Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Celsentri Bijlage 2 ViiV Healthcare bv.

Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld
Sterkte
25 mg, 75 mg, 150 mg, 300 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.

Maraviroc heeft geen plaats in de behandeling van therapie-naïeve volwassenen met HIV-1, maar kan worden toegepast bij patiënten met alléén CCR5-troop HIV-1 ná het falen van een optimale antiretrovirale behandeling. Verandering naar CXCR4-tropisme of selectie van CXCR4 HIV-1 tijdens het gebruik van maraviroc kan deze therapie echter (ook) doen falen.

Aan de vergoeding van maraviroc zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Bij eerder behandelde patiënten vanaf 2 jaar met een lichaamsgewicht van ten minste 10 kg, die aantoonbaar geïnfecteerd zijn met alléén CCR5-troop HIV-1, en in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.

Klap alles open Klap alles dicht

HIV-1 infectie

Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)

Als richtlijn: 300 mg 2×/dag, afhankelijk van comedicatie (gelijktijdig toegediende antiretrovirale therapie of andere geneesmiddelen) kan een lagere of hogere dosering nodig zijn; zie ook rubriek Interacties.

Comedicatie: In combinatie met een krachtige CYP3A-remmer, met óf zonder een krachtige CYP3A-inductor: 150 mg 2×/dag; met een krachtige CYP3A-inductor zonder krachtige CYP3A-remmer: 600 mg 2×/dag. Geef bv. de hoge dosering van 600 mg 2×/dag bij combinatie met efavirenz (in afwezigheid van een proteaseremmer (PI) of andere krachtige CYP3A4-remmer), of bij comedicatie met carbamazepine, fenobarbital of fenytoïne (in afwezigheid van een krachtige CYP3A4-remmer). Geef de lage dosering van 150 mg 2×/dag bij combinatie met een PI (uitgezonderd: fosamprenavir+ritonavir (niet-aanbevolen combinatie)), combinatie met efavirenz in aanwezigheid van een PI (uitgezonderd: fosamprenavir+ritonavir), comedicatie met rifabutine in aanwezigheid van een PI (uitgezonderd fosamprenavir+ritonavir (niet aanbevolen)), combinatie met cobicistat, en comedicatie met itraconazol, ketoconazol en/of claritromycine.

Farmacogenetica: Een dosisaanpassing op basis van CYP3A5-genotype is niet nodig.

Kinderen ≥ 2 jaar en ≥ 10 kg

Een volwassen dosis van 150 mg 2×/dag komt overeen met de volgende doses op basis van lichaamsgewicht: 50 mg 2×/dag bij 10–20 kg; 75 mg 2×/dag bij 20–30 kg; 100 mg 2×/dag bij 30–40 mg; 150 mg 2×/dag bij > 40 kg. Een volwassen dosis van 300 mg 2×/dag komt overeen met de volgende dosis op basis van lichaamsgewicht: 300 mg 2×/dag bij > 30 kg. Voor andere doseringen ontbreken volgens de fabrikant gegevens; maraviroc wordt niet aanbevolen bij kinderen bij combinatie met geneesmiddelen waarvoor er bij volwassenen een dosering van 600 mg 2×/dag benodigd zou zijn.

Verminderde nierfunctie

  • Volwassenen: Bij een creatinineklaring < 80 ml/min alléén de dosering aanpassen naar 150 mg 1×/dag indien ook krachtige CYP3A4-remmers worden gebruikt, zoals HIV-proteaseremmers, cobicistat, claritromycine, itraconazol, ketoconazol of voriconazol.
  • Kinderen: Volgens de fabrikant ontbreken doseergegevens.

Verminderde leverfunctie

  • Volwassenen: Onduidelijk is of een dosisaanpassing nodig is.
  • Kinderen: Er is geen specifieke dosisaanpassing, er zijn hiertoe geen gegevens beschikbaar.
  • Wanneer nodig maraviroc voorzichtig toepassen.

Toediening: Kan met of zonder voedsel worden ingenomen.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): misselijkheid, buikpijn, flatulentie, anorexie. Depressie, slapeloosheid. Asthenie. Huiduitslag. Anemie. Verhoogde waarden van ASAT en ALAT.

Soms (0,1-1%): epileptische aanvallen/stoornissen. Houdingsafhankelijke hypotensie. Pneumonie, oesofageale candidiasis. Myositis. Nierfalen, proteïnurie. Verhoogde waarden van bilirubine, γ-GT en CK.

Zelden (0,01–0,1%): angina pectoris. Toxische hepatitis, leverfalen (waaronder met allergische kenmerken), levercirrose. Spieratrofie. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Diffuus grootcellig B-cel lymfoom, ziekte van Hodgkin, metastasen in bot, lever of peritoneum, slokdarmcarcinoom, maligniteit van de galwegen of nasofarynx. Granulocytopenie, pancytopenie. Verhoogde waarde van alkalische fosfatase (AF).

Verder zijn gemeld: toxische epidermale necrolyse (TEN). Duizeligheid. Collaps als gevolg van orthostatische hypotensie. Afwijkende waarden van amylase, lipase en neutrofielen. Koorts en eosinofilie, als onderdeel van vertraagde overgevoeligheidsreacties (waaronder ook huiduitslag en leverreacties) en gewoonlijk binnen 2–6 weken na aanvang van de therapie.

Antiretrovirale combinatietherapie (cART) is geassocieerd met het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) met bv. reactivering van herpesinfecties of auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. Ook osteonecrose kan voorkomen, vooral bij algemeen erkende risicofactoren, gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten of problemen met bewegen.

Interacties

Middelen die CYP3A4 remmen (bv. gebooste HIV-proteaseremmers) of induceren, verhogen respectievelijk verlagen daarmee de concentratie van maraviroc in het bloed (zie Farmacokinetiek, klik op rubriek Interacties tijdens verschillende kinetische processen en scroll daar naar Tabel 2); een dosisaanpassing kan nodig zijn (zie de link onderin deze rubriek en ook de rubriek Dosering).

  • Comedicatie met rifampicine+efavirenz of fosamprenavir+ritonavir of met sint-janskruid wordt niet aanbevolen in verband met suboptimale spiegels van maraviroc en dientengevolge resistentieontwikkeling en verlies van de virologisch respons.
  • Comedicatie met antihypertensiva kan orthostatische hypotensie induceren, vooral bij een ernstige nierinsufficiëntie en/of gelijktijdig gebruik van gebooste HIV-proteaseremmers of (andere) krachtige CYP3A-remmers.
  • Bij een verminderde nierfunctie met een creatinineklaring < 80 ml/min én gelijktijdig gebruik van gebooste HIV-proteaseremmers of (andere) krachtige CYP3A-remmers is dosisaanpassing van maraviroc aan de orde, zie rubriek Dosering.

Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die voornamelijk renaal geklaard worden kan leiden tot competitie om betrokken transportermechanismen. Omdat maraviroc deels renaal geklaard wordt, kunnen andere geneesmiddelen die renaal worden geëlimineerd, zoals ganciclovir, mogelijk interfereren met de eliminatie van maraviroc; voor lamivudine, zidovudine, tenofovir(disoproxil) en trimethoprim is dit echter niet aangetoond.

Maraviroc is substraat voor de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en OATP1B1; het effect van deze transporteiwitten op de blootstelling aan maraviroc is echter onduidelijker.

Zie voor meer informatie over deze en andere interacties van maraviroc en gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren (in zeer hoge dosering) schadelijk gebleken (embryofoetale toxiciteit).

Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren (in grote hoeveelheden).

Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV. Bij maraviroc wordt het ook ontraden omdat eventuele bijwerkingen bij de zuigeling niet uit te sluiten zijn.

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor soja en pinda.

Waarschuwingen en voorzorgen

Maraviroc alleen gebruiken wanneer alléén CCR5-troop HIV-1 aantoonbaar is, vastgesteld door een voldoende gevalideerde detectiemethode. Omdat het virale tropisme kan veranderen, de therapie zo snel mogelijk na de tropismetest starten.

Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.

Leveraandoeningen/overgevoeligheidsreacties

  • De veiligheid en werkzaamheid van maraviroc zijn niet specifiek bestudeerd bij significante onderliggende leveraandoeningen. Er is meer kans op levertoxiciteit als maraviroc wordt toegepast bij een eerder behandelde, met HIV geïnfecteerde patiënt en/of bij iemand met een bestaande leverfunctiestoornis (bv. chronische actieve hepatitis); controleer hierop. Wees extra voorzichtig bij co-infectie met hepatitis B en/of C; de gegevens hierover zijn beperkt.
  • Overweeg het staken van deze behandeling bij het optreden van symptomen van acute hepatitis, met name als er verdenking is van geneesmiddelgerelateerde overgevoeligheid óf bij een combinatie van verhoogde levertransaminasen met huiduitslag of andere systemische symptomen die wijzen op een mogelijke overgevoeligheid (bv. eosinofilie, een verhoogd IgE).
  • Staak de behandeling onmiddellijk bij ernstige overgevoeligheidsreacties zoals ernstige huidreacties, koorts, orgaandisfunctie, leverfalen.

Vanwege relatief weinig onderzoeksgegevens voorzichtig zijn bij personen met:

  • orthostatische hypotensie in de anamnese of voorgeschiedenis;
  • ernstige cardiovasculaire aandoeningen;
  • een verminderde nierfunctie (zie ook de rubriek Interacties);
  • een leeftijd > 65 jaar.

Kinderen: Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid, veiligheid en farmacokinetiek bij kinderen < 2 jaar of met een lichaamsgewicht < 10 kg.

Overdosering

Symptomen

Mogelijk kan orthostatische hypotensie en/of QT-verlenging optreden.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met maraviroc contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

CCR5-antagonist. Maraviroc bindt zich selectief aan de chemokine-receptor CCR5 en voorkomt daarmee dat CCR5-troop HIV-1 de cellen binnendringt. Het is in vitro niet actief tegen virussen die CXCR4 als hun co-receptor gebruiken om de cel binnen te dringen (duaal-trope of CXCR4-trope virussen). De antivirale activiteit van maraviroc tegen HIV-2 is niet beoordeeld.

Kinetische gegevens

Resorptie variabel, ⅓ minder met een vetrijk ontbijt.
F afhankelijk van de dosis ca. 23–33%.
T max ca. 2 uur (½–4 uur).
V d 2,8 l/kg.
Eiwitbinding ca. 76%
Metabolisering voornamelijk door CYP3A4 en CYP3A5, tot inactieve metabolieten.
Eliminatie voornamelijk in de vorm van metabolieten, ca. 20% met de urine en 80% met de feces. Mogelijk draagt dialyse bij aan enige klaring van maraviroc (gezien de relatief lage eiwitbinding).
T 1/2el ca. 13 uur, langer bij een verminderde leverfunctie.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

maraviroc hoort bij de groep CCR5-antagonisten.