Samenstelling
ReFacto AF XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens 4 ml + toebehoren
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Veyvondi XGVS Baxalta Innovations
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 650 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml
De specifieke activiteit is ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit. Bevat tevens sporen van recombinant factor VIII, muizenimmunoglobuline en hamstereiwit.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1300 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml
De specifieke activiteit is ongeveer 110 IE vWF:RCo/mg eiwit. Bevat tevens sporen van recombinant factor VIII, muizenimmunoglobuline en hamstereiwit.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Hemlibra XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 0,7 ml, flacon 1 ml, flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Afstyla XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van de ziekte van Von Willebrand de richtlijn Ziekte van von Willebrand op hematologienederland.nl.
Advies
Profylaxe met subcutaan emicizumab is minstens even effectief in het voorkomen van bloedingen bij ernstige hemofilie A zonder remmers, als profylactische behandeling met intraveneus factor VIII (elke 2–3 dagen) zonder een toename van de ongunstige effecten. Ook als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met matig-ernstige ziekte met een ernstig fenotype voor bloedingen voldoet emicizumab aan de stand van de wetenschap en praktijk. Profylaxe met emicizumab heeft in die groep tevens een gelijke waarde ten opzichte van profylaxe met factor VIII. De s.c.-toediening van emicizumab (1×/week, 1×/2 weken óf 1×/4 weken) heeft een groter gebruiksgemak en kan van voordeel zijn voor patiënten die slecht perifeer te prikken zijn of zelf niet in staat zijn de reguliere intraveneuze profylaxe met factor VIII toe te dienen. De langetermijnervaring met emicizumab is relatief beperkt, met factor VIII is die ruim. Zie voor meer informatie over de behandeling van hemofilie de richtlijn Hemofilie op hematologienederland.nl.
- ZIN-rapport 2020 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers tegen factor VIII
- ZIN-rapport 2023 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers met een ernstig fenotype voor bloedingen
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Indicaties
- Preventie of behandeling van hemorragie of peri-operatieve bloeding bij volwassenen met de ziekte van Von Willebrand, wanneer behandeling met alleen desmopressine niet effectief of gecontra-indiceerd is.
Indicaties
Profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A
- met remmers tegen stollingsfactor VIII;
- zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met:
- ernstige ziekte (Factor VIII < 1%)
- matig ernstige ziekte (Factor VIII ≥ 1% en ≤ 5%) met een ernstig fenotype voor bloedingen.
Indicaties
- Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloeding en de klinische toestand.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl.
Afhankelijk van de ernst van de bloedingen: vereiste dosering (IE) = lichaamsgewicht (kg) × gewenste stijging van factor VIII (%) × 0,5 IE/kg.
Lange termijn profylaxe van bloedingen:
20–40 IE/kg lichaamsgewicht i.v. om de 2–3 dagen.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte):
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot bloeding ophoudt of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom):
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn gestild en het acute functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen:
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur, tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep:
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur ten minste 1 dag tot genezing van de wond. Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Doseringsadviezen kunnen voor individuele patiënten te laag liggen, zelfs als geen antilichamen tegen moroctocog α zijn opgetreden, zodat individuele titratie van het geneesmiddel nodig is.
In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere intervallen tussen de doses of hogere doses noodzakelijk zijn.
Bij onder- of overgewicht kan het nodig zijn de dosering op basis van het lichaamsgewicht aan te passen.
Toediening: Langzaam intraveneus toedienen gedurende enkele minuten. Het preparaat binnen 3 uur na oplossen toedienen.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de bloeding/operatieve ingreep, de klinische toestand en het gewicht van de patiënt. Bij bepaling van de dosis op basis van gewicht kan aanpassing bij patiënten met onder- of overgewicht nodig zijn.
Gewoonlijk verhoogt 1 IE/kg vWF:RCo de activiteit van vWF in plasma met 0,02 IE/ml (2%).
Behandeling van bloedingen bij de ziekte van Von Willebrand
Volwassenen
Richtlijn: i.v.: begindosering 40–80 IE/kg lichaamsgewicht, vervolgens zo nodig 40–60 IE/kg elke 8–24 uur. Combineren met rFVIII als de factor VIII:C < 0,4 IE/ml (40%) is of onbekend is of bij actief bloedende patiënten afhankelijk van de factor VIII:C-spiegel, bij combinatie met factor VIII dit binnen 10 min na toediening van vonicog α toedienen. Er dienen plasmaconcentraties van vWF:RCo > 0,6 IE/ml (60%) en factor VIII:C > 0,4 IE/ml (40%) bereikt te worden.
Bij lichte bloedingen (bv. bloedneus, bloeding in mondholte, menorragie): i.v.: 40–50 IE/kg, vervolgens zo nodig 40–50 IE/kg om de 8–24 uur zolang als klinisch nodig is.
Bij ernstige bloedingen (bv. ernstige/refractaire bloedneus, menorragie, maag-darmstelselbloeding, letsel van het centraal zenuwstelsel, hemartose, traumatische bloeding): i.v.: 50–80 IE/kg, vervolgens zo nodig 40–60 IE/kg om de 8–24 uur gedurende ca. 2–3 dagen of zolang als klinisch nodig is. Bij ernstige bloedingen is de streefwaarde van de dalspiegel van vWF:RCo > 0,5 IE/ml (50%).
Preventie van peri-operatieve bloedingen bij de ziekte van Von Willebrand
Volwassenen
i.v.: 40–60 IE/kg lichaamsgewicht 12–24 uur voorafgaand aan de ingreep bij patiënten met ontoereikende activiteit van factor VIII. De factor VIII:C-spiegel hierna binnen 3 uur vóór de aanvang van de ingreep beoordelen. Indien deze spiegel adequaat is (ten minste 0,4 IE/ml voor een kleine chirurgische ingreep en mondchirurgie en ten minste 0,8 IE/ml voor een grote chirurgische ingreep) dan uitsluitend vonicog α toedienen binnen 1 uur vóór de ingreep. Indien de factor VIII:C spiegel niet adequaat is vonicog α toedienen in combinatie met een zuiver factor VIII-product (zie rubriek Interacties). De streefwaarden hangen af van de beoogde ingreep, een formule om de dosis te berekenen is hieronder vermeld.
Voorafgaand aan een kleine ingreep en mondchirurgie is de streefwaarde vWF:RCo 0,5–0,6 IE/ml (50–60%) en factor VIII:C 0,4–0,5 IE/ml (40–50%). De volgende formule kan gebruikt worden om de benodigde dosis te berekenen: vereist aantal IE vWF:RCo = [streefwaarde vWF:Rco-piekplasmaspiegel - vWF:RCo-plasmaspiegel bij baseline] × lichaamsgewicht in kg / IR. De IR = incrementele recovery zoals gemeten bij de patiënt, indien deze waarde niet beschikbaar is, ga dan uit van 0,02 IE/ml per IE/kg. Combinatie met rFVIII kan noodzakelijk zijn om de beoogde spiegels te bereiken.
Voorafgaand aan een grote ingreep is de streefwaarde vWF:RCo 1 IE/ml en factor VIII:C 0,8–1 IE/ml. De volgende formule kan gebruikt worden om de benodigde dosis te berekenen: vereist aantal IE vWF:RCo = [streefwaarde vWF:Rco-piekplasmaspiegel - vWF:RCo-plasmaspiegel bij baseline] × lichaamsgewicht in kg / IR. De IR= incrementele recovery zoals gemeten bij de patiënt, indien deze waarde niet beschikbaar is, ga dan uit van 0,02 IE/ml per IE/kg. Combinatie met rFVIII kan noodzakelijk zijn om de beoogde spiegels te bereiken.
Ná aanvang van een ingreep, de vWF:Rco en de factor VIII:C plasmaspiegels controleren en daarnaast het intra- en postoperatieve substitutieschema individueel vaststellen. Postoperatief: tot maximaal 72 uur na een kleine ingreep is de streefwaarde vWF:RCo ≥ 0,3 IE/ml (30%) en factor VIII:C > 0,4 IE/ml (40%). Tot maximaal 72 uur na een grote ingreep is de streefwaarde vWF:RCo > 0,5 IE/ml (50%) en daarna > 0,3 IE/ml (30%), voor factor VIII:C tot maximaal 72 uur na de ingreep > 0,5 IE/ml (50%) en daarna > 0,4 IE/ml (40%). De individueel vastgestelde dosis kan gegeven worden elke 12–24 uur of om de dag gedurende ten minste 48 uur (na een kleine ingreep) of 72 uur (na een grote ingreep). Combinatie met rFVIII kan noodzakelijk zijn om de beoogde spiegels te bereiken.
Toediening
- Via i.v.-injectie, maximaal 4 ml/min;
- Bij het optreden van reacties zoals tachycardie, door toediening van vonicog α, de infusiesnelheid verlagen of de toediening staken;
- Meng vonicog α niet met andere geneesmiddelen, behalve met octocog α (Advate®).
Doseringen
Behandeling met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex of geactiveerd eptacog α, de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Profylaxe met FVIII kan gedurende de eerste 7 dagen van de behandeling met emicizumab worden voorgezet.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar
s.c.: aanbevolen oplaaddosis: 3 mg/kg 1×/week gedurende de eerste 4 weken. Onderhoudsdosering: 1,5 mg/kg 1×/week of 3 mg 1×/2 weken of 6 mg 1×/4 weken. Per injectie maximaal 2 ml injectievloeistof toedienen en de verschillende concentraties van emicizumab (30 mg/ml en 150 mg/ml) niet combineren in dezelfde injectiespuit.
Bij ouderen (≥ 65 jaar) en bij een licht verminderde nierfunctie of een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over gebruik bij een matig verminderde nier- of leverfunctie en geen gegevens bij een leeftijd > 77 jaar of bij een ernstig verminderde nier- of leverfunctie.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen tot 1 dag vóór de volgende geplande dosis; er mag geen dubbele dosis toegediend worden.
Toediening
- Subcutaan toedienen in dij, buik of achterkant van de bovenarm (bovenarm voor verzorger of medisch personeel). Niet injecteren in gebieden waar de huid rood, beschadigd, pijnlijk of verhard is of in moedervlekken of littekens.
- Patiënten > 7 jaar, mogen na de juiste training en voorlichting het middel in principe zelf (of door hun mantelzorger laten) toedienen.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloeding en de klinische toestand.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl.
Afhankelijk van de ernst van de bloedingen: vereiste dosering (IE) = lichaamsgewicht (kg) × gewenste stijging van factor VIII (%) × 0,5 IE/kg.
De op het lichaamsgewicht gebaseerde dosering moet mogelijk aangepast worden bij onder-of overgewicht.
Langzaam intraveneus toedienen, maximaal 10 ml/min.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte)
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot de pijn gestopt is of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom)
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn gestild en acuut functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur, tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep
Volwassenen en kinderen
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur ten minste 1 dag of tot genezing van de wond.
Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
20–50 IE/kg lichaamsgewicht met intervallen van 2–3 dagen.
Bij kinderen < 12 jaar
30–50 IE/kg 2–3× per week. Bij deze patiëntengroep kunnen, door een hogere klaring, kortere toedieningsintervallen of hogere doses noodzakelijk zijn.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Hoesten. Gewrichtspijn. Koorts. Antistoffen tegen factor VIII bij nog niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%):misselijkheid, diarree, braken, buikpijn. Verminderde eetlust. Duizeligheid. Urticaria, jeuk, uitslag. Spierpijn. Rillingen. Hemorragie/hematoom.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Perifere neuropathie, slaperigheid, dysgeusie. Angina pectoris, tachycardie, palpitaties. Hypotensie, blozen, tromboflebitis. Dyspneu. Hyperhidrose. Reacties op de toedieningsplaats. Asthenie. Verhoging van ALAT, ASAT, serumbilirubine en serumcreatinekinase. Antistoffen tegen factor VIII bij eerder behandelde patiënten.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): tachycardie, T-golfinversie op het ECG, ongemak op de borst. Diepveneuze trombose, hypertensie, opvliegers. (Draai-)duizeligheid. Misselijkheid, braken. Dysgeusie, tremor. Gegeneraliseerde jeuk. Paresthesie op de toedieningsplaats.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid of allergische reacties (onder meer angio-oedeem, een branderig of stekend gevoel op de infusieplaats, koude rillingen, (gegeneraliseerde) urticaria, hypotensie, tachycardie, lethargie, misselijkheid, braken, rusteloosheid, beklemd gevoel op de borst, tintelingen, dyspneu) komen zelden voor en kunnen zich in sommige gevallen ontwikkelen tot ernstige anafylaxie (incl. shock). Vorming van remmers tegen vWF. Infusiegerelateerde reacties zoals tachycardie, overmatig blozen, uitslag, dyspneu, wazig zien.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Artralgie. Reactie op de injectieplaats (erytheem, pijn, jeuk).
Vaak (1-10%): diarree. Myalgie. Koorts. Huiduitslag, urticaria.
Soms (0,1-1%): trombotische microangiopathie (bij combinatie met geactiveerd protrombinecomplex in een dosering > 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer) met als symptomen trombocytopenie, microangiopathische hemolytische anemie en acute nierschade zonder ernstige deficiëntie van de ADAMTS13-activiteit. Sinus cavernosus-trombose. Oppervlakkige tromboflebitis. Huidnecrose, angio-oedeem. Verminderde werkzaamheid door ontwikkeling van remmers (antilichamen) tegen emicizumab.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Duizeligheid, paresthesie. Huiduitslag. Koorts.
Soms (0,1-1%): erytheem, jeuk. Pijn op de injectieplaats, rillingen. Ontwikkeling van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten.
Verder zijn gemeld bij andere factor VIII-producten: Zelden ernstige overgevoeligheids- of allergische reacties, die soms tot anafylaxie, waaronder shock, kunnen leiden. Mogelijk kunnen deze bijwerkingen ook bij lonoctocog α optreden.
Interacties
Er zijn geen interacties van moroctocog α bekend.
Interacties
Er zijn van dit middel geen farmacokinetische interacties bekend. Indien vonicog α wordt toegediend met een factor VIII-product, dient dit een zuiver factor VIII-product te zijn. Combinatie met een vWF-bevattend factor VIII-product kan de kans op trombotische complicaties doen toenemen.
Interacties
Behandeling van bloedingen met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) of geactiveerd eptacog α (rFVIIa), de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Bij toepassing van 'bypassing agents', zoals aPCC of rFVIIa, moet de dosering van deze middelen veelal worden verlaagd tijdens en gedurende 6 maanden na de toepassing van emicizumab, doordat emicizumab het stollingspotentieel verhoogt en vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab. Bij patiënten die emicizumab ontvangen het gebruik van aPCC bij voorkeur vermijden; als een alternatief niet beschikbaar is, is de maximale aanvangsdosis van aPCC 50 E/kg lichaamsgewicht met laboratoriumcontroles (incl. maar niet beperkt tot controle van nieren, trombocytenaantal en controle op trombose) vanwege meer kans op trombotische micro-angiopathie (TMA) en trombo-embolie. Als een bloeding niet onder controle komt met een aanvangsdosis van 50 E/kg aPCC controleer dan middels laboratoriumonderzoek op TMA en trombo-embolie en verifieer de bloeding voordat de toediening van aPCC wordt herhaald. Gedurende de eerste 24 uur is de maximale totale dosis aPCC 100 E/kg; weeg het risico op TMA en trombo-embolie zorgvuldig af tegen het risico op bloeding als overwogen wordt meer aPCC toe te dienen dan het maximum van 100 E/kg. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
De ervaring met gelijktijdig gebruik van antifibrinolytica (bv. tranexaminezuur) met aPCC of geactiveerd eptacog α (rFVIIa) bij patiënten die profylaxe met emicizumab ontvangen is beperkt; houd rekening met de mogelijkheid van het optreden van trombotische aandoeningen.
Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die het risico op trombotische microangiopathie verhogen, zoals ciclosporine, kinine, tacrolimus.
Interacties kunnen nog enige tijd na staken van emicizumab optreden vanwege de lange halfwaardetijd.
Interacties
Er zijn geen interacties gemeld met lonoctocog α.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen gebruiken op strikte indicatie.
Contra-indicaties
Bekende allergische reactie op hamstereiwitten.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor muizen- of hamstereiwit.
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor hamstereiwitten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening direct staken.
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
De chromogene test en de één-fase-stollingstest voor de bepaling van de factor VIII-activiteit geven niet dezelfde waarde. De chromogene test geeft de hemostatische werking van moroctocog α het meest accuraat weer en heeft de voorkeur. Als de één-fase-stollingstest wordt gebruikt, zijn de resultaten van de factor VIII-activiteit over het algemeen 20–50% lager dan bij de chromogene test.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, tachycardie, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties kunnen een vroege waarschuwing zijn voor overgevoeligheid. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties de toediening staken, de gebruikelijke behandeling instellen en de patiënt controleren op aanwezigheid van neutraliserende antilichamen.
Neutraliserende antistoffen: Indien de te verwachten plasmaspiegel van vWF:RCo niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, dient extra op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen vWF te worden gecontroleerd, met name bij de ziekte van Von Willebrand type 3. Bij een hoge titer aan bindende antistoffen kan een hogere dosis van vonicog α noodzakelijk zijn.
Bij aanwezigheid van andere risicofactoren voor trombotische complicaties zoals lage ADAMTS13-spiegels, is de kans op trombotische complicaties verder toegenomen bij frequent gebruik van vonicog α in combinatie met rFVIII. Voorkom dat factor VIII:C-plasmaspiegels langdurig te hoog blijven. Controleer risicopatiënten op vroege tekenen van trombose, pas profylactische maatregelen tegen trombose toe overeenkomstig de huidige richtlijnen daartoe.
Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Trombotische microangiopathie en trombo-embolie: Indien toepassing van geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) noodzakelijk is (dit wordt bij voorkeur vermeden, zie rubriek interacties) de patiënt controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA) en trombo-embolie. Bij combinatie met aPCC in een hoeveelheid van meer dan 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer zijn veelal reversibele ernstige trombotische aandoeningen en TMA gemeld; bij toepassing van geactiveerd eptacog α is dit nog niet gemeld. Bij optreden van TMA of trombo-embolie de toediening van aPCC direct staken en de behandeling met emicizumab onderbreken; deze eventueel hervatten na volledig herstel. Houd er rekening mee dat vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab het onderbreken ervan mogelijk niet direct effect heeft. Wees extra voorzichtig bij een verhoogd risico op TMA (zoals een voorgeschiedenis of familie-anamnese van TMA) of gebruik van geneesmiddelen met een hoger risico op TMA. Zie ook de rubriek Interacties.
Neutraliserende antistoffen: Bij klinische tekenen van verlies van werkzaamheid de oorzaak hiervan direct onderzoeken; overweeg andere behandelopties bij vermoeden van antistoffen tegen emicizumab.
Emicizumab beïnvloedt stollingstesten (sterk verkorte stollingstijd) op basis van de intrinsieke stollingsroute (zoals geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), Bethesda-assays (stollingsgebaseerd) voor FVIII-remmertiters, 'one stage', aPTT-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, aPTT-gebaseerde geactiveerde proteïne C-resistentie (APC-R) of geactiveerde stollingstijd (ACT)). De uitslagen van deze testen mogen daarom niet worden gebruikt om bijvoorbeeld de activiteit van emicizumab te monitoren of de titer van factor VIII-remmers te meten. Gezien de lange halfwaardetijd kunnen de effecten op genoemde stollingstesten tot een half jaar na de laatste dosis aanhouden. Stollingstesten die niet door emicizumab worden beïnvloed: Bethesda assays (bovien chromogeen) voor FVIII-remmertiters, trombinetijd (TT), 'one stage', protrombinetijd-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, chromogeen gebaseerde enkelvoudige factortesten anders dan FVIII, immuungebaseerde testen (zoals ELISA, turbidimetrische methoden), genetische testen van stollingsfactoren (zoals factor V Leiden, Protrombine 20210).
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 jaar, ouderen > 77 jaar, een ernstig verminderde nier- of leverfunctie. Tevens is geen informatie beschikbaar bij combinatie met immuuntolerantie-inductie. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet formeel beoordeeld in de perioperatieve setting; in klinische onderzoeken is profylactisch gebruik van emicizumab gecontinueerd tijdens de operatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening onmiddellijk staken. De behandeling dient te worden begonnen onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling van hemofilie A, terwijl reanimatie-apparatuur onmiddellijk ter beschikking is vanwege het mogelijk optreden van anafylaxie (overweeg toediening van premedicatie).
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
De chromogene test en de één-fase-stollingstest voor de bepaling van de factor VIII-activiteit geven niet dezelfde waarde. De chromogene test geeft de hemostatische werking van lonoctocog α het meest accuraat weer en heeft de voorkeur. Als de één-fase-stollingstest wordt gebruikt, het resultaat vermenigvuldigen met een factor 2 om de factor VIII-activiteit bij de patiënt te bepalen.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid over behandeling met lonoctocog α bij een leeftijd > 65 jaar.
Overdosering
Symptomen
Trombotische complicaties.
Neem voor informatie over een vergiftiging met vonicog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Hypercoagulabiliteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met emicizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met lonoctocog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant coagulatiefactor VIII heeft een moleculaire massa van circa 170.000 Dalton, bestaande uit 1438 aminozuren. Het heeft functionele eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van de endogene factor VIII. Stollingsfactor VIII corrigeert in oplossing de langere stollingstijd van het bloed bij hemofilie A, waarbij deze factor geheel of gedeeltelijk afwezig is.
Kinetische gegevens
T 1/2el | ca. 15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant von-Willebrand-factor (rvWF), geproduceerd in een ovariumcellijn van de Chinese hamster. Vonicog α gedraagt zich op dezelfde manier als endogene vWF. Von-Willebrand-factor (vWF) is betrokken bij de adhesie van bloedplaatjes aan het vaatendotheel wanneer het beschadigd is, en speelt een rol bij de trombocytenaggregatie. Bij vaatwandbeschadiging leidt dit tot primaire hemostase, aantoonbaar door een verkorte bloedingstijd. VWF stabiliseert factor VIII in de circulatie en voorkomt hiermee snelle afbraak van deze factor (door geactiveerd proteïne C en diens cofactor proteïne S). Exogene vWF is essentieel voor substitutie bij de ziekte van von Willebrand. De concentratie van factor VIII keert geleidelijk terug naar de normale waarde. Na de eerste infusie wordt een stijging van de factor VIII:C-spiegel verwacht binnen 6 uur > 40% en bij de meeste patiënten treedt een piek op binnen 24 uur.
Kinetische gegevens
T 1/2el | 18–23 uur |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gehumaniseerd monoklonaal antilichaam, IgG4, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Emicizumab vormt een brug tussen geactiveerde factor IX en X om zo de functie van de ontbrekende geactiveerde factor VIII te herstellen. Dit is nodig voor een effectieve hemostase. Emicizumab versterkt of induceert niet de ontwikkeling van directe remmers tegen factor VIII, doordat het geen structurele relatie of sequentiehomologie met factor VIII heeft.
Kinetische gegevens
F | 80–93%. |
V d | 0,15 l/kg. |
Metabolisering | waarschijnlijk door lysosomale proteolyse. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII, bereid via DNA-recombinanttechniek met één enkele keten die aangemaakt wordt in ovariumcellen van Chinese dwerghamsters. Lonoctocog α bevat een afgeknot 'B-domein', dat zorgt voor een covalente binding aan de zware en lichte ketens van factor VIII. Stollingsfactor VIII is een glycoproteïne en bindt zich aan de endogene Von Willebrandfactor (vWF) in de bloedcirculatie. De vWF stabiliseert factor VIII en beschermt het tegen afbraak. Lonoctocog α heeft een hogere affiniteit voor vWF dan rF VIII met een volledige lengte. Het corrigeert in oplossing de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A-patiënten, die deze factor geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,055 l/kg; bij kinderen (0–18 jaar) hoger, ca. 0,07 l/kg. |
T 1/2el | ca. 14 uur; bij kinderen < 12 jaar ca. 10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
moroctocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
vonicog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
emicizumab hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
lonoctocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk