Samenstelling
Hepsera (dipivoxil) Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Baraclude Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg
Entecavir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Adefovir wordt afgeraden als behandeling van chronische hepatitis B, vanwege het grote risico op antivirale resistentie. Overweeg switchen naar entecavir, tenofovirdisoproxilfumaraat of tenofoviralafenamide bij patiënten die reeds met adefovir worden behandeld.
Advies
Actieve immunisatie van risicogroepen tegen hepatitis B, met een hepatitis B-vaccin gebeurt in Nederland via preventieprogramma’s en naar aanleiding van risicocontacten. Soms, bv. wanneer een directe bescherming is gewenst, is passieve immunisatie met hepatitis B-immunoglobuline geïndiceerd, meestal gecombineerd met of gevolgd door actieve immunisatie. De behandeling van chronische hepatitis B bestaat uit entecavir of tenofovirdisoproxil of –alafenamide of, in selecte gevallen, peginterferon alfa.
Indicaties
Behandeling van chronische hepatitis B bij volwassenen met:
- gecompenseerde leverziekte met tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde spiegels van alanine-aminotransferase (ALAT) en histologische tekenen van actieve leverontsteking en fibrose, indien het gebruik van een alternatief antiviraal middel met een hogere genetische barrière voor resistentie niet beschikbaar of passend is;
- gedecompenseerde leverziekte, in combinatie met een tweede middel zonder kruisresistentie tegen adefovir.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van nucleoside-naïeve* volwassenen met chronische hepatitis B met:
-
- gecompenseerde leverziekte met tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde spiegels van alanine-aminotransferase (ALAT) en histologische tekenen van actieve leverontsteking en fibrose;
- gedecompenseerde leverziekte.
*Uitzondering: nucleoside-naïeve volwassenen mogen wél al lamivudine hebben gebruikt.
- Behandeling van nucleoside-naïeve kinderen vanaf 2 jaar (≥ 33 kg) met chronische hepatitis B met gecompenseerde leverziekte met tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde ALAT-spiegels en histologische tekenen van actieve matig-ernstige tot ernstige leverontsteking en/of fibrose. Zie voor wat betreft de keuze om de behandeling te starten bij kinderen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Chronische hepatitis B-infectie
Volwassenen
10 mg 1×/dag; dit is tevens de maximale dosering.
Verminderde nierfunctie en dialyse: creatinineklaring 30–49 ml/min: 10 mg eenmaal per 2 dagen; creatinineklaring 10–29 ml/min: 10 mg eenmaal per 3 dagen (er zijn echter geen gegevens over de veiligheid en werkzaamheid bij deze groep patiënten); hemodialyse: 10 mg eenmaal per 7 dagen, toegediend na 12 uur continue dialyse (of na 3 dialysesessies die elk 4 uur hebben geduurd); er zijn geen gegevens bekend bij patiënten met een creatinineklaring < 10 ml/min die niet worden gedialyseerd of bij patiënten met ambulante peritoneale dialyse.
De optimale behandelduur is onbekend. Bij HBeAg-positieve patiënten zonder cirrose de behandeling ten minste 6–12 maanden voortzetten nadat HBeAg-seroconversie (HBeAg-verlies en HBV-DNA verlies met detectie van anti-HBe) is bevestigd, of tot HBsAg-seroconversie, of tot tekenen van verlies van effectiviteit. Bij HBeAg-negatieve (pre-core mutant) patiënten zonder cirrose de behandeling ten minste voortzetten totdat HBsAg-seroconversie is opgetreden of tot verlies van effectiviteit. Bij patiënten met gedecompenseerde leverziekte of cirrose wordt staking van de behandeling niet aangeraden.
Toediening: Oraal met of zonder voedsel innemen.
Doseringen
Het combineren van entecavir met een tweede antiviraal middel (zonder kruisresistentie tegen lamivudine of entecavir) heeft de voorkeur boven monotherapie in geval van aanwezigheid van lamivudine resistentie (LVDr) mutaties. Virologische doorbraak kan, in geval van gedecompenseerde leverziekte, gepaard gaan met ernstige complicaties van de onderliggende leverziekte.
Chronische hepatitis B-infectie en gecompenseerde leverziekte:
Volwassenen (incl. ouderen):
0,5 mg 1×/dag met of zonder voedsel. Bij onvoldoende reactie op lamivudine: 1 mg 1×/dag op de lege maag (> 2 uur vóór of > 2 uur na de maaltijd).
Kinderen vanaf 2 jaar en met een lichaamsgewicht ≥ 32,6 kg:
0,5 mg 1×/dag met of zonder voedsel.
Voor kinderen met een lichaamsgewicht < 32,6 kg of die niet in staat zijn tabletten in te slikken is een juiste dosering niet mogelijk, omdat de toedieningsvorm hiervoor (een drank) in Nederland niet in de handel is.
Chronische hepatitis B-infectie en gedecompenseerde leverziekte:
Volwassenen (incl. ouderen):
1 mg 1×/dag op de lege maag (> 2 uur vóór of > 2 uur na de maaltijd).
Verminderde nier- en/of leverfunctie:
- Volwassenen:
- Nucleoside-naïeve patiënten:
- bij een creatinineklaring 30–49 ml/min: 0,5 mg elke 48 uur;
- bij een creatinineklaring 10–29 ml/min: 0,5 mg elke 72 uur;
- bij een creatinineklaring < 10 ml/min, hemodialyse of CAPD: 0,5 mg elke 5–7 dagen, waarbij entecavir na voltooiing van de hemodialysesessie in wordt genomen;
- Bij onvoldoende reactie op lamivudine of bij gedecompenseerde leverziekte:
- bij een creatinineklaring 30–49 ml/min: 0,5 mg 1×/dag;
- bij een creatinineklaring 10–29 ml/min: 0,5 mg elke 48 uur;
- bij een creatinineklaring < 10 ml/min, hemodialyse of CAPD: 0,5 mg elke 72 uur; ná voltooiing van de hemodialyse innemen;
- Algemeen: De veiligheid en effectiviteit van de behandeling met aangepaste toedieningsintervallen bij een verminderde nierfunctie zijn niet klinisch onderzocht; controleer de virologische respons nauwkeurig.
- Alleen een leverfunctiestoornis: geen dosisaanpassing nodig.
- Nucleoside-naïeve patiënten:
- Kinderen: De farmacokinetiek bij pediatrische patiënten met nier- of leverfunctiestoornissen is niet onderzocht, daarnaast is dosisaanpassing niet mogelijk, omdat de toedieningsvorm hiervoor (een drank) in Nederland niet in de handel is. Deze doseringsadviezen zijn dan ook niet opgenomen.
Behandelduur: Voor zowel volwassen als kinderen geldt dat de optimale behandelduur niet bekend is. Bij HBeAG-positieve patiënten wordt aanbevolen de behandeling voort te zetten tot 12 maanden nadat HBe-seroconversie (verlies van HBeAg en HBV-DNA en detectie van anti-HBe in twee opeenvolgende serummonsters, waar 3–6 mnd. tussen zit) óf HBs-seroconversie optreedt óf totdat verminderde werkzaamheid wordt geconstateerd. Bij HBeAg-negatieve patiënten wordt aanbevolen de behandeling voort te zetten totdat HBs-seroconversie optreedt óf tot verminderde werkzaamheid wordt geconstateerd.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): asthenie. Lichte tot middelmatige verhoging serumcreatinine.
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, dyspepsie, flatulentie, diarree, buikpijn. Hoofdpijn. Huiduitslag, jeuk. Abnormale nierfunctie, nierfalen, hypofosfatemie.
Soms (0,1-1%): proximale niertubulopathie (waaronder het syndroom van Fanconi).
Verder zijn gemeld: pancreatitis. Osteomalacie (zich manifesterend als botpijn en zelden bijdragend aan het ontstaan van fracturen) en myopathie; beide geassocieerd met proximale niertubulopathie.
Bij gedecompenseerde leverziekte is er een groter risico van niertoxiciteit.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): hoofdpijn (9%), duizeligheid, slaapstoornissen, vermoeidheid. Misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree. Verhoogde transaminasen. Afname bicarbonaat (bij gedecompenseerde leverziekte, bij ca. 2%).
Soms (0,1–1%): huiduitslag, alopecia.
Zelden (0,01–0,1%): anafylactoïde reactie.
Verder zijn gemeld: andere afwijkende laboratoriumwaarden zoals verhoogde amylase- en lipasespiegels, verhoogd totaal bilirubinegehalte, verlaagde albuminespiegel en trombocytopenie. Exacerbaties van hepatitis tijdens de behandeling zijn gemeld. Hierbij zijn verhoogde ALAT-spiegels waargenomen, samenhangend met een daling van de 'viral load'. Acute exacerbaties zijn gemeld bij patiënten bij wie de behandeling met entecavir is gestaakt. Lactaatacidose is gemeld, vaak geassocieerd met hepatische decompensatie, en mede veroorzaakt door andere ernstige aandoeningen en blootstelling aan andere geneesmiddelen.
Bij kinderen is neutropenie een zeer vaak voorkomende bijwerking, verder komt het bijwerkingenprofiel bij hen overeen met dat van volwassenen.
Interacties
Wees voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen die de nierfunctie beïnvloeden of aantasten zoals ciclosporine, tacrolimus, lisdiuretica, i.v. aminoglycosiden, tenofovir, vancomycine, parenteraal amfotericine B, pentamidine, foscarnet en platinaverbindingen. De plasmaconcentratie kan toenemen door middelen die de nierfunctie remmen of competitie aangaan om de actieve tubulaire secretie (via in dit geval dezelfde OAT1-transporter); ook de plasmaconcentratie van deze middelen kan toenemen.
Interacties
De plasmaconcentraties kunnen toenemen bij gelijktijdig gebruik van entecavir en geneesmiddelen die de nierfunctie remmen of worden uitgescheiden via actieve tubulaire secretie. Met uitzondering van lamivudine, adefovir en tenofovirdisoproxil (geen interactie) is het effect van gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die via de nieren worden uitgescheiden niet geëvalueerd; controleer bij combinatie van dergelijke geneesmiddelen op bijwerkingen.
Ciclosporine en tacrolimus kunnen na een levertransplantatie de blootstelling aan entecavir ca. 2× doen stijgen; controleer zowel de nierfunctie vóór en tijdens de behandeling als ook op bijwerkingen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren die adefovir intraveneus kregen, is bij toxische doses reproductietoxiciteit gebleken. Bij dieren die de doses oraal kregen, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling. Er zijn geen gegevens over het effect van adefovir op de overdracht van HBV op de pasgeborene.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken bij zeer hoge doses (misvormingen wervelkolom, staart, verminderde ossificatie, extra ribben en wervels).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Er zijn geen gegevens over het effect van entecavir op de overdracht van HBV van moeder op de pasgeborene. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden. Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Nadelige effecten voor de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Nierfunctie: Vóór de behandeling de creatinineklaring berekenen. Wees voorzichtig bij een bestaande nierfunctiestoornis of bij comedicatie met geneesmiddelen die de nierfunctie kunnen beïnvloeden (zie rubriek Interacties). Bij een normale nierfunctie, de nierfunctie en serumfosfaat in het eerste jaar om de 4 weken controleren, daarna om de 3 maanden. Bij (meer kans op) een verminderde nierfunctie vaker controleren. Op basis van postmarketinggegevens kan langdurige (> ~200 weken) behandeling leiden tot progressieve verandering van de nierfunctie, wat kan resulteren in een nierfunctiestoornis.
Tijdens behandeling van chronische hepatitis B-patiënten elke drie maanden ALAT–waarden en HBV–DNA meten en elke zes maanden HBeAg. Spontane exacerbaties komen relatief vaak voor met kortstondige stijgingen van ALAT-waarden, terwijl de HBV-DNA spiegels afnemen; bij gevorderde leverziekte of cirrose is er dan meer kans op leverdecompensatie die fataal kan zijn. Staken van de behandeling wordt dan niet aanbevolen. Bij sommige patiënten met een chronische hepatitis B-virusziekte, kan zich na staken van adefovir een exacerbatie van hepatitis optreden (meestal binnen 12 weken), met in sommige gevallen leverdecompensatie en met een fatale afloop. Indien de behandeling met adefovir wordt gestaakt de patiënt nauwlettend volgen; controleer regelmatig serum ALAT en HBV-DNA spiegels om eventuele late virologische terugval op te merken. Bij gedecompenseerde leverziekte en cirrose wordt beëindiging van de behandeling ontraden; bij het optreden van nierinsufficiëntie bij deze patiënten, overwegen het toedieningsinterval aan te passen of over te gaan op een andere behandeling.
Lactaatacidose/leverziekte: Vanwege een verwante structuur met nucleoside-analoga kan het risico van lactaatacidose, soms met fatale afloop, niet worden uitgesloten. Bij gelijktijdige toediening met nucleoside-analoga de behandeling van deze middelen staken bij snel stijgende aminotransferase spiegels, progressieve hepatomegalie of metabole/lactaatacidose van onbekende oorzaak. Benigne digestieve symptomen als misselijkheid, braken en buikpijn kunnen een aanwijzing zijn voor het ontwikkelen van een lactaatacidose. Ernstigere gevallen gaan gepaard met hogere serumlactaatspiegels, pancreatitis, hepatische steatose, lever- en nierfalen. Wees voorzichtig met het voorschrijven aan patiënten (m.n. vrouwen met obesitas) met hepatomegalie, hepatitis en andere bekende risicofactoren voor leverziekte (waaronder het gebruik van sommige geneesmiddelen en alcohol); volg deze patiënten nauwlettend.
Resistentie: Bij langer gebruik (> 48 weken) als monotherapie neemt de kans op resistentie toe (bij gebruik van 240 weken ca. 20–29%, o.a. afhankelijk van HbeAg status en groter indien op week 48 van de behandeling sprake is van HBV DNA > 1.000 kopieën/ml). Om de kans op resistentie te verminderen bij patiënten met een gedecompenseerde leverziekte, adefovir combineren met een tweede middel zonder kruisresistentie tegen adefovir (bv. lamivudine). Bij adefovir monotherapie een aanpassing van de behandeling overwegen indien na minimaal 1 jaar behandeling de HBV-DNA spiegels boven de 1.000 kopieën/ml blijven.
Onderzoeksgegevens: Er zijn te weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van adefovir bij de behandeling van een chronische hepatitis B-virusinfectie bij HIV-geïnfecteerden. Behandeling met adefovir beperken tot patiënten bij wie de HIV-RNA onder controle is. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de werkzaamheid van adefovir bij een gelijktijdige infectie met hepatitis C of D. Niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar vanwege een gebrek aan gegevens over veiligheid en werkzaamheid. De klinische ervaring bij patiënten > 65 jaar is zeer beperkt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Mutaties in HBV: Voor een beoordeling van de effectiviteit van entecavir bij bepaalde mutaties in het HBV zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 5.1, vanaf kopje antivirale activiteit) via 'Zie ook'.
Een lagere virologische respons (gedefinieerd als streefwaarde voor HBV DNA: < 50 IE/ml) is waargenomen bij kinderen met een baseline HBV DNA ≥ 8,0 log10 IE/ml. Weeg de voordelen van langdurige virologische suppressie af tegen het risico van langdurige behandeling, zoals het ontstaan van een resistent hepatitis B-virus.
Reeds bestaande lamivudine-resistente HBV wordt in verband gebracht met meer kans op resistentie tegen entecavir; bij een gedecompenseerde leverziekte kan virologische doorbraak leiden tot ernstige klinische complicaties van de onderliggende leverziekte; in dat geval de therapie aanpassen volgens de richtlijn (zie link in rubriek Advies).
Bij chronische hepatitis B kunnen spontane exacerbaties optreden gekenmerkt door kortstondige verhogingen van serum-ALAT van > 10× de ULN ('upper limit of normal') of > 2× de uitgangswaarde, met een daling van de serum-HBV DNA-spiegels. Bij gevorderde leverziekte of cirrose is er dan meer kans op hepatische decompensatie; de patiënt nauwlettend vervolgen. Tijdens de behandeling met entecavir is dit gemiddeld 4-5 weken na aanvang van de behandeling waargenomen. Bij patiënten met gedecompenseerde leverziekte, met name bij patiënten met een Child-Pughscore van 10–15, zijn vaker ernstige leverbijwerkingen waargenomen (zoals lactaatacidose en het hepatorenaal syndroom), vergeleken met gecompenseerde leverziekte. Deze patiënten tijdens de behandeling en indien van toepassing tot 6 maanden na staken van de behandeling regelmatig de lever- en nierfunctie controleren én controleren op de parameters die bij hepatitis B geassocieerd worden met een antivirale respons. Hoewel niet gemeld in fase II onderzoek kan, vanwege een verwante structuur met nucleoside-analoga het risico van lactaatacidose, soms met fatale afloop, niet worden uitgesloten; de behandeling staken bij snel stijgende aminotransferase spiegels, progressieve hepatomegalie of metabole/lactaatacidose van een onbekende oorzaak. Ernstige gevallen (soms fataal) zijn in verband gebracht met hogere serum lactaatspiegels, pancreatitis, hepatische steatose, lever- of nierfalen.
Na een behandeling van 24 weken en bij patiënten met een suboptimale respons een andere behandeling overwegen. Bij sommige patiënten met een chronische hepatitis B-virusziekte, kan na het staken van de therapie (mediane duur: na 23–24 weken) een exacerbatie van hepatitis (> 10× ULN of > 2× referentie [laagste uitgangswaarde of laatste gemeten waarde na de laatste dosis]) optreden met in sommige gevallen een fatale afloop. Indien de behandeling met entecavir moet worden gestaakt, de patiënt gedurende ten minste 6 maanden nauwlettend volgen.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens beschikbaar over de werkzaamheid van entecavir bij een gelijktijdige infectie met hepatitis C of D en bij HBeAg-negatieve patiënten die gelijktijdig zijn geïnfecteerd met HIV. Entecavir niet gebruiken bij patiënten met een HIV/HBV-co-infectie die geen cART krijgen, vanwege resistentie-ontwikkeling van het HIV.
Eigenschappen
Adefovirdipivoxil is een prodrug van adefovir. Adefovir is een antivirale stof die werkzaam is tegen het hepatitis B-virus (HBV). Het is pas werkzaam nadat het intracellulair is omgezet in de actieve metaboliet adefovirdifosfaat. Deze metaboliet remt virale polymerasen door competitie met het natuurlijke substraat (deoxyadenosinetrifosfaat) en blokkeert daardoor voortijdig de virale DNA-ketenverlenging.
Kinetische gegevens
F | ca. 60%. |
T max | gem. 1,8 uur (range 0,6–4,0 uur), vertraagd met ca. 2 uur indien ingenomen met zeer vetrijk voedsel. |
V d | ca. 0,4 l/kg. |
Overig | distributie naar de meeste weefsels; de hoogste concentraties doen zich voor in nier-, lever- en intestinale weefsels. |
Metabolisering | na orale toediening wordt adeforvirdipivoxil snel gemetaboliseerd tot adefovir. |
Eliminatie | binnen 24 uur wordt 45% als adefovir in de urine teruggevonden. Adefovir wordt uitgescheiden door een combinatie van glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie. Een 4 uur durende hemodialyse verwijdert circa 35% van de dosis. Het effect van peritoneale dialyse is niet onderzocht. |
T 1/2el | intracellulair 12–36 uur. |
T 1/2el | ca. 7,5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Nucleoside analogon van guanosine met activiteit tegen HBV-polymerase. Entecavir wordt intracellulair efficiënt gefosforyleerd tot de actieve trifosfaatvorm (TP). Entecavir-TP remt 3 functionele activiteiten van het virale polymerase:
- priming van het HBV-polymerase;
- reverse-transcriptie van de negatieve streng DNA van het pregenome messenger-RNA (mRNA);
- synthese van de positieve DNA-streng.
Kinetische gegevens
F | ten minste 70%. |
T max | ½–1½ uur. |
Eliminatie | voornamelijk via de nieren, ca. 75% ongewijzigd (door glomerulaire filtratie en tubulaire secretie). Na 4 uur hemodialyse is ca. 13% van de dosis verwijderd, met CAPD is dit 0,3%. |
T 1/2el | intracellulair ca. 15 uur (entecavir-TP). |
T 1/2el | 128–149 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
adefovir hoort bij de groep HBV nucleoside reverse-transcriptaseremmers.
Groepsinformatie
entecavir hoort bij de groep HBV nucleoside reverse-transcriptaseremmers.