer kans op het optreden van veranderingen in bloedceltellingen.
Huidreacties veroorzaakt door allergietesten kunnen worden onderdrukt.
Interacties
Vaccinatie met levende of verzwakte virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine en rifampicine, kunnen de plasmaconcentratie van corticosteroïden verlagen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, HIV-proteaseremmers, claritromycine, erytromycine, ketoconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol, grapefruitsap), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Wees voorzichtig bij combinatie met cyclofosfamide en tacrolimus.
Het effect van corticosteroïden kan gedurende 3-4 dagen verminderd zijn na behandeling met mifepriston.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening; convulsies zijn gemeld.
Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica), amfotericine B, xanthinederivaten of β2-agonisten is er meer kans op hypokaliëmie. Er zijn meldingen dat gelijktijdig gebruik van amfotericine B gevolgd werd door vergroting van het hart en congestief hartfalen.
De toxische grens van digoxine kan eerder worden bereikt.
Gelijktijdig gebruik met NSAID's kan leiden tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
Bij gelijktijdig gebruik van hoge doses corticosteroïden en neuromusculaire blokkers is acute myopathie beschreven.
Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Interacties
Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, ritonavir, atazanavir, indinavir, saquinavir, claritromycine, itraconazol, ketoconazol), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Zwangerschap
Predniso(lo)n wordt grotendeels geïnactiveerd in de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Vruchtbaarheid: Bij gebruik van prednisolon in hoge doses gedurende een lange periode (30 mg/dag gedurende minimaal 4 weken) zijn bij vruchtbare mannen reversibele stoornissen van spermatogenese waargenomen die een aantal maanden na staken van de behandeling aanhielden.
Zwangerschap
Passeert de placenta nauwelijks. De foetale serumconcentratie is ca. 10% van de maternale concentratie.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons. Bij substitutietherapie wordt geen neonatale bijnierschorssuppressie of intra-uteriene groeivertraging verwacht.
Advies: Kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd. Substitutietherapie kan tijdens de zwangerschap worden toegepast; controleer hierbij de dosering nauwgezet.
(Act-O-Vial:) benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij (premature) neonaten veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.
Zwangerschap
Triamcinolonacetonide passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor vergiftigingsverschijnselen bij prematuren en neonaten veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens de bevalling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Farmacologisch effect: Er zijn geen effecten gemeld op de zuigeling, ook niet bij kortdurende toediening van hogere doses.
Advies: Kan worden gebruikt. Bij langerdurend gebruik overwegen om na inname 3–4 uur te wachten met voeden. Bij gebruik van een hogere dosis gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: De doses die worden gebruikt voor suppletietherapie hebben waarschijnlijk geen klinisch significante invloed op het kind. Zuigelingen van moeders die langdurig hoge doses corticosteroïden innemen, lopen het risico op bijniersuppressie.
Advies: Suppletietherapie kan tijdens borstvoeding worden toegepast.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Advies: Kan worden gebruikt, mits in lage dosering en voor incidenteel gebruik.
Contra-indicaties
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Bij gebruik als substitutietherapie gelden geen contra-indicaties.
Bij overige indicaties:
- ulcus ventriculi of ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- tropische worminfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
Voor Solu-Cortef: intrathecale en epidurale toediening.
Voor de Act-O-Vial: neonaten in verband met aanwezigheid benzylalcohol.
Contra-indicaties
Systemische therapie:
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
I.m. toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Lokale therapie:
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie). Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens en ook nog gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen.
Vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: ulcuslijden in de anamnese, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), latente tuberculose, psychische stoornissen in de anamnese, osteoporose, hypertensie, hartfalen, (familie-anamnese van) diabetes, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, leverfalen, nierinsufficiëntie, epilepsie, myasthenia gravis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Wees voorzichtig bij systemische sclerose omdat bij een dagdosering van ≥ 15 mg prednisolon een verhoogde incidentie van (mogelijk fatale) renale crisis met hypertensie en verminderde urineproductie is waargenomen. Controleer bloeddruk en nierfunctie regelmatig. Bij verdenking op renale crisis de bloeddruk intensief reguleren.
Bij langdurig gebruik is regelmatige oogheelkundige controle, alsook controle van de bloedglucosespiegel vereist. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering. Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.
Bij een gestoorde leverfunctie heeft het gebruik van prednisolon de voorkeur boven prednison, omdat in dit geval de omzetting van prednison in prednisolon verminderd kan zijn.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij substitutietherapie: Acute bijnierschorsinsufficiëntie (met kans op levensbedreigende bijniercrisis) kan ontstaan als de dagelijkse dosering niet volstaat of in omstandigheden waarbij een verhoogde behoefte aan cortisol bestaat. In stress-situaties moet de dagelijkse vervangingsdosis tijdelijk worden verhoogd. Informeer de patiënt over het handelen in dergelijke omstandigheden en om direct medische hulp te zoeken bij een acute verslechtering; met name in het geval van gastro-enteritis, braken en/of diarree die leiden tot zowel vocht- en zoutverlies als tot ontoereikende absorptie van oraal hydrocortison.
Wees tijdens de behandeling bedacht op een mogelijke verstoring van de schildklierfunctie, omdat zowel hypo- als hyperthyreoïdie de blootstelling aan hydrocortison kan beïnvloeden.
Bij langdurige substitutietherapie met glucocorticoïden kan een verminderde botmineraaldichtheid ontstaan.
Controles: Complicaties van de behandeling met glucocorticoïden zijn afhankelijk van de dosis en de behandelduur. Pas de behandeling aan voor de individuele patiënt, incl. controle van gewicht, bloeddruk en elektrolyten. Bij chronisch gebruik van farmacologische doses glucocorticoïden is regelmatige oogheelkundige controle gewenst, vanwege het risico op cataract en glaucoom. Controleer patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren extra bij langdurig gebruik, wegens bijwerkingen op het cardiovasculaire systeem, zoals dyslipidemie en hypertensie.
Endocriene effecten: Langdurige toediening van farmacologische doses corticosteroïden kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie). Vóór, tijdens en ná stress-situaties (zoals operatie, trauma, infectie) de dosering verhogen. Bij patiënten die na glucocorticoïdtherapie worden blootgesteld aan ernstige stress, zorgvuldig controleren op symptomen van bijnierschorsinsufficiëntie; een tijdelijke bescherming met hydrocortison kan noodzakelijk zijn.
Immunosuppressieve effecten: Glucocorticoïden in hoge doses kunnen de gevoeligheid voor infecties verhogen en kunnen bepaalde symptomen van een infectie maskeren; tevens kan lokalisatie van een infectie moeilijk zijn. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.
Comorbiditeit: Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, feochromocytoom, leveraandoeningen, nierinsufficiëntie, hypothyreoïdie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, trombo-embolische aandoeningen, osteoporose, epilepsie, psychiatrische anamnese en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea.
Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraparese, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.
Ouderdom en een laag BMI zijn risicofactoren voor veel voorkomende bijwerkingen van glucocorticoïden, zoals osteoporose, atrofie van de huid, diabetes mellitus, hypertensie en een verhoogde gevoeligheid voor infecties.
Kinderen: De groei en ontwikkeling van zuigelingen en kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.
Gerelateerd aan toedieningsvorm:
Anafylactische en anafylactoïde reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Solu-Cortef: i.m. toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie. Benzylalcohol (aanwezig in Act-O-Vial) kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij zuigelingen en kinderen jonger dan 3 jaar.
Plenadren: tabletten met gereguleerde afgifte worden niet aanbevolen bij een verhoogde maag-darmmotiliteit (chronische diarree), vanwege kans op een verminderde cortisolblootstelling. Monitor de klinische respons bij aandoeningen met een verminderde maag-darmmotiliteit en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de maaglediging en- motiliteit beïnvloeden. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij langdurige behandeling kan steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan, welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Opleving van een infectie met Strongyloides kan leiden tot ernstige enterocolitis en sepsis. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling. Bij een patiënt die enige tijd in de tropen is geweest of die een onverklaarbare diarree heeft, latente of manifeste amoebiasis uitsluiten alvorens de behandeling te starten.
Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, recent myocardinfarct, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische anamnese, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyroïdie en bij cirrose hebben glucocorticoïden een sterker effect. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: in sommige gevallen, met name bij herhaalde injecties, is na-controle door middel van röntgenfoto's aanbevolen. Het gewricht loopt het risico slechter te worden, daarom het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Herhaalde injecties in ontstoken pezen vermijden in verband met de kans op peesruptuur.
De intra-articulaire en intramusculaire injectie niet toepassen bij kinderen jonger dan 6 jaar, de intradermale injectie niet bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Prednison zelf is onwerkzaam en wordt in de lever omgezet in de werkzame stof prednisolon, dat glucocorticoïde eigenschappen heeft; de mineralocorticoïde werking is gering.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. Na resorptie vindt omzetting plaats in het actieve prednisolon (first-pass-metabolisme). |
T max | 1–2 uur (prednisolon). |
Eiwitbinding | ca. 90% (prednisolon), met hoge affiniteit voor transcortine en lage affiniteit voor albumine. Bij doses > 10 mg wordt de bindingscapaciteit van transcortine in toenemende mate uitgeput en is meer vrij prednisolon aanwezig. Dit kan resulteren in een snellere metabolische eliminatie. |
Metabolisering | in de lever tot werkzaam prednisolon. Prednisolon wordt vervolgens verder gemetaboliseerd, o.a. door reductie en glucuronidering. |
Eliminatie | als metabolieten met de urine. |
T 1/2el | 2–4 uur (prednisolon), bij ernstige leverfunctiestoornis kan deze verlengd zijn. |
Overig | de biologische halfwaardetijd = 12–36 uur (prednisolon). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Het belangrijkste natuurlijke corticosteroïd met zowel glucocorticoïde als mineralocorticoïde eigenschappen. De maximale farmacologische werkzaamheid van glucocorticoïden wordt later bereikt dan de piekserumspiegel.
Kinetische gegevens
F | > 95% na orale toediening (gewone tablet); neemt af bij hogere doses. De biologische beschikbaarheid van de tablet met gereguleerde afgifte (mga) is 20% lager in vergelijking met dezelfde dagdosis hydrocortison die 3× per dag wordt ingenomen als gewone tablet. |
T max | i.m. ca. 30 tot 60 min; oraal ca. 1 uur. |
V d | ca. 0,3-0,6 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | in de lever en in perifeer weefsel via 11β-HSD type 1 en 2 (tot o.a. tetrahydrocortison en tetrahydrocortisol) en CYP3A4 (tot 6β-hydroxycortisol). |
Eliminatie | vnl. met de urine als metabolieten. |
Overig | Hydrocortison is dialyseerbaar. |
T 1/2el | ca. 90 min. (i.v.-toediening en gewone tablet); ca. 3 uur (tablet mga). |
Overig | Biologische halfwaardetijd = 8–12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch glucocorticoïd met zeer geringe mineralocorticoïde eigenschappen. Heeft sterke aspecifieke anti–inflammatoire effecten. Het onderliggende werkingsmechanisme bij diverse aandoeningen is niet volledig bekend. Werkingsduur (analgesie en anti-inflammatoir): intra-articulair 2–4 weken.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam en compleet (i.m./lokaal). Na intra-articulaire toediening is na circa 6 dagen > 80% geabsorbeerd. |
T max | ca. 68 uur (i.m.) |
Metabolisering | uitgebreid, vnl. in de lever (hydroxylering). |
Eliminatie | met de urine, < 1% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 7 dagen (i.m.), ca. 5 dagen na intra-articulaire toediening. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
prednison hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- triamcinolon (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
hydrocortison (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolon (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
triamcinolonacetonide (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolon (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- contacteczeem
- COPD, aanvalsbehandeling
- jicht
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- ziekte van Crohn
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- artrose
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- COPD, aanvalsbehandeling
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- psoriasis
- ziekte van Crohn