buprenorfine (bij verslaving)
Samenstelling
Buprenorfine (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet voor sublinguaal gebruik
- Sterkte
- 2 mg, 8 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
buprenorfine (bij verslaving) vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Voor buprenorfine als substitutiebehandeling voor opioïdverslaving is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Substitutiebehandeling voor sterke opioïdverslaving, in het kader van een uitgebreide behandeling op medisch, sociaal en psychologisch vlak. De behandeling is bestemd voor gebruik bij volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar, die erin toegestemd hebben behandeld te worden voor hun opioïdenverslaving.
Doseringen
Behandeling pas starten als er objectieve en duidelijke tekenen van ontwenning zijn, zie ook de rubriek Waarschuwingen/ voorzorgen.
Aan het begin van de behandeling wordt dagelijkse verstrekking aan bevolen, bij een stabiele toestand mag indien mogelijk aan een patiënt een dosis voor een aantal dagen worden meegegeven tot maximaal zeven dagen.
Substitutiebehandeling bij opioïdverslaving.
Volwassenen:
Uitsluitend sublinguaal gebruiken. Begindosering: varieert van 0,8–4 mg 1×/dag; omdat er echter uitsluitend sublinguale tabletten van 2 en 8 mg op de Nederlandse markt zijn, is met dit preparaat alleen een begindosis van 2 mg mogelijk. Bij gelijktijdig gebruik van methadon eerst de dosering methadon verminderen tot max. 30 mg/dag. Onderhoudsdosering: varieert per individu en wordt bepaald door ophoging van de begindosering totdat de minimale werkzame dosering is vastgesteld; maximale dagdosering is 32 mg. Na een voldoende lange periode van stabilisatie de dosering geleidelijk afbouwen.
De tablet onder de tong houden totdat deze opgelost is (gewoonlijk na 5–10 min).
Bijwerkingen
Gerelateerd aan ontwenningsverschijnselen: buikpijn, diarree, spierpijn, angst, zweten.
Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, asthenie. Ontwenningssyndroom.
Vaak (1-10%): angst, agitatie, depressie, vijandigheid, nervositeit, duizeligheid, hypertonie, migraine, paresthesie, slaperigheid, hoofdpijn, verminderd denkvermogen, paranoia. ECG-abnormaliteiten (QT-prolongatie), syncope, hartkloppingen, orthostatische hypotensie, vasodilatatie. Bronchitis, infectie bv. influenza, faryngitis, rinitis, hoest, dyspneu. Lymfadenopathie. Rinorroe, traanstoornis, mydriase. Obstipatie, diarree, misselijkheid, braken, verminderde eetlust, buikpijn, droge mond, dyspepsie. Abnormaal zweten, huiduitslag, rugpijn, gewrichtspijn, rillingen, perifeer oedeem, koorts. Dysmenorroe.
Soms (0,1-1%): levernecrose, hepatitis, hepatische encefalopathie. Ademhalingsdepressie. Hallucinaties.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock, angioneurotisch oedeem, bronchospasme.
Verder zijn gemeld: afhankelijkheid, urineretentie, neonataal geneesmiddelonttrekkingssyndroom, bijwerkingen gerelateerd aan i.v. misbruik.
Interacties
Vermijd gelijktijdig gebruik met alcohol; alcohol verhoogt het sedatieve effect van buprenorfine.
Gelijktijdig gebruik met benzodiazepinen of aanverwante middelen kan leiden tot ademhalingsdepressie, diepe sedatie, coma en dood; dosis en duur van gelijktijdig gebruik moeten beperkt worden, vermijd de combinatie bij kans op misbruik. Het gebruik van een ander opioïd of andere centraal depressieve stoffen (zoals anaesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) en cimetidine kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (versterkte sedering, ademhalingsdepressie). Vermijd het gelijktijdig of korter dan twee weken tevoren gebruiken van MAO-remmers.
Bij combinatie met een opioïd kan pijnstilling moeilijk te bereiken zijn; ook is er kans op overdosering van het opioïd, met name bij pogingen om de partieel agonistische effecten van buprenorfine tegen te gaan, of wanneer de plasmaspiegel van buprenorfine eerder afneemt dan die van het opioïd.
Combinatie met naltrexon kan een plotselinge aanval van opioïde-ontwenningsverschijnselen veroorzaken.
Buprenorfine wordt voor ca. 30% gemetaboliseerd door CYP3A4; krachtige remmers van CYP3A4 zoals ketoconazol, macrolide-antibiotica en de proteaseremmer ritonavir kunnen de plasmaspiegel van buprenorfine verhogen; gelijktijdig gebruik met CYP3A4-inductoren, zoals fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne en rifampicine kan de plasmaspiegel verlagen. Zorgvuldige monitoring en zo nodig dosisaanpassing is nodig.
Bij gelijktijdig gebruik van andere potentiële hepatotoxische geneesmiddelen kan acute leverschade optreden.
Zwangerschap
Buprenorfine passeert de placenta.
Teratogenese: Er zijn relatief weinig gegevens over gebruik van buprenorfine tijdens de zwangerschap bij de mens; die laten geen kanstoename van congenitale afwijkingen zien. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken.
Farmacologisch effect: Chronisch gebruik tijdens het 3e trimester kan leiden tot ontwenningsverschijnselen (bv. hypertonie, agitatie, myoclonus of convulsies) bij de pasgeborene. Buprenorfine lijkt een kleiner risico te geven op neonatale onthoudingsverschijnselen dan methadon. Aan het eind van de zwangerschap kan buprenorfine ademhalingsdepressie bij de neonaat veroorzaken, óók na korte toedieningsperiode. Houd rekening met de lange halfwaardetijd van buprenorfine.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, kortdurend en in een zo'n laag mogelijke dosering.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; metabolieten: ja.
Farmacologisch effect: mogelijk. De concentratie in de moedermelk is echter laag en de orale absorptie gering. De concentratie in de moedermelk is laag en de opname vanuit het maag-darmkanaal gering. De blootstelling van de neonaat is daarom naar verwachting beperkt.
Overig: Opioïden kunnen de toeschietreflex verminderen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel is waarschijnlijk veilig.
Contra-indicaties
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- ernstige leverinsufficiëntie (de plasmaspiegel van buprenorfine neemt aanzienlijk toe);
- alcoholisme of delirium tremens;
- leeftijd < 16 j.
Zie ook de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gebruik bij kinderen < 16 jaar is gecontra-indiceerd vanwege gebrek aan gegevens.
Voorafgaand aan de behandeling vaststellen op het gebruikte opioïd lang- of kortwerkend is, hoeveel tijd verstreken is sinds het laatste opioïdgebruik en wat de mate van afhankelijkheid is.
De behandeling met buprenorfine pas starten wanneer duidelijke ontwenningsverschijnselen zichtbaar zijn, bv lichte tot matige ontwenningsverschijnselen op de COWS-onthoudingsschaal). Als het wordt toegediend wanneer er nog opioïden aan de µ-receptor zijn gebonden, verdringt buprenorfine deze van de receptor en veroorzaakt het hevige ontwenningsverschijnselen, met name indien toegediend binnen 6 uur na de laatste inname van heroïne of binnen 24 uur van methadon. Bij overstappen van methadon op buprenorfine eerst de methadondosis afbouwen tot ≤ 30 mg/ dag.
Voorafgaand aan de behandeling de leverfunctie controleren en de virale hepatitisstatus documenteren. Ook tijdens de behandeling de leverfunctie regelmatig controleren bij alle patiënten. Acute leverschade kan optreden, vooral bij reeds bestaande leveraandoeningen, infectie met het hepatitis B- of hepatitis C-virus, gelijktijdig gebruik van andere potentiële hepatotoxische geneesmiddelen en aanhoudend drugsgebruik. Controleer op symptomen van overdosering door verhoogde buprenorfinespiegels. Bij optreden van levernecrose of geelzucht de behandeling staken indien de klinische toestand van de patiënt dit toelaat.
Bij een ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) kan een dosisaanpassing nodig zijn.
Wees verder voorzichtig bij astma, verminderde longfunctie en/of overmatige slijmvorming in de luchtwegen, craniaal trauma, verhoogde craniale druk, convulsieve aandoeningen, cardiovasculaire aandoeningen, hypotensie, toxische psychose, galwegaandoeningen en -stenen, pancreatitis, prostaathypertrofie, hypothyroïdie, onbehandeld myxoedeem, bijnierschorsinsufficiëntie.
Fatale ademhalingsdepressie is gemeld, met name bij combinatie met benzodiazepinen, alcohol of andere opioïden, maar ook na per ongeluk innemen door kinderen of niet-afhankelijke volwassenen. Controleer zorgvuldig op symptomen van ademhalingsdepressie en sedatie.
Opioïden kunnen de druk van het hersenvocht verhogen, wat tot stuipen kan leiden.
Neem maatregelen om misbruik van buprenorfine te voorkomen, bv passende follow-up bezoeken.
De veiligheid en effectiviteit bij een leeftijd > 65 j. zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Zie voor informatie met betrekking tot een vergiftiging met buprenorfine de monografie opioïden via toxicologie.org/opioïden.
Eigenschappen
Buprenorfine is een partiële opioïd-agonist/antagonist die zich aan de μ- en κ-receptoren in de hersenen bindt. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
Kinetische gegevens
Overig | uit de tablet wordt alleen na sublinguale toediening een therapeutische bloedspiegel van buprenorfine bereikt. |
T max | sublinguaal na 90 min. |
Eiwitbinding | 95%. |
Overig | buprenorfine ondergaat een enterohepatische kringloop. |
Metabolisering | in de lever door CYP3A4 vrijwel volledig tot o.a. de-alkylbuprenorfine (norbuprenorfine), een agonist van de μ-receptoren met een geringe intrinsieke activiteit. |
Eliminatie | voornamelijk onveranderd met de feces (ca. 80%); de rest als conjugaat met de urine. |
T 1/2el | 20–25 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
buprenorfine (bij verslaving) hoort bij de groep middelen bij opioïdverslaving.