Samenstelling
Impromen Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Druppelvloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 30 ml
Conserveermiddel: methyl- en propylparahydroxybenzoaat.
Impromen (als decanoaat) Eumedica nv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Depot'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dogmatil Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fluanxol (als dihydrochloride) Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 5 mg
Fluanxol (decanoaat) Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Depot'
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Depot'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Van geen enkel medicament is de werkzaamheid aangetoond bij de behandeling van (draai)duizeligheid (vertigo). Gebruik van medicatie, specifiek gericht op de duizeligheid, wordt daarom niet aanbevolen.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Voor de behandeling van angststoornissen worden antipsychotica niet aanbevolen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- psychosen;
- manie;
- ernstige opwinding en onrust.
Depotpreparaat
- onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Psychosen, manie en ernstige vormen van opwinding en onrust.
- Kortdurende behandeling van vertigo, indien andere middelen falen of zijn gecontra-indiceerd.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Tablet:
- psychosen;
- manie.
Injectievloeistof:
- onderhoudsbehandeling van chronische of recidiverende psychosen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Psychosen, manie en ernstige opwinding en onrust
Volwassenen
Oraal: 1–15 mg 1×/dag. Dosering met 2–5 mg/week verhogen tot max. 50 mg/dag. De gemiddelde dagdosering is 5 mg. Verlaag de dosering bij het optreden van extrapiramidale bijwerkingen.
Ouderen (> 65 jaar)
de dosering halveren.
Chronische en recidiverende psychosen
Volwassenen
I.m. (depot): begindosering: bij oraal gestabiliseerde patiënten 10-20× de orale dagdosis broomperidol (in mg) iedere 4 weken diep i.m. toedienen. Bij lichte tot matig ernstige psychosen: gebruikelijk 50–150 mg iedere 4 weken. Bij ernstige psychosen: tot 300 mg iedere 4 weken. Indien meer dan 300 mg nodig is, kan behalve dosisverhoging ook de duur van de interval verkort worden.
Ouderen (> 65 jaar)
starten met een lage dosis, bv. 12,5-25 mg iedere 4 weken.
Bij leverfunctiestoornis voorzichtig doseren, vanwege mogelijk verstoord metabolisme.
Doseringen
Psychose, opwinding, manie
Volwassenen
(Ambulante behandeling) begindosering 200 mg per dag, na 3 dagen geleidelijk verhogen tot 600-800 mg per dag;
Onderhoudsdosering 100-200 mg per dag.
Kinderen
5–10 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses.
Vertigo
Volwassenen
150–300 mg per dag.
Bij een nierfunctiestoornis de dosis verlagen.
Bij een leverfunctiestoornis voorzichtig doseren. Zie voor het doseeradvies van de Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina antipsychotica, atypische op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Doseringen
Psychose en manie:
Volwassenen:
Oraal: Individueel instellen, starten met lage dosering en verhogen tot onderhoudsdosering van 5–20 mg/dag in 3 giften, indien nodig verhogen tot 40 mg/dag. In acute situaties: 16–32 mg 1–4×/dag; vervolgens na stabilisering verlagen tot onderhoudsdosering.
Depotinjectie: onderhoudsdosering: i.m. 20–40 mg/2–4 weken is meestal voldoende; zo nodig dosering verhogen of interval verkorten. Injectievolumes > 2 ml verdelen over 2 injecties.
Ouderen:
De startdosering halveren en langzaam ophogen.
Bij een verminderde leverfunctie: Voorzichtig doseren en indien mogelijk de serumspiegel bepalen.
Bij verminderde nierunctie: Er is geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Overschakelen: Bij overgang van oraal naar depot geldt de volgende dosering: 4× het aantal mg flupentixol oraal/dag = aantal mg depot per 2 weken; 8× het aantal mg oraal/dag = aantal mg depot per 4 weken. De orale vorm in de eerste week na de injectie afbouwen.
Toedieningsinformatie: De tabletten innemen met water. I.m.-injecties in het bovenste en buitenste kwadrant van de bilspier.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperprolactinemie, agitatie, slapeloosheid, slaperigheid, duizeligheid, extrapiramidale verschijnselen (zoals tremor, rigiditeit, hypertonie, dystonie en acathisie), wazig zien, tachycardie, droge mond, speekselhypersecretie, obstipatie, asthenie, vermoeidheid.
Vaak (1–10%): depressie, slaapstoornis, parkinsonisme, akinesie, hypokinesie, dyskinesie, sedatie, afasie, tandradfenomeen, ataxie, oculogyrische crisis, bradycardie, misselijkheid, braken, galactorroe, afwijkingen op ECG of EEG, gewichtstoename.
Zelden (0,01-0,1%): hoofdpijn.
Verder zijn gemeld: leukopenie, trombocytopenie, SIADH, hyperglykemie, hypoglykemie, verminderde eetlust, hyponatriëmie, dysforie, toxische en cholestatische hepatitis, leveraandoening, convulsies, neuroleptisch maligne syndroom, tardieve dyskinesie, allergische dermatitis, geneesmiddeleneruptie, huiduitslag; jeuk, rabdomyolyse, urineretentie, gynaecomastie, priapisme, retrograde ejaculatie, erectiestoornis, plotselinge dood, koorts, hyperhidrose, cardiale aritmieën, QT-verlenging, 'torsade de pointes' en, in het bijzonder bij hoge doses, orthostatische hypotensie. Hyperprolactinemie kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot erectiestoornis bij mannen. Bij gebruik van antipsychotica is veneuze trombo-embolie gemeld. Extra bij depotpreparaat: weefselreacties.
Bijwerkingen
Vaak ( 1-10%): hyperprolactinemie, slapeloosheid, sufheid, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, dosisafhankelijk parkinsonisme (hypokinetisch(-rigide) syndroom, speekselvloed), obstipatie, tremor, dosisafhankelijke acathisie, stijging leverenzymen, maculopapuleuze huiduitslag, pijnlijke borsten, galactorroe, gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): leukopenie, hypertonie, dyskinesie, dystonie (spasmen, torticollis, trismus), orthostatische hypotensie, grotere borsten, amenorroe, erectie- en ejaculatiestoornissen (priapisme, retrograde ejaculatie).
Zelden ( 0,01-0,1%): oculomotorische zenuwstoornis, ventriculaire aritmie, ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie.
Zeer zelden: QT-intervalverlenging , 'torsade de pointes'.
Verder zijn gemeld: neutropenie, agranulocytose, anafylactische reacties (urticaria, dyspneu, hypotensie en anafylactische shock), maligne neuroleptisch maligne syndroom, SIADH, hyponatriëmie, hypokinesie, convulsies, visusstoornissen (cycloplegie), verhoogde intraoculaire druk, hartstilstand, plotselinge dood, reflex tachycardie, veneuze trombo-embolie (longembolie, diepveneuze trombose), hypotensie (bij hoge doses), toegenomen hypertensie, misselijkheid, braken, droge mond, rabdomyolyse, mictiestoornissen, neonataal onttrekkingssyndroom, gynaecomastie ,hyperthermie, stijging van serumcreatinekinase. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, acathisie, hyperkinesie, hypokinesie, droge mond.
Vaak (1–10%): gewichtstoename, slapeloosheid, depressie, dysforie, nervositeit, agitatie, verminderd libido, tremor, dystonie, duizeligheid, hoofdpijn, accommodatiestoornis, afgenomen gezichtsvermogen, tachycardie, palpitaties, dyspneu, speekselvloed, obstipatie, braken, dyspepsie, diarree, dysfagie, hyperhidrose, jeuk, spierpijn, mictiestoornis, urineretentie, asthenie, vermoeidheid.
Soms (0,1–1%): afname eetlust, verwardheid, agressie, oculogyrische crisis, (orthostatische) hypotensie, opvliegers, buikpijn, misselijkheid, flatulentie, abnormale leverfunctietest, huiduitslag, fotosensibilisatie, spierstijfheid, artralgie, erectiestoornis, lokale irritatie op de injectieplaats. Tardieve dyskinesie (zowel tijdens, als na staken van de behandeling), dyskinesie, parkinsonisme, spraakstoornis, convulsie, aandachtstoornis, amnesie.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie, neutropenie, leukopenie, agranulocytose, hypersensitiviteit, anafylactische reactie, hyperprolactinemie (wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot erectiestoornis bij mannen en bij langdurig gebruik gynaecomastie), hyperglykemie, abnormale glucosetolerantie, verlengd QT-interval.
Zeer zelden (< 0,01%): neuroleptisch maligne syndroom (gekenmerkt door hyperthermie, extreme spierrigiditeit en autonome instabiliteit), geelzucht.
Verder zijn gemeld: delirium, oculaire hypertensie, pigmentatie, menstruatiestoornis, priapisme, retrograde ejaculatie, veneuze trombo-embolie (waaronder longembolie en diepveneuze trombose). Alleen voor het depotpreparaat: soms reactie op de plaats van toediening.
Interacties
Broomperidol versterkt de sederende werking van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol. De werking van bromocriptine en levodopa kan worden verminderd.
CYP3A4-inductoren (als carbamazepine, fenytoïne, rifampicine) kunnen de plasmaspiegel van broomperidol verlagen. Itraconazol en mogelijk andere sterke CYP3A4-remmers verhogen de plasmaspiegel van broomperidol.
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vermeerdert de kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. In hoge dosering kan combinatie met lithium de neurotoxiciteit versterken.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die het QT-interval verlengen, middelen die de elektrolytenbalans verstoren en bij gebruik van hoge doses met antihypertensiva.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van levodopa en andere dopaminerge antiparkinsonmiddelen is gecontra-indiceerd.
Door gelijktijdig gebruik van lithium, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica is er meer kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. Door lithium neemt ook de kans op extrapiramidale bijwerkingen toe; bij optreden van neurotoxiciteit eerst sulpiride staken.
Combinatie met antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, benzodiazepinen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
De kans op ventriculaire aritmieën neemt toe door middelen die de prikkelgeleiding in het hart verminderen of het QT-interval verlengen en door hypokaliëmie-inducerende middelen.
Niet gelijktijdig, maar ten minste twee uur vóór antacida toedienen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen zoals NYHA-klasse Ia- en III-anti-aritmica, arseentrioxide, chloroquine, chloorpromazine, claritromycine, domperidon, droperidol, erytromycine, haloperidol, methadon, moxifloxacine, pentamidine, pimozide en sotalol vermijden.
Wees voorzichtig met middelen die de elektrolytenbalans kunnen verstoren (diuretica).
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen met een mogelijke myelosuppresieve werking.
Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, anxiolytica, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende en/of anticholinerge werking.
De werking van bromocriptine en levodopa kan worden verminderd.
Gelijktijdig gebruik van lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica vergroot het risico van ontstaan van tardieve dyskinesie.
Zwangerschap
Teratogenese: Uit relatief weinig gegevens zijn bij mens en dier geen aanwijzingen voor schadelijkheid gevonden.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het derde trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het derde trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Gegevens in dierstudies wijzen niet op schadelijke effecten.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Sulpiride kan de menstruatiecyclus verstoren en de ovulatie remmen door hyperprolactinemie. Bij mannen kan erectiestoornis optreden.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Flupentixol passeert de placenta in geringe mate.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect:Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen, en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij ratten). Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief grote hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Kan de hoeveelheid melk verhogen door stijging van de prolactinespiegel.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden. De relatieve kinddosis bedraagt ca. 0,5%. Effecten op de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor butyrofenonen;
- depressie;
- onderdrukking van het centrale zenuwstelsel;
- coma.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- prolactine-afhankelijke tumoren zoals hypofyseprolactinomen en borstkanker.
Contra-indicaties
- circulatoire collaps;
- verlaagd bewustzijnsniveau;
- coma.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dementie: Broomperidol is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben iets meer kans te overlijden.
Staak direct de behandeling als tardieve dyskinesie ontstaat. De symptomen tardieve dyskinesie kunnen na staken tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Staak de behandeling bij symptomen van neuroleptisch maligne syndroom als hyperthermie.
Ouderen kunnen extra gevoelig zijn voor met name extrapiramidale effecten.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij de ziekte van Parkinson, spastische verlammingen, cardiovasculaire aandoeningen, een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging, risicofactoren voor een beroerte, ernstige organisch cerebrale stoornissen en bij epilepsie.
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles
Sulpiride kan het prolactinegehalte verhogen, nauwlettende controle is vereist bij een (familiaire) anamnese van borstkanker.
Bij onverklaarde infecties of koorts is hematologisch onderzoek aangewezen, vanwege het risico van leukopenie, neutropenie en agranulocytose.
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie, preventieve maatregelen treffen.
QT-verlenging: Vanwege het risico van verlenging van het QT-interval, wat het risico van ernstige aritmieën kan versterken, wordt aangeraden voor de behandeling te controleren op risicofactoren die kunnen bijdragen aan het optreden van deze ritmestoornis (bradycardie, hypokaliëmie, verlengd QT-interval).
Staken
Bij hyperthermie van onbekende oorsprong het gebruik van sulpiride staken.
Overige waarschuwingen
Dementie: Antipsychotica vergroten bij ouderen met dementie, enigszins het risico van overlijden. Sulpiride is niet goedgekeurd voor gedragsstoornissen bij dementie.
Bewegingsstoornissen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Maligne neuroleptisch syndroom (MNS): een mogelijk fatale complicatie kan optreden met symptomen als hyperthermie, spierstijfheid, rabdomyolyse, stijging van serumcreatinekinase en autonome instabiliteit. Verder kunnen optreden: leukocytose, tachypneu, bewustzijnsverandering en profuus zweten. Het beeld kan atypisch zijn. Bij hyperthermie van onbekende aard, de behandeling direct staken. MNS kan bij ouderen na langdurig gebruik optreden.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psycho-organische stoornis, risicofactoren voor een CVA, (anamnese van) epilepsie, ziekte van Parkinson, cardiovasculaire aandoening en pylorusstenose. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van glaucoom, mictiestoornissen, urineretentie, prostaathyperplasie en -hypertrofie, ileus, een aangeboren stenose van het spijsverteringskanaal en bij hypertensie, vooral bij ouderen, vanwege de kans op een hypertensieve crisis. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus, ouderen en patiënten die bekend zijn met porfyrie. Dit middel kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij het voorschrijven aan kinderen vanwege ontbrekende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Veneuze trombo-embolie (VTE): Bij risicofactoren voor VTE preventieve maatregelen treffen.
Glaucoom: Periodiek oogheelkundig onderzoek verdient aanbeveling. Dit middel kan via pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Comorbiditeit:Wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte, risicofactoren voor of voorgeschiedenis van cardiovasculaire aandoeningen. Wees terughoudend bij een beenmergdepressie, cardiovasculaire aandoening, ernstige organisch cerebrale stoornis, epilepsie, ziekte van Parkinson, spastische verlamming, mictiestoornis en bij prostaathyperplasie.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik; vanaf een gebruiksduur van 3–6 maanden hierop controleren. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Dementie: Antipsychotica geven bij ouderen met dementie een licht vergrote kans op overlijden.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): De kans op fatale gevallen bij NMS is toegenomen bij organische hersenbeschadiging, mentale retardatie, opiaat- of alcoholverslaving.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen vanwege het ontbreken van klinische ervaring.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
extrapiramidale stoornissen, parkinsonachtige verschijnselen, neuroleptisch maligne syndroom en coma.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Butyrofenonderivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende werking. Broomperidol is een krachtig werkzame dopamine D2-antagonist. Het heeft geen antihistaminerge of anticholinerge eigenschappen.
Kinetische gegevens
Overig | Na intramusculaire injectie komt broomperidoldecanoaat geleidelijk vrij uit het spierweefsel, waarna het langzaam wordt gehydrolyseerd tot broomperidol. |
F | oraal is ca. 30% door groot 'first pass'-effect. |
T max | oraal na 4 uur, diep i.m. < 6 dagen. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Overig | Stabiele plasmaconcentratie: depotpreparaat na 3 mnd. |
Metabolisering | vnl. via CYP3A4, door ketonreductie en conjugatie met glucuronzuur tot inactieve metabolieten. |
T 1/2el | oraal ca. 36 uur, depotpreparaat 25 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzamidederivaat met anti-emetische, antipsychotische en gering sederende werking; het vermindert duizeligheidsklachten.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel in de weefsels, laagste concentratie in de hersenen. |
F | 25–35%. |
Eliminatie | met de urine, vnl. onveranderd. |
T 1/2el | 7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Thioxantheenderivaat met antipsychotische en gering sederende werking. Werking: na 2–3 weken (antipsychotisch effect).
Kinetische gegevens
F | oraal 40%. Voor onderhoudsbehandeling wordt een minimale serumconcentratie van 1–3 ng/ml (2–8 nmol/l) aanbevolen. |
T max | oraal 1–8 uur, i.m. 3–7 dagen. |
V d | ca. 14 l/kg. |
Eiwitbinding | 99%. |
Metabolisering | in de lever via 3 routes: sulfoxidatie, zijketen N-dealkylering en glucuronidezuurconjugatie tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de feces (> 60%). |
T 1/2el | oraal 35 uur, i.m. 3 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
broomperidol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.
Groepsinformatie
sulpiride hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
Groepsinformatie
flupentixol hoort bij de groep antipsychotica, klassieke.