Samenstelling
Feiba XGVS Shire Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml + toebehoren
Dit poeder heeft een factor VIII-inhibitor 'bypassing activity' (= FEIBA-activiteit) van 500 IE. Bevat tevens 40 mg natrium/flacon.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 20 ml + toebehoren
Dit poeder heeft een factor VIII-inhibitor 'bypassing activity' (= FEIBA-activiteit) van 1000 IE. Bevat tevens 80 mg natrium/flacon. Feiba bevat ook een mengsel van stollingsfactoren II (protrombine), IX en X, voornamelijk in niet-geactiveerde vorm; geactiveerd factor VII; factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag) in een concentratie van 0,1 IE/IE FEIBA.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Adynovi XGVS Aanvullende monitoring Shire Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie de richtlijn: Diagnostiek en behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen (pdf 2 MB, 2009) op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn op hematologienederland.nl: Diagnostiek en behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen (pdf 2 MB).
Indicaties
- Behandeling en profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met antistoffen tegen factor VIII > 10 Bethesda-eenheden (BE).
- Behandeling en profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met verworven antistoffen tegen factor VIII met een titer < 10 BE.
- Lichte tot matige bloedingen bij hemofilie A met een te verwachten hoge respons op factor VIII, ongeacht de titer van de antistof.
- Ernstige of levensbedreigende bloedingen bij patiënten zonder aangeboren hemofilie met verworven antistoffen tegen factor VIII, XI en XII.
- Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met antistoffen tegen factor VIII en een hoge anamnestische respons en met frequente bloedingen, bij wie inductie van immunotolerantie niet succesvol is geweest of niet wordt overwogen.
- Inductie van immuuntolerantie, in combinatie met factor VIII–concentraat, om doorbraakbloeding te voorkomen.
Indicaties
- Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A bij een leeftijd ≥ 12 jaar.
Dosering
De dosering is niet afhankelijk van de antistoftiter, maar van de ernst van de stoornis, de plaats en de omvang van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt. Richtlijn dosering: 50–100 IE per kg lichaamsgewicht. Maximaal 100 IE/kg per dosis en max. 200 IE/kg per dag, tenzij de ernst van de bloeding een hogere dosis rechtvaardigt. Toedienen via een langzame injectie of infusie met een maximale toedieningssnelheid van 2 IE/kg per minuut.
Spontane bloedingen in gewricht, spier of weke delen:
Lichte tot matige bloedingen: 50–75 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur tot aan vermindering van pijn en zwelling of tot aan mobilisatie van het gewricht; ernstige bloedingen (bv. retroperitoneale bloedingen): 100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur.
Spontane bloedingen van de slijmvliezen:
50 IE/kg lichaamsgewicht iedere 6 uur, onder controle van de bloedingsplaats en herhaalde hematocrietbepalingen, zo nodig te verhogen tot 100 IE/kg. Max. 200 IE/ kg per dag.
Andere ernstige, spontane bloedingen:
(bv. bloedingen van het centrale zenuwstelsel): 100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur, zo nodig iedere 6 uur. Max. 200 IE/ kg per dag.
Operatieve ingrepen:
50–100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 6 uur.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A:
50–100 IE/kg lichaamsgewicht 3×/week; zo nodig de dosering verhogen tot 100 IE/kg lichaamsgewicht per dag of geleidelijk verlagen.
Inductie immuuntolerantie:
Fase 1: 40–60 IE FEIBA/kg lichaamsgewicht + 75–100 IE factor VIII/kg iedere 12 uur totdat het gehalte aan factor VIII-antistoffen is verminderd tot ca. 1,0 BE/ml. Fase 2: 75–100 IE factor VIII/kg, iedere 12 uur totdat geen antistoffen meer detecteerbaar zijn. Fase 3: 75–100 IE factor VIII/kg, iedere 12–24 uur totdat een normale factor VIII-halfwaardetijd en een in-vivo recovery wordt verkregen.
Dosering
De dosering en duur van de therapie is afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie, de locatie en omvang van de bloedingen en de klinische toestand. Aanpassing van de dosis op basis van het lichaamsgewicht kan nodig zijn bij onder-of overgewicht.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte):
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot bloeding stopt of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom):
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn en het acute functieverlies verdwenen zijn.
Levensbedreigende bloedingen:
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur, tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep:
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur ; behandelduur ten minste 1 dag of tot genezing van de wond.
Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre– en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII–activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe:
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
40–50 IE/kg lichaamsgewicht 2×/week, met intervallen van 3–4 dagen.
Intraveneus toedienen max. toedieningssnelheid 10 ml/min.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): overgevoeligheid, anafylactische reactie, anafylactische shock. Hypo-esthesie (van het gezicht), duizeligheid, hoofdpijn, cerebrovasculair accident. Hypo- of hypertensie, (veneuze, arteriële) trombose, blozen. Huiduitslag, urticaria, jeuk, angio-oedeem. Positieve resultaten bij serologische testen op hepatitis B.
Verder zijn gemeld: diffuse intravasale stolling (DIS), verhoging van inhibitortiter. Slaperigheid, dysgeusie, paresthesie, trombotische beroerte. Hartinfarct, tachycardie. Bronchospasme, dyspneu, piepen, hoesten, longembolie. Koude rillingen, koorts, warmtegevoel, malaise, borstkaspijn, borstongemak, pijn op de injectieplaats.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Diarree, misselijkheid. Huiduitslag.
Soms (0,1-1%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten. Overgevoeligheid. Overmatig blozen.
Interacties
Combinatie met antifibrinolytica wordt niet aanbevolen. Bij gelijktijdige toediening een interval van ten minste 6 uur aanhouden, omdat op theoretische gronden de kans op trombose kan toenemen door remming van het fibrinolytische systeem.
Bij combinatie met emicizumab de patiënt extra controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA) en trombo-embolie. Er is trombotische microangiopathie en trombose gemeld bij deze combinatie ter behandeling van een doorbraakbloeding; veiligheid en werkzaamheid van deze combinatie zijn onbekend.
Combinatie met recombinant factor VIIa wordt niet aanbevolen vanwege meer kans op een trombotisch of trombo-embolisch incident.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd met rurioctocog α pegol.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen gebruiken op strikte indicatie.
Contra-indicaties
- Er zijn geen absolute contra–indicaties bekend voor geactiveerd protrombinecomplex.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor octocog α;
- overgevoeligheid voor muizen- of hamstereiwitten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Na toedienen van geactiveerd protrombinecomplex controleren op optreden van diffuse intravasale stolling of tekenen van arteriële of veneuze trombotische of trombo–embolische verschijnselen, in verband met het risico van trombotische en trombo-embolische complicaties (incl. longembolie, myocardinfarct, beroerte). Bij coronaire hartaandoeningen en hartinfarct in de voorgeschiedenis, leveraandoeningen, in de postoperatieve periode, bij neonaten en bij toegenomen kans op trombo-embolie, trombotische aandoeningen of diffuse intravasale stolling, extra controleren. Hoge doses of aanwezigheid van diffuse intravasale stolling, gevorderde atherosclerotische ziekte, crush-letsel of septikemie verhogen dit risico. Bij de eerste tekenen van trombose of trombo-embolie de behandeling staken.
Bij schommeling van de bloeddruk, onregelmatige pols, dyspneu, pijn op de borst of hoest de toediening onmiddellijk staken en overgaan tot diagnostische testen en therapeutische behandeling.
Er zijn geen algemeen aanvaarde laboratoriumtesten beschikbaar om het effect van de behandeling te meten.
Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en zo nodig de gebruikelijke behandeling van shock instellen. Indien geactiveerd protrombinecomplex opnieuw toegediend wordt bij een (vermoede) overgevoeligheid, het voordeel zorgvuldig afwegen tegen het risico.
Patiënten zonder hemofilie met verworven antistoffen tegen stollingsfactoren kunnen zowel een neiging tot bloeden als meer kans op trombose of trombo-embolie hebben. In geval van onvoldoende of verminderde respons het trombocytenaantal bepalen, omdat een voldoende aantal functionele en intacte trombocyten noodzakelijk is voor de werkzaamheid.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet worden uitgesloten. Inactivering van virussen en prionen tijdens het productieproces zijn beperkt effectief tegen niet-omhulde virussen (Parvovirus B19); daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of zwangerschap.
Toediening van hoge doses geactiveerd protrombinecomplex kan tijdelijk positieve resultaten geven bij serologische testen op hepatitis B; altijd additionele testen op hepatitis B uitvoeren. Daarnaast kan na toediening een tijdelijke stijging van de titer van verschillende passief overgedragen erytrocytenantigenen in het bloed, zoals A, B, D, interfereren met serologische testen op antistoffen tegen rode bloedcellen (bv. Coombs-test).
Er is weinig informatie uit klinische studies dat geactiveerd protrombinecomplex gebruikt kan worden bij kinderen jonger dan 6 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening onmiddellijk staken. Bij beginnen van de behandeling moet reanimatie–apparatuur onmiddellijk ter beschikking zijn vanwege het mogelijk optreden van anafylaxie.
In het begin van de behandeling, bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van factor VIII-niveau niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 20 dagen plaats, maar kan ook na 100 dagen nog voorkomen.
Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid over behandeling met rurioctocog α pegol bij in het verleden onbehandelde patiënten, en betreffende de veiligheid op lange termijn bij een leeftijd < 12 jaar.
Overdosering
Symptomen
Arteriële en veneuze trombotische en trombo-embolische incidenten (incl. DIS, hartinfarct, veneuze trombose, longembolie).
Neem voor meer informatie over een overdosing met geactiveerd protrombinecomplex contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met rurioctocog α pegol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Stollingsfactoren. Bereid uit normaal humaan vers plasma. Het werkzame bestanddeel en het werkingsmechanisme zijn nog niet precies bekend. Mogelijk oefent het zijn werking uit op een niveau in de stollingscascade verder dan factor VIII om fibrinevorming en hemostase te bewerkstelligen.
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Fusie-eiwit dat bestaat uit humane stollingsfactor VIII, covalent gekoppeld aan polyethyleenglycol. Deze fusie resulteert in een langere halfwaardetijd (1,4–1,5× zoveel als humane recombinantfactor VIII) en langere werkingsduur. Stollingsfactor VIII bindt zich aan de endogene Von Willebrandfactor in de bloedcirculatie. Het corrigeert in oplossing tijdelijk de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A-patiënten, die deze factor geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 40 ml/kg bij volwassenen, ca. 54 ml/kg bij een leeftijd van 12–18 jaar. |
T 1/2el | ca. 15 uur bij volwassenen, ca. 14 uur bij een leeftijd van 12–18 jaar; bij kinderen jonger dan 12 jaar korter. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
protrombinecomplex (geactiveerd) hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog beta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- susoctocog alfa (B02BD14) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
rurioctocog alfa pegol hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog beta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- susoctocog alfa (B02BD14) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk