Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Orap Eumedica nv

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
1 mg, 4 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).

Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.

Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.

Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.

Indicaties

  • Psychosen.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Psychosen

Volwassenen

Begindosering 1–2 mg 1×/dag; geleidelijk verhogen tot de optimale dosis is bereikt. Het therapeutisch effect van een bepaalde dosering dient hierbij steeds na ten minste 2 weken te worden beoordeeld.

Onderhoudsdosering gewoonlijk 2–6 mg 1×/dag; max. 20 mg 1×/dag.

Ouderen

Start met 0,5–1 mg per dag, waarna de dosering kan worden opgevoerd tot de normale onderhoudsdosering voor volwassenen.

Kinderen vanaf 3 jaar

De helft van de volwassenendosering. De ervaring met pimozide bij kinderen jonger dan drie jaar is zeer beperkt.

CYP2D6-polymorfisme: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Poor CYP2D6-metabolisme: Volwassenen incl. ouderen: max. aanbevolen dosis is 4 mg/dag; niet vaker dan éénmaal per 2 weken verhogen. Kinderen: max. aanbevolen dagdosis is 0,05 mg/kg lichaamsgewicht (tot max. 4 mg); niet vaker dan éénmaal per 2 weken verhogen.

Verminderde leverfunctie: voorzichtig doseren.

Bijwerkingen

Inherent aan de werking: initiatiefverlies en emotionele afvlakking.

Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, slaperigheid, hyperhidrose, nycturie.

Vaak (1-10%): anorexie, depressie, insomnia, agitatie, rusteloosheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, hoofdpijn, tremor, visusstoornissen, misselijkheid, braken, obstipatie, droge mond. hypersalivatie, overactiviteit van de talgklieren, spierstijfheid, pollakisurie, erectiestoornis, uitputting.

Soms (0,1-1%): bradykinesie, tandradfenomeen, dyskinesie, dystonie, dysartrie, oogbewegingen, spierspasmen, amenorroe, oligomenorroe, oedeem in het gelaat.

Verder is gemeld: hyperglykemie, hyperprolactinemie, wat kan leiden tot galactorroe en amenorroe bij vrouwen en tot verminderd libido; hyponatriëmie. Neuroleptisch maligne syndroom. Grand-mal-aanvallen. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan. Ontwenningsverschijnselen. 'Torsade de pointes', ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren, verlengd QT-interval op ECG, hypotensie, afwijkend EEG. Huidreacties, stijve nek, glucosurie, hypothermie. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose. Net als bij andere antipsychotica zijn plotseling onverklaarbaar overlijden en hartstilstand gemeld.

Patiënten met psycho-organische stoornis hebben meer kans op bijwerkingen.

Interacties

Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen (klasse IA en- III anti-aritmica, tricyclische antidepressiva, bepaalde andere antipsychotica (zoals fenothiazinen, sertindol), het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (azoolantimycotica, antivirale proteaseremmers, macrolide antibiotica (claritromycine) en SSRI's (paroxetine, (es)citalopram, sertraline)), het gelijktijdig gebruik van sterke CYP2D6-remmers (kinidine).

Gelijktijdig gebruik van grapefruit-/pompelmoessap (CYP3A4-remmer) vermijden.

Pimozide kan het effect van levodopa verminderen

Pimozide versterkt de sederende werking van alcohol, sedativa en slaapmiddelen.

Wees voorzichtig met diuretica die aanleiding kunnen geven tot hypokaliëmie.

Gelijktijdig gebruik van andere antipsychotica, lithium, antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytica en antidepressiva vermeerdert de kans op ontstaan van tardieve dyskinesie.

Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van interactie met CYP1A2-remmers (fluvoxamine).

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid; bij zesmaal de maximale humane dosering is embryo-toxiciteit gezien.

Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.

Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vermeerdert de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.

Farmacologisch effect: Potentiële effecten op de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.

Contra-indicaties

  • depressie van het centrale zenuwstelsel, comateuze aandoeningen;
  • ziekte van Parkinson;
  • hartritmestoornis of 'torsade de pointes' in de anamnese;
  • verworven of aangeboren verlenging van het QT-interval of familiaire voorgeschiedenis van LQTS;
  • bekende hypokaliëmie, hypomagnesiëmie of een klinische significante bradycardie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Cardiovasculaire effecten: Voordat met de behandeling wordt begonnen en periodiek tijdens de behandeling een ECG maken en controleren op elektrolytverstoringen en risicofactoren voor veneuze trombo-embolie. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie of een beroerte, een cardiovasculaire aandoening en bij een familiaire voorgeschiedenis van QT-verlenging. Wees ook voorzichtig bij verandering van de repolarisatie, het optreden van aritmieën en/of hypokaliëmie; bij een QT-interval of QTc > 500 ms de behandeling staken. Bij patiënten die zijn ingesteld op anti-aritmica klassen Ia, Ic en III en op antipsychotica of antidepressiva met een invloed op het hart, is regelmatig ECG-controle aangewezen.

Afbouwen: Bij abrupt staken van hoge doses zijn zeer zelden ontwenningsverschijnselen gemeld; geleidelijk afbouwen is aangewezen.

Rebound: Bij staken van de behandeling kunnen symptomen soms pas na weken tot maanden weer optreden.

Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. De kans op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij mensen met een organische hersenbeschadiging.

Neuroleptisch Maligne Syndroom (NMS): Net als met andere antipsychotica kan NMS optreden; een mogelijk fatale complicatie, gekenmerkt door hyperthermie, toegenomen spierstijfheid, autonome instabiliteit ent mogelijk veranderd bewustzijn, stijging in creatinekinase en rabdomyolyse. Bij vermoeden van NMS (vooral bij hyperthermie en hoge dagelijkse doses) de behandeling staken en adequate therapie starten.

Dementie: Er is iets meer kans op overlijden bij ouderen met dementie bij gebruik van antipsychotica; pimozide is niet goedgekeurd voor de behandeling van een gedragsstoornis bij dementie.

Cerebrovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij risicofactoren voor CVA.

Hyperthermie: Wees oplettend bij omstandigheden die een verhoging van de lichaamstemperatuur geven, zoals bij fysieke inspanning, extreme hitte, dehydratie en gelijktijdig gebruik van anticholinergica, vanwege een mogelijke verstoring in het vermogen om de lichaamstemperatuur te verlagen.

Epilepsie of geschiedenis van insulten: Behandeling kan de convulsiedrempel verlagen.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Overdosering

Symptomen

Extrapiramidale symptomen, ataxie, misselijkheid, braken, hypotensie, tachycardie, aritmie.

Zie voor meer symptomen en de behandeling van een intoxicatie met pimozide vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Langdurig werkzaam difenylbutylpiperidinederivaat met antipsychotische en geringe of geen sederende eigenschappen.

Kinetische gegevens

T max 3–6 uur.
Metabolisering vnl. via CYP3A4 en in mindere mate via CYP2D6; ook CYP1A2 kan bijdragen.
T 1/2el ca. 55 uur; een grote spreiding is waargenomen van 28–214 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd