Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

thymocytenglobuline

immunosuppressiva, selectieve L04AA04

Sluiten

tofacitinib

immunosuppressiva, selectieve L04AA29

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Grafalon XGVS Fresenius Kabi Nederland bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml

Bevat tevens: konijneneiwit.

Thymoglobuline XGVS Genzyme Europe bv

Toedieningsvorm
Poeder voor infusievloeistof
Sterkte
25 mg
Verpakkingsvorm

Bevat tevens: konijneneiwit, mannitol.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Xeljanz (als citraat) XGVS Pfizer bv

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
1 mg/ml
Verpakkingsvorm
240 ml
Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
5 mg, 10 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
11 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor thymocytenglobuline is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Advies

Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.

Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Voor tofacitinib is nog geen advies vastgesteld.

Voor de behandeling van polyarticulaire juveniele idiopatische artritis (JIA), zie de richtlijn Juveniele idiopatische artritis (JIA) op richtlijnendatabase.nl. Voor tofacitinib is geen advies opgesteld.

Voor de behandeling van artritis psoriatica zie de richtlijn Psoriasis op richtlijnendatabase.nl. Voor tofacitinib is geen advies opgesteld.

Voor de toepassing bij juveniele artritis psoriatica (PsA) en spondylitis ankylopoetica (SA) is geen advies vastgesteld.

Indicaties

  • Grafalon, Thymoglobuline: Behandeling van afstotingsreacties bij niertransplantatie, wanneer corticosteroïden geen of onvoldoende effect hebben;
  • Grafalon: Preventie van graft-versus-hostreactie (GVHR) bij volwassenen met hematologische maligniteiten na allogene stamceltransplantatie van gematchte niet-verwante donors in combinatie met ciclosporine A/methotrexaatprofylaxe.

Indicaties

  • Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die onvoldoende reageerden op of intolerant zijn voor DMARD's. In combinatie met methotrexaat, of als dat niet verdragen wordt of niet geschikt is, ook als monotherapie;
  • Actieve artritis psoriatica (PsA) bij volwassenen die onvoldoende reageerden op of intolerant zijn voor DMARD's, in combinatie met methotrexaat;
  • Colitis ulcerosa bij volwassenen die onvoldoende reageerden op, of intolerant zijn voor DMARD's, in combinatie met methotrexaat;
  • Actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (JIA) (reumafactor-positieve [RF+] of -negatieve [RF-] polyartritis en uitgebreide oligoartritis) en juveniele artritis psoriatica (PsA) bij kinderen ≥ 2 jaar, die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling met DMARD’s. In combinatie met methotrexaat, of als dat niet verdragen wordt of niet geschikt is, als monotherapie.
  • Actieve spondylitis ankylopoetica (SA) bij volwassenen die onvoldoende reageerden op conventionele behandeling.

Gerelateerde informatie

  • Reumatoïde artritis
  • colitis ulcerosa

Doseringen

De dosering is afhankelijk van het gebruikte thymocytenglobulinepreparaat en van de eventuele combinatie met andere immunosuppressiva.

Premedicatie met antihistaminica, antipyretica en corticosteroïden is gewenst, zie ook 'Waarschuwingen en Voorzorgen'.

Klap alles open Klap alles dicht

Afstotingsreacties bij niertransplantatie:

Volwassenen:

Grafalon: i.v. als infuus: 2–5 mg/kg lichaamsgewicht/dag; de duur van de behandeling is afhankelijk van de klinische respons en de toestand van de getransplanteerde nier; gewoonlijk 5–14 dagen. De eerste dosis tijdens de eerste 30 min met een verlaagde snelheid toedienen; de infusiesnelheid kan worden verhoogd als geen symptomen van intolerantie optreden, toedienen over een periode van ten minste 4 uur. Bij het optreden van een ernstige, of niet direct herstellende, trombocytopenie (aantal trombocyten < 50 × 10 9/l) de behandeling onderbreken of staken.

Thymoglobuline: i.v. als infuus: 1,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag gedurende 3–14 dagen, toedienen in een grote vene over een periode van ten minste 4 uur; overweeg verlaging van de dosis bij een trombocytentelling van 50 à 75 × 10 9/l of een leukocytentelling van 2 à 3 × 10 9/l. Overweeg staken bij persisterende of ernstige trombocytopenie (aantal trombocyten < 50 × 10 9/l) of bij leukopenie (aantal leukocyten < 2 × 10 9/l).

Kinderen:

Bij kinderen zijn er te weinig onderzoeksgegevens om een doseringsvoorschrift op te stellen, mogelijk kan de dosering voor volwassenen worden gebruikt.

Als preventie van GVHR:

Volwassenen:

Grafalon: 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag, meestal op dag –3 tot dag –1 voorafgaande aan de stamceltransplantatie. Toedienen over een periode van 4–12 uur; de eerste dosis dient tijdens de eerste 30 min met een verlaagde snelheid te worden toegediend, de infusiesnelheid kan worden verhoogd als geen symptomen van intolerantie optreden.

  • Grafalon voor toediening verdunnen met NaCl 0,9%, in een aanbevolen verdunningsverhouding van 1:7 (per 1 ml Grafalon 6 ml NaCl toevoegen) om de benodigde osmolaliteitsniveau te handhaven. Niet mengen met glucose, bloed(derivaten), lipidenoplossingen en natriumheparine.
  • Thymoglobuline poeder reconstitueren met 5 ml steriel water voor injecties en dagelijkse dosis verdunnen met NaCl 0,9% oplossing voor infusie of 5% glucose. Toedienen via een in-line filter van 0,22 µm. Glucose-infuusoplossing niet mengen met heparine of hydrocortison. Niet mengen met andere geneesmiddelen in hetzelfde infuus, met name lipidenoplossingen, wegens onvoldoende gegevens over onverenigbaarheden.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Reumatoïde artritis, artritis psoriatica

Volwassenen (incl. ouderen)

Gewone tablet: 5 mg 2×/dag.

Tablet met gereguleerde afgifte (mga): 11 mg 1×/dag.

Overstappen: Er kan onderling worden gewisseld tussen behandeling met de gewone tablet (5 mg 2×/dag) en de tablet mga (11 mg 1×/dag) op de dag ná de laatste dosis van een van beide tabletten.

Colitis ulcerosa

Volwassenen (incl. ouderen)

Gewone tablet: 10 mg 2×/dag gedurende 8 weken als inductie en vervolgens 5 mg 2×/dag als onderhoud. Bij respons kan het gebruik van corticosteroïden worden verminderd of gestaakt. Bij onvoldoende respons na week 8 kan de inductiefase met 8 weken worden verlengd (16 weken in totaal), gevolgd door 5mg 2×/dag als onderhoud. Bij onvoldoende respons na 16 weken, behandeling staken. Bij afname respons op 5 mg 2×/dag als onderhoudsbehandeling, geen respons op eerdere alternatieve behandelopties (zoals een TNF-remmer) én geen verhoogd risico op VTE, overweeg verhoging naar 10 mg 2×/dag. Deze dosering als onderhoud zo kort mogelijk gebruiken. Overweeg bij onderbreking behandeling van maximaal 1 jaar herinductie met 10 mg 2×/dag. Zie ook Waarschuwing en voorzorgen; bij colitis ulcerosa en meer kans op VTE niet hoger doseren dan 5 mg 2×/dag.

Polyarticulaire JIA en juveniele PsA

Kinderen ≥ 2 jaar

Bij ≥ 40 kg lichaamsgewicht: gewone tablet of drank: 5 mg 2×/dag. Bij 20-39 kg lichaamsgewicht: drank: 4 mg 2×/dag. Bij 10-19 kg lichaamsgewicht: drank 3,2 mg 2×/dag. Overweeg de behandeling te staken bij geen respons binnen 18 weken.

Bij combinatie met een sterke CYP3A4-remmer óf een matig-sterke CYP3A4-remmer met ook sterke CYP2C19-remmende eigenschappen (bv. fluconazol): 5 mg 1×/dag.

Spondylitis ankylopoetica

Volwassenen (incl. ouderen)

Gewone tablet 5 mg 2×/dag óf tablet met gereguleerde afgifte (mga) 11 mg 1×/dag. Overweeg de behandeling te staken bij geen respons binnen 16 weken.

Overstappen: Er kan onderling worden gewisseld tussen behandeling met de gewone tablet en de tablet mga op de dag ná de laatste dosis van een van beide tabletten.

Zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij bijwerkingen (anemie, neutropenie, lymfocytopenie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 3, 4 en 5).

Bij verminderde nierfunctie: bij creatinineklaring < 30 ml/min (incl. hemodialyse): 10 mg 2×/dag (normale functie) verlagen naar 5 mg 2×/dag en 5 mg 2×/dag (normale functie) verlagen naar 5 mg 1×/dag.

Bij verminderde leverfunctie: bij Child-Pughscore 7–9: 10 mg 2×/dag (normale functie) verlagen naar 5 mg 2×/dag en 5 mg 2×/dag (normale functie) verlagen naar 5 mg 1×/dag; toepassing bij Child-Pughscore 10–15 is gecontra-indiceerd.

Bij combinatie met een sterke CYP3A4 remmer óf een matig-sterke CYP3A4 remmer met ook sterke CYP2C19 remmende eigenschappen (bv. fluconazol): bij 10 mg 2×/dag verlagen naar 5 mg 2×/dag en bij 5 mg 2×/dag verlagen naar 5 mg 1×/dag.

Toediening

  • Innemen met of zonder voedsel.
  • Bij slikproblemen mogen de gewone tabletten worden geplet en dan ingenomen met water.
  • De tablet met gereguleerde afgifte heel innemen; niet op kauwen, pletten of breken.
  • De drank toedienen met behulp van de bijgesloten 'press-in bottle adapter' en de doseerspuit voor orale toediening.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): infectie, waaronder reactivatie van infecties (bv. cytomegalovirusinfectie). Hoofdpijn, tremor. Dyspneu. Braken, misselijkheid, diarree, buikpijn, dysfagie. Urineweginfectie. Koorts, koude rillingen. Lymfopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie.

Vaak (1-10%): anafylactische reactie (incl. shock), overgevoeligheidsreacties (dyspneu, hoesten, huiduitslag, oedeem, blozen). Tachycardie. Hypo- of hypertensie, veno-occlusieve ziekte. Bacteriële sepsis, herpesinfectie, influenza. Hoesten, rinitis, sinusitis, nasofaryngitis, pneumonie. Epistaxis. Fotofobie. Paresthesie. Renale tubulaire necrose, hematurie, pyelonefritis. Orale candidiasis, stomatitis. Huidinfectie, huiduitslag, erytheem, jeuk. Myalgie, artralgie, rugpijn, spierstijfheid. Asthenie, pijn op de borst, hyperthermie, andere slijmvliesontsteking, perifeer oedeem. Maligniteit (posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte, lymfomen, solide tumoren). Lymfoproliferatieve stoornis. Leukopenie, febriele neutropenie, pancytopenie. Verhoogde creatininewaarde in bloed, positieve test voor cytomegalovirus-antigeen, verhoogde waarde C-reactief proteïne. Hyperbilirubinemie, stijging van transaminasewaarden. Hyperlipidemie.

Soms (0,1-1%): vochtretentie. Shock. Serumziekte. Infectie op de (i.v.)-katheterplaats, Epstein-Barrvirusinfectie. Polycytemie. Nierfalen, niernecrose. Reflux-oesofagitis, dyspepsie, maag-darminfectie. Geneesmiddeleneruptie, erysipelas, wondinfectie. Lymfokèle. Stijging van andere leverenzymwaarden, hypercholesterolemie.

Zelden (0,01–0,1%): hemolyse, 'cytokine release syndrome', infusiegerelateerde reacties (zoals koorts, koude rillingen, dyspneu, misselijkheid/braken, malaise, huiduitslag, urticaria en/of hoofdpijn, in zeer zeldzame gevallen fatale anafylactische reacties). Acuut 'respiratory-distress' syndroom (ARDS), longoedeem. Myocardinfarct, tachycardie. Hepatocellulaire toxiciteit, leverfalen. Perifere tromboflebitis.

Verder is gemeld: hyperbilirubinemie.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): pneumonie, griep, herpes zoster, urineweginfectie, sinusitis, bronchitis, (naso)faryngitis. Anemie, lymfopenie. Hoofdpijn. Hypertensie. Hoesten. Buikpijn, braken, diarree, misselijkheid, gastritis, dyspepsie. Huiduitslag. Artralgie. Perifeer oedeem. Stijging creatinekinase.

Soms (0,1-1%): tuberculose, diverticulitis, pyelonefritis, cellulitis, herpes simplex, virale gastro-enteritis, virale infectie. Niet-melanome huidkanker, longkanker. Leukopenie, neutropenie. Dyslipidemie, hyperlipidemie, dehydratie. Slapeloosheid. Paresthesie. Veneuze trombo-embolie (PE, DVT en retinale veneuze trombose). Myocardinfarct. Dyspneu, bijholteverstopping. Hepatische steatose. Erytheem, jeuk. Spierpijn, gewrichtszwelling, tendinitis. Koorts, vermoeidheid. Stijging van leverenzymwaarden (transaminasen, γ-GT), creatinine, cholesterol, LDL. Gewichtstoename. Ligamentverstuiking, spierverrekking.

Zelden (0,01-0,1%): (uro)sepsis, uitgezaaide tuberculose, necrotiserende fasciitis, (stafylokokken-)bacteriëmie. Pneumocystis jiroveci-pneumonie, bacteriële pneumonie (o.a. pneumokokken), encefalitis, atypische mycobacteriële infectie, cytomegalovirusinfectie, bacteriële artritis. Lymfoom. Leverfunctietest abnormaal. Skeletspierstelselpijn.

Zeer zelden (< 0,01%): tuberculose van het centrale zenuwstelsel, cryptokokkenhersenvliesontsteking, Mycobacterium avium complex-infectie.

Verder zijn gemeld: angio-oedeem, urticaria, overgevoeligheidsreactie.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Vermijd immunisatie met levende, verzwakte vaccins. Vermijd ook gelijktijdige toediening van bloed(producten).

Er is geen directe interactie waargenomen, echter door gelijktijdig gebruik van overige immuunsuppressieve middelen (zoals azathioprine, mercaptopurine, corticosteroïden, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus en mycofenolaatmofetil) neemt de kans op over-immunosuppressie, infectie, trombocytopenie, anemie en lymfoproliferatie toe.

Thymocytenglobuline kan interfereren met konijnenantilichamen, bijvoorbeeld in een ELISA-test.

Interacties

Tofacitinib wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. Combinatie met krachtige CYP3A4-remmers (ketoconazol) of wanneer gelijktijdige toediening van één of meer geneesmiddelen leidt tot zowel matige remming van CYP3A4 als krachtige remming van CYP2C19 (bv. fluconazol) verhoogt de blootstelling aan tofacitinib; verlaag de dosering (zie rubriek Doseringen). De blootstelling wordt verlaagd bij combinatie met een krachtige CYP-inductor (rifampicine). Gelijktijdige toediening wordt niet aanbevolen.

Vermijd de combinatie met biologische DMARD's zoals TNF-α-antagonisten en interleukine-antagonisten, en met krachtige immunosuppressiva zoals azathioprine, ciclosporine en tacrolimus, vanwege de kans op verhoogde immunosuppressie en een toegenomen kans op infectie.

Niet combineren met levende vaccins, bv. varicella zostervaccin. Vaccinatie met levende vaccins ten minste 2, bij voorkeur 4 weken vóór aanvang van de behandeling met tofacitinib afronden.

Zwangerschap

IgG immunoglobulinen kunnen de placenta passeren.

Teratogenese: Bij de mens en bij dieren, onvoldoende gegevens.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren teratogeen gebleken.

Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient effectieve anticonceptieve maatregelen te treffen tijdens en gedurende ten minste 4 weken na de laatste dosis.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in moedermelk: Mogelijk. Van andere immunoglobulinen is het bekend dat zij wel overgaan in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • acute of (chronisch) actieve infecties die niet afdoende behandeld worden;
  • ernstige trombocytopenie (aantal trombocyten < 50 × 109/l);
  • patiënten met maligne tumoren tenzij stamceltransplantatie onderdeel van de behandeling uitmaakt;
  • overgevoeligheid voor konijneneiwit.

Contra-indicaties

  • actieve tuberculose (TBC);
  • ernstige infecties zoals sepsis, of opportunistische infecties;
  • ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15).

Zie ook de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Thymocytenglobuline alleen toedienen onder strikt medisch toezicht, bij voorkeur in gespecialiseerde centra met voorzieningen voor behandeling van ernstige allergische reacties. De patiënt na elke injectie gedurende 30 minuten observeren. Premedicatie met antipyretica, corticosteroïden en antihistaminica verlagen zowel de incidentie als de ernst van de meest ernstige bijwerkingen. Bij milde allergische reacties met onder andere antihistaminica behandelen, bij ernstige reacties de behandeling staken. Bij patiënten die al eerder konijnen-immunoglobulinen hebben toegediend gekregen neemt het risico van een anafylactische reactie toe als gevolg van mogelijke sensibilisatie.

In verband met het optreden van trombocytopenie, anemie en mogelijk ook het 'cytokine release syndrome' door thymocytenglobuline voorzichtig zijn bij leveraandoeningen en bij cardiovasculaire stoornissen, hypotensie of hartfalen overwegen de infusie te vertragen of onderbreken. Bestaande stollingsproblemen kunnen verergeren; controleer trombocyten en stollingsparameters.

In het eerste jaar na transplantatie van een vast orgaan ontwikkelt de meerderheid van de patiënten een infectie van bacteriële, virale of mycotische origine. De meerderheid van deze infecties zijn gewoonlijk goed te behandelen. Er zijn geïsoleerde meldingen gedaan van levensbedreigende of zelfs fatale infecties. Door goede bewaking en profylactische behandeling kan het aantal infecties worden beperkt. Bij patiënten die een stamceltransplantatie ondergaan, wordt controle van de cytomegalovirus- en Epstein-Barrvirus-status en adequate preventieve therapie aanbevolen.

Het bloedbeeld tot twee weken na de behandeling controleren.

De incidentie van maligniteiten (waaronder lymfoom, posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte) kan toenemen door het gebruik van immunosuppressiva, waaronder thymocytenglobuline.

Er kunnen antilichamen worden gevormd tegen konijnen-immunoglobuline (meestal binnen 15 dagen); daarbij kan de dalspiegel van thymocytenglobuline sneller dalen. Doorgaans verdwijnen deze antilichamen echter bij ca. 70% van de patiënten.

Waarschuwingen en voorzorgen

Behandeling niet beginnen bij actieve infecties, ook niet bij lokale infecties. Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met meer kans op infecties, bv. op basis van voorgeschiedenis, blootstelling aan TBC, reisverleden (er is meer kans op opportunistische infecties in Azië), verhoogde vatbaarheid (diabetes mellitus, ouderen, lymfopenie, chronische longziekte). Monitor op tekenen van infectie; onderbreek de behandeling als een opportunistische of een ernstige infectie (bv. sepsis) optreedt. Test vooraf en tijdens de behandeling op de aanwezigheid van een actieve of latente TBC, en vooraf op hepatitis B of C.

Behandeling niet beginnen bij een hemoglobinewaarde < 5,6 mmol/l of ANC < 1000 cellen/mm³. Bij kinderen niet starten bij een hemoglobinewaarde < 6,1 mmol/l of ANC < 1200 cellen/mm3. Controleer deze waarden bij aanvang, na 4–8 weken en dan iedere 3 maanden. Onderbreek of verlaag zonodig tijdelijk de toediening indien de waarde van twee individuele testen hieronder valt.

Behandeling niet beginnen bij een lymfocytenaantal < 750 cellen/mm³. Controleer voor aanvang en dan iedere 3 maanden.

Wees voorzichtig bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie (VTE), ongeacht indicatie en dosering. Er is onder patiënten met RA ≥ 50 jaar met ten minste 1 bijkomende cardiovasculaire risicofactor een dosisafhankelijk verhoogd risico op VTE waargenomen waaronder gevallen van longembolie (PE) sommige fataal, en diepveneuze trombose (DVT). Risicofactoren voor VTE zijn o.a. eerdere VTE, geplande zware operatie, beperking in mobiliteit, myocardinfarct (in de afgelopen drie maanden), hartfalen, gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum of hormonale substitutietherapie, erfelijke stollingsziekte, maligniteit. Overweeg hierbij ook zwaarlijvigheid, roken, hoge leeftijd, diabetes en hypertensie als additionele risicofactoren. Mogelijk komen voorvallen van VTE vaker voor bij een D-dimeerspiegel ≥ 2× ULN na 12 maanden behandeling. Overweeg om bij RA en bekende risicofactoren voor VTE de D-dimeerspiegel te testen na ca. 12 maanden. Indien het D-dimeertestresultaat ≥ 2× ULN is, weeg de klinische voordelen af tegen de risico’s vóór het continueren van de behandeling. Bij colitis ulcerosa en een verhoogd risico op VTE wordt een onderhoudsdosering van 2×/dag 10 mg niet aanbevolen tenzij er geen alternatieve behandeling is. Bij reumatoïde artritis en arthritis psoriatica niet hoger doseren dan de aanbevolen dosering van 2×/dag 5 mg. Adviseer patiënten om direct medische hulp in te roepen als zij symptomen van VTE ervaren tijdens de behandeling. Monitor alle patiënten op verschijnselen en symptomen van diepveneuze trombose en longembolie.

Het risico op ernstige cardiovasculaire voorvallen (inclusief myocardinfarct) is verhoogd. Bij patiënten met RA ≥ 50 jaar met één bijkomende cardiovasculaire risicofactor, zijn meer voorvallen van myocardinfarct gezien bij gebruik van tofacitinib dan bij gebruik van TNF–α–remmers. Bij patiënten > 65 jaar, (ex-)rokers of met andere cardiovasculaire risicofactoren, tofacitinib alleen gebruiken als er geen geschikte behandelalternatieven beschikbaar zijn.

Voorzichtig zijn bij gebruik van 11 mg tablet met gereguleerde afgifte bij bestaande ernstige vernauwing van het maag-darmkanaal. Er zijn zeldzame meldingen van obstructieve symptomen bij inname van niet-vervormbare formulering met gereguleerde afgifte.

Retinale venuze trombose (RVT) is gemeld. Informeer patiënt om direct medische hulp in te roepen bij symptomen die wijzen op RVT.

Behandeling kan incidentie van herpes zoster verhogen bij patiënten van Japanse of Koreaanse afkomst, patiënten met een lang bestaande RA die eerder zijn behandeld met twee of meer biologische DMARD's, patiënten met een ALC < 1000 cellen/mm³ of patiënten die worden behandeld met 2×/dag 10 mg tofacitinib.

Behandeling direct staken bij ernstige overgevoeligheid of anafylactische reactie; er zijn ernstige reacties gemeld met angio-oedeem en urticaria.

Niet combineren met levende vaccins; houd bij de eventuele toediening van levende vaccins voorafgaand aan de behandeling met tofacitinib rekening met de mate van immuuncompetentie van de patiënt. Vaccinatie met levende vaccins in principe toepassen ten minste 2 weken, maar beter 4 weken, vóór aanvang van de behandeling.

Controleer na 8 weken behandelen de lipidenparameters; bij afwijkingen behandelen volgens de geldende richtlijnen.

Maligniteiten: overweeg de risico's en voordelen van het starten of voortzetten van tofacitinib bij patiënten met een huidige of een voorgeschiedenis van maligniteit (anders dan een met succes behandelde niet-maligne huidkanker (NMSC)). Er is meer kans op maligniteiten, in het bijzonder longkanker en lymfoom (uitgezonderd NMSC) bij gebruik van tofacitinib in vergelijking met TNF–α–remmers, op basis van gegevens van veiligheidsonderzoek bij patiënten ≥ 50 jaar met RA en ten minste 1 bijkomende cardiovasculaire risicofactor. Ook andere maligniteiten zijn waargenomen waaronder, maar niet beperkt tot borstkanker, melanoom, prostaatkanker en pancreaskanker. Leeftijd ≥ 65 jaar en roken kunnen dit risico nog verder vergroten. Bij deze en andere risicofactoren voor maligniteiten alleen gebruiken als er geen geschikte behandelalternatieven beschikbaar zijn.

Gevallen van gastro-intestinale perforaties zijn gemeld. Wees voorzichtig bij een verhoogd risico (bv. bij voorgeschiedenis van diverticulitis, gelijktijdig gebruik van corticosteroïden en/of NSAID's). Evalueer bij nieuw ontstane abdominale verschijnselen.

Bij optreden hypoglykemie eventueel de dosis antidiabetesmedicatie aanpassen. Hypoglykemie is gemeld bij patiënten die antidiabetesmedicatie gebruiken.

Fracturen zijn gemeld. Wees voorzichtig bij bekende risicofactoren voor fracturen zoals hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht en gebruik van corticosteroïden, ongeacht de indicatie of de dosering.

Mogelijk meer kans op niet-maligne huidkanker (NMSC) bij een dosering van 2×/dag 10 mg dan bij een dosering van 2×/dag 5 mg. Periodiek onderzoek wordt aanbevolen bij patiënten die meer kans hebben op huidcarcinoom.

Ouderen: overweeg een patiënt > 65 jaar alleen te behandelen wanneer er geen geschikte alternatieve behandeling mogelijk is; er is namelijk meer kans op ernstige infecties vergeleken met bij een jongere patiënt. Er is weinig ervaring bij ouderen > 75 jaar.

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 2 j. met polyarticulaire JIA en juveniele PsA zijn niet vastgesteld. Voor de overige indicaties zijn deze niet vastgesteld voor < 18 j.

Overdosering

Symptomen

Ernstige leukocytopenie (incl. lymfopenie en neutropenie) en trombocytopenie, met infecties als gevolg.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met thymocytenglobuline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Voor meer informatie over een vergiftiging met tofacitinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Thymocytenglobuline is een selectief immunosuppressivum. Immunoglobuline gericht tegen humane T-lymfocyten, bereid uit serum van konijnen die met humane T-lymfoblasten zijn geïmmuniseerd. Door lysis van T-lymfocyten ontstaat een depletie van T-lymfocyten en kan er geen immuunreactie van deze lymfocyten meer optreden.

Kinetische gegevens

Overig Na 2 maanden is bij 80 % van de patiënten nog konijnen-IgG aantoonbaar.
T 1/2el 2–3 dagen (konijnen-IgG).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Immunosuppressivum. Remt selectief Januskinase (JAK)1 en JAK3. Januskinasen zijn enzymen die intracellulaire signalen van celoppervlaktereceptoren omzetten voor een aantal cytokinen en groeifactoren die een rol spelen bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Door JAK1 en JAK3 te remmen zwakt de signaaltransductie van interleukinen (IL-2, -4, -6, -7, -9, -15, -21) en interferon type I en II af en moduleert tofacitinib de immuun- en ontstekingsreactie.

Kinetische gegevens

Resorptie snel.
F 74%.
T max 0,5–1 uur (gewone tablet), 4 uur (tablet met gereguleerde afgifte).
V d 1,24 l/kg
Metabolisering grotendeels via de lever, vooral door CYP3A4 en enigszins door CYP2C19.
Eliminatie 70% via de lever, 30% onveranderd via de nieren.
T 1/2el ca. 3 uur (gewone tablet), 6 uur (tablet met gereguleerde afgifte).
Overig de 11 mg tablet met gereguleerde afgifte is farmacokinetisch gelijkwaardig (AUC, Cmax) aan 2×/dag 5 mg tabletten.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

thymocytenglobuline hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.

  • abatacept (L04AA24) Vergelijk
  • anifrolumab (L04AA51) Vergelijk
  • apremilast (L04AA32) Vergelijk
  • avacopan (L04AA59) Vergelijk
  • baricitinib (L04AA37) Vergelijk
  • belatacept (L04AA28) Vergelijk
  • belimumab (L04AA26) Vergelijk
  • eculizumab (L04AA25) Vergelijk
  • everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
  • filgotinib (L04AA45) Vergelijk
  • leflunomide (L04AA13) Vergelijk
  • mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
  • mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
  • ravulizumab (L04AA43) Vergelijk
  • sirolimus (L04AA10) Vergelijk
  • tofacitinib (L04AA29) Vergelijk
  • upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
  • vedolizumab (L04AA33) Vergelijk

Groepsinformatie

tofacitinib hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.

  • abatacept (L04AA24) Vergelijk
  • anifrolumab (L04AA51) Vergelijk
  • apremilast (L04AA32) Vergelijk
  • avacopan (L04AA59) Vergelijk
  • baricitinib (L04AA37) Vergelijk
  • belatacept (L04AA28) Vergelijk
  • belimumab (L04AA26) Vergelijk
  • eculizumab (L04AA25) Vergelijk
  • everolimus (bij transplantatie) (L04AA18) Vergelijk
  • filgotinib (L04AA45) Vergelijk
  • leflunomide (L04AA13) Vergelijk
  • mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
  • mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
  • ravulizumab (L04AA43) Vergelijk
  • sirolimus (L04AA10) Vergelijk
  • thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
  • upadacitinib (L04AA44) Vergelijk
  • vedolizumab (L04AA33) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • immunosuppressiva, selectieve

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • immunosuppressiva, selectieve

Indicaties

  • Reumatoïde artritis
  • colitis ulcerosa

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".