entecavir
Samenstelling
Baraclude Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg
Entecavir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Actieve immunisatie van risicogroepen tegen hepatitis B, met een hepatitis B-vaccin gebeurt in Nederland via preventieprogramma’s en naar aanleiding van risicocontacten. Soms, bv. wanneer een directe bescherming is gewenst, is passieve immunisatie met hepatitis B-immunoglobuline geïndiceerd, meestal gecombineerd met of gevolgd door actieve immunisatie. De behandeling van chronische hepatitis B bestaat uit entecavir of tenofovirdisoproxil of –alafenamide of, in selecte gevallen, peginterferon alfa.
Indicaties
- Behandeling van nucleoside-naïeve* volwassenen met chronische hepatitis B met:
-
- gecompenseerde leverziekte met tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde spiegels van alanine-aminotransferase (ALAT) en histologische tekenen van actieve leverontsteking en fibrose;
- gedecompenseerde leverziekte.
*Uitzondering: nucleoside-naïeve volwassenen mogen wél al lamivudine hebben gebruikt.
- Behandeling van nucleoside-naïeve kinderen vanaf 2 jaar (≥ 33 kg) met chronische hepatitis B met gecompenseerde leverziekte met tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde ALAT-spiegels en histologische tekenen van actieve matig-ernstige tot ernstige leverontsteking en/of fibrose. Zie voor wat betreft de keuze om de behandeling te starten bij kinderen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Het combineren van entecavir met een tweede antiviraal middel (zonder kruisresistentie tegen lamivudine of entecavir) heeft de voorkeur boven monotherapie in geval van aanwezigheid van lamivudine resistentie (LVDr) mutaties. Virologische doorbraak kan, in geval van gedecompenseerde leverziekte, gepaard gaan met ernstige complicaties van de onderliggende leverziekte.
Chronische hepatitis B-infectie en gecompenseerde leverziekte:
Volwassenen (incl. ouderen):
0,5 mg 1×/dag met of zonder voedsel. Bij onvoldoende reactie op lamivudine: 1 mg 1×/dag op de lege maag (> 2 uur vóór of > 2 uur na de maaltijd).
Kinderen vanaf 2 jaar en met een lichaamsgewicht ≥ 32,6 kg:
0,5 mg 1×/dag met of zonder voedsel.
Voor kinderen met een lichaamsgewicht < 32,6 kg of die niet in staat zijn tabletten in te slikken is een juiste dosering niet mogelijk, omdat de toedieningsvorm hiervoor (een drank) in Nederland niet in de handel is.
Chronische hepatitis B-infectie en gedecompenseerde leverziekte:
Volwassenen (incl. ouderen):
1 mg 1×/dag op de lege maag (> 2 uur vóór of > 2 uur na de maaltijd).
Verminderde nier- en/of leverfunctie:
- Volwassenen:
- Nucleoside-naïeve patiënten:
- bij een creatinineklaring 30–49 ml/min: 0,5 mg elke 48 uur;
- bij een creatinineklaring 10–29 ml/min: 0,5 mg elke 72 uur;
- bij een creatinineklaring < 10 ml/min, hemodialyse of CAPD: 0,5 mg elke 5–7 dagen, waarbij entecavir na voltooiing van de hemodialysesessie in wordt genomen;
- Bij onvoldoende reactie op lamivudine of bij gedecompenseerde leverziekte:
- bij een creatinineklaring 30–49 ml/min: 0,5 mg 1×/dag;
- bij een creatinineklaring 10–29 ml/min: 0,5 mg elke 48 uur;
- bij een creatinineklaring < 10 ml/min, hemodialyse of CAPD: 0,5 mg elke 72 uur; ná voltooiing van de hemodialyse innemen;
- Algemeen: De veiligheid en effectiviteit van de behandeling met aangepaste toedieningsintervallen bij een verminderde nierfunctie zijn niet klinisch onderzocht; controleer de virologische respons nauwkeurig.
- Alleen een leverfunctiestoornis: geen dosisaanpassing nodig.
- Nucleoside-naïeve patiënten:
- Kinderen: De farmacokinetiek bij pediatrische patiënten met nier- of leverfunctiestoornissen is niet onderzocht, daarnaast is dosisaanpassing niet mogelijk, omdat de toedieningsvorm hiervoor (een drank) in Nederland niet in de handel is. Deze doseringsadviezen zijn dan ook niet opgenomen.
Behandelduur: Voor zowel volwassen als kinderen geldt dat de optimale behandelduur niet bekend is. Bij HBeAG-positieve patiënten wordt aanbevolen de behandeling voort te zetten tot 12 maanden nadat HBe-seroconversie (verlies van HBeAg en HBV-DNA en detectie van anti-HBe in twee opeenvolgende serummonsters, waar 3–6 mnd. tussen zit) óf HBs-seroconversie optreedt óf totdat verminderde werkzaamheid wordt geconstateerd. Bij HBeAg-negatieve patiënten wordt aanbevolen de behandeling voort te zetten totdat HBs-seroconversie optreedt óf tot verminderde werkzaamheid wordt geconstateerd.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): hoofdpijn (9%), duizeligheid, slaapstoornissen, vermoeidheid. Misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree. Verhoogde transaminasen. Afname bicarbonaat (bij gedecompenseerde leverziekte, bij ca. 2%).
Soms (0,1–1%): huiduitslag, alopecia.
Zelden (0,01–0,1%): anafylactoïde reactie.
Verder zijn gemeld: andere afwijkende laboratoriumwaarden zoals verhoogde amylase- en lipasespiegels, verhoogd totaal bilirubinegehalte, verlaagde albuminespiegel en trombocytopenie. Exacerbaties van hepatitis tijdens de behandeling zijn gemeld. Hierbij zijn verhoogde ALAT-spiegels waargenomen, samenhangend met een daling van de 'viral load'. Acute exacerbaties zijn gemeld bij patiënten bij wie de behandeling met entecavir is gestaakt. Lactaatacidose is gemeld, vaak geassocieerd met hepatische decompensatie, en mede veroorzaakt door andere ernstige aandoeningen en blootstelling aan andere geneesmiddelen.
Bij kinderen is neutropenie een zeer vaak voorkomende bijwerking, verder komt het bijwerkingenprofiel bij hen overeen met dat van volwassenen.
Interacties
De plasmaconcentraties kunnen toenemen bij gelijktijdig gebruik van entecavir en geneesmiddelen die de nierfunctie remmen of worden uitgescheiden via actieve tubulaire secretie. Met uitzondering van lamivudine, adefovir en tenofovirdisoproxil (geen interactie) is het effect van gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die via de nieren worden uitgescheiden niet geëvalueerd; controleer bij combinatie van dergelijke geneesmiddelen op bijwerkingen.
Ciclosporine en tacrolimus kunnen na een levertransplantatie de blootstelling aan entecavir ca. 2× doen stijgen; controleer zowel de nierfunctie vóór en tijdens de behandeling als ook op bijwerkingen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken bij zeer hoge doses (misvormingen wervelkolom, staart, verminderde ossificatie, extra ribben en wervels).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Er zijn geen gegevens over het effect van entecavir op de overdracht van HBV van moeder op de pasgeborene. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Nadelige effecten voor de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Mutaties in HBV: Voor een beoordeling van de effectiviteit van entecavir bij bepaalde mutaties in het HBV zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 5.1, vanaf kopje antivirale activiteit) via 'Zie ook'.
Een lagere virologische respons (gedefinieerd als streefwaarde voor HBV DNA: < 50 IE/ml) is waargenomen bij kinderen met een baseline HBV DNA ≥ 8,0 log10 IE/ml. Weeg de voordelen van langdurige virologische suppressie af tegen het risico van langdurige behandeling, zoals het ontstaan van een resistent hepatitis B-virus.
Reeds bestaande lamivudine-resistente HBV wordt in verband gebracht met meer kans op resistentie tegen entecavir; bij een gedecompenseerde leverziekte kan virologische doorbraak leiden tot ernstige klinische complicaties van de onderliggende leverziekte; in dat geval de therapie aanpassen volgens de richtlijn (zie link in rubriek Advies).
Bij chronische hepatitis B kunnen spontane exacerbaties optreden gekenmerkt door kortstondige verhogingen van serum-ALAT van > 10× de ULN ('upper limit of normal') of > 2× de uitgangswaarde, met een daling van de serum-HBV DNA-spiegels. Bij gevorderde leverziekte of cirrose is er dan meer kans op hepatische decompensatie; de patiënt nauwlettend vervolgen. Tijdens de behandeling met entecavir is dit gemiddeld 4-5 weken na aanvang van de behandeling waargenomen. Bij patiënten met gedecompenseerde leverziekte, met name bij patiënten met een Child-Pughscore van 10–15, zijn vaker ernstige leverbijwerkingen waargenomen (zoals lactaatacidose en het hepatorenaal syndroom), vergeleken met gecompenseerde leverziekte. Deze patiënten tijdens de behandeling en indien van toepassing tot 6 maanden na staken van de behandeling regelmatig de lever- en nierfunctie controleren én controleren op de parameters die bij hepatitis B geassocieerd worden met een antivirale respons. Hoewel niet gemeld in fase II onderzoek kan, vanwege een verwante structuur met nucleoside-analoga het risico van lactaatacidose, soms met fatale afloop, niet worden uitgesloten; de behandeling staken bij snel stijgende aminotransferase spiegels, progressieve hepatomegalie of metabole/lactaatacidose van een onbekende oorzaak. Ernstige gevallen (soms fataal) zijn in verband gebracht met hogere serum lactaatspiegels, pancreatitis, hepatische steatose, lever- of nierfalen.
Na een behandeling van 24 weken en bij patiënten met een suboptimale respons een andere behandeling overwegen. Bij sommige patiënten met een chronische hepatitis B-virusziekte, kan na het staken van de therapie (mediane duur: na 23–24 weken) een exacerbatie van hepatitis (> 10× ULN of > 2× referentie [laagste uitgangswaarde of laatste gemeten waarde na de laatste dosis]) optreden met in sommige gevallen een fatale afloop. Indien de behandeling met entecavir moet worden gestaakt, de patiënt gedurende ten minste 6 maanden nauwlettend volgen.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens beschikbaar over de werkzaamheid van entecavir bij een gelijktijdige infectie met hepatitis C of D en bij HBeAg-negatieve patiënten die gelijktijdig zijn geïnfecteerd met HIV. Entecavir niet gebruiken bij patiënten met een HIV/HBV-co-infectie die geen cART krijgen, vanwege resistentie-ontwikkeling van het HIV.
Eigenschappen
Nucleoside analogon van guanosine met activiteit tegen HBV-polymerase. Entecavir wordt intracellulair efficiënt gefosforyleerd tot de actieve trifosfaatvorm (TP). Entecavir-TP remt 3 functionele activiteiten van het virale polymerase:
- priming van het HBV-polymerase;
- reverse-transcriptie van de negatieve streng DNA van het pregenome messenger-RNA (mRNA);
- synthese van de positieve DNA-streng.
Kinetische gegevens
F | ten minste 70%. |
T max | ½–1½ uur. |
Eliminatie | voornamelijk via de nieren, ca. 75% ongewijzigd (door glomerulaire filtratie en tubulaire secretie). Na 4 uur hemodialyse is ca. 13% van de dosis verwijderd, met CAPD is dit 0,3%. |
T 1/2el | intracellulair ca. 15 uur (entecavir-TP). |
T 1/2el | 128–149 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
entecavir hoort bij de groep HBV nucleoside reverse-transcriptaseremmers.