Samenstelling
Cortifil (propionaat) QliniQ bv
- Toedieningsvorm
- Crème (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol. Conserveermiddel: imidazolidinylureum.
Cutivate (propionaat) GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Hydrofiele crème (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 100 g
Bevat tevens: propyleenglycol. Conserveermiddel: imidazolidinylureum.
- Toedieningsvorm
- Hydrofobe zalf (0,005%)
- Sterkte
- 0,05 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g, 100 g
Bevat tevens: propyleenglycol.
Fluticason (propionaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- crème (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol. Conserveermiddel: imidazolidinylureum.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Elocon (furoaat) Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Bevat tevens: isopropylalcohol en propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Vet, wateremulgerende zalf (0,1%) 'zalf'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Wateremulgerende zalf (0,1%) 'crème'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Mometason (furoaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Crème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol en butylhydroxytolueen.
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 60 ml, 100 ml
Bevat tevens: isopropylalcohol en propyleenglycol.
- Toedieningsvorm
- Vet, wateremulgerende zalf (0,1%) 'zalf'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g
Bevat tevens: propyleenglycol en butylhydroxytolueen.
- Toedieningsvorm
- Wateremulgerende zalf (0,1%) 'crème'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g, 30 g
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,1 %)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Bevat tevens: propyleenglycol en butylhydroxytolueen.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandel psoriasis in eerste instantie lokaal met indifferente middelen, zo nodig gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd. Voeg bij onvoldoende effect een lokaal vitamine D-analoog toe. Stap bij onvoldoende effect hiervan over op een klasse 4-corticosteroïd. Bouw na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analoga af tot een intermitterende behandeling. Continueer de indifferente middelen dagelijks. Om een schilferlaag te verwijderen kan een ontschilferingsmiddel worden toegepast. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien heeft een klasse 2-corticosteroïd de voorkeur. De keuze voor een applicatievorm is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (o.a. wel of niet behaarde hoofdhuid) en in belangrijke mate ook van de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Naast de standaardtoepassing kan in de tweedelijnszorg bij actieve huidlaesies bij kinderen (1–15 jaar) met matig tot ernstig constitutioneel eczeem die niet reageren op conventionele behandeling, de verdunde zalf (tot max. 25%) volgens de 'wet-wrap'-methode worden toegepast gedurende max. 2 weken.
Bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergisch, irritatief) identificeren en deze zoveel mogelijk vermijden. Vaak betreffen het milde reacties (schilfering, geringe roodheid) waarbij toepassing van een indifferent middel enkele keren per dag zal voldoen. Bij ernstigere contactreacties is toevoeging van dermatocorticosteroïden aangewezen, of eventueel een kortdurende behandeling met prednis(ol)on oraal. Indien het eczeem tot rust is gekomen kan het dermatocorticosteroïd geleidelijk worden afgebouwd. Houd rekening met eventuele lokale en systemische bijwerkingen bij het gebruik van (dermato)corticosteroïden.
Advies
Behandel psoriasis in eerste instantie lokaal met indifferente middelen, zo nodig gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd. Voeg bij onvoldoende effect een lokaal vitamine D-analoog toe. Stap bij onvoldoende effect hiervan over op een klasse 4-corticosteroïd. Bouw na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analoga af tot een intermitterende behandeling. Continueer de indifferente middelen dagelijks. Om een schilferlaag te verwijderen kan een ontschilferingsmiddel worden toegepast. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien heeft een klasse 2-corticosteroïd de voorkeur. De keuze voor een applicatievorm is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (o.a. wel of niet behaarde hoofdhuid) en in belangrijke mate ook van de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Naast de standaardtoepassing kan in de tweedelijnszorg bij actieve huidlaesies bij kinderen (1–15 jaar) met matig tot ernstig constitutioneel eczeem die niet reageren op conventionele behandeling, de verdunde zalf (tot max. 15%) volgens de 'wet wrap'-methode worden toegepast gedurende max. 2 weken.
Bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergisch, irritatief) identificeren en deze zoveel mogelijk vermijden. Vaak betreffen het milde reacties (schilfering, geringe roodheid) waarbij toepassing van een indifferent middel enkele keren per dag zal voldoen. Bij ernstigere contactreacties is toevoeging van dermatocorticosteroïden aangewezen, of eventueel een kortdurende behandeling met prednis(ol)on oraal. Indien het eczeem tot rust is gekomen kan het dermatocorticosteroïd geleidelijk worden afgebouwd. Houd rekening met eventuele lokale en systemische bijwerkingen bij het gebruik van (dermato)corticosteroïden.
Indicaties
Steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen, zoals:
- Psoriasis;
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Pustulosis palmaris et plantaris;
- Discoïde lupus erythematodes;
- Eczeem zoals o.a. gelichenificeerd eczeem;
- Contact-allergische reacties;
- Mycosis fungoides;
- Als adjuvans bij systemische corticosteroïdbehandeling voor gegeneraliseerde erytrodermie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen, zoals:
- Eczeem zoals gelichenificeerd eczeem, constitutioneel eczeem en contacteczeem;
- Psoriasis;
- Pustulosus palmaris et plantaris;
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Lupus erythematodes discoides;
- Mycosis fungoides.
Gerelateerde informatie
Dosering
Steroïdgevoelige dermatosen:
Volwassenen en kinderen ≥ 3 maanden:
Fluticason crème, Cutivate crème/zalf: inductietherapie: Volwassenen en kinderen > 3 maanden: 1–2×/dag dun aanbrengen op de aangedane huid, bij verbetering dosering verlagen tot enkele malen per week. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTE), kinderen vanaf 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week. Bij volwassenen kan bij meer therapieresistente laesies, zoals verdikte psoriasisplaques op ellebogen en knieën, (nachtelijke) occlusie het effect versterken; bij verbetering van de symptomen kan de behandeling eventueel zonder occlusie worden voortgezet. De behandeling moet geleidelijk worden afgebouwd. Als de conditie verergert of niet binnen 2–4 weken verbetert, moet de behandeling en de diagnose worden geëvalueerd.
Periodieke onderhoudsdosering bij frequent recidiverende aandoeningen: 2×/week 1×/dag dun aanbrengen, zonder occlusie, op alle eerder aangedane huidoppervlakken. Deze behandeling bij voorkeur combineren met het dagelijks gebruik van een indifferent middel.
Kinderen ≥ 1 jaar:
Cortifil crème: 1–2×/dag dun aanbrengen op de aangedane huid, bij verbetering dosering verlagen tot enkele malen per week (niet > 4 weken dagelijks gebruiken). Bij kinderen de behandeling staken indien binnen 7–14 dagen geen verbetering optreedt.
Constitutioneel eczeem:
Kinderen > 2 jaar:
doseergegevens volgens het Kinderformularium van het NKFK: 1×/dag dun aanbrengen. Aan het begin van de behandeling kan men overwegen om kortdurend 2×/dag aan te brengen. Bij verbetering afbouwen naar 1×/dag gedurende 2–4 dagen/week. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTU), kinderen > 2 jaar max. 50 g/week gebruiken.
Bij ouderen, kinderen en een verminderde lever-/nierfunctie minimale hoeveelheden en niet langdurig gebruiken vanwege een groter risico op systemische effecten. Bij ouderen na behandeling van grote huidoppervlakken langzamer afbouwen.
Toedieningsinformatie:
- Niet toepassen op de oogleden; zie voor verdere informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Dosering
De lotion kan worden toegepast op gebieden die voor de 'zalf' en 'crème' moeilijk toegankelijk zijn, met inbegrip van de behaarde huid. De wateremulgerende zalf ('crème') is waterafwasbaar en heeft een minder vette basis dan de vette, wateremulgerende zalf ('zalf').
Steroïdgevoelige dermatosen:
Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar:
1×/dag dun aanbrengen op de aangedane huid en zacht inmasseren; bij verbetering de dosering afbouwen tot enkele malen per week. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTE), kinderen > 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week. Niet op grote huidoppervlakken toepassen: volwassenen max. 20 % van het lichaamsoppervlak, kinderen ≥ 2 jaar max. 10 % van het lichaamsoppervlak. Bij kinderen niet onder occlusie toepassen. Maximaal 3 weken gebruiken.
Toedieningsinformatie: niet toepassen op de oogleden en wees voorzichtig met het gebruik op andere plekken in het gelaat en op de genitaliën. Indien gebruik op de gezichtshuid noodzakelijk is dan maximaal 5 dagen toepassen; niet gebruiken onder occlusie op de gezichtshuid (zie voor meer details de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Bijwerkingen
Lokaal: Vaak (1-10%): jeuk.
Soms (0,1-1%): branderige en pijnlijke huid.
Verder zijn gemeld: lokale overgevoeligheid (roodheid, huiduitslag, urticaria, allergisch contacteczeem), verergering van onderliggende symptomen, psoriasis pustulosa, depigmentatie, huidatrofie, striae, periorale dermatitis, rosacea, acne, korstvorming, beenulcus, gestoorde wondgenezing, droge huid, huidveroudering, teleangiëctasieën, hypertrichose, trichorrhexis, alopecia.
Systemisch: Gemeld zijn: groeihormooninsufficiëntie en vertraagde gewichtstoename bij kinderen, hypercortisolisme, bijnierschorsinsufficiëntie, secundaire infecties, osteoporose, hyperglykemie, hypertensie, obesitas, wazig zien, glaucoom, cataract.
De kans op lokale effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij: gebruik op het gelaat, genitaliën, in huidplooien of gebruik onder occlusie.
De kans op systemische effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij: gebruik bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol).
Bijwerkingen
Lokaal: Soms (0,1-1%): huidklachten (droogheid, irritatie), dermatitis, periorale dermatitis, huidmaceratie, miliaria.
Zeer zelden (< 0,01%): andere huidklachten (jeuk, branderigheid), folliculitis, teleangiectasieën.
Verder zijn gemeld: pijn op de plaats van aanbrengen, contacteczeem, acneïforme dermatitis, rosacea. Huidatrofie (vaak irreversibel) met dunner worden van de huid, purpura en striae. Depigmentatie en hypopigmentatie, vertraagde wondgenezing, furunkel, infectie, hypertrichose, paresthesie. Wazig zien, centrale chorioretinopathie (het is niet bekend of dit een lokaal of systemisch effect betreft).
Systemisch: bij kinderen is intracraniële hypertensie (uitstulpende fontanellen, hoofdpijn en bilateraal papiloedeem) gemeld.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is bij lokaal gebruik van corticosteroïden op de huid geen vergroot risico op congenitale afwijkingen aangetoond. Er is ruime ervaring met klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden.
Farmacologisch effect: Vanwege de geringe resorptie en uitgebreide metabole klaring is de systemische blootstelling van fluticasonpropionaat gering indien toegepast op een intacte huid. Systemische blootstelling kan echter toenemen bij uitgebreid gebruik (langdurig, grote hoeveelheden op grote of beschadigde huidoppervlakken, onder occlusie) waardoor er theoretisch kans bestaat op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat.
Advies: Gebruik op strikte indicatie, vermijd langdurig gebruik en gebruik van grote hoeveelheden. Controleer indien uitgebreid gebruik onvermijdelijk is tijdens de zwangerschap de groei van het ongeboren kind en na de geboorte de bijnierschorsfunctie van de baby.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gedocumenteerde gegevens (lokaal gebruik). Bij de mens is bij lokaal gebruik van met name klasse 1 en 2 corticosteroïden op de huid geen toegenomen kans op congenitale afwijkingen aangetoond. De resorptie vanuit de huid is laag. Systemische blootstelling is echter mogelijk bij langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote of beschadigde huidoppervlakken.
Farmacologisch effect: Theoretisch bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de pasgeborene, met name bij sterk werkende corticosteroïden, langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote huidoppervlakken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken; vermijd langdurig gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote en beschadigde oppervlakken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Bij uitgebreid gebruik (langdurig, grote hoeveelheden op grote of beschadigde huidoppervlakken, onder occlusie) van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden kan het optreden van relevante bloedspiegels bij de moeder en het risico van een ongewenst effect bij de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Vermijd uitgebreid gebruik (langdurig, grote hoeveelheden op grote of beschadigde huidoppervlakken, onder occlusie).
Overig: Indien behandeling van de borst noodzakelijk is, moet de tepel goed worden schoongemaakt vóór het voeden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij uitgebreid gebruik (langdurig, op een groot huidoppervlak) kan het optreden van relevante bloedspiegels bij de moeder en het risico van een ongewenst effect bij de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Bij langdurig gebruik of gebruik op grote huidoppervlakken wordt het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Vermijd toepassing op of rondom de tepels om orale opname door de zuigeling te voorkomen. Indien behandeling noodzakelijk is, moeten de tepels goed worden schoongemaakt vóór het voeden.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties primair veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen en wonden;
- bijwerkingen door corticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
- ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- luieruitslag;
- perianale- en genitale jeuk;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen en wonden;
- ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, dermatitis perioralis, striae, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- perianale en -genitale jeuk, luieruitslag;
- tuberculose, syfilis of reacties op vaccins;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toedieningsinformatie: niet toepassen op de oogleden, vanwege het risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. Vermijd contact met de ogen en was de handen. Wees voorzichtig bij gebruik in huidplooien, op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwak tot matig sterk werkende corticosteroïden te gebruiken. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet gebruiken onder luiers), in huidplooien en op grote en beschadigde huidoppervlakken vanwege de toegenomen kans op systemische bijwerkingen.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op de symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.
Om reboundeffecten te voorkomen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Bacteriële infecties worden bevorderd door warme, vochtige condities (zoals in huidplooien of onder occlusie); zorg voor een gereinigde huid voordat een nieuw verband wordt aangebracht. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.
De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (a.g.v. verminderde huidbarrière).
Systemische bijwerkingen: wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïde-insufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van met name (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (m.n. sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR) die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toedieningsinformatie: niet toepassen op de oogleden, vanwege risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. Vermijd contact met de ogen. Wees voorzichtig bij gebruik in huidplooien, op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwak tot matig sterk werkende corticosteroïden te gebruiken. Indien gebruik op de gezichtshuid noodzakelijk is dan maximaal 5 dagen toepassen; niet gebruiken onder occlusie op de gezichtshuid. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet onder luiers gebruiken) op andere lichaamsdelen, in huidplooien en op grote en beschadigde huidoppervlakken vanwege de toegenomen kans op systemische bijwerkingen.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op de symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.
Om reboundeffecten te voorkómen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.
De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (a.g.v. verminderde huidbarrière).
Systemische bijwerkingen: wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïde-insufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van met name (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts. Die kan dan de mogelijke oorzaken beoordelen waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR), die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen. Niet gebruiken onder occlusie (luiers) bij kinderen. De veiligheid en werkzaamheid van mometason bij kinderen < 2 jaar zijn niet vastgesteld; gebruik bij hen wordt ontraden.
Eigenschappen
Fluticason is een sterkwerkend corticosteroïd, klasse 3. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, antiproliferatieve en vasoconstrictieve werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum. De crème is bestemd voor nattende, de zalf voor droge, verdikte en schilferige huidaandoeningen.
Kinetische gegevens
Resorptie | in geringe mate via een intacte huid. |
F | benadert 0 door geringe absorptie en uitgebreid 'first pass'-metabolisme. |
Metabolisering | snelle hydrolyse tot een nagenoeg inactieve carbonzuurmetaboliet. |
Eliminatie | via de feces, onveranderd of gemetaboliseerd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sterkwerkend corticosteroïd; klasse 3. Corticosteroïden uit klasse 2 en 3 (matig sterk resp. sterk werkend) hebben een anti-inflammatoire, vasoconstrictieve en antimitotische werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Verder remmen zij de celdelingen van de epidermis en de aanmaak van bindweefselcomponenten.
Kinetische gegevens
Resorptie | mometasonfuroaat kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid; ca. 0,4–0,7%. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane resorptie. |
Eliminatie | vnl. via de urine. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fluticason (in de dermatologie) hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (in de dermatologie) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (D07AD01) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- hydrocortison (in de dermatologie) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonacetaat (bij aambeien) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- mometason (in de dermatologie) (D07AC13) Vergelijk
- triamcinolon (mondpasta) (A01AC01) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (in de dermatologie) (D07AB09) Vergelijk
Groepsinformatie
mometason (in de dermatologie) hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (in de dermatologie) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (D07AD01) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- fluticason (in de dermatologie) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (in de dermatologie) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonacetaat (bij aambeien) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- triamcinolon (mondpasta) (A01AC01) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (in de dermatologie) (D07AB09) Vergelijk