Samenstelling
Visudyne XGVS Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusie-vloeistof
- Sterkte
- 15 mg
Bevat na reconstitutie 2 mg/ml verteporfine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Jetrea XGVS Inceptua AB
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,2 ml
Na verdunning met 0,2 ml natriumchloride 0,9% bevat de oplossing ocriplasmine 1,25 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fotodynamische therapie als monotherapie bij neovasculaire leeftijdsgebonden maculadegeneratie is niet meer geïndiceerd, maar kan nog wel een toegevoegde waarde hebben bij patiënten die onvoldoende reageren op lokale VEGF-remmers. Dit geldt veelal voor de varianten PCV, RAP, combinaties van cCSC/pachychoroid met type 1 MNV en bij non-responders. Zie voor meer informatie de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie, module 4.3 t/m 4.6.
Advies
Zie voor de behandeling van vitreomaculaire tractie (VMT) de website oogartsen.nl.
Indicaties
- Exsudatieve (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie met overwegend klassieke subfoveale choroïdale neovascularisatie (CNV) bij volwassenen.
- Subfoveale choroïdale neovascularisatie veroorzaakt door pathologische myopie bij volwassenen.
Indicaties
- Vitreomaculaire tractie (VMT) bij volwassenen, ook wanneer dit samenhangt met een maculagat met een diameter ≤ 400 micrometer.
Doseringen
Leg om extravasatie te voorkomen een vast intraveneus infuus in de grootst mogelijke arm-ader aan voordat de infusie met verteporfine start; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Tijdens de infusie de patiënt nauwlettend volgen.
Gedurende 48 uur na het infuus de onbeschermde huid en ogen niet blootstellen aan direct zonlicht of fel kunstlicht; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Subfoveale choroïdale neovascularisatie
Volwassenen inclusief ouderen (≥ 65 jaar)
6 mg/m² lichaamsoppervlak, opgelost in 30 ml infusievloeistof gedurende 10 min i.v. toedienen. Vijftien min na start van het infuus lichtactivering met niet-thermisch rood licht (golflengte 689 nm ± 3 nm) met een lichtdosering van 50 J/cm² (lichtintensiteit 600 mW/cm² gedurende 83 seconden). Na de behandeling iedere 3 mnd. oculair onderzoek uitvoeren. Bij nieuwe CNV–lekkage eventueel de behandeling herhalen tot maximaal 4×/jaar. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over een gelijktijdige behandeling van het tweede oog. Indien gelijktijdige behandeling aan het tweede oog noodzakelijk wordt geacht, onmiddellijk na de toediening van licht aan het eerste oog, licht aan het tweede oog toedienen, niet later dan 20 minuten na de start van de infusie.
Verminderde leverfunctie: Dit middel is gecontra-indiceerd bij een ernstige leverfunctiestoornis. Wees voorzichtig bij patiënten met een matig gestoorde leverfunctie of galwegobstructie; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Bij een licht gestoorde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Er is geen ervaring; een aanpassing van de dosering lijkt op basis van farmacokinetische gegevens niet nodig.
Toediening
- Verteporfine oplossen in achtereenvolgens water voor injectie en 5% glucose–oplossing.
- Verteporfine is onverenigbaar met andere parenterale oplossingen (zoals natriumchloride-oplossing).
Doseringen
Uitsluitend toedienen met geschikte anesthesie en een lokaal breed-spectrum bactericide antimicrobieel middel, onder aseptische omstandigheden door een oogarts met ervaring met intravitreale injectie. Preoperatieve antibioticumdruppels kunnen nodig zijn.
Let op: De injectieflacon bevat concentraat. Na verdunning de oplossing opzuigen in een spuit en voorafgaande aan de injectie, overmaat verwijderen.
Vitreomaculaire tractie
Volwassenen
Als intravitreale injectie: 0,125 mg (= 0,1 ml van verdunde oplossing) eenmalig in het aangetaste oog.
Herhaling van de injectie in hetzelfde oog wordt vanwege onvoldoende ervaring ontraden. Behandeling van het andere oog binnen 7 dagen wordt afgeraden om het verloop na injectie te kunnen volgen en vanwege de mogelijkheid van verminderd zicht in het geïnjecteerde oog.
Bij nier- en leverfunctiestoornissen is aanpassing van de dosering niet nodig.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): Visuele stoornissen (wazig en onduidelijk zien, fotopsie, zwarte vlekken, donkere halo's, scotoom). Ernstige (soms deels reversibele) verminderde gezichtsscherpte binnen 7 dagen na behandeling. Misselijkheid. Dyspneu. Infusiegerelateerde pijn op de borst en rugpijn uitstralend naar bekken, schouders en ribbenkast. Lichtgevoeligheidsreacties. Overgevoeligheidsreacties. Hypercholesterolemie. Syncope, hoofdpijn, duizeligheid, asthenie. Bijwerkingen op de injectieplaats zoals pijn, oedeem, ontsteking en extravasatie.
Soms (0,1-1%): Retinaloslating, vitreuze bloeding, retinale bloeding, retinaal oedeem. Huiduitslag, urticaria, jeuk. Hypertensie. Hyperesthesie. Koorts. Bijwerkingen op de injectieplaats zoals bloeding, verkleuring en overgevoeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): Non-perfusie van retinale of choroïdale vaten. Malaise.
Verder zijn gemeld: Scheuring van het retinale pigmentepitheel, macula–oedeem. Anafylactische reacties. Vasovagale reacties en overgevoeligheidsreacties gerelateerd aan infusie. Myocardinfarct (in het bijzonder bij patiënten met een cardiovasculaire voorgeschiedenis, soms binnen 48 uur na de infusie). Blaasjes en necrose op de injectieplaats.
Bijwerkingen
Lokaal: Zeer vaak (> 10%): oogpijn, mouches volantes, conjunctivale bloeding, elektroretinografische veranderingen (reversibel bij de meerderheid en hersteld na ca. 6 maanden), chromatopsie (bij de meerderheid niet ernstig en hersteld na ca. 3 maanden) waaronder afwijkende kleurentest en geelachtig zien.
Vaak (1-10%): oogklachten (jeuk, irritatie, droogheid, ongemak, wazig zien, corpus-alienum-gevoel), tijdelijk verminderde gezichtsscherpte (meestal omkeerbaar < 3 w.), gezichtsvelddefect, scotoom, fotofobie, fotopsie, metamorfopsie, conjunctivaal oedeem, iritis, cellen in de voorste oogkamer, voorste oogkamerontsteking, vitreale bloeding, vitritis, glasvocht(membraam)loslating, retinale bloeding, retinadegeneratie, retina-oedeem (incl. subretinaal vocht), retinale pigmentepitheliopathie, (cystoïd) macula-oedeem, maculadegeneratie, maculagat (ook onderdeel van de aandoening, optreden als bijwerking niet uitgesloten), afwijkende maculareflex, verhoogde intra-oculaire druk, oculaire hyperemie, ooglidoedeem. Afwijkende optische coherentiemografie (OCT).
Soms (0,1-1%): dubbelzien, tijdelijke blindheid, nachtblindheid, retinascheur, retinaloslating, hyphaema, miose, anisocorie, gestoorde pupilreactie, cornea-abrasie, subluxatie van de lens.
Verder is gemeld: lokale bijwerkingen in het niet behandelde oog.
Interacties
Op theoretische gronden stijging van de kans op lichtgevoeligheidsreacties bij gelijktijdig gebruik van andere fotosensibiliserende geneesmiddelen zoals tetracyclinen, sulfonamiden, fenothiazinen, sulfonylureumderivaten en thiazide-diuretica. Ook zou op theoretische gronden een interactie kunnen optreden met middelen die het vasculaire endotheel veranderen (bv. calciumkanaalblokkers, polymyxine–B, stralingstherapie), middelen die vrije radicalen wegvangen (bv. antioxidanten, DMSO, formiaat, mannitol, alcohol) en met middelen die bloedvatocclusie tegengaan (bv. vasodilatatoren, tromboxaan–A2–remmers).
Interacties
Vrijwel gelijktijdig toedienen van andere geneesmiddelen in hetzelfde oog wordt afgeraden; ocriplasmine kan een aantal dagen in het oog aanwezig zijn na intravitreale injectie en een wisselwerking hebben met gelijktijdig toegediende oogmiddelen.
Niet gelijktijdig gebruiken met anti-VEGF (vasculaire endotheliale groeifactor) middelen wegens het ontbreken van gegevens.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in één diersoort en in zeer hoge doses teratogeen gebleken (o.a. anoftalmie, microftalmie, golvende ribben).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Systemische blootstelling na intravitreale injectie is waarschijnlijk zeer laag.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Advies: Borstvoeding ontraden gedurende 48 uur na toediening.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Het is niet waarschijnlijk dat toepassing van de intravitreale injectie aanleiding geeft tot detecteerbare hoeveelheden van dit middel in de moedermelk.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
- acute porfyrie;
- ernstig gestoorde leverfunctie.
Contra-indicaties
- actieve of vermoede oculaire of perioculaire infecties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de mogelijkheid van ernstige vasovagale reacties en overgevoeligheidsreacties de patiënt onder streng medisch toezicht houden tijdens infusie. Anafylactische reacties met soms convulsies zijn gemeld. Wees voorzichtig bij behandeling met verteporfine onder algehele anesthesie; wees alert op het optreden van anafylactische reacties.
Fotosensibilisatie en blootstelling aan licht: gedurende 48 uur na het infuus de onbeschermde huid en ogen niet blootstellen aan direct zonlicht of fel kunstlicht (zoals zonnestudio's, heldere halogeenverlichting, verlichting in operatiekamers en behandelkamers van de tandarts, en lichtgevende medische hulpmiddelen (pulse–oximeters)). Als de patiënt binnen 48 uur na het infuus buiten in het daglicht komt, huid en ogen beschermen middels beschermende kleding en een donkere zonnebril. UV–zonneschermen bieden onvoldoende bescherming. Normaal omgevingslicht in huis is veilig en zorgt bovendien voor een snelle afvoer van verteporfine via de huid ('photobleaching').
Extravasatie kan, met name bij blootstelling aan licht, ernstige pijn, ontsteking, necrose, zwelling, blaarvorming of verkleuring op de infusieplaats veroorzaken. In geval van extravasatie de infusie onmiddellijk staken. Koude kompressen plaatsen (eventueel pijnstillers geven) en het aangedane gebied goed beschermen tegen direct helder licht tot de zwelling en verkleuring zijn verdwenen.
Bij een ernstige afname van het gezichtsvermogen (≥ 4 regels) binnen een week na de behandeling niet opnieuw behandelen voordat het gezichtsvermogen volledig is hersteld tot het niveau van voor de behandeling; potentiële voor- en nadelen van voortzetting van de behandeling zorgvuldig overwegen.
Wees voorzichtig bij matig gestoorde leverfunctie en galwegobstructie vanwege onvoldoende ervaring. Een verhoogde blootstelling is mogelijk aangezien verteporfine voornamelijk via de gal wordt uitgescheiden. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Bij kinderen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controle na injectie: intravitreale injecties vergroten de kans op intra–oculaire ontstekingen, intra–oculaire bloedingen en verhoogde intra–oculaire druk (IOD); daarom na toediening monitoren op o.a. intra–oculaire ontsteking (bv. door een biomicroscopie 2–7 dagen na injectie) en verhoogde IOD (bv. door controle van perfusie van de oogzenuwknop direct na injectie en tonometrie na 30 min). Tevens monitoren op een (reversibel) verlies van gezichtsscherpte gedurende de eerste week na de injectie. Verminderde gezichtsscherpte is meestal omkeerbaar binnen 3 weken, zonder interventie. Dyschromatopsie is meestal niet ernstig en geneest spontaan na circa 3 maanden. Afwijkingen in het retinogram verdwijnen meestal na circa 6 maanden. De patiënt instrueren visuele of oculaire symptomen direct te melden.
Behandeling wordt ontraden bij een maculagat met grote diameter (> 400 micrometer), hoge myopie (> 8 dioptrie sferische correctie of axiale lengte > 28 mm), afakie, voorgeschiedenis van regmatogene retinale loslating, instabiele lensbandjes, recente oogoperatie of intraoculaire injectie (waaronder lasertherapie), proliferatieve diabetische retinopathie, ischemische retinopathieën, retinale veneuze occlusies, exsudatieve leeftijdsgebonden maculadegeneratie (AMD) en bloeding van het glasachtig lichaam; behandeling met ocriplasmine is niet onderzocht in deze gevallen. Wees voorzichtig bij non–proliferatieve diabetische retinopathie, een voorgeschiedenis van uveïtis of significant oogtrauma vanwege beperkte ervaring.
Het effect is gereduceerd bij proefpersonen met een epiretinaal membraan (ERM) of met een VMA–diameter > 1500 micrometer (VMA = vitreomaculaire adhesie).
Subluxatie van de lens of facodonesis is gemeld in (pre-)klinisch onderzoek; patiënten op adequate wijze controleren aangezien het optreden hiervan niet kan worden uitgesloten.
Oogheelkundige onderzoeken kunnen afwijkend zijn na toediening van ocriplasmine. Hiertoe behoren optische coherentietomografie (OCT), oftalmoscopie (foveale reflex), kleurentest (Roth 28-hue) en full-field ERG. Hiermee rekening houden wanneer deze testen worden gebruikt voor de diagnose of de controle van andere aandoeningen.
Er is geen relevante toepassing van ocriplasmine bij kinderen met VMT.
Overdosering
Een overdosering kan resulteren in verlenging van de periode voor fotosensibilisatie. In zulke gevallen de huid en het oog tegen direct zonlicht of helder kunstlicht blijven beschermen voor een periode die evenredig is aan de toegediende overdosis.
Neem voor verdere informatie over een vergiftiging met verteporfine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Een derivaat van benzoporfyrine, dat selectief en snel wordt opgenomen door snel woekerende cellen. Verteporfine wordt pas werkzaam na activering door licht ('fotosensitizer') in aanwezigheid van zuurstof, waardoor cytotoxische vrije zuurstofradicalen ontstaan. Dit leidt tot beschadiging van de endotheelcellen van snelgroeiende bloedvaten in de choroidea, met vaatocclusie en onder bepaalde omstandigheden celdood tot gevolg.
Kinetische gegevens
T max | op het eind van de infusie (d.w.z. na 10 min). |
V d | 0,6 l/kg. |
Eiwitbinding | 90% (m.n. plasmalipoproteïnen). |
Metabolisering | 5–10% wordt in het plasma en in de lever d.m.v. esterasen omgezet in een actieve metaboliet. |
Eliminatie | met de feces (grotendeels ongewijzigd). |
T 1/2el | 5–6 uur (verteporfine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ocriplasmine is een verkorte vorm van humaan plasmine geproduceerd door recombinant–DNA–technologie in een gist (Pichia pastoris–expressiesysteem). Het heeft een proteolytische werking tegen eiwitcomponenten van het glasachtig lichaam en de vitreoretinale interface, bijvoorbeeld laminine, fibronectine en collageen. Hierdoor lost de eiwitmatrix, die verantwoordelijk is voor de abnormale vitreomaculaire adhesie, op. Strakke binding van deze eiwitcomponenten binnen het maculagebied van de vitreoretinale interface draagt bij aan vitreomaculaire tractie en kan leiden tot een visuele stoornis en/of maculagaten.
Kinetische gegevens
Resorptie | waarschijnlijk minimaal na intravitreale injectie. |
Overig | ocriplasmine kan een aantal dagen in het oog aanwezig zijn na intravitreale injectie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
verteporfine hoort bij de groep maculadegeneratiemiddelen.
Groepsinformatie
ocriplasmine hoort bij de groep Middelen voor oculair gebruik, overige.
- acetylcysteïne (bij oogaandoening) (S01XA08) Vergelijk
- bibrocathol (S01AX05) Vergelijk
- ciclosporine (bij oogaandoening) (S01XA18) Vergelijk
- idebenon (N06BX13) Vergelijk
- mercaptamine (bij oogaandoening) (S01XA21) Vergelijk
- natriumchloride (oogwassing) (S01XA20) Vergelijk
- natriumchloride hypertoon (S01XA03) Vergelijk
- natriumedetaat (S01XA05) Vergelijk
- voretigeen neparvovec (S01XA27) Vergelijk