trifluridine/tipiracil
tegafur/gimeracil/oteracil
5-fluoro-uracil (cutaan)
azacitidine
gemcitabine
Samenstelling
Lonsurf XGVS Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld '15/6,14'
Bevat per tablet: trifluridine 15 mg en tipiracil(hydrochloride) 6,14 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld '20/8,19'
Bevat per tablet: trifluridine 20 mg en tipiracil(hydrochloride) 8,19 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Teysuno XGVS Aanvullende monitoring Nordic Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Capsule '15/4,35/11,8'
Bevat per capsule: tegafur 15 mg, gimeracil 4,35 mg en oteracil 11,8 mg.
- Toedieningsvorm
- Capsule '20/5,8/15,8'
Bevat per capsule: tegafur 20 mg, gimeracil 5,8 mg en oteracil 15,8 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Efudix Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Crème
- Sterkte
- 50 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 40 g
Conserveermiddelen: methyl– en propylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: propyleenglycol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Azacitidine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor suspensie voor injectie
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat na reconstitutie 25 mg/ml.
Onureg XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg, 300 mg
Vidaza XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor suspensie voor injectie
- Sterkte
- 100 mg
Bevat na reconstitutie 25 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Gemcitabine (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg, 1000 mg
De concentratie na reconstitutie is 38 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml, 25 ml, 50 ml
Bevat tevens natrium en soms een klinisch relevante hoeveelheid ethanol.
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml, 10 ml, 15 ml, 20 ml
Bevat tevens: natrium en soms een klinisch relevante hoeveelheid ethanol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de Commissie BOM Oncologische middelen op nvmo.org, onder trifluricine/tipiracil (TAS-102).
Advies
Voor de behandeling van maagcarcinoom en colorectaal carcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Verdachte huidafwijkingen: Actinische keratose (AK) hoeft niet altijd behandeld te worden. Bij een enkele kleine AK is behandeling meestal niet nodig. De noodzaak voor behandeling neemt toe naarmate er meer of grotere laesies zijn (arbitrair: > 5 laesies of > 1 cm), bij risicofactoren (actinische veldveranderingen, voorgeschiedenis van huidkanker, immuungecompromitteerden) of als de patiënt er hinder van ondervindt, zoals pijn, jeuk of cosmetische bezwaren. Kies dan in de eerstelijnszorg voor cryotherapie (bij ≤ 5 laesies) of behandeling met 5-fluoro-uracil (5-FU)-crème. Bij de ziekte van Bowen zonder hoogrisicokenmerken is excisie eerste keus. Op basis van patiëntkenmerken of –voorkeur kan een andere behandeling worden overwogen: cryotherapie (alleen bij laesies ≤ 5 mm op een voor de patiënt gemakkelijk te controleren plaats) of 5-FU-crème. Bij een superficieel basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken zijn excisie, cryotherapie en 5-FU-crème gelijkwaardige opties. Bij een nodulair basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken is excisie de voorkeursbehandeling.
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM over gemcitabine nvmo.org (onder gemcitamine).
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom, pancreascarcinoom, epitheliaal ovariumcarcinoom en mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
Colorectaal carcinoom (CRC)
- als monotherapie voor de behandeling van gemetastaseerd CRC bij volwassenen, als bestaande therapieën eerder zijn toegepast of niet in aanmerking komen (o.a. chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, oxaliplatine en irinotecan, behandeling met anti-VEGF-middelen en behandeling met anti-EGFR-middelen).
- in combinatie met bevacizumab voor de behandeling van gemetastaseerd CRC bij volwassenen die eerder twee behandelschema's hebben gekregen (o.a. chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, oxaliplatine en irinotecan, behandeling met anti-VEGF-middelen en behandeling met anti-EGFR-middelen);
Maagcarcinoom
- gemetastaseerd maagcarcinoom, incl. adenocarcinoom van de gastro-oesofageale overgang, indien ten minste twee eerdere systemische behandelschema's voor gevorderde ziekte zijn toegepast.
Indicaties
- Gevorderd maagcarcinoom bij volwassenen in combinatie met cisplatine.
- Gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC), als monotherapie of in combinatie met oxaliplatine of irinotecan, met of zonder bevacizumab, bij volwassenen die vanwege toxiciteit (hand-voetsyndroom of cardiovasculaire toxiciteit) niet met standaard fluoropyrimidine behandeld kunnen worden.
Indicaties
- Oppervlakkige pre–neoplastische aandoeningen zoals keratosen door zonnestraling, seniele keratosen en morbus Bowen.
- Neoplastische huidveranderingen waaronder afzonderlijke en multipele oppervlakkige basaliomen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Injectievloeistof
- Volwassenen die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) met:
- myelodysplastisch syndroom (MDS) met de prognostische score ‘intermediair 2’ en ‘hoog risico’ volgens het Internationaal Prognostisch Scorings Systeem (IPSS);
- chronische myelomonocytaire leukemie (CMML) met 10–29% beenmergblasten zonder myeloproliferatieve aandoening;
- acute myeloïde leukemie (AML) met 20–30% blasten en multilineaire dysplasie, volgens de indeling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO);
- acute myeloïde leukemie (AML) met > 30% beenmergblasten volgens de indeling van de WHO.
Tablet
- Acute myeloïde leukemie (AML), als onderhoudstherapie bij volwassenen die complete remissie (CR) of complete remissie met onvolledig herstel van de bloedtelling (CRi) bereikten, na inductietherapie met of zonder consolidatiebehandeling, en die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT).
Indicaties
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd:
- niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), als primaire behandeling in combinatie met cisplatine. Monotherapie kan worden overwogen bij oudere patiënten of bij patiënten met (ECOG) performance status 2;
- blaascarcinoom, in combinatie met cisplatine;
- adenocarcinoom van de pancreas;
- epitheliaal ovariumcarcinoom, dat recidiveert na meer dan zes maanden na eerstelijns platinabevattende chemotherapie; in combinatie met carboplatine.
Inoperabel, lokaal terugkerend of gemetastaseerd:
- mammacarcinoom, met recidief na (neo)adjuvante chemotherapie die een antracycline bevatte (tenzij dit gecontra-indiceerd was), in combinatie met paclitaxel.
Doseringen
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC) of gemetastaseerd maagcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
De dosering aan trifluridine berekenen aan de hand van het lichaamsoppervlak en afronden op de dichtstbijliggende 5 mg (zie eventueel ook rubriek 4.2 tabel 1 van de officiële productinformatie CBG/EMA).
Mono- en combinatietherapie: Begindosering: 35 mg/m²/dosis 2×/dag op dag 1 t/m 5 en dag 8 t/m 12 van elke 28-daagse cyclus. De maximale dosis is 80 mg/dosis. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
In combinatie met bevacizumab bij gemetastaseerd CRC is de dosering bevacizumab 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–89 ml/min) hoeft de dosering niet te worden aangepast. Bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15–29 ml/min) is de aanbevolen startdosering 20 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag (minimumdosis is 15 mg/m² 2×/dag). Toediening bij terminale nierziekte of hemodialyse (creatinineklaring < 15 ml/min) wordt niet aanbevolen. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverinsufficiëntie hoeft de dosering niet te worden aangepast. Toediening bij een matige of ernstige leverinsufficiëntie (totaal bilirubine > 1,5 × ULN) wordt niet aanbevolen. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Ernstige bijwerkingen: bij het optreden van ernstige bijwerkingen kan de dosis max. 3 keer worden verlaagd tot een minimum van 20 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag (of 15 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag bij een ernstige nierinsufficiëntie). Na verlaging van de dosis mag deze niet meer worden verhoogd. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) hematologische en niet-hematologische bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2; tabellen 2, 3 en 4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Vergeten dosis: deze niet inhalen maar doorgaan met het normale innameschema.
Toediening: de tabletten innemen met een glas water binnen 1 uur na het ontbijt en de avondmaaltijd.
Doseringen
Test vóór aanvang van de behandeling op een deficiëntie van DPD.
Geef profylactisch een anti-emeticum en antidiarrhoicum. Zorg tevens voor een adequate hydratie, dit is van extra belang vanwege de combinatie met cisplatine. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gevorderd maagcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 70 jaar):
Aanbevolen dosering: 25 mg/m² lichaamsoppervlak (uitgedrukt als gehalte tegafur) 2× per dag, 's ochtends en 's avonds, gedurende 21 opeevolgende dagen, gevolgd door 7 dagen rust. Deze behandelcyclus om de 4 weken herhalen. Kuur combineren met cisplatine 75 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/4 weken via i.v. infusie. Na 6 behandelcycli cisplatine staken zonder stopzetten van tegafur/gimeracil/oteracil. De dosis tegafur moet worden herberekend indien het gewicht van de patiënt met ≥ 10% daalt of stijgt en de gewichtsverandering niet in verband staat met vochtretentie; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 2).
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom
Volwassenen
Monotherapie: Aanbevolen dosering: 30 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag gedurende 14 opeenvolgende dagen, gevolgd door 7 dagen rust. De dosis tegafur moet worden herberekend indien het gewicht van de patiënt met ≥ 10% daalt of stijgt en de gewichtsverandering niet in verband staat met vochtretentie; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 4).
Combinatietherapie: Aanbevolen dosering: 25 mg/m² lichaamsoppervlak (uitgedrukt als tegafurgehalte) 2×/dag gedurende 14 opeenvolgende dagen, gevolgd door 7 dagen rust. Kuur combineren met oxilaplatine i.v. 130 mg/m² op dag 1 of irinotecan i.v. 150-225 mg/m² op dag 1, al dan niet in combinatie met bevacizumab i.v. 7,5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1. De dosis tegafur moet worden herberekend indien het gewicht van de patiënt met ≥ 10% daalt of stijgt en de gewichtsverandering niet in verband staat met vochtretentie; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 4).
Bij ouderen en kwetsbare patiënten is de aanbevolen dosering 20 mg/m² lichaamsoppervlak (uitgedrukt als tegafurgehalte) 2×/dag, gedurende 14 opeenvolgende dagen, gevolgd 7 dagen rust. Kuur combineren met een verlaagde dosis oxaliplatine (100 mg/m 2 op dag 1).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 50 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Verlaag bij een creatinineklaring van 30–50 ml/min de dosis tegafur tot 20 mg/m² lichaamsoppervlak 2× per dag. Onderbreek in verband met de onvoorspelbare stijging van de blootstelling aan 5-FU de behandeling bij een creatinineklaring < 30 ml/min. Daarna tegafur hervatten met 15 mg/m² 2× per dag. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij dialysepatiënten. Was de dosis tegafur al verlaagd dan gelden andere doseringen, zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige bijwerkingen (hematologisch, renaal en overige bijwerkingen, óók bij een bekende gedeeltelijke DPD-deficiëntie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabellen 1 t/m 8). Een eenmaal verlaagde dosis tegafur/gimeracil/oteracil niet meer verhogen.
Gemiste of uitgebraakte dosis: vervang een gemiste dosis niet; ook niet na braken, vergeten of het tijdelijk onderbreken van de behandeling vanwege een toxiciteit.
Toediening: neem de capsules 1 uur vóór óf 1 uur na een maaltijd in met water.
Doseringen
De klinische manifestatie van de genezing begint meestal in de tweede week van de behandeling (zie ook de rubriek Eigenschappen). Laesies aan gezicht en romp reageren meestal sneller dan die aan handen, armen en benen. Genezing treedt soms pas op 1–2 maanden nadat met de behandeling is gestopt.
Ernstige huidreacties kunnen worden verlicht door gebruik van een corticosteroïdcrème.
Behandelde huid met kleding of pet beschermen tegen de zon.
Keratosen door zonnestraling en seniele keratosen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen. Doorgaans wordt hierbij geen pleister of verband gebruikt, behalve bij keratosen van de handen. Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Laesies behandelen tot het stadium van erosie; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken, eventueel korter als de huid eerder erosief is. Niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Overige aandoeningen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen in combinatie met occlusief verband, dat dagelijks wordt verwisseld (zie ook de rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen). Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Basaliomen tot het stadium van ulceratie, de overige laesies tot het stadium van erosie behandelen; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-standaard Verdachte huidafwijkingen: superficieel basaalcelcarcinoom en ziekte van Bowen, beide zonder hoogrisicokenmerken: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken; niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Toediening: was de vingers waarmee de crème is aangebracht grondig; gebruik eventueel een vingercondoom voor het aanbrengen van de crème. Contact met ogen en slijmvliezen vermijden bij het aanbrengen.
Doseringen
Premedicatie: anti-emetica.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, zonodig alkaliseren van de urine en/of toedienen van allopurinol. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
De tabletten zijn niet onderling uitwisselbaar met de injectievloeistof vanwege een verschil in biologische beschikbaarheid, dosis en behandelschema.
Myelodysplastisch syndroom (MDS), chronische myelomonocytaire leukemie (CMML), acute myeloïde leukemie (AML)
Volwassenen (incl. ouderen)
Eerste behandelcyclus: s.c. 75 mg/m² lichaamsoppervlak (ongeacht de hematologische laboratoriumwaarden), dagelijks gedurende 7 dagen, gevolgd door een rustperiode van 21 dagen (behandelcyclus van 28 dagen). Daarna zonodig de dosering aanpassen. De behandeling voortzetten gedurende minimaal 6 cycli of tot aan ziekteprogressie.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosering is niet nodig, tenzij tijdens de therapie onverklaarde dalingen van serumbicarbonaatwaarden of stijgingen van serumcreatinine of bloedureumstikstof zich voordoen.
Verminderde leverfunctie: het gebruik bij verminderde leverfunctie is niet onderzocht. De aanvangsdosering kan worden aangehouden. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische toxiciteit, nefrotoxiciteit, necrotiserende fasciitis) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Onderhoudsbehandeling van amyloïde leukemie (AML) na remissie
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 300 mg 1×/dag. Elke cyclus van 28 dagen bestaat uit een behandelperiode van 14 dagen en daaropvolgend een behandelvrije periode van 14 dagen. De behandeling voortzetten totdat er maximaal 15% blasten worden waargenomen in perifeer bloed of beenberg óf totdat onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine 1-1,5 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige (totaal bilirubine > 1,5-3 × ULN) of ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3 × ULN) de dosis verlagen en de patiënt extra nauwlettend controleren op bijwerkingen.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, gastro-intestinale toxiciteit en andere niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1).
Gemiste dosis (tablet): Een overgeslagen of uitgetelde dosis alsnog zo snel mogelijk innemen, en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Er mogen niet twee doses op één dag worden ingenomen. Na braken niet een tweede dosis innemen.
Toediening
- Injectievloeistof: Na reconstitutie subcutaan injecteren in de bovenarm, het dijbeen of de buik op een onbeschadigde plaats; nieuwe injecties toedienen op een afstand van ten minste 2,5 cm van een vorige injectieplaats. Doses > 4 ml op twee afzonderlijke plaatsen injecteren.
- Tablet: De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen met water, met of zonder voedsel. De tablet in zijn geheel innemen, dus niet breken, kauwen, fijnmaken of oplossen.
Doseringen
Bij combinatie (tegelijkertijd gegeven of ≤ 7 dagen na elkaar) van (thoracale) radiotherapie met gemcitabine (in een dosering van 1000 mg/m² gedurende max. 6 w.) kan een potentieel levensbedreigende mucositis (o.a. oesofagitis, pneumonitis) optreden. Start gemcitabine daarom nadat acute stralingseffecten verdwenen zijn of > 7 dagen na de radiotherapie.
Start een cyclus alleen indien de ANC ≥ 1,5 × 10⁹/l is en het aantal trombocyten ≥ 100 × 10⁹/l. Bij mammacarcinoom moet tevens het aantal granulocyten ≥ 1,5 × 10⁹/l zijn.
Niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: gemcitabine 1000 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week gedurende 3 weken, gevolgd door 1 week rust; deze cyclus herhalen;
Combinatietherapie: gemcitabine 1250 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 en 8; in combinatie met cisplatine 75–100 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/3 weken. De cyclusduur is 21 dagen; deze cyclus herhalen.
Blaascarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie: gemcitabine 1000 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1, 8 en 15; in combinatie met cisplatine 70 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 ná gemcitabine óf op dag 2 toegediend. De cyclusduur is 28 dagen; deze cyclus herhalen.
Pancreascarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: gemcitabine 1000 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week gedurende max. 7 weken, gevolgd door 1 week rust. Vervolgcycli: gemcitabine 1000 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week gedurende 3 weken gevolgd door 1 week rust.
Ovariumcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie: gemcitabine 1000 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 en 8; in combinatie met carboplatine (streefwaarde AUC van 4,0 mg/ml/min, berekend met de Calvert-formule) alleen op dag 1 waarbij carboplatine ná gemcitabine wordt toegediend. De cyclusduur is 21 dagen.
Mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie: gemcitabine 1250 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 en 8; in combinatie met paclitaxel 175 mg/m² alleen op dag 1 waarbij paclitaxel vóór gemcitabine in 3 uur wordt toegediend. De cyclusduur is 21 dagen.
Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) hematologische en niet-hematologische bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. de tabellen), zie hiervoor onder de link 'Zie ook'.
Bij een verminderde nierfunctie: bij een licht tot matige nierfunctie (≥ 30 ml/min) werd geen duidelijk effect gezien op de farmacokinetiek van gemcitabine. Een dosisaanbeveling kan echter niet worden gedaan vanwege onvoldoende klinische gegevens.
Bij een verminderde leverfunctie: een dosisaanbeveling kan niet worden gedaan in verband met onvoldoende klinische gegevens.
Voor geneesmiddelen waarmee gecombineerd wordt, zie:
Toediening: het concentraat voor infusievloeistof éérst verdunnen. Gemcitabine intraveneus toedienen in 30 min.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): anemie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie. Verminderde eetlust. Diarree, braken, misselijkheid. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): ondersteluchtweginfectie. Febriele neutropenie, lymfopenie. Hypoalbuminemie. Dysgeusie. Dyspneu. Buikpijn, stomatitis, obstipatie. Hyperbilirubinemie. Alopecia, droge huid, jeuk, huiduitslag. Proteïnurie. Koorts, mucositis, malaise, oedeem. Gewichtsafname, stijging ASAT en ALAT, alkalische fosfatase, lactaatdehydrogenase in het bloed.
Soms (0,1-1%): galweginfectie, infectie, urineweginfectie, bacteriële infectie, Candida-infectie, conjunctivitis, herpes zoster, influenza, bovensteluchtweginfectie. Kankerpijn, Pancytopenie, erytropenie, leukocytose, monocytopenie, monocytose. Dehydratie, hyperglykemie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypofosfatemie. Angst, slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, perifere neuropathie, paresthesie, lethargie, neurotoxiciteit. Vertigo. Angina pectoris, ritmestoornissen. Hypertensie, blozen, hypotensie. Longembolie, dysfonie, hoesten, neusbloeding, Ileus, gastro-intestinale bloeding, colitis, mond-ulcera, abdominale distensie, anale ontsteking, dyspepsie, flatulentie, gastritis, gastro-oesofageale refluxziekte, glossitis, vertraagde maaglediging, kokhalzen, tandproblemen. Hepatotoxemie. Nagelafwijkingen, hand-voetsyndroom, acne, hyperhidrose, urticaria. Artralgie, myalgie, spierzwakte, pijn in ledematen, botpijn, spierspasmen. Nierfalen, hematurie, stoornis van de urinelozing. Stijging CRP, creatinine, ureum in het bloed. Daling hematocriet. Stijging INR.
Zelden (0,01-0,1%): enteritis infectiosa, septische shock, gingivitis, tinea pedis. Granulocytopenie. Jicht, hypernatriëmie. Brandend gevoel, dysesthesie, hyperesthesie, hypo-esthesie, syncope. Cataract, diplopie, droge ogen, wazig zien, minder scherp zien. Oorklachten. Embolisatie. Rinorroe, orofaryngeale pijn, pleurale effusie. Ascites, acute pancreatitis, subileus, slechte adem (halitose), buccale poliep, hemorragische enterocolitis, tandvleesbloeding. oesofagitis, periodontale ziekte, proctalgie, reflux gastritis. Biliaire dilatatie. Blaren, erytheem, fotosensibilisatie, exfoliatie van de huid. Gezwollen gewrichten. Niet-infectieuze cystitis, leukocyturie. Menstruatiecyclusstoornis. Xerose. Daling geactiveerde partiële tromboplastinetijd, QT-verlenging, daling totaaleiwit.
Bijwerkingen
De beschreven bijwerkingen hebben betrekking op de combinatiebehandeling van tegafur/gimeracil/oteracil met cisplatine.
Zeer vaak (> 10%): anorexie, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Perifere neuropathie. Vermoeidheid, asthenie. Neutropenie, leukopenie, anemie, trombocytopenie.
Vaak (1-10%): hypotensie, diepveneuze trombose, hypertensie. Dyspneu, bloedneus, hikken, hoesten. Droge mond, stomatitis, slikstoornis, gastro-intestinale ontsteking/bloeding, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Nierfalen. Slapeloosheid, duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Visusstoornis, conjunctivitis, cornea-aandoeningen (bv. epitheeldefect, erosie, troebeling, perforatie, keratitis, keratitis punctata of keratitis ulcerosa). Gehoorstoornis, doofheid. Hand-voetsyndroom, huiduitslag, hyperpigmentatie van de huid, droge huid, jeuk, alopecia. Spierpijn, botpijn. Mucositis, koorts, gewichtsafname, (perifeer) oedeem, koude rillingen. Dehydratie, hypokaliëmie of hyperkaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, hypoalbuminemie. Hyperbilirubinemie, verhoogde waarden ASAT/ALAT, verhoogde waarden creatinine en/of ureum in het bloed, verlaagde GFR. Febriele neutropenie, lymfopenie.
Soms (0,1-1%): angina pectoris, myocardinfarct, hartfalen, pericardiale effusie, atriumfibrilleren, tachycardie, palpitaties. Hypovolemische shock, arteriële trombose, veneuze trombose, (trombo)flebitis, orthostatische hypotensie, hematoom, hyperemie, opvliegers, blozen. Longembolie, luchtweginfectie, keelpijn, loopneus, neusverstopping, dysfonie. CVA, convulsie, syncope, bewustzijnsverlies, hemiparese, afasie, ataxie, metabole encefalopathie, akoestische neuritis, geheugenstoornis, evenwichtsstoornis, slaperigheid, tremor. Verwardheid, rusteloosheid, persoonlijkheidsstoornis, hallucinaties, depressie, angst, verminderd libido. (Neutropene) sepsis incl. shock. Toxische nefropathie, urineweginfecties, acute pyelonefritis, oligurie, hematurie, nierfunctiestoornis, verlaagde waarde creatinine in het bloed, pollakisurie. Cheilitis, orale herpes, candidiase, lip-oedeem, glossodynie, speekselklierstoornis, broos gebit, infecties van het gebit, oesofagusspasmen, oesofagitis, gastro-oesofageale reflux, maagzweer, ructus, retroperitoneale fibrose, gastro-intestinale perforatie, ileus, ascites, hemorroïden, anale bloeding. Tumorbloeding, pijn in de tumor. Overgevoeligheidsreacties (o.a. huid- en oogreacties). Ooglidptose, oogliderytheem. Bijnierbloeding. Vertigo, oorverstopping. Furunkel, schilferende huiduitslag, huidverkleuring, erytheem (o.a. erythema migrans necroticans), purpura, bloedblaar, hyperhidrose, nagelatrofie, paronychia, hypertrichose. Spierspasmen, spierzwakte, artralgie, gewrichtszwelling. Erectiestoornis, gevoelige borsten, tepelpijn. Multi-orgaanfalen, borstwandpijn, gewichtstoename, koude-gevoel, malaise. Jicht. Reactie op de injectieplaats. Pancytopenie, bloedstollingsstoornissen, leukocytose, trombocytemie. Hyperglykemie, verhoogde waarden van: γ-GT, AF, LDH. Hypofosfatemie, hypermagnesiëmie, hypoproteïnemie, hyperglobulinemie, hyperlipidemie.
(Zeer) zelden (< 0,1%): diffuse intravasale stolling. Interstitiële longaandoening. Hepatitis B-reactivatie. Acute pancreatitis, ileitis terminalis. Acuut leverfalen. Leuko-encefalopathie, reukstoornis. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, fotosensibilisatie. Rabdomyolyse.
Bijwerkingen
De meeste huidreacties maken onderdeel uit van het genezingsproces (zie ook de rubriek Eigenschappen). Allergische huidreacties en reacties gerelateerd aan systemische toxiciteit zijn zelden waargenomen, maar de kans neemt toe bij DPD-deficiëntie, bij gebruik op huidgebieden met aangetaste barrièrefunctie en bij toepasing onder afdekkend verband.
Gemeld zijn: lokaal pijn en jeuk, brandende huid, erytheem (lokaal en gegeneraliseerd), erythema multiforme, schilfering, blaasjes, zwelling, ulceratie, (contact)eczeem, fotosensibilisatie, alopecia. Koorts, rillingen. Ontsteking van het neusslijmvlies. Irritatie van de conjunctiva, keratitis, tranenvloed. Stomatitis, misselijkheid, braken, maagpijn, (hemorragische) diarree. Allergische reacties (o.a. type IV overgevoeligheid). Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, smaakverandering, psychotische reacties. Neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie, leukocytose.
Bijwerkingen
Injectievloeistof
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, nasofaryngitis, dyspneu, bloedneus. (Febriele) neutropenie. Anorexie, gewichtsverlies. Duizeligheid, hoofdpijn. slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Petechiën, ecchymose, jeuk (waaronder gegeneraliseerd), huiduitslag. Gewrichtspijn, rugpijn, pijn in ledematen, botpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, pijn op de borst, reactie op de injectieplaats (waaronder pijn, erytheem). Leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Hypokaliëmie.
Vaak (1-10%): hypertensie, (orthostatische) hypotensie, hematoom. Pericardeffusie. (Neutropene) sepsis (soms fataal), herpes simplex infectie. Pleurale effusie, inspanningsdyspneu, bronchitis, rinitis, sinusitis, keelpijn. intracraniële bloeding, syncope, slaperigheid, lethargie. Maag-darmbloeding, hemorroïdale bloeding, tandvleesbloeding, stomatitis, dyspepsie, diverticulitis. Oogbloeding, bloeding van de conjunctiva. Urineweginfectie, hematurie, nierfalen (soms fataal). Verwardheid, angst, Spierspasmen, spierpijn. Beenmergfalen, pancytopenie. Huidinfectie, cellulitis, purpura, erytheem, urticaria, maculeuze huiduitslag, alopecia. Malaise, koude rillingen, overige reacties op de injectieplaats zoals jeuk, bloeding, hematoom, induratie, verkleuring, huiduitslag, knobbeltjes. Dehydratie. Beenmergfalen, pancytopenie. Verhoogde waarden creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): Leverfalen (soms fataal), progressief hepatisch coma. Pyoderma gangraenosa, acute febriele neutrofiele dermatose (Sweet-syndroom). Overgevoeligheidsreacties. Renale tubulaire acidose.
Zelden (0,01-0,1%): tumorlysissyndroom. Interstitiële longziekte. Necrose op de injectieplaats.
Verder is gemeld: necrotiserende fascitis. Cutane vasculitis. Differentiatiesyndroom.
Hematologische en dermatologische bijwerkingen treden vaker op tijdens de eerste 2 cycli van behandeling.
Tablet
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, luchtweginfectie. Verminderde eetlust. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, buikpijn. Artralgie, rugpijn, pijn in extremiteit. Vermoeidheid, asthenie. Neutropenie, trombocytopenie, febriele neutropenie, leukopenie.
Vaak (1-10%): griep, urineweginfectie, bronchitis, rinitis. Angst. Gewichtsverlies.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid evt. met braken (tot ca. 60%). Dyspneu (tot 40%, vooral bij longcarcinoom). Infecties. Allergische huiduitslag (ca. 25%, vaak jeukend), alopecia. Hematurie en proteïnurie (ca. 50%). (Perifeer) oedeem. Griepachtige symptomen. Anemie, leukopenie, trombocytopenie. Verhoging van levertransaminasen en alkalische fosfatase (tot ca. 60%).
Vaak (1-10%): febriele neutropenie. Anorexie, stomatitis, ulceratie van de mond, diarree, obstipatie. Hoofdpijn, slapeloosheid, slaperigheid. Hoest, rinitis. Jeuk, transpireren. Rugpijn, spierpijn. Koorts, koude rillingen, asthenie. Verhoogde bilirubine.
Soms (0,1-1%): CVA. Hartaritmieën (m.n. supraventriculair gelokaliseerd), hartfalen. Bronchospasmen, interstitiële pneumonitis. Ernstige hepatotoxiciteit incl. leverfalen. Nierfalen. Hemolytisch uremisch syndroom (HUS).
Zelden (0,01–0,1%): myocardinfarct. Longoedeem, 'adult respiratory distress syndrome' (ARDS). Hypotensie, perifere vasculitis en gangreen. Huidulceratie, huiduitslag met blaasjes en zweren, schilfering van de huid, ernstige huidreacties met o.a. desquamatie en bullae, 'radiation recall'-dermatitis, bestralingsmucositis. Posterieur reversibel (leuko-)encefalopathiesyndroom (PRES, RPLS). Reacties op injectieplaats. Verhoogde γ-GT.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische of anafylactoïde reactie. Capillaire-leksyndroom. Ischemische colitis. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Trombocytose, trombotische microangiopathie.
Verder zijn gemeld: sepsis. Pseudo-cellulitis. Pulmonale eosinofilie. Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose.
Interacties
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die substraat zijn voor thymidinekinase zoals zidovudine. Door concurrentie kan de werkzaamheid van de middelen verminderen.
Trifluridine is in vitro een substraat voor de nucleosidetransporteiwitten CNT1, ENT1 en ENT2; wees voorzichtig met geneesmiddelen die eveneens een wisselwerking hebben met deze transporteiwitten.
Tipiracil is een substraat voor OCT2 en MATE1; de spiegel kan toenemen in combinatie met remmers van OCT2 en MATE1.
Het is niet bekend of trifluridine/tipiracil de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met andere fluoropyrimidinen (bv. capecitabine, 5-FU) is gecontra-indiceerd. Een minimale 'wash out'-periode van 7 dagen aanhouden.
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is in verband met de stijging van de blootstelling aan 5-FU tot toxische concentraties gecontra-indiceerd. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Gelijktijdige toediening van tegafur/gimeracil/oteracil met remmers van CYP2A6 kan de concentratie van tegafur/gimeracil/oteracil en daarmee de werkzaamheid verlagen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met foliumzuur, omdat foliumzuur de activiteit van 5-FU versterkt.
Door gelijktijdig gebruik met nitro-imidazolen (zoals metronidazol), methotrexaat, clozapine of cimetidine kan de toxiciteit van 5-FU eerder bereikt worden.
Fluoropyrimidinen verhogen de plasmaconcentratie van fenytoïne; frequente controle van de bloed-/plasmaspiegel van fenytoïne wordt aangeraden.
De INR-waarde kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd.
Niet in combinatie met andere huidmiddelen gebruiken, tenzij noodzakelijk.
Interacties
Er zijn van azacitidine geen klinisch belangrijke interacties bekend. Klinisch significante remmende of inducerende effecten van azacitidine op cytochroom-P450-enzymen zijn onwaarschijnlijk. Zie verder ook de Kinetische gegevens onder de rubriek Eigenschappen.
Interacties
Toedienen van het gelekoortsvaccin en andere levende verzwakte vaccins wordt afgeraden tijdens behandeling met gemcitabine, vanwege het risico van systemische, potentieel fatale ziekte.
Combinatie met gelijktijdige of niet-gelijktijdige radiotherapie kan stralingsletsel van doelweefsel veroorzaken zoals oesofagitis, colitis en pneumonitis. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren zijn bij lage blootstellingen embryonale en foetale toxiciteit en letaliteit waargenomen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Vruchtbaarheid: bij de mens geen gegevens. Vrouwen kunnen overwegen een genetisch adviescentrum te raadplegen, mannen kunnen overwegen advies in te winnen over de mogelijkheid van cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de therapie. Het is niet bekend of trifluridine/tipiracil de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in klinische doses schadelijk gebleken (o.a. viscerale afwijkingen en afwijkingen van het foetale skelet). Er zijn bij de mens in enkele gevallen foetale afwijkingen gemeld.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie. Beëindig de behandeling indien de patiënt zwanger wordt en overweeg genetische counseling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, bij systemisch gebruik in therapeutische dosering schadelijk gebleken. Op grond van het werkingsmechanisme wordt 5-fluoro-uracil (5-FU) als teratogeen beschouwd. Bij lokaal gebruik kan een significante hoeveelheid 5-FU systemisch beschikbaar komen (zie ook de rubriek Kinetische gegevens).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (encefalokèle, afwijkingen aan ledematen, gastroschisis, rib-afwijkingen en toegenomen embryonale mortaliteit).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Raad mannen voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste 6 maanden (vrouw) of 3 maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat gemcitabine tot verminderde fertiliteit kan leiden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren gaan trifluridine, tipiracil en de metabolieten over in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Contra-indicaties
Voor dit geneesmiddel zijn geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- ernstige, onverwachte reactie op fluoropyrimidinetherapie in de voorgeschiedenis;
- ernstige beenmergsuppressie;
- nierinsufficiëntie waardoor dialyse noodzakelijk is;
- bekende totale dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD)-deficiëntie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
- gevorderde maligne levertumoren (injectievloeistof).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
Zie voor een contra-indicatie de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de behandeling en vóór elke nieuwe behandelcyclus een compleet bloedbeeld bepalen. De behandeling niet beginnen indien het totale aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l, het aantal bloedplaatjes < 75 × 109/l en/of indien er sprake is van nog niet opgeloste niet-hematologische klinisch relevante toxiciteit (CTCAE graad 3 of 4) van de voorafgaande behandeling.
Ernstige infecties zijn mogelijk. Controleer de patiënt nauwlettend op eerste tekenen hiervan en bepaal extra het complete bloedbeeld. Een kuur met antimicrobiële middelen kan nodig zijn.
Controleer zorgvuldig op eerste tekenen van gastro-intestinale toxiciteit. Zo nodig een anti-emeticum en/of antidiarrhoicum geven. Substitutie van vocht en elektrolyten kan nodig zijn.
Verminderde nier- of leverfunctie: controleer voor aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling op proteïnurie. Bij een lichte of matige nierinsufficiëntie of een lichte leverinsufficiëntie hoeft de dosering niet te worden aangepast. Met het vorderen van een nierinsufficiëntie lijkt er echter meer kans te zijn op ernstige bijwerkingen én bijwerkingen die leiden tot aanpassing van de dosis. Bij matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–59 ml/min) werd bovendien een hogere blootstelling aan trifluridine en tipiracil waargenomen. Bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15–29 ml/min) en een aangepaste startdosis is het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met die bij een normale nierfunctie of een lichte tot matige nierinsufficiëntie. Controleer patiënten met een matige tot ernstige nierinsufficiëntie wel vaker op hematologische toxiciteit. Toediening bij nierfalen of bij dialyse (creatinineklaring < 15 ml/min) of een matige tot ernstige leverinsufficiëntie (totaal bilirubine > 1,5 × ULN) wordt vanwege het ontbreken of beperkt voorhanden zijn van gegevens niet aanbevolen. Bij gebruik bij een matige tot ernstige leverinsufficiëntie is een hogere incidentie van hyperbilirubinemie graad 3 of 4 waargenomen.
Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij ouderen > 75 jaar. De werkzaamheid en veiligheid is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een DPD-deficiëntie vermeerdert de kans op fluoropyrimidinegerelateerde toxiciteit, zoals stomatitis, diarree, mucositis, neutropenie en neurotoxiciteit. De activiteit van het enzym DPD is snelheidsbeperkend in de omzetting van 5-FU in inactieve metabolieten, waardoor een (gedeeltelijke) DPD-deficiëntie leidt tot een toename van de intracellulaire concentratie van de actieve metaboliet van 5-FU. Voer daarom voorafgaande aan de behandeling een DPD-fenotypering of -genotypering uit. Een patiënt met een totale DPD-deficiëntie komt zelden voor, maar bij hen is het risico van levensbedreigende of fatale toxiciteit groot en gebruik van tegafur/gimeracil/oteracil is daarom gecontra-indiceerd. Bij een gedeeltelijke DPD-deficiëntie bestaat een verhoogde kans op ernstige en mogelijk levensbedreigende toxiciteit; overweeg bij deze patiënten een dosisverlaging.
Beenmergdepressie: controleer voorafgaande aan elke cyclus en daarnaast regelmatig het volledig bloedbeeld en monitor zorgvuldig op het ontstaan van infecties en blauwe plekken/bloedingen. Een onderbreking van de behandeling en dosisverlaging kan nodig zijn. Overweeg een ondersteunende behandeling, bv. met antibiotica, bloedtransfusie of groeifactoren.
Hepatitis B-reactivatie: test voorafgaand aan de behandeling op een HBV-infectie. Bij serologisch aangetoonde hepatitis B (incl. actieve infectie) een deskundige op het gebied van hepatitis raadplegen. Indien een behandeling van tegafur toch noodzakelijk is bij een patiënt met een aangetoonde eerder HBV-infectie, gedurende de gehele behandeling controleren op HBV-reactivatie.
Diarree en dehydratie beperken de dosering vanwege toxiciteiten. Overweeg profylactische behandeling voor diarree. Bij diarree nauwkeurig de water- en elektrolytenhuishouding monitoren; start tijdig intraveneus vocht met elektrolyten en een behandeling tegen diarree (bv. loperamide). De behandeling opschorten en/of de dosering van tegafur aanpassen indien de symptomen aanhouden ondanks adequate therapie. Er is meer kans op het ontstaan van dehydratie bij patiënten met misselijkheid, braken, diarree, gastro-intestinale obstructie, stomatitis, anorexie en asthenie; bij hen extra alert zijn. Ook vereist therapie met cisplatine (waarmee tegafur wordt gecombineerd) extra aandacht voor rehydratie (hyperhydratie en geforceerde diurese). Diarree en dehydratie vermeerderen de kans op renale toxiciteit.
Renale toxiciteit: tegafur+cisplatine kan een voorbijgaande daling van de glomerulaire filtratiesnelheid geven, die primair wordt veroorzaakt door prerenale factoren zoals dehydratie en een verstoorde elektrolytenbalans. Een daling in de creatinineklaring, toxische nefropathie en acuut nierfalen zijn mogelijk. Monitor daarom tijdens de behandeling nauwkeurig de nierfunctie; uitstel van de behandeling (tegafur en/of cisplatine) en/of een verlaging van de dosering kan nodig zijn. Bij nierinsufficiëntie is de klaring van gimeracil verlaagd waardoor de blootstelling aan 5-FU onvoorspelbaar wordt verhoogd; daarom wordt gebruik bij een ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) niet aanbevolen.
Controleer op oculaire reacties en consulteer vroegtijdig een oogarts bij persisterende of visusreducerende klachten. Een behandeling kan nodig zijn (gebruik van een bril in plaats van contactlenzen, instillatie van kunsttranen, antibiotische oogdruppels, implantatie van glazen of siliconen buisje in de punctum lacrimale (het traanpunt) of het traankanaal.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld. Tegafur is niet onderzocht voor maagkanker met microsatelliet-instabiliteit (MSI).
Waarschuwingen en voorzorgen
Diepe, penetrerende of nodulaire basaalcarcinomen, plaveiselcelcarcinomen en spinaliomen reageren in het algemeen niet op 5-FU-crème. De crème zou dan wel als palliatie kunnen worden gebruikt indien geen andere vorm van therapie mogelijk is.
Een pleister of afsluitend verband kan ontstekingsreacties van de huid doen toenemen. UV-straling versterkt de werking van 5-FU-crème wat kan leiden tot ernstige huidreacties. Vermijd blootstelling van de huid aan UV-straling (zonlicht, zonnebank) gedurende de therapie; draag bedekkende kleding en een hoed/pet.
Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij een voorgeschiedenis van hart- en vaataandoeningen of longziekte is er met de injectievloeistof een aanzienlijk verhoogde incidentie van cardiale bijwerkingen door azacitidine waargenomen. Weeg daarom bij deze patiënten zorgvuldig de vóór- en nadelen van een therapie met azacitidine injectievloeistof af. Overweeg bij alle patiënten vóór en regelmatig tijdens de behandeling een cardiopulmonale beoordeling.
Bloedbeeld: verricht regelmatig en in elk geval vóór het starten van een nieuwe cyclus een complete bloedtelling. Anemie, neutropenie en trombocytopenie komen vooral tijdens de eerste 2 cycli voor. Instrueer de patiënt zich direct te melden bij tekenen van koorts of bloedingen.
Gastro-intestinale toxiciteit: is de meest voorkomende toxiciteit bij toepassing van de tablet. Geef daarom patiënten die worden behandeld met de tablet gedurende de eerste 2 cycli een anti-emeticum. Behandel diarree onmiddellijk. Een dosisaanpassing, -onderbreking of staken van de therapie kan nodig zijn.
Controleer vóór het starten van iedere cyclus met de injectievloeistof de nierfunctie (creatinine, bicarbonaat, ureum) in verband met nefrotoxiciteit en geef de patiënt instructie oligurie of anurie direct te melden.
Controleer vóór het starten van iedere cyclus met de injectievloeistof ook de leverfunctie. Bij een uitgebreide tumorlast als gevolg van gemetastaseerde ziekte, is progressief hepatisch coma en overlijden gemeld, in het bijzonder bij een serumalbuminewaarde in de uitgangssituatie van < 30 g/l. De injectievloeistof is gecontra-indiceerd bij gevorderde maligne levertumoren.
Bij eerste tekenen van een necrotiserende fasciitis de behandeling staken en een gepaste (chirurgische) behandeling starten.
Bij injecteerbaar azacitidine is het differentiatiesyndroom gemeld, dat mogelijk fataal kan zijn. Symptomen zijn o.a. ademnood, koorts, perifeer oedeem, snelle gewichtstoename, hypotensie en nierdisfunctie. Overweeg tijdelijk staken van injecteerbaar azacitidine totdat de symptomen zijn verdwenen en behandel volgens protocol. Voorzichtigheid is geboden bij hervatten van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over de veiligheid van de injectievloeistof bij ouderen ≥ 85 jaar. Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid van azacitidine onvoldoende vastgesteld.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Myelosuppressie: controleer regelmatig (in ieder geval vóór iedere toediening) het bloedbeeld in verband met beenmergremming. De beenmergremming duurt meestal kort, maar kan ook na staken van de therapie nog voortduren of verslechteren. De beenmergremming leidt doorgaans niet tot dosisverlaging of staken van de therapie. Wees voorzichtig bij al bestaande beenmergremming en bij gelijktijdig gebruik van andere myelotoxische geneesmiddelen.
Longziekten: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken. Ook ARDS en longoedeem kunnen bij de behandeling optreden.
Capillaire-leksyndroom kan voorkomen tijdens zowel monotherapie als combinatietherapie en is goed behandelbaar in een vroeg stadium; er zijn echter fatale gevallen gemeld. De aandoening houdt een systemische capillaire hyperpermeabiliteit in, waarbij vloeistof en eiwitten vanuit de intravasculaire ruimte in het interstitium lekken. De klinische kenmerken zijn onder andere gegeneraliseerd oedeem, gewichtstoename, hypoalbuminemie, ernstige hypotensie, acute nierfunctiestoornis en longoedeem. Gezien ook andere cardiovasculaire bijwerkingen tevens voorzichtig zijn bij een voorgeschiedenis van cardiovasculaire aandoeningen. Bij optreden van pulmonale effecten staken van de toediening overwegen.
Hemolytisch uremisch syndroom (HUS) is gemeld. Staak de toediening bij de eerste aanwijzingen voor micro-angiopathische hemolytische anemie (met snel dalende Hb-waarde, gelijktijdige trombocytopenie, stijging serumbilirubine, serumcreatinine, bloedureum of LDH). De nierinsufficiëntie kan irreversibel zijn.
Tevens is regelmatige controle van de nier- en leverfunctie (incl. virologisch onderzoek) aangewezen. Voorzichtig bij al bestaande nier- en leverinsufficiëntie, omdat hierbij geen onderzoek is verricht. Exacerbatie van een onderliggende gestoorde leverfunctie (levermetastasen, een voorgeschiedenis van alcoholisme, hepatitis, levercirrose) is mogelijk.
Posterieur reversibel (leuko-)encefalopathie syndroom (PRES, RPLS) is gemeld bij gebruik van gemcitabine bij zowel mono- als combinatietherapie. Meestal traden acute hypertensie en convulsies op, maar ook andere symptomen komen voor zoals hoofdpijn, lethargie, verwardheid en blindheid. Bij de ontwikkeling van dergelijke symptomen de therapie onderbreken en PRES uitsluiten met behulp van MRI; bij bevestiging van PRES de therapie definitief staken.
Ernstige huidbijwerkingen, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) en acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), die levensbedreigend of fataal kunnen zijn, zijn gemeld. Informeer de patiënt over de symptomen van deze ernstige huidreacties en controleer hier nauwlettend op. Bij optreden van tekenen of symptomen die wijzen op een ernstige huidreactie, gemcitabine onmiddellijk staken.
Bestralingsmucositis en 'radiation recall'-mucositis: gemcitabine heeft een radiosensibiliserende werking. Wordt gelijktijdig (= tegelijkertijd of ≤ 7 dagen na elkaar) tevens radiotherapie gegeven dan kan stralingsletsel optreden. De toxiciteit is afhankelijk van verschillende factoren zoals de dosis gemcitabine, de frequentie van toediening van gemcitabine, de stralingsdosis, de planning van de radiotherapie, het doelweefsel en doelvolume. Het optimale behandelschema voor veilige toediening van gemcitabine met therapeutische stralingsdoses is nog niet voor alle tumortypen bepaald. Ook indien gemcitabine > 7 dagen vóór of na radiotherapie wordt gegeven kan stralingsletsel optreden, zelfs bij toediening van gemcitabine na maanden of jaren na de radiotherapie ('radiation recall'). Bij gemcitabine betreft het in het merendeel van de gevallen de mucosa (bv. van oesofagus, colon, longen) en in mindere mate de huid.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) is niet onderzocht.
Overdosering
Symptomen
Belangrijkste complicatie is beenmergsuppressie.
Therapie
Er is geen bekend antidotum. Neem voor informatie over een vergiftiging met trifluridine/tipiracil contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Vooral gastro-intestinale toxiciteit (braken, diarree, bloeding, mucositis), respiratoir falen en leukopenie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met tegafur/gimeracil/oteracil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Accidentele orale inname, DPD–deficiëntie of overvloedig gebruik op beschadigde huidoppervlakken kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU. De symptomen en tekenen van overdosering zijn kwalitatief hetzelfde als de bijwerkingen, maar zijn veelal ernstiger.
Neem voor informatie over een vergiftiging met 5-FU contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Een enkele dosis van ca. 290 mg/m² van de injectievloeistof leidde in een klinische studie tot bijwerkingen als misselijkheid, braken en diarree.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met azacitidine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Bij i.v.-doses tot 5700 mg/m² elke 2 weken werd nog klinisch aanvaardbare toxiciteit waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gemcitabine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Trifluridine is een nucleoside-analogon op basis van thymidine. Na opname in tumorcellen wordt trifluridine door thymidinekinase gefosforyleerd en daarna omgezet in een DNA-substraat. Na integratie in het DNA voorkómt het proliferatie van tumorcellen. Tipiracil is een remmer van thymidinefosforylase en remt de snelle afbraak van trifluridine en vermindert na orale inname het first-pass-effect. In niet-klinische onderzoeken vertoonde trifluridine/tipiracil een anti-tumorwerking tegen colorectaal carcinoomcellijnen, die zowel gevoelig waren voor als resistent tegen 5-fluoro-uracil (5-FU).
Kinetische gegevens
Resorptie | de blootstelling aan trifluridine verandert niet bij inname met een vetrijke, calorierijke standaardmaaltijd. De maximale plasmaconcentratie van zowel trifluridine als tipiracil en de blootstelling aan tipiracil zijn echter dan ca. 40% groter. |
T max | ca. 2 uur (trifluridine), 3 uur (tipiracil). |
V d | ca. 0,3 l/kg (trifluridine), 4,8 l/kg (tipiracil). |
Eiwitbinding | ca. 96% (trifluridine). |
Metabolisering | trifluridine wordt vnl. door thymidinefosforylase omgezet in een inactieve metaboliet. Verder wordt trifluridine geglucuronideerd. Tipiracil wordt gedeeltelijk omgezet. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (trifluridine en metabolieten). Met de feces (ca. twee derde) en met de urine (ca. een derde deel) als tipiracil en 6-hydroxymethyluracil. |
T 1/2el | 1–2 uur (trifluridine), ca. 2 uur (tipiracil). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Fluoropyrimidine, pyrimidine-antagonist (tegafur). Het middel bevat een vaste molaire verhouding van tegafur, gimeracil en oteracil welke ook wel bekend staat als S-1. Tegafur is een orale prodrug van 5-fluoro-uracil (5-FU). Gimeracil remt de 5-FU afbraak door reversibele remming van dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD). Oteracil verlaagt de activiteit en cytotoxiciteit van 5-FU in de normale gastro-intestinale mucosa door remming van orotaat-fosforibosyl-transferase (OPRT). De actieve metaboliet van 5-FU, 5-fluoro-desoxyuridine monofosfaat (FdUMP), veroorzaakt niet-specifieke remming van het enzym thymidilaatsynthetase wat leidt tot DNA-fragmentatie en celdood. Ook worden 5-FU en zijn metabolieten geïncorporeerd in DNA en RNA.
Kinetische gegevens
T max | tegafur 0,8 uur, gimeracil 1 uur, oteracil en 5-FU 2 uur. |
V d | ca. 16 l/m² (tegafur), 17 l/m² (gimeracil) en 23 l/m² (oteracil). |
Metabolisering | tegafur: in de lever door vnl. CYP2A6 tot het actieve 5-FU; 5-FU door het leverenzym DPD. |
Eliminatie | met de urine, als tegafur (ca. 4%), 5-FU (ca. 10%) of α-fluor-β-alanine (FBAL) (ca. 75%). |
T 1/2el | tegafur ca. 7–11 uur, gimeracil 3–4 uur, oteracil 2–10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerd pyrimidine, dat behoort tot de antimetabolieten. 5-fluoro-uracil wordt snel in het DNA ingebouwd en remt tevens het enzym thymidylaat-synthetase, resulterend in remming van de DNA–synthese. Bij toepassing op preneoplastische en neoplastische huidveranderingen vindt door de cytostatische werking eerst een lokale ontstekingsreactie plaats, gevolgd door een necrotische fase waarna ten slotte genezing optreedt. De symptomen die hier bij horen zijn: erytheem, gewoonlijk gevolgd door vorming van blaasjes, erosie, ulceratie, necrose en epithelisatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | ca. 10%, aanzienlijk hoger wanneer aangebracht op plaatsen waar de beschermende huidfunctie beperkt is. |
Metabolisering | als endogeen uracil, waarbij dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD) een sleutelenzym is. DPD–deficiëntie kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU (zie ook de rubriek Overdosering). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Azacitidine is een pyrimidine-antagonist van cytidine. De cytotoxische effecten op abnormale hematopoëtische cellen in het beenmerg zijn het gevolg van onder andere remming van de synthese van DNA, RNA en eiwit, incorporatie van azacitidine in RNA en DNA en activering van processen die leiden tot DNA-schade. Incorporatie van azacitidine in DNA leidt tot inactivering van DNA-methyltransferasen en daardoor tot hypomethylering van DNA. Niet-proliferatieve cellen zijn relatief ongevoelig voor azacitidine.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 89%. De gemiddelde biologische beschikbaarheid voor de orale tegenover s.c.-toediening is ca. 11%. |
T max | s.c. ca. ½ uur, oraal ca. 1 uur. |
V d | s.c. ca. 1,09 l/kg. Oraal ca. 12,6 l/kg. |
Metabolisering | spontane hydrolyse en desaminering gemedieerd door cytidinedesaminase. |
Eliminatie | voornamelijk via urine. |
T 1/2el | ca. 0,5 uur. |
Overig | de invloed van voedsel op de blootstelling van azacitidine is minimaal. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antimetaboliet van pyrimidine. Gemcitabine wordt intracellulair omgezet tot actieve difosfaat- en trifosfaatnucleosiden (resp. dFdCDP en dFdCTP). Gemcitabinedifosfaat remt de DNA-synthese door remming van ribonucleotide reductase; dit enzym katalyseert de vorming van deoxynucleoside-trifosfaten (dCTP). Daarnaast gaat gemcitabinetrifosfaat de competitie aan met dCTP voor inbouw in DNA. Nadat gemcitabine is ingebouwd in DNA wordt nog slechts één nucleotide toegevoegd, daarna bestaat er nagenoeg volledige remming van verdere DNA-synthese en wordt apoptose geïnduceerd.
Kinetische gegevens
V d | ca. 1,4 l/kg. |
Metabolisering | snel in lever, nieren, bloed en andere weefsels door cytidinedesaminase tot o.a. de actieve metabolieten dFdCDP en dFdCTP. |
Eliminatie | vnl. met de urine, 91–98% als inactieve metaboliet. |
T 1/2el | 40–90 min. |
T 1/2el | 0,7–12 uur (dFdCTP). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
trifluridine/tipiracil hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
Groepsinformatie
tegafur/gimeracil/oteracil hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
Groepsinformatie
5-fluoro-uracil (cutaan) hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
Groepsinformatie
azacitidine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk
Groepsinformatie
gemcitabine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk