Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Cortifil (propionaat) QliniQ bv

Toedieningsvorm
Crème (0,05%)
Sterkte
0,5 mg/g
Verpakkingsvorm
30 g

Bevat tevens: propyleenglycol.

Cutivate (propionaat) GlaxoSmithKline bv

Toedieningsvorm
Hydrofiele crème (0,05%)
Sterkte
0,5 mg/g
Verpakkingsvorm
30 g

Bevat tevens: propyleenglycol.

Toedieningsvorm
Hydrofobe zalf (0,005%)
Sterkte
0,05 mg/g
Verpakkingsvorm
30 g

Bevat tevens: propyleenglycol.

Fluticason (propionaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
crème (0,05%)
Sterkte
0,5 mg/g
Verpakkingsvorm
30 g

Bevat tevens: propyleenglycol.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Behandel psoriasis in eerste instantie lokaal met indifferente middelen, zo nodig gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd. Voeg bij onvoldoende effect een lokaal vitamine D-analoog toe. Stap bij onvoldoende effect hiervan over op een klasse 4-corticosteroïd. Bouw na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analoga af tot een intermitterende behandeling. Continueer de indifferente middelen dagelijks. Om een schilferlaag te verwijderen kan een ontschilferingsmiddel worden toegepast. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien heeft een klasse 2-corticosteroïd de voorkeur. De keuze voor een applicatievorm is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (o.a. wel of niet behaarde hoofdhuid) en in belangrijke mate ook van de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.

De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.

Naast de standaardtoepassing kan in de tweedelijnszorg bij actieve huidlaesies bij kinderen (1–15 jaar) met matig tot ernstig constitutioneel eczeem die niet reageren op conventionele behandeling, de verdunde zalf (tot max. 25%) volgens de 'wet-wrap'-methode worden toegepast gedurende max. 2 weken.

Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.

Indicaties

Steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen, zoals:

  • Psoriasis;
  • Lichen planus;
  • Lichen sclerosus et atrophicus;
  • Granuloma annulare;
  • Pustulosis palmaris et plantaris;
  • Discoïde lupus erythematodes;
  • Eczeem zoals o.a. gelichenificeerd eczeem;
  • Contact-allergische reacties;
  • Mycosis fungoides;
  • Als adjuvans bij systemische corticosteroïdbehandeling voor gegeneraliseerde erytrodermie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Steroïdgevoelige dermatosen

Volwassenen en kinderen ≥ 3 maanden

Fluticason crème, Cutivate crème/zalf: inductietherapie: Volwassenen en kinderen > 3 maanden: 1–2×/dag aanbrengen op de aangedane huid, bij verbetering dosering verlagen tot enkele malen per week. Kinderen vanaf 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week gebruiken. Bij volwassenen kan bij meer therapieresistente laesies, zoals verdikte psoriasisplaques op ellebogen en knieën, (nachtelijke) occlusie het effect versterken; bij verbetering van de symptomen kan de behandeling eventueel zonder occlusie worden voortgezet. De behandeling moet geleidelijk worden afgebouwd. Als de conditie verergert of niet binnen 2–4 weken verbetert, moet de behandeling en de diagnose worden geëvalueerd.

Periodieke onderhoudsdosering bij frequent recidiverende aandoeningen: 2×/week 1×/dag aanbrengen, zonder occlusie, op alle eerder aangedane huidoppervlakken. Deze behandeling bij voorkeur combineren met het dagelijks gebruik van een indifferent middel.

Kinderen ≥ 1 jaar

Cortifil crème: 1–2×/dag aanbrengen op de aangedane huid, bij verbetering dosering verlagen tot enkele malen per week (niet > 4 weken dagelijks gebruiken). Bij kinderen de behandeling staken indien binnen 7–14 dagen geen verbetering optreedt.

Constitutioneel eczeem

Kinderen > 2 jaar

doseergegevens volgens het Kinderformularium van het NKFK: 1×/dag aanbrengen. Aan het begin van de behandeling kan men overwegen om kortdurend 2×/dag aan te brengen. Bij verbetering afbouwen naar 1×/dag gedurende 2–4 dagen/week. Kinderen > 2 jaar max. 50 g/week gebruiken.

Bij ouderen, kinderen en een verminderde lever-/nierfunctie minimale hoeveelheden en niet langdurig gebruiken vanwege een groter risico op systemische effecten. Bij ouderen na behandeling van grote huidoppervlakken langzamer afbouwen.

Toediening

  • Doseer aan de hand van vingertopeenheden (VTE) om zowel over- als onderdosering te voorkomen; zie tabel 9 op p. 23 van de NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019).
  • Niet toepassen op de oogleden; zie voor verdere informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen;
  • Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.

Bijwerkingen

Lokaal

Vaak (1-10%): jeuk.

Soms (0,1-1%): branderige en pijnlijke huid.

Verder zijn gemeld: lokale overgevoeligheid (roodheid, huiduitslag, urticaria, allergisch contacteczeem), verergering van onderliggende symptomen, psoriasis pustulosa, depigmentatie, huidatrofie, striae, periorale dermatitis, rosacea, acne, korstvorming, beenulcus, gestoorde wondgenezing, droge huid, huidveroudering, teleangiëctasieën, hypertrichose, trichorrhexis, alopecia.

De kans op lokale effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij: gebruik op het gelaat, de genitaliën, in huidplooien of gebruik onder occlusie.

Systemisch

Gemeld zijn: groeihormooninsufficiëntie en vertraagde gewichtstoename bij kinderen, hypercortisolisme, bijnierschorsinsufficiëntie, secundaire infecties, osteoporose, hyperglykemie, hypertensie, obesitas, wazig zien, glaucoom, cataract.

De kans op systemische effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij: gebruik bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol).

Zwangerschap

Corticosteroïden passeren de placenta.

Teratogenese: Bij de mens is er geen duidelijk hoger risico op schadelijkheid gebleken bij gebruik van corticosteroïden. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).

Farmacologisch effect: Vanwege de geringe absorptie en uitgebreide metabole klaring is de systemische blootstelling van fluticason gering indien toegepast op een intacte huid. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat.

Advies: Gebruik op strikte indicatie, vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken. Controleer indien uitgebreid gebruik onvermijdelijk is tijdens de zwangerschap de groei van het ongeboren kind en na de geboorte de bijnierschorsfunctie van de baby.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling bij de moeder toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden zijn effecten op de zuigeling via de moedermelk niet uit te sluiten.

Advies: Kan bij beperkt en kortdurend gebruik waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken.

Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.

Contra-indicaties

  • onbehandelde huidinfecties primair veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
  • ulcereuze huidaandoeningen en wonden;
  • bijwerkingen door corticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
  • ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
  • luieruitslag;
  • perianale- en genitale jeuk;
  • overgevoeligheid voor corticosteroïden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Toediening: niet toepassen op de oogleden, vanwege het risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. Vermijd contact met de ogen en was de handen. Wees voorzichtig bij gebruik in huidplooien, op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwak tot matig sterk werkende corticosteroïden te gebruiken. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet gebruiken onder luiers), in huidplooien en op grote en beschadigde huidoppervlakken vanwege de toegenomen kans op systemische bijwerkingen.

Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op de symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.

Om reboundeffecten te voorkomen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.

Huidinfecties: het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Bacteriële infecties worden bevorderd door warme, vochtige condities (zoals in huidplooien of onder occlusie); zorg voor een gereinigde huid voordat een nieuw verband wordt aangebracht. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.

De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (a.g.v. verminderde huidbarrière).

Systemische bijwerkingen: wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïde-insufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van met name (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.

Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (m.n. sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR) die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.

Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.

Eigenschappen

Fluticason is een sterkwerkend corticosteroïd, klasse 3. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, antiproliferatieve en vasoconstrictieve werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum. De crème is bestemd voor nattende, de zalf voor droge, verdikte en schilferige huidaandoeningen.

Kinetische gegevens

Resorptie in geringe mate via een intacte huid.
F benadert 0 door geringe absorptie en uitgebreid 'first pass'-metabolisme.
Metabolisering snelle hydrolyse tot een nagenoeg inactieve carbonzuurmetaboliet.
Eliminatie via de feces, onveranderd of gemetaboliseerd.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd