Samenstelling
Isoptin (hydrochloride) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'SR'
- Sterkte
- 120 mg, 180 mg, 240 mg
Verapamil (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 40 mg, 80 mg, 120 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
- Sterkte
- 120 mg, 240 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Diltiazemhydrochloride Vaselinecrème FNA (hydrochloride) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Vaselinecrème (2 %)
- Sterkte
- 20 mg/g
Basis: Vaselinecetomacrogolcrème FNA. Conserveermiddel: propyleenglycol (Cremor diltiazemi hydrochloridi vaselini 2% FNA).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelfrequentie bij atriumfibrilleren vormt metoprolol met vertraagde afgifte de eerste keus, tenzij sprake is van niet-gecorrigeerde overvulling, al dan niet gepaard gaande met hartfalen. Bij een contra-indicatie voor een β-blokker is diltiazem geïndiceerd, tenzij er sprake is van hartfalen. Bij (vermoeden van) hartfalen is digoxine geïndiceerd. Indien met een β-blokker of diltiazem in maximale dosering geen voldoende verlaging van de ventrikelfrequentie optreedt, is toevoeging van digoxine aangewezen. Diltiazem heeft de voorkeur bij frequentiecontrole bij hartfalen boven verapamil, omdat verapamil sterker negatief-inotroop werkt.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death (2022) en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia (2019).
Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.
Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn.
Advies
De eerstekeusbehandeling van chronische anale fissuren is lokaal diltiazemvaselinecrème.
Indicaties
- Angina pectoris, incl. Prinzmetal-angina-pectoris, met name indien β-blokkers zijn gecontra-indiceerd.
- Lichte tot matige hypertensie.
- Paroxismale supraventriculaire tachycardie (profylactisch en therapeutisch).
- Verhoogde kamerfrequentie bij atriumfibrilleren en -flutter.
- Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie.
- Ter preventie van re-infarcten na een doorgemaakt myocardinfarct indien behandeling met een β-blokker niet in aanmerking komt.
- Offlabel: Profylaxe van clusterhoofdpijn.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Chronische anale fissuur.
Doseringen
Angina pectoris
Volwassenen
Oraal: gewone tablet/dragee: begindosering 80 mg 3 à 4×/dag; indien nodig verhogen tot normale onderhoudsdosering die ligt tussen 320–480 mg per dag; max. 720 mg per dag gedurende enkele weken.
Tablet met gereguleerde afgifte: begindosering 240 mg 1×/dag, indien nodig verhogen tot normale onderhoudsdosering van 240 mg 2×/dag.
Hypertensie
Volwassenen
Oraal: gewone tablet/dragee: begindosering 80 mg 3 à 4×/dag; indien nodig verhogen tot normale onderhoudsdosering die ligt tussen 320–480 mg per dag; max. 720 mg per dag gedurende enkele weken.
Tablet met gereguleerde afgifte: begindosering 120 mg 1×/dag 's ochtends, indien nodig verhogen tot normale onderhoudsdosering van 240 mg 1×/dag; bij onvoldoende resultaat aanvullen met een avonddosis van 120–240 mg
Ritmestoornissen zoals paroxismale supraventriculaire tachycardie, verhoogde kamerfrequentie bij atriumfibrilleren en -flutter
Volwassenen
Oraal: gewone tablet/dragee: begindosering 80 mg 3 à 4×/dag; indien nodig verhogen tot normale onderhoudsdosering die ligt tussen 320–480 mg per dag; max. 720 mg per dag gedurende enkele weken.
I.v.-injectie: 5–10 mg, langzaam toedienen (max. 5 mg/min) onder observatie en ECG-controle; zo nodig herhalen na 30 min.
I.v.-infuus (onder observatie en ECG-controle): om een constante therapeutische plasmaspiegel van 150 nanog/ml te bereiken achtereenvolgens: i.v.-injectie (5–10 mg in 2 min), daarna een i.v.-oplaadinfuus van 0,187–0,375 mg/min gedurende 30 min, gevolgd door een i.v.-onderhoudsinfuus van 0,0625–0,125 mg/min. Max. injectiesnelheid 5 mg/min. Voor infusie de injectievloeistof eerst verdunnen met glucose-, fructose- of fysiologische zoutoplossing.
Kinderen
Oraal gewone tablet/dragee: beperken tot paroxismale supraventriculaire aritmieën onder zorgvuldige controle: 4–8 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 giften.
I.v.-injectie: alleen bij ernstige resistente supraventriculaire tachycardieën: onder intensieve bewaking 0,1 mg/kg lichaamsgewicht.
Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie
Volwassenen
Oraal: gewone tablet/dragee: begindosering 80 mg 3 à 4×/dag; indien nodig verhogen tot normale onderhoudsdosering die ligt tussen 320–480 mg per dag; max. 720 mg per dag gedurende enkele weken.
Profylaxe van re-infarct
Volwassenen
Oraal: gewone tablet/dragee: 360 mg per dag verdeeld over meerdere giften. De behandeling starten in de tweede week na het myocardinfarct.
Tablet met gereguleerde afgifte: 360 mg/dag verdeeld over 2 giften. De behandeling starten in de tweede week na het myocardinfarct.
Offlabel: Profylaxe van clusterhoofdpijn
Volwassenen
Oraal: gewone tablet/dragee: start met 80 mg 3×/dag en verhoog zo nodig elke 2 weken met 80 mg tot een gebruikelijke onderhoudsdosering van 480-960 mg/dag. Bouw verapamil af als de clusterperiode vermoedelijk voorbij is. Volgens de NHG-Standaard Hoofdpijn (2021) deze behandeling laten starten én controleren door een neuroloog vanwege de lage prevalentie van clusterhoofdpijn, de complexiteit van de behandeling met verapamil (door hoge doseringen), de kans op bijwerkingen en het uitvoeren van ECG-controles. Dit geldt ook bij recidieven.
Toediening: De dragees, tabletten en de tabletten met gereguleerde afgifte niet kauwen en met water innemen; niet innemen met grapefruit-/pompelmoessap.
Doseringen
Chronische anale fissuur:
2×/dag aanbrengen op de fissuur en de huid rond en in de anus totdat de fissuur visueel is genezen of totdat er geen klachten meer zijn, gedurende max. 12 weken. Eventueel langer gebruiken indien chronische fissuren niet helemaal zijn genezen na 12 weken (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen).
Na het aanbrengen goed de handen wassen of aanbrengen met behulp van een vingercondoom.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): (sinus)bradycardie, blokkering van de AV–geleiding (eerstegraads). Blozen, hypotensie. Hoofdpijn, duizeligheid. Obstipatie, misselijkheid. (Perifeer) oedeem.
Soms (0,1–1%): hartkloppingen, tachycardie, sinusarrest. Hartfalen, enkeloedeem, moeheid. Nervositeit. Braken, buikpijn, ileus. Tandvleeshyperplasie (reversibel na staken van de behandeling). Tremor, paresthesie. Erytromelalgie. Verlaagde glucosetolerantie.
Zelden (0,1-0,01%): AV-geleidingsstoornissen (tweede- of derdegraads), asystolie. Tinnitus. Slaperigheid. Hyperhidrose.
Zeer zelden (< 0,01%): spier- of gewrichtspijn, verergering van myasthenia gravis, syndroom van Lambert-Eaton of gevorderde Duchenne-spierdystrofie. Allergische huidreacties (erytheem, jeuk, urticaria), Stevens-Johnsonsyndroom. Hyperprolactinemie, galactorroe, gynaecomastie (bij ouderen vooral na langdurige behandeling). Erectiestoornis. Reversibele stijging van de transaminasen- en/of alkalische fosfatasespiegel (waarschijnlijk ten gevolge van een allergische hepatitis).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid, angio-oedeem, erythema multiforme, maculopapuleus exantheem, purpura, alopecia. Bronchospasme, dyspneu. Reversibele extrapiramidale symptomen, paralyse (na combinatie met colchicine), convulsies. Spierzwakte. Vertigo. Nierfalen. Hyperkaliëmie. Stijging van de prolactinespiegel.
Bijwerkingen
Lichte irritatie van de huid rond de anus. Zelden hoofdpijn en duizeligheid (voorbijgaand), perianaal eczeem en lokale overgevoeligheidsreacties.
Interacties
Combinatie met middelen die cardiodepressief werken of de prikkelvorming of -geleiding remmen, zoals klasse II anti-aritmica (bv. β-blokkers), klasse I en III anti-aritmica (bv. kinidine, flecaïnide of amiodaron), en inhalatie-anesthetica, kan leiden tot sterke AV-geleidingsstoornissen, hypotensie of hartfalen. Gelijktijdige i.v.-toediening van β-blokkers of toediening van ivabradine is gecontra–indiceerd.
Verapamil is substraat van CYP3A4, CYP1A2, CYP2C8, CYP2C9 en CYP2C18.
Verapamil is een remmer van CYP3A4, CYP1A, CYP2C, P–glycoproteïne (Pgp) en OCT1.
Verapamil kan de plasmaconcentratie van geneesmiddelen die substraat zijn voor CYP1A, CYP2C, CYP3A4 en/of voor Pgp verhogen (bv. buspiron, almotriptan, glibenclamide, propranolol, metoprolol, midazolam, imipramine, theofylline, kinidine, carbamazepine, sommige statinen (bv. atorvastatine, simvastatine), ciclosporine, sirolimus, tacrolimus en doxorubicine), die van digoxine met 50–70% (zelfs soms > 100%; wees alert op symptomen van een digoxine-intoxicatie). Bij toevoegen van een statine (atorvastatine, simvastatine) aan verapamil starten met de laagst mogelijke dosis en de dosering langzaam verhogen; bij toevoegen van verapamil aan een statine (atorvastatine, simvastatine) de dosering van de statine eventueel verlagen en vervolgens op geleide van de serumcholesterolspiegel eventueel verhogen; bij voorkeur het statine vervangen door een ander statine dat niet door CYP-enzymen wordt gemetaboliseerd (bv. pravastatine).
Colchicine is een substraat van zowel CYP3A4 als Pgp; verlaag de colchicinedosis.
Sterke CYP3A4-remmers kunnen de plasmaconcentratie van verapamil verhogen (bv. azool–antimycotica, HIV-proteaseremmers, ciclosporine, cimetidine, claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap), CYP3A4-inductoren kunnen deze verlagen (bv. fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid en fenobarbital).
Bij combinatie met dabigatran (Pgp-substraat) kan de blootstelling aan dabigatran verhoogd worden; nauwkeurig controleren, met name op bloedingen, vooral bij een lichte tot matig ernstige nierfunctiestoornis; de dosering van dabigatran aanpassen, zie dabigatran#doseringen. De plasmaspiegel van andere DOAC's die gemetaboliseerd worden door Pgp en/of CYP3A4, zoals edoxaban, kan eveneens verhoogd worden. Hierdoor kan de kans op bloedingen toenemen, met name bij aanwezigheid van andere risicofactoren voor bloedingen.
Bij combinatie met metformine kan de werkzaamheid van metformine verminderd worden, door remming van organische kationtransporter 1 (OCT1).
De neurotoxiciteit van lithium kan verergeren, maar ook een afname van de lithiumspiegel kan optreden; de lithiumspiegel regelmatig bepalen.
Het effect van spierrelaxantia en acetylsalicylzuur kan worden versterkt.
Verapamil kan de alcoholspiegel verhogen.
Interacties
Diltiazem is een substraat voor CYP3A4 en Pgp. Gelijktijdige gebruik met HCV-middelen (sterke irreversibele CYP3A4- en mogelijk ook Pgp-remmers) kan een eventuele diltiazemspiegel verhogen met meer kans op bijwerkingen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, met name in het 1e trimester, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Foetale bradycardie en hypotensie zijn niet uit te sluiten in het 2e en 3e trimester. Verder is weeënremming aan het eind van de zwangerschap mogelijk.
Advies: Gebruik in met name het 1e trimester ontraden. Gebruik tijdens 2e en 3e trimester alleen op strikte indicatie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken na orale toediening.
Farmacologisch effect: Gezien de goede absorptie en het ontbreken van een first-pass-effect bij anale toediening zijn nadelige effecten bij de foetus niet uit te sluiten. Er kan een continue spiegel ontstaan bij de moeder door langzame afgifte vanuit de crème.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Nadelige effecten zijn niet aangetoond.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Gezien de goede absorptie en het ontbreken van een first-pass-effect bij anale toediening bij de moeder zijn nadelige effecten (bv. vasodilatatie) bij de zuigeling niet uit te sluiten. Er kan een continue spiegel ontstaan in het bloed van de moeder door langzame afgifte vanuit de crème.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- hartfalen;
- cardiogene shock;
- ernstige geleidingsstoornissen, zoals tweede- of derdegraads AV-blok;
- sick-sinussyndroom;
- episoden van atriumfibrilleren en -flutter bij aanwezigheid van een extra bypass (zoals bij bepaalde vormen van het Wolff-Parkinson-Whitesyndroom of Lown-Ganong-Levinesyndroom);
- ernstige sinusbradycardie;
- hypotensie;
- gecompliceerd recent myocardinfarct.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ter controle van het effect de bloeddruk meten vóór de volgende gift.
Bij verminderde lever- en nierfunctie zorgvuldig controleren en eventueel de dosering aanpassen.
Bij hypertrofische obstructieve cardiomyopathie kan het klinisch beeld verergeren.
Voorzichtig zijn bij ziekten waarbij de neuromusculaire transmissie is aangedaan (myasthenia gravis, Lambert–Eatonsyndroom, gevorderde vormen van de ziekte van Duchenne).
Nauwkeurige medische bewaking toepassen bij eerstegraads AV–blok, hypotensie, bradycardie, aanzienlijk verminderde leverfunctie.
I.v.-toediening mag uitsluitend plaatsvinden onder klinische observatie van de patiënt en controle van het ECG. Intraveneuze infusie komt alleen in aanmerking bij aritmieën; grote voorzichtigheid is geboden bij atriumfibrilleren of -flutter bij patiënten met het Wolff-Parkinson-Whitesyndroom wegens kans op het ontstaan van een hoge ventrikelfrequentie door versnelde anterograde geleiding via de anomale verbinding. Indien dit optreedt, cardioversie toepassen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij chronische anale fissuren is niet goed onderzocht of gebruik langer dan 12 weken zinvol is. Indien chronische fissuren niet helemaal zijn genezen zijn er geen (veiligheids)overwegingen om langer gebruik af te raden.
Overdosering
Symptomen
Geleidingsstoornissen (tot AV-blok), bradycardie (tot asystolie), nodale extrasystolen, verbreed QRS-complex, QT-verlenging, daling van het hartminuutvolume en vasodilatatie. Door daling van het hartminuutvolume en vasodilatatie kan ernstige hypotensie optreden. Verder kunnen optreden: misselijkheid en braken, hoofdpijn, lethargie, bewustzijnsdaling (tot coma), verwardheid, gegeneraliseerde convulsies, hyperglykemie, hypokaliëmie, longoedeem en 'Acute respiratory distresss syndrome' (ARDS).
Therapie
Overweeg maagspoelen, toediening van geactiveerde kool en een laxans. Ondersteunend, door op peil houden van circulerend volume, eventueel parenterale toediening van calciumgluconaat (parenteraal) en activering van β-receptoren met stoffen zoals isoprenaline. Behandel asystolie met de bekende maatregelen (cardiopulmonale resuscitatie). Parasympathicolytica kunnen zinvol zijn bij ernstige sinusbradycardie. Een AV-blok behandelen met sympathicomimetica of een pacemaker.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/calciumantagonisten en/of vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Calciumantagonist met fenylalkylaminestructuur. Klasse IV-anti-aritmicum. Verapamil is een racemisch mengsel van R– en S–verapamil, deze zijn beide farmacologisch actief; S–verapamil is potenter dan R–verapamil. Het remt de langzame influx van Ca2+-ionen door de celmembraan van de contractiele en prikkelgeleidende cellen in het hart en van glad spierweefsel van coronaire en perifere arteriën, waardoor de contractie vermindert en een remmend effect op de sinusknoop en de AV-geleiding optreedt. Hierdoor neemt de coronaire doorbloeding toe en daalt de perifere arteriële weerstand. De zuurstofbehoefte van het myocard vermindert en de zuurstoftoevoer verbetert.
Kinetische gegevens
F | tablet/dragee: ca. 22% (10–35%); tablet mga ca. 33% door uitgebreid 'first pass'-effect. Na herhaalde toediening verdubbelt de biologische beschikbaarheid van de tablet mga. |
T max | tablet/dragee 1–2 uur, tabl. mga 4–5 uur. |
V d | 1,8–7 l/kg; hoger bij een gestoorde leverfunctie. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | door CYP3A4, CYP1A2, CYP2C8, CYP2C9, CYP2C18 in de lever tot diverse metabolieten, waarvan alleen norverapamil farmacologisch actief is (20% van de werking van verapamil). |
Eliminatie | met urine (70%) en feces (16%), vnl. als metabolieten. Dialyse elimineert verapamil niet. |
T 1/2el | 2–8 uur; langer bij kinderen, chronisch gebruik (gem. 8 uur) en gestoorde leverfunctie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Calciumantagonist die bij lokale toediening een verslappende werking heeft op de musculatuur van de anale sfincter. De werking bij een anale fissuur berust op een combinatie van verlaging van de interne sfincterspanning en vasodilatatie, waardoor de doorbloeding en genezing van de fissuur worden bevorderd. Werkingsduur: ca. 12 uur. Pijnverlichting treedt in het algemeen pas op na ca. 2 weken; het kan 6-12 weken duren tot de anale fissuur helemaal genezen is.
Kinetische gegevens
Resorptie | Lokale absorptie kan optreden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
verapamil hoort bij de groep calciumantagonisten, overige.
Groepsinformatie
diltiazem (bij anale fissuur) hoort bij de groep calciumantagonisten, overige.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
- atriumfibrilleren, frequentiecontrole
- clusterhoofdpijn
- hypertensie, essentiële of primaire
- ritmestoornissen