Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Prednison Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole aandoeningen een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering klassieke NSAID’s oraal (diclofenac of naproxen), oraal predniso(lo)n of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een ondanks profylaxe optredende jichtaanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine.

Prednis(ol)on wordt bij reumatoïde artritis aanbevolen als overbruggingstherapie bij het starten of wijzigen van een ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD). Het kan ook worden overwogen bij het starten of wijzigen van een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD). Overweeg prednis(ol)on als onderhoudstherapie in een zo laag mogelijke dosis i.c.m. een csDMARD. Neem patiëntkenmerken in acht, en patiëntvoorkeuren, risico’s en alternatieven.

Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.

Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.

Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.

Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.

Onderhoudsbehandeling van COPD met orale corticosteroïden wordt in de eerstelijnszorg afgeraden; orale corticosteroïden hebben een geringe toegevoegde waarde bij de behandeling van mannen (de meeste deelnemers in klinisch onderzoek waren mannen) met stabiel COPD, maar de voordelen wegen niet op tegen de nadelen zoals de bijwerkingen verhoogde bloedglucoseconcentratie, hypertensie, bijniersuppressie en osteoporose.

Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.

Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.

Bij de behandeling van exacerbaties van contacteczeem kunnen orale corticosteroïden worden overwogen als kortdurende acute interventietherapie in de tweedelijnszorg.

Zie voor een advies bij de profylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.

Offlabel indicatie: zie voor de plaats van prednison in de behandeling van Duchenne spierdystrofie (DMD) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.

Offlabel indicatie: Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de locatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.

Offlabel indicatie: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof, gasvormig, zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil is het middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn.

Indicaties

  • Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (Felty-, Sjögren-syndroom) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
  • Longaandoeningen zoals longaanval van astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
  • Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
  • Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
  • Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
  • Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
  • Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
  • Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
  • Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
  • Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
  • Diversen:
    • Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties.
    • Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie.
    • Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.

Offlabel

  • Duchenne-spierdystrofie.
  • Handartrose met een inflammatoir beeld van de PIP- en DIP-gewrichten.
  • Kortdurende profylaxe van clusterhoofdpijn: ter overbrugging bij opbouwen profylactische onderhoudsbehandeling, 'verapamil drug holiday' of bij exacerbatie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

In het algemeen

Volwassenen

In het algemeen wordt een kortdurende stootkuur, die min of meer abrupt kan worden gestaakt, een langdurige intensieve therapie of een chronische palliatieve therapie (bv. bij reumatoïde artritis) gegeven. Bij een langdurige intensieve therapie, afhankelijk van de ernst van het ziekteproces, beginnen met 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 2–4 giften; zo nodig verhogen. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en de toedieningsfrequentie verminderen tot 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie). Hoe dichter de onderhoudsdosering wordt benaderd, hoe voorzichtiger de onttrekking moet plaatsvinden. Dit ter verkleining van de kans op recidief en bijnierschorsinsufficiëntie.

Jichtartritis

Volwassenen

Volgens de NHG-Standaard Artritis: 30 mg 1×/dag, gedurende 5 dagen; verleng tot 10 dagen bij verbetering maar onvoldoende herstel.

Reumatoïde artritis

Volwassenen

Volgens de NVR-Richtlijn Reumatoïde Artritis (RA): als overbruggingstherapie (bij het starten of wijzigen van een DMARD): 30 mg of 15 mg per dag step-down; zo vlot mogelijk afbouwen, om de cumulatieve dosis te beperken.

Als onderhoudstherapie (in combinatie met een conventionele DMARD): zo laag mogelijk doseren: ≤7,5 mg/dag.

Longaanval astma of COPD

Volwassenen

Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties: 40 mg 1×/dag gedurende 5 tot 14 dagen.

Kinderen

Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties: 1 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 giften, max. 40 mg/dag, gedurende 3 dagen. Indien eerste gift wordt uitgebraakt, opnieuw toedienen. Verleng de behandelduur naar 5 dagen bij ziekenhuisopname vanwege astma in de afgelopen 3 jaar, longaanval in de afgelopen 3 jaar en/of orale corticosteroïdkuur in de afgelopen 3 jaar, of IC-opname vanwege astma in de afgelopen 5 jaar.

Offlabel: Duchenne-spierdystrofie

Kinderen vanaf ongeveer 5 jaar

Volgens de VRA-richtlijn Duchenne spierdystrofie (DMD): 0,75 mg/kg lichaamsgewicht per dag bij voorkeur in de ochtend, max. 30 mg per dag. Start met een intermitterend schema van 10 dagen wel behandelen en 10 dagen niet behandelen. Start de behandeling rond de leeftijd van 5 jaar. Evalueer jaarlijks het schema en de dosering.

Offlabel: handartrose

Volwassenen

Volgens de NVR-richtlijn Behandeling van handartrose: alleen bij handartrose met een inflammatoir beeld van de PIP- en DIP-gewrichten: max. 10 mg/dag gedurende enkele weken.

Offlabel: kortdurende profylaxe van clusterhoofdpijn

Volwassenen

Volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn, module Clusterhoofdpijn (2023): begindosering 60 mg/dag, iedere 5 dagen afbouwen met 5 mg. Een ander schema is: begindosering 100 mg/dag gedurende 5 dagen, afbouwen met 20 mg per 3 dagen. Wees terughoudend met het gebruik (bv. maximaal 1×/jaar een kuur), vanwege cumulerende risico's van corticosteroïden, zoals osteoporose.

Toediening

  • De tablet innemen vóór of tijdens de maaltijd met melk of water.
  • Maagirritatie kan worden voorkomen door inname tijdens of vlak na het eten.

Bijwerkingen

Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose.

Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen).

Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis.

Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem van het gelaat, acne, striae, urticaria, rosacea-achtige dermatitis.

Bloed- en lymfestelsel: erytro- en granulocytose, matige leukocytose, lymfo- en eosinopenie.

Zenuwstelsel: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.

Endocrien: menstruatiestoornis, erectiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, groeiremming bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.

Oog: subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.

Psyche: stemmingsveranderingen, euforie, angst, prikkelbaarheid, depressie, slapeloosheid, psychose.

Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen), hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie.

Hart en bloedvaten: hartfalen bij gepredisponeerde patiënten, bradycardie (bij hoge dosering), hypertensie, atherosclerose, trombo-embolie, vasculitis (ook als onthoudingsverschijnsel na langdurige therapie).

Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen, verstoorde immuunrespons. Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties).

Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.

Interacties

  • Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
  • Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
  • Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat en ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
  • Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
  • De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
  • De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
  • Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
  • De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
  • Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
  • De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
  • De respons op somatropine kan verminderen.
  • De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
  • De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
  • Hoge doses corticosteroïden kunnen neuromusculair blokkerende stoffen antagoneren en de kans op myopathie verhogen.
  • Bij combinatie met ACE-remmers is er meer kans op het optreden van veranderingen in bloedceltellingen.
  • Huidreacties veroorzaakt door allergietesten kunnen worden onderdrukt.

Zwangerschap

Predniso(lo)n wordt grotendeels geïnactiveerd in de placenta.

Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.

Advies: Kan worden gebruikt mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.

Vruchtbaarheid: Bij gebruik van prednisolon in hoge doses gedurende een lange periode (30 mg/dag gedurende minimaal 4 weken) zijn bij vruchtbare mannen reversibele stoornissen van spermatogenese waargenomen die een aantal maanden na staken van de behandeling aanhielden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: In geringe mate. Bij systemisch gebruik van doseringen tot 80 mg per dag is de relatieve kinddosis 1-5%. De halfwaardetijd in de borstvoeding bedraagt ca. 2,5 uur.

Farmacologisch effect: Nadelige effecten op de zuigeling zijn niet gemeld, ook niet bij kortdurende toediening van hogere doses.

Advies: Kan worden gebruikt. Bij langer durend gebruik (zoals bij behandeling van een auto-immuunziekte) overwegen om na inname 3–4 uur te wachten met voeden. Bij gebruik van een hogere dosis gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.

Contra-indicaties

  • ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
  • acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
  • parasitaire infecties, tropische worminfecties.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controles en profylaxe: Bij langdurig gebruik regelmatig oogheelkundig onderzoek uitvoeren, vanwege het risico op cataract en glaucoom. Tevens de bloedglucosespiegel regelmatig controleren. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.

Geef osteoporoseprofylaxe bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis; bij een dosis van ≥ 15 mg prednison/dag aan alle patiënten en bij een dosis van 7,5-15 mg prednison/dag aan mannen ≥ 70 jaar en postmenopauzale vrouwen. Bij mannen < 70 jaar en premenopauzale vrouwen bij een dosis van 7,5-15 mg prednison/dag (> 3 maanden) wordt een DXA-scan geadviseerd, en zo nodig behandeling gestart. Zie de NHG- en CBO-richtlijn m.b.t. fractuurpreventie.

Endocriene effecten: Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie). Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens en ook nog gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.

Immunosuppressieve effecten: Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen.

Comorbiditeit: Vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: ulcuslijden in de anamnese, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), latente tuberculose, psychische stoornissen in de anamnese, osteoporose, hypertensie, hartfalen, (familie-anamnese van) diabetes, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, leverfalen, nierinsufficiëntie, epilepsie, myasthenia gravis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea.

Wees voorzichtig bij systemische sclerose omdat bij een dagdosering van ≥ 15 mg prednisolon een verhoogde incidentie van (mogelijk fatale) renale crisis met hypertensie en verminderde urineproductie is waargenomen. Controleer bloeddruk en nierfunctie regelmatig. Bij verdenking op renale crisis de bloeddruk intensief reguleren.

De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.

Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.

Bij een verminderde leverfunctie heeft het gebruik van prednisolon de voorkeur boven prednison, omdat in dit geval de omzetting van prednison in prednisolon verminderd kan zijn.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Prednison zelf is onwerkzaam en wordt in de lever omgezet in de werkzame stof prednisolon, dat glucocorticoïde eigenschappen heeft; de mineralocorticoïde werking is gering.

Kinetische gegevens

Resorptie goed. Na absorptie vindt omzetting plaats in het actieve prednisolon ('first pass'-metabolisme).
T max 1–2 uur (prednisolon).
Eiwitbinding ca. 90% (prednisolon), met hoge affiniteit voor transcortine en lage affiniteit voor albumine. Bij doses > 10 mg wordt de bindingscapaciteit van transcortine in toenemende mate uitgeput en is meer vrij prednisolon aanwezig. Dit kan resulteren in een snellere metabolische eliminatie.
Metabolisering in de lever tot werkzaam prednisolon. Prednisolon wordt vervolgens verder gemetaboliseerd, o.a. door reductie en glucuronidering.
Eliminatie als metabolieten met de urine.
T 1/2el 2–4 uur (prednisolon), bij ernstige leverfunctiestoornis kan deze verlengd zijn.
Overig de biologische halfwaardetijd = 12–36 uur (prednisolon).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd