Samenstelling
Levobupivacaïne (levo-vorm, als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 0,25%
- Sterkte
- 2,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 0,5%
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 0,75%
- Sterkte
- 7,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 1,25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- zak 100 ml, zak 200 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Flecaïnide (acetaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Tambocor (acetaat) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte 'CR'
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 15 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Citanest (hydrochloride) Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
Prilotekal (hydrochloride) XGVS Nordic Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Ampullen zijn uitsluitend voor éénmalig gebruik.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Er is voor levobupivacaïne geen advies vastgesteld.
Advies
Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death (2022) en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia (2019).
Advies
Gezien het indicatiegebied zal de toepassing van prilocaïne in hoofdzaak beperkt blijven tot de kliniek. Voor zover buiten de kliniek gebruikt, behoort het tot de zogenaamde spreekkamerutensiliën, die reeds in het honorarium van de arts en tandarts zijn inbegrepen.
Indicaties
- Volwassenen: anesthesie:
- voor grote operatieve ingrepen (epidurale –incl. keizersnede–, intrathecale, perifere zenuwblokkade);
- voor kleine operatieve ingrepen (lokale infiltratie, perifere zenuwblokkade bij oogheelkundige operatieve ingreep).
- Volwassenen: Epidurale pijnbehandeling (postoperatief of bij weeën).
- Kinderen: Analgesie (ilio-inguinale/ilio-hypogastrische blokkade).
Indicaties
- Levensbedreigende ventriculaire aritmieën, zoals symptomatische, aanhoudende ventriculaire tachycardie;
- AV-nodale re-entry tachycardie, Wolff-Parkinson-Whitesyndroom en andere stoornissen met anomale bundels en antero- of retrograde geleiding.
Alleen injectie tevens:
- Acute aanval van paroxismaal atriumfibrilleren die korter duurt dan 24 uur mits er géén sprake is van structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie én behandeling duidelijk noodzakelijk is. Parenterale toediening is alleen geïndiceerd, wanneer de stoornissen snel onder controle moeten worden gebracht of de behandeling een kortdurende profylactische is.
Alleen tablet tevens:
- Behoud van sinusritme na conversie van acuut paroxismaal atriumfibrilleren mits er geen sprake is van hartlijden of een slechte linkerkamerfunctie én behandeling vanwege de ernst van de symptomen en de frequentie van de aanvallen duidelijk noodzakelijk is;
- Invaliderende premature ventriculaire contracties en/of 'non-sustained' ventriculaire tachycardie met invaliderende symptomen, die resistent is voor andere therapieën óf indien andere therapieën niet goed worden verdragen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Citanest
Volwassenen en kinderen ≥ 6 maanden:
- infiltratie-anesthesie;
- intraveneuze regionale anesthesie bij kleine operatieve ingrepen;
- geleidingsanesthesie.
Prilotekal
- spinale anesthesie bij volwassenen bij kortdurende operaties.
Doseringen
Anesthesie bij operaties:
Volwassenen
Injectievloeistof: epiduraal 5–7,5 mg/ml: bolus 10–20 ml in 5 min, epiduraal 5 mg/ml voor keizersnede 15–30 ml in 15–20 min, max. 150 mg; intrathecaal 5 mg/ml: 3 ml; perineuraal: perifere zenuw 2,5–5 mg/ml: 1–40 ml, max. 150 mg, peribulbaire blokkade 7,5 mg/ml: 5–15 ml; lokale infiltratie 2,5 mg/ml: 1–60 ml, max. 150 mg.
Kinderen tot 12 jaar
Ilio-inguinale/iliohypogastrische blokkade: perineuraal 2,5 mg/ml: 0,5 ml/kg/kant; 5 mg/ml: 0,25ml/kg/kant, max. 1,25 mg/kg per kant.
Pijnbehandeling:
Volwassenen
Injectievloeistof: epiduraal 2,5 mg/ml: bij weeën 6–10 ml met intervallen van > 15 min tussen de injecties; epiduraal infusie 1,25 mg/ml: bij weeën 4–10 ml per uur, maximaal 12,5 mg/uur, postoperatief 10–15 ml per uur, max. 18,75 mg/uur.
Infusievloeistof 1,25 mg/ml uitsluitend voor epidurale toediening: continu epiduraal infuus postoperatief (10–15 ml/uur) 12,5 tot max. 18,75 mg/uur; lumbaal epiduraal (analgesie bij weeën) (4–10 ml/uur) 5 tot max. 12,5 mg/uur.
De maximale dosering bij langdurige blokkade door continue infusie of herhaalde bolusinjecties is 400 mg per 24 uur. Bij verzwakte, oudere of zieke patiënten dienen lagere maximale doses te worden aangehouden. Bij combinatie met andere middelen, zoals opioïden bij pijnstilling, de dosering verlagen en een lagere concentratie gebruiken. Er is weinig ervaring met levobupivacaïne gedurende een periode langer dan 24 uur.
Bij toxische symptomen de injectie onmiddellijk staken.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Flecaïnide van tdm-monografie.org.
De behandeling onder medisch toezicht instellen en dosisaanpassingen onder controle van ECG en plasmaspiegel doorvoeren. Benodigde plasmaspiegel voor maximaal therapeutisch effect: 0,2–1 mg/l.
Levensbedreigende ventriculaire aritmieën
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 100 mg 2×/dag, max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 200 mg 1×/dag; max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt.
Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.
Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.
AV-nodale re-entry tachycardie, Wolff-Parkinson-Whitesyndroom en andere stoornissen met anomale bundels en antero- of retrograde geleiding
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 50 mg 2×/dag, zo nodig verhogen tot max. 300 mg per dag. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 100 mg 1×/dag; zo nodig na 4–5 dagen verhogen. Optimale dosering 200 mg 1×/dag, max. dosering 300 mg 1×/dag.
Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.
Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.
Acute aanval van paroxismaal atriumfibrilleren
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.
Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.
Behoud van sinusritme na conversie van acuut paroxismaal atriumfibrilleren
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 50 mg 2×/dag, indien nodig verhogen tot max. 300 mg per dag. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 100 mg 1×/dag; zo nodig na 4–5 dagen verhogen. Optimale dosering 200 mg 1×/dag, max. dosering 300 mg 1×/dag.
Invaliderende premature ventriculaire contracties en/of 'non-sustained' ventriculaire tachycardie
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 100 mg 2×/dag, max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 200 mg 1×/dag; max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt.
Bij orale toediening: Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring: tabl. < 35 ml/min/1,73m², caps mga ≤ 20 ml/min/m²): begindosering max. 100 mg per dag onder regelmatige controle van de plasmaspiegel; de dosering eventueel aanpassen na 4–5 dagen. Bij verminderde leverfunctie: dosering max. 100 mg per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen. Bij ouderen: begindosering max. 100 mg 1× per dag of 50 mg 2× per dag; onderhoudsdosering max. 300 mg/dag. Bij aanwezigheid van een permanente pacemaker: dosering max. 200 mg per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen.
Bij orale óf parenterale toediening: Bij combinatietherapie met amiodaron: flecaïnidedosering met 50% verlagen; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen. Oraal max. 200 mg flecaïnide per dag onder regelmatige controle. Bij combinatie met cimetidine: oraal max. 200 mg flecaïnide per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zo nodig de dosering of het middel aan, in overleg met de apotheker.
Doseringen
De aanbevolen doses gelden voor een lichaamsgewicht van 70 kg en de dosering dient te worden aangepast aan leeftijd, gewicht en conditie van de patiënt.
Anesthesie (Citanest)
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
de maximale dosis: 500 mg.
Operatieve anesthesie: 5 mg/ml: tot 40–60 ml; werking binnen 10–15 min.
Intra-articulaire blokkade: 5 mg/ml: tot 60 ml; werking binnen 5–10 min gedurende 0,5–1 uur na 'wash out'. 10 mg/ml: tot 40 ml; werking binnen 5–10 min gedurende 0,5–1 uur na 'wash out'.
Infiltratieanesthesie: 5 mg/ml: tot 100 ml; werking binnen 1–2 min gedurende 1,5–2 uur. 10 mg/ml: tot 50 ml; werking binnen 1–2 min gedurende 2–3 uur.
Geleidingsanesthesie: 10 mg/ml: vingerblokkade 1–5 ml; werking binnen 2–5 min gedurende 1,5–2 uur. Intercostale blokkade 2–5 ml; werking binnen 3–5 min gedurende 1–2 uur.
Grote zenuwblokkade plexus brachialis: 10 mg/ml: 30–50 ml (werking binnen 15–30 min gedurende 1,5–2 uur); 20 mg/ml: 15–20 ml (werking binnen 15–30 min gedurende 2–3 uur).
Kinderen 6 maanden–12 jaar
Tot max. 5 mg/kg; bij kinderen met overgewicht en vochtretentie is een geleidelijke dosisvermindering nodig, gebaseerd op het ideale lichaamsgewicht.
Spinale anesthesie (Prilotekal)
Volwassenen
Spinaal: 20 mg/ml: verlenging sensorische blokkade T10 (met ca. 100–130 min): 2–3 ml; max. 4 ml.
Overweeg de dosis te verlagen bij verminderde lever- of nierfunctie, ouderen en bij patiënten met een slechte algemene conditie of comorbiditeit (bv. vaatocclusie, arteriosclerose, diabetische polyneuropathie).
Toediening
Voor het inspuiten de oplossing op lichaamstemperatuur brengen; het injecteren van de koude oplossing is pijnlijk.
De 5 mg/ml oplossing Citanest bereiden door het verdunnen van een 10 mg/ml oplossing met hetzelfde volume iso-osmotische zoutoplossing.
De multidose-flacons met conserveermiddel (Citanest) niet voor intrathecale, intracisternale, epidurale, intrabulbaire of retrobulbaire toedieningsweg gebruiken.
Prilotekal alleen gebruiken voor spinale anesthesie, niet voor epidurale anesthesie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie, misselijkheid, anemie.
Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn, postoperatieve pijn, braken, rugpijn, koorts, foetale onrust.
Verder: allergische reacties (in ernstige gevallen anafylactische shock), hypersensitiviteit, toevallen/stuipen, verlies van bewustzijn, slaperigheid, syncope, paresthesie, paraplegie, paralyse, onscherp zicht, ptosis, miose, enoftalmie, atrioventriculaire blokkade, hartstilstand, ventriculaire tachyaritmie, tachycardie, bradycardie, hypotensie, overmatig blozen, respiratoir arrest, laryngeaal oedeem, apneu, niezen, verminderde gevoeligheid van de mondverlies van controle over de kringspier, angio-oedeem, urticaria, pruritus, overmatig zweten, anhidrose, erytheem, spiertrillingen, spierzwakte, disfunctioneren van de blaas, priapisme, verminderd hartminuutvolume, veranderingen op het ECG. Bijwerkingen op lokale anesthetica van het amidetype zijn zeldzaam, maar kunnen voorkomen als gevolg van overdosering of onbedoelde intravasculaire injectie en kunnen ernstig zijn. Gevoeligheid voor meerdere geneesmiddelen van het amidetype is gemeld binnen deze groep lokale anesthetica. De cardiovasculaire reacties worden gewoonlijk voorafgegaan door ernstige toxiciteit van het centrale zenuwstelsel, dat wil zeggen convulsies. Meldingen van voorbijgaand Horner-syndroom en meldingen van langdurige zwakte of sensorische stoornis, waarvan enkele blijvend geweest kunnen zijn, zijn in verband gebracht met gebruik van levobupivacaïne. Meldingen van cauda-equinasyndroom (CES) of tekenen en symptomen van mogelijk letsel aan de basis van het ruggenmerg of van de spinale zenuwwortels (waaronder paresthesie, zwakte of verlamming van de onderste extremiteiten, verlies van controle over de darmen en/of blaas en priapisme) zijn in verband gebracht met levobupivacaïne toediening. Deze gebeurtenissen waren ernstiger en verdwenen in sommige gevallen niet, wanneer levobupivacaïne langer dan 24 uur werd toegediend.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, draaierigheid, licht gevoel in het hoofd (vaak van voorbijgaande aard). Visusstoornis (diplopie, wazig zien).
Vaak (1-10%): pro-aritmie (bij structurele hartaandoening). Dyspneu. Asthenie, vermoeidheid, koorts, oedeem.
Soms (0,1-1%): afname rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes. Bij atriumfibrilleren een 1:1 AV-geleiding met toename hartritme. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, buikpijn, verminderde eetlust, dyspepsie, flatulentie. Allergische dermatitis (incl. huiduitslag), alopecia.
Zelden (0,01-0,1%): hallucinaties, depressie, verwardheid, angst, amnesie, slapeloosheid. Paresthesie, ataxie, hypo-esthesie, hyperhidrose, syncope, tremor, blozen, slaperigheid, hoofdpijn, perifere neuropathie, convulsie, dyskinesie. Oorsuizen, vertigo. Pneumonitis. Stijging van leverenzymwaarden (met of zonder geelzucht). Ernstige urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): toegenomen antinucleaire antistoffen met en zonder systemische ontsteking. Corneale neerslag. Fotosensibilisatie.
Verder zijn gemeld: dosisgerelateerde toename van het PQ- en QRS-interval, veranderde hartstimulatie('pacing')-drempel, tweede- en derdegraads AV-blok, hartstilstand, bradycardie, (congestief) hartfalen, pijn op de borst, hypotensie, myocardinfarct, palpitaties, sinusarrest, tachycardie, ventriculaire fibrillatie. Tot uiting komen van een reeds bestaand Brugada-syndroom. Longfibrose, interstitiële longaandoening. Leverfunctiestoornis. Artralgie, myalgie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): met name na epidurale blokkade hypotensie, misselijkheid.
Vaak (1-10%): paresthesie, duizeligheid, braken.
Soms (0,1-1%): centrale toxiciteit (convulsie, paresthesie rond de mond, gevoelloze tong, hyperacusis, visusstoornis, tremor, tinnitus, dysartrie, bewusteloosheid), bradycardie, hypertensie.
Zelden (0,01-0,1%): allergische en anafylactische reacties, jeuk, neuropathie, perifere zenuwbeschadiging (aanhoudende anesthesie, parese van onderste extremiteiten, verlies van sfinctercontrole), methemoglobinemie en cyanose, arachnoïditis, diplopie, hartstilstand, hartaritmieën, ademhalingsdepressie.
Vooral na hoge doses, te snelle absorptie of per abuis gegeven intravasculaire injectie kunnen verschijnselen van overdosering optreden.
Interacties
Er is een potentieel risico van interactie met CYP3A4-remmers zoals ketoconazol en CYP1A2-remmers zoals methylxanthinen.
Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met anti-aritmica met een lokaal-anesthetische werking. Bij gelijktijdig gebruik van andere lokale anesthetica of middelen die structureel verwant zijn aan amide-type lokale anesthetica zijn de toxische effecten van deze geneesmiddelen additief.
Klinische studies naar de combinatie met adrenaline (epinefrine) zijn niet afgerond.
Interacties
Combinatie met klasse I antiaritmica (bv. kinidine) is gecontra-indiceerd.
Bij combinatie met klasse II antiaritmica (bv. β-blokkers) kunnen additieve negatief inotrope effecten optreden.
Bij combinatie met amiodaron de flecaïnidedosering met 50% verlagen en zorgvuldig controleren op bijwerkingen onder controle van de plasmaspiegel.
Voorzichtig bij combinatie met calciumkanaalblokkers (bv. verapamil).
De plasmaconcentratie van digoxine kan toenemen (met 15%); de digoxineconcentratie 6 uur na toediening van digoxine bepalen, voor of na toediening van flecaïnide.
Flecaïnide wordt gemetaboliseerd door CYP2D6; CYP2D6–remmers (zoals propranolol, ritonavir, cimetidine, terbinafine, bupropion, fluoxetine, paroxetine) kunnen de flecaïnide–concentratie verhogen, CYP2D6-inductoren (zoals fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, dexamethason, rifampicine) kunnen de plasmaspiegel verlagen.
Combinatie met ritonavir of lopinavir vermijden vanwege meer kans op ventriculaire aritmie door verhoging van de plasmaconcentratie.
Kinine en cobicistat verhogen eveneens de plasmaspiegel van flecaïnide.
De plasmaconcentratie kan dalen door efavirenz, etravirine, nevirapine.
Bij combinatie met antipsychotica (clozapine, haloperidol, risperidon) of antihistaminica (bv. mizolastine) is er meer kans op aritmie.
Stoffen die hypokaliëmie of intracellulaire kaliumdeficiëntie veroorzaken zoals bepaalde laxantia en diuretica, lithiumzouten en corticosteroïden kunnen het risico op cardiotoxiciteit vergroten.
Interacties
Toediening van lokaal-anesthetica met vasoconstrictoren leidt tot langere werkingsduur met lagere bloedspiegels van het anestheticum. Bij gebruik van anticoagulantia is subarachnoïdale anesthesie gecontra-indiceerd. Bij gebruik van klasse III-antiaritmica (amiodaron), ECG-bewaking overwegen, omdat additieve cardiale effecten optreden. Gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die de vorming van methemoglobine kunnen induceren, zoals sulfonamiden, anti-malariamedicatie en nitroglycerine doet de kans op methemoglobinemie toenemen.
Zwangerschap
Levobupivacaïne passeert de placenta.
Teratogenese: Klinische gegevens over gebruik van levobupivacaïne in de zwangerschap zijn beperkt. Bij gebruik tijdens de bevalling kunnen bijwerkingen bij de pasgeborene optreden, zoals bradycardie en ademhalingsdepressie.
Advies: Gebruik ontraden. Gebruik bij paracervicale blokkade in de obstetrie is gecontra-indiceerd, omdat het kan leiden tot bradycardie en effecten op de vitale functies van het kind.
Zwangerschap
Flecaïnide passeert de placenta (ca. 80%).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, onder controle van de plasmaspiegel.
Zwangerschap
Prilocaïne passeert de placenta.
Teratogenese: onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Gebruik van hoge dosering tijdens zwangerschap of bevalling kan bij de neonaat methemoglobinemie veroorzaken en mogelijk foetale bradycardie, acidose en centrale demping. Na een paracervicaal blok of pudendus-anesthesie bij obstetrische indicaties is neonatale methemoglobinemie gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt, alleen bij een urgente indicatie en in een lage dosis. Bij gebruik tijdens de bevalling kunnen bijwerkingen bij de pasgeborene optreden, zoals bradycardie en ademhalingsdepressie. Niet toepassen bij paracervicale of pudendale blokkade.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, waarschijnlijk.
Farmacologisch effect: Bij therapeutische dosering is het risico voor het kind minimaal.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Teratogenese: Kans op nadelige effecten bij de zuigeling klein, omdat de plasmaconcentratie bij de zuigeling 5–10× lager is dan de therapeutische geneesmiddelspiegel. Stapeling kan wel optreden.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit middel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: niet bekend.
Advies: Gebruik ontraden in verband met onvoldoende gegevens en het risico van methemoglobinemie. Eenmalige toepassing bij de tandarts is waarschijnlijk geen probleem gezien de kleine hoeveelheid die daarbij wordt gebruikt. De borstvoeding niet eerder dan ca. 24 uur na de behandeling hervatten.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lokaal-anesthetica van het amidetype;
- intraveneuze regionale anesthesie (Biers-blokkade);
- ernstige hypotensie zoals cardiogene of hypovolemische shock;
- toepassing bij i.v. regionale anesthesie;
- paracervicale blokkade in de obstetrie;
- de 0,75% oplossing: bij obstetrisch gebruik.
Contra-indicaties
- verminderde ventriculaire functie, cardiogene shock, ernstige bradycardie (< 50 hartslagen per minuut), ernstige hypotensie;
- asymptomatische en niet ernstige symptomatische ventriculaire aritmieën;
- myocardinfarct in de voorgeschiedenis of hartfalen indien tevens asymptomatische ventriculaire extrasystolie of asymptomatische ventriculaire tachycardie aanwezig is;
- tweede en derdegraads AV-blok, bundeltak- of distaal gelegen blok, gestoorde sinusknoopfunctie of afwijkingen in de boezemgeleiding, tenzij pacingapparatuur beschikbaar is;
- langer bestaand onbehandeld atriumfibrilleren;
- hemodynamische significante hartklepziekten;
- Brugada-syndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor lokale anesthetica van het amidetype of voor het conserveermiddel;
- ernstige problemen met de hartgeleiding;
- ernstige anemie;
- gedecompenseerd hartfalen;
- cardiogene en hypovolemische shock;
- aangeboren of verworven methemoglobinemie;
- kinderen < 6 maanden vanwege meer kans op methemoglobinemie.
Daarnaast bij Prilotecal:
- algemene contra-indicaties voor intrathecale anesthesie: ziekten aan het centraal zenuwstelsel, zoals meningitis, tumoren, poliomyelitis, hersenbloeding; spinale stenoses en ziekten (bv. spondylitis, tuberculose tumoren) of recent trauma aan de wervelkolom; pernicieuze anemie met symptomen die op aantasting van het ruggenmerg wijzen; pyogene infecties van de huid in de onmiddellijke buurt van de injectieplaats; sepsis; cardiogene of hypovolemische shock; stoornissen in de bloedstolling of behandeling met anticoagulantia.
- intravasculaire injectie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alleen toedienen door of onder toezicht van een arts met de nodige opleiding en ervaring. Bij epidurale anesthesie zorgen voor een intraveneuze lijn. De toxische verschijnselen kunnen het best worden voorkomen door: a. altijd de laagst mogelijke concentratie te gebruiken; b. te aspireren alvorens te injecteren, zodat niet per ongeluk een intravasculaire injectie kan worden gegeven. Vóór injectie van een grote dosis, zoals bij epidurale anesthesie, wordt een testdosis van 3–5 ml lidocaïne met adrenaline (epinefrine), aanbevolen; accidentele intravasculaire injectie kan worden herkend aan toename van de hartfrequentie en intrathecale injectie aan tekenen van spinale blokkade.
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige leverfunctiestoornis, cardiovasculaire afwijking (zoals ernstige hartritmestoornis), bestaande afwijking aan het centraal zenuwstelsel, gebruik in het hoofd en nek gebied en bij verzwakten, ouderen of acuut zieken.
Niet toepassen voor een continu intra-articulair infuus, vanwege het risico op chondrolyse.
Bij patiënten met reeds bestaande afwijkingen aan het centraal zenuwstelsel is voorzichtigheid geboden met intrathecale of epidurale toediening.
Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal-anesthetica van het amidetype.
Levobupivacaïne voor epidurale analgesie gedurende een periode van 24 uur of langer is in verband gebracht met ernstige neurotoxiciteit. Om de kans op ernstige neurologische complicaties te minimaliseren, dient men zowel de patiënt als de duur van toediening met levobupivacaïne nauwgezet te controleren.
Voor ilio-inguinale/iliohypogastrische blokkade ontbreken gevevens over kinderen jonger dan 6 maanden.
Hulpstoffen: wees voorzichtig met natrium in de injectie- of infusievloeistof bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij structurele hartaandoening of een abnormale linkerventrikelfunctie. Bij behandeling van asymptomatische ventriculaire aritmieën na een myocardinfarct kan de mortaliteit toegenomen zijn. Bij een organische cardiomyopathie, met name bij een myocardinfarct in de voorgeschiedenis, flecaïnide alleen initiëren als andere antiaritmica die niet behoren tot klasse 1C ineffectief zijn of niet worden verdragen én als non-farmacologische therapie niet geïndiceerd is. Voorzichtig toepassen bij acuut atriumfibrilleren na hartchirurgie.
Vóór toediening de elektrolythuishouding normaliseren en ernstige hypotensie of bradycardie behandelen. ECG en plasmaspiegels nauwlettend controleren bij het instellen van de behandeling en bij dosisaanpassingen. ECG-controle één keer per maand en langetermijn-ECG elke drie maanden; bij aanvang van de behandeling of bij dosisverhoging elke 2–4 dagen een ECG maken. Bij doseringsrestricties (zie Doseringen) tevens in week 2 en 3 een ECG maken om de dosering te controleren.
Voorzichtig bij een permanente pacemaker of tijdelijke hartstimulatie-elektroden, vanwege verhoging van de endocardiale hartstimulatiedrempel. Niet gebruiken bij bestaande verminderde prikkelbaarheid of een niet-programmeerbare pacemaker tenzij er geschikte hartstimulatieapparatuur beschikbaar is. Soms kunnen problemen met defibrilleren optreden, vaak bij een reeds bestaande hartaandoening met hartvergroting, myocardinfarct in de voorgeschiedenis, arteriosclerotische hartaandoening en hartfalen. Wees voorzichtig bij een acuut begin van atriumfibrilleren na een hartoperatie.
Bij lever- en nierinsufficiëntie alleen gebruiken onder zorgvuldige controle van de plasmaspiegel (spiegels boven 0,7–1 mg/l vermeerderen de kans op bijwerkingen); bij voorkeur niet gebruiken bij ernstige leverinsufficiëntie.
Bij toepassing bij zuigelingen en kinderen is gebleken dat melkproducten (melk, babyvoeding, yoghurt) de absorptie van flecaïnide bij kinderen kunnen reduceren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Terughoudendheid is geboden bij acute porfyrie. Voorzichtigheid is geboden bij ernstige lever- en nierfunctiestoornissen, bij ouderen, een slechte algehele conditie, bij partieel of totaal AV-blok, bloedarmoede of cardiale insufficiëntie.
Men dient rekening te houden met kruisovergevoeligheid met andere lokaal-anesthetica van het amidetype.
Epidurale anesthesie kan hypotensie en bradycardie veroorzaken; behandel hypotensie onmiddellijk met een i.v.-sympathicomimeticum, herhaal zo nodig.
Bij retro- en peribulbaire injectie van een lokaal-anestheticum zijn in zeldzame gevallen ernstige (oog)weefselreacties gemeld.
Om bijwerkingen te voorkomen, gebruik zoveel mogelijk de minimaal effectieve dosis en overschrijd de maximale dosis niet; dien de injectie langzaam toe en aspireer daarbij enkele malen om intravasculaire injectie te voorkomen. Continue intra-articulaire infusie wordt afgeraden, vanwege kans op chondrolyse. Bij langdurige blokkade kan lokale beschadiging van de zenuw optreden.
Vooral bij ouderen, en zwangeren in de laatste periode van de zwangerschap is voorzichtigheid geboden met spinale anesthesie vanwege de toegenomen kans op een hoog of totaal-spinaalblok: daarom wordt aanbevolen de dosis van het anestheticum te verlagen. Prilotekal niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar.
Hulpstoffen:
- Methylparahydroxybenzoaat of propylparahydroxybenzoaat in de injectievloeistof kan in zeldzame gevallen bronchospasmen veroorzaken. Vloeistoffen die conserveermiddelen bevatten niet intrathecaal, intracisternaal, epiduraal, intrabulbair of retrobulbair toepassen;
- Glucose in Prilotekal maakt dat het alleen te gebruiken is voor spinale anesthesie, en niet voor epidurale anesthesie;
- Natrium: houd bij hoge dosering en strikte natriumbeperking rekening met het natriumgehalte in de injectievloeistof.
Overdosering
Symptomen
Als gevolg van overdosering, te snelle absorptie en per abuis gegeven intravasculaire injectie komen ernstige bijwerkingen voor: zowel reacties van het centrale zenuwstelsel en het hart-vaatstelsel. De symptomen van het centrale zenuwstelsel uiten zich als spraakstoornissen, licht gevoel in het hoofd, duizeligheid, toegenomen gehoorscherpte, oorsuizen, visusstoornissen en tremoren, gevolgd door sufheid, convulsies, bewusteloosheid en eventueel ademhalingsstilstand. De cardiovasculaire reacties uiten zich als hypotensie, hartritmestoornissen en depressie van het myocard. Zij kunnen zowel het gevolg zijn van hypoxie, veroorzaakt door convulsies en apneu, als van een direct effect.
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
mogelijk levensbedreigende: hypotensie, bradycardie, geleidingsvertraging (sinoatriaal of AV-blok), verlenging van QRS- en QT-interval ventriculaire aritmie, atriumflutter.
Zie voor meer informatie over een vergiftiging met flecaïnide vergiftigingen.info.
Overdosering
Therapie
Verhoogde methemoglobinewaarden, in eerste instantie behandelen met zuurstoftoediening, kunnen binnen 15 minuten worden genormaliseerd met een eenmalige toediening van methyleenblauw i.v. (1–2 mg/kg lichaamsgewicht, = methylthioninechloride).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met prilocaïne contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Lokaal-anestheticum van het amidetype. Enantiomeer van bupivacaïne en hieraan equipotent. Omdat de sterkte van het bupivacaïneracemaat wordt weergegeven als hydrochloridezout bevat de levobupivacaïne oplossing circa 13% meer actieve bestanddelen vergeleken met bupivacaïne. Werking: binnen 10–15 min. Werkingsduur: afhankelijk van type van blokkade, epiduraal 6–9 uur.
Kinetische gegevens
V d | 0,96 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever o.a. via CYP3A4 en CYP1A2. |
Eliminatie | als metaboliet met de urine (71%) en de feces (24%). |
T 1/2el | gemiddeld 80 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Klasse Ic antiaritmicum. Het verhoogt de prikkeldrempel van het hart, vertraagt de prikkelgeleiding en verlengt de refractaire periode.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | ca. 90% (tablet), > 75% (capsule mga). |
T max | 21–25 uur (capsule mga). |
V d | 8,3 l/kg. |
Overig | Therapeutische plasmaspiegel: 0,2–1 mg/l. |
Metabolisering | vnl. door CYP2D6 in de lever deels tot metabolieten, waarvan twee met enige effectiviteit. |
Eliminatie | vnl. via de nieren, ca. 30% onveranderd, deels als metabolieten. Ca. 5% met de feces. Flecaïnide wordt voor ca. 1% verwijderd door hemodialyse. |
T 1/2el | ca. 20 uur. Verlengd bij nierfunctiestoornis, hartfalen en alkalische urine. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lokaal-anestheticum van het amidetype met middellange werkingsduur. Werkingsduur: afhankelijk van type blokkade; zie onder Doseringen.
Kinetische gegevens
Metabolisering | in lever, nieren en longen door amidasen tot o.a. o-toluïdine en N-propylamine. Vervolgens wordt o-toluïdine gehydroxyleerd tot 2-amino-3-hydroxytolueen en 2-amino-5-hydroxytolueen; metabolieten waaraan het optreden van methemoglobinemie wordt toegeschreven. |
T 1/2el | 1½ uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
levobupivacaïne hoort bij de groep anesthetica, lokaal, parenteraal.
- articaïne/adrenaline (N01BB58) Vergelijk
- bupivacaïne (N01BB01) Vergelijk
- bupivacaïne/adrenaline (N01BB51) Vergelijk
- bupivacaïne/glucose (N01BB01) Vergelijk
- chloorprocaïne (N01BA04) Vergelijk
- lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
- lidocaïne/adrenaline (N01BB52) Vergelijk
- mepivacaïne (N01BB03) Vergelijk
- prilocaïne (N01BB04) Vergelijk
- prilocaïne/felypressine (N01BB54) Vergelijk
- ropivacaïne (N01BB09) Vergelijk
Groepsinformatie
flecaïnide hoort bij de groep antiaritmica klasse I.
Groepsinformatie
prilocaïne hoort bij de groep anesthetica, lokaal, parenteraal.
- articaïne/adrenaline (N01BB58) Vergelijk
- bupivacaïne (N01BB01) Vergelijk
- bupivacaïne/adrenaline (N01BB51) Vergelijk
- bupivacaïne/glucose (N01BB01) Vergelijk
- chloorprocaïne (N01BA04) Vergelijk
- levobupivacaïne (N01BB10) Vergelijk
- lidocaïne (parenteraal) (N01BB02) Vergelijk
- lidocaïne/adrenaline (N01BB52) Vergelijk
- mepivacaïne (N01BB03) Vergelijk
- prilocaïne/felypressine (N01BB54) Vergelijk
- ropivacaïne (N01BB09) Vergelijk