Geneesmiddelen

Stofnaam

Geneesmiddel

Indicatie

Toediening

anidulafungine

Anidulafungine, Ecalta

parenteraal (inj./inf.)

caspofungine

Cancidas, Caspofungine

parenteraal (inj./inf.)

micafungine

Micafungine, Mycamine

parenteraal (inj./inf.)

Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.

Werking

Werkingsmechanisme

Echinocandinen

  • zijn semisynthetische antimycotica;
  • remmen selectief het β-(1,3)–D–glucaansynthetase. Hierdoor wordt de aanmaak van het specifiek voor de celwand van schimmels en gisten essentiële β–(1,3)-D–glucaan geremd.

Effect

  • fungicide voor Candida spp. en fungostatisch voor Aspergillus spp.

Typerende bijwerkingen

Relatief frequent

  • gastro-intestinale klachten;
  • infusie- of overgevoeligheidsreacties;
  • milde hypokaliëmie, mogelijk op basis van renaal verlies van kalium;
  • verhoogde waarden van alkalinefosfatase (AF), ASAT, ALAT;
  • pijn op de infusieplaats, (trombo)flebitis;
  • koorts.

Minder frequent

  • ernstige overgevoeligheidsreacties;
  • ernstige levertoxiciteit.

Meer informatie

De echinocandinen worden over het algemeen goed verdragen en de verschillende middelen hebben een vergelijkbaar bijwerkingenprofiel. Ernstige bijwerkingen, die leiden tot staken van de therapie, komen bij echinocandinen minder vaak voor dan bij andere systemische antifungale middelen zoals amfotericine B en voriconazol 1 2.

Gebruik van echinocandinen gaat relatief vaak gepaard met milde, asymptomatische stijgingen van alkalinefosfatase (AF) en aminotransferasen (ASAT en ALAT), maar dergelijke afwijkingen worden minder vaak gezien dan bij amfotericine B of de azolen. In zeldzame gevallen is bij de echinocandinen ernstige levertoxiciteit gemeld, zoals significante hepatitis, hepatomegalie, hyperbilirubinemie en leverfalen; de causaliteit is echter niet definitief vastgesteld.

Histaminegemedieerde infusie- en overgevoeligheidsgerelateerde bijwerkingen, zoals jeuk, huiduitslag, hypotensie, bronchospasmen en angio-oedeem zijn bij alle echinocandinen gemeld. Deze zijn meestal mild en van voorbijgaande aard en kunnen worden verholpen door het verlagen van de infusiesnelheid of door toediening van ondersteunende medicatie. Koorts komt relatief vaak (≥ 10%) voor bij caspofungine, vergeleken met de twee andere middelen. Ook pijn op de infusieplaats en flebitis worden vaker gezien met caspofungine, met name als het wordt toegediend via een perifere infuuskatheter. Als deze bijwerkingen optreden is het advies de infusiesnelheid of concentratie caspofungine in de infusievloeistof te verlagen. Ernstige overgevoeligheidsreacties, zoals het Steven-Johnsonsyndroom, erythema multiforme of toxische epidermale necrolyse zijn (zeer) zeldzaam. Anafylaxie is bij elke echinocandine gemeld.