Samenstelling
Paxlovid
XGVS
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tabletten, filmomhuld
- Verpakkingsvorm
- Combinatieverpakking
Bevat per blisterverpakking voor één dag: 2 gedeelten met in elk 2 tabletten nirmatrelvir 150 mg en 1 tablet ritonavir 100 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xofluza (marboxil) XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 20 mg, 40 mg, 80 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Uitgangspunt van de behandeling van COVID-19 is optimale ondersteunende zorg, waaronder tromboseprofylaxe. Er is geen specifieke (antivirale) behandeling die in het algemeen wordt aanbevolen voor COVID-19 in de eerstelijnszorg, wel worden, in selecte gevallen, tromboseprofylaxe en inhalatiecorticosteroïden (ICS) geadviseerd (bij voorkeur budesonide). ICS verkorten waarschijnlijk de duur van de klachten, en verlagen mogelijk de kans op ziekenhuisopname of overlijden als gevolg van de infectie. In de tweedelijnszorg zijn er eveneens farmacotherapeutische behandelopties die een bijdrage kunnen leveren aan reductie van de mortaliteit en complicaties als gevolg van de infectie, en aan een eerder herstel. Hiertoe behoort ook toepassing van tromboseprofylaxe. Bij een (matig-)ernstige infectie waarbij zuurstoftoediening nodig is, is aangetoond dat dexamethason het risico op intubatie en mechanische ventilatie verlaagt en de mortaliteit als gevolg van de infectie significant vermindert. Een eenmalige gift van een interleukine(IL)-6 remmer (voorkeur tocilizumab, of als alternatief sarilumab) naast de behandeling met dexamethason, bij matig-ernstig en ernstig zieke patiënten, is een behandeloptie die mogelijk de mortaliteit als gevolg van de infectie verder reduceert.
Behandeling met nirmatrelvir/ritonavir kan overwogen worden bij ambulante volwassenen met COVID-19 en maximaal 5 dagen klachten, die (nog) geen aanvullende zuurstofsuppletie nodig hebben en een zeer hoog risico op een ernstig beloop van COVID-19 hebben, gedefinieerd volgens de geldende richtlijnen van de beroepsgroepen. Volgens de huidige FMS/SWAB-richtlijn (november 2022) betreft dit een populatie van patiënten met een ernstig verminderde afweer die onder behandeling zijn bij een medisch specialist; ongeacht vaccinatiestatus (zie Addendum medicamenteuze behandeling voor patiënten met COVID-19 op richtlijnendatabase.nl). Daarnaast komt volgens de huidige NHG-Standaard (oktober 2022) een kleine groep niet-zwangere volwassen patiënten die verondersteld SARS-CoV-2-naïef zijn (ongevaccineerd en COVID-19 niet doorgemaakt) en een sterk verhoogd risico hebben op een ernstig beloop door comorbiditeit of klinische conditie in aanmerking voor behandeling met nirmatrelvir/ritonavir (zie COVID-19 | NHG-Richtlijnen op richtlijnen.nhg.org). Nirmatrelvir/ritonavir heeft waarschijnlijk een klinisch relevant effect op het aantal ziekenhuisopnames vanwege COVID-19 en sterfte ongeacht oorzaak. Er kunnen potentieel gevaarlijke interacties optreden bij gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen. Hiervoor kan de rubriek Interacties en/of het overzicht op www.covid19-druginteractions.org geraadpleegd worden.
De EMA heeft de marktregistratie van dit geneesmiddel voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Aan de vergoeding van nirmatrelvir/ritonavir zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Influenza is bij gezonde personen over het algemeen een onschuldige aandoening, waarbij symptomatische behandeling meestal voldoende is. Bij patiënten die behoren tot een risicogroep kunnen ten gevolge van influenza belangrijke complicaties optreden. Vaccinatie is bij deze patiënten aangewezen. Verder zijn er voor de profylaxe en behandeling van influenza antivirale middelen beschikbaar, met als belangrijkste de neuraminidaseremmer oseltamivir. De toepassing van antivirale middelen is echter beperkt tot zeer specifieke situaties en met voorbehoud van beperkte evidence.
Baloxavir en oseltamivir hebben geen duidelijke meerwaarde boven een symptomatische behandeling van influenza en de jaarlijkse griepvaccinatie. Overweeg gebruik van deze middelen bij patiënten met een groot risico op complicaties, die niet gevaccineerd zijn of bij wie het vaccin onvoldoende werkzaam is (bv. als blijkt dat het epidemische virus en de vaccinstam onvoldoende verwant zijn). Eerste keus in de behandeling is oseltamivir vanwege de grotere ervaring met dit middel, de lagere kosten en mogelijk geeft het minder resistentieontwikkeling. Alleen bij hoge uitzondering kan oseltamivir worden ingezet als pre- of postexpositieprofylaxe van influenza.
Voor baloxavir is geen advies vastgesteld over de plaats in de profylaxe van influenza. Voor de infusievloeistof van zanamivir is geen advies vastgesteld over de plaats in de behandeling van influenza.
Indicaties
- Behandeling van 'Coronavirus disease 2019' (COVID–19) bij volwassenen die (nog) geen aanvullende zuurstoftherapie nodig hebben en een verhoogd risico hebben op progressie naar ernstige COVID–19.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van ongecompliceerde influenza bij volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar;
- Profylaxe van influenza na blootstelling bij volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar.
Gerelateerde informatie
Doseringen
COVID–19, zonder aanvullende zuurstoftherapie, met verhoogd risico op progressie naar ernstige COVID-19
Volwassenen
Zo snel mogelijk binnen 5 dagen na aanvang van de symptomen starten met om de 12 uur: 300 mg nirmatrelvir (2 tabletten) samen met 100 mg ritonavir (1 tablet). Behandelduur: 5 dagen. Voltooi de hele behandelkuur, zelfs bij opname in het ziekenhuis vanwege ernstige COVID-19 of een kritieke fase daarin (met bv. IC-opname) na aanvang van deze behandeling.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht verminderde nierfunctie (eGFR ≥ 60 ml/min tot < 90 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (eGFR ≥ 30 ml/min - 59 ml/min) de dosis verlagen naar: 150 mg nirmatrelvir (1 tablet) en 100 mg ritonavir (1 tablet) om de 12 uur, gedurende 5 dagen (deze dosisaanpassing is niet klinisch getest). Instrueer zo'n patiënt goed dat deze om de 12 uur slechts één tablet nirmatrelvir, met de tablet ritonavir, dient in te nemen (in de blisterverpakking voor één dag zijn nl. 2 gedeelten met elk 2 tabletten nirmatrelvir en 1 tablet ritonavir aanwezig). Nirmatrelvir/ritonavir niet gebruiken bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min, waaronder patiënten met terminaal nierfalen die hemodialyse ondergaan).
Verminderde leverfunctie: Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig. Nirmatrelvir/ritonavir niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10), er zijn geen farmacokinetische of klinische gegevens beschikbaar over de toepassing hierbij.
Vergeten dosis: Als dit bemerkt wordt binnen 8 uur na het gebruikelijke tijdstip van inname, de dosis zo snel mogelijk alsnog innemen en het doseerschema hervatten. Als de vergeten dosis pas meer dan 8 uur later bemerkt wordt, de gemiste dosis niet meer innemen en de volgende dosis volgens het normaal geplande tijdstip innemen. Geen dubbele dosis innemen om een gemiste dosis in te halen.
Therapie die ritonavir of cobicistat bevat: Bij gelijktijdige behandeling met een therapie die cobicistat of (ook) ritonavir bevat: geen dosisaanpassing nodig. Ga door met het behandelen als een therapie tegen een HIV- of HCV-infectie, cobicistat of (ook) ritonavir bevat.
Toediening: Nirmatrelvir tegelijk innemen met ritonavir. Het niet tegelijk innemen zal resulteren in te lage plasmaspiegels van nirmatrelvir om het gewenste therapeutische effect te bereiken. De tabletten heel innemen met water (niet kauwen, fijnmaken of breken). Kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Doseringen
Behandeling van influenza
Volwassenen (incl. ouderen), kinderen ≥ 1 jaar
Oraal: Zo snel mogelijk binnen 48 uur na aanvang van de symptomen een enkelvoudige dosis innemen, bij een lichaamsgewicht ≥ 20 kg tot 80 kg: 40 mg, bij een gewicht ≥ 80 kg: 80 mg, bij een lichaamsgewicht < 20 kg: 2 mg/kg lichaamsgewicht. NB. Het granulaat voor orale suspensie voor kinderen < 20 kg of personen die geen tabletten kunnen slikken is in Nederland niet regulier beschikbaar.
Profylaxe van influenza na blootstelling
Volwassenen (incl. ouderen), kinderen ≥ 1 jaar
Oraal: Zo snel mogelijk binnen 48 uur na nauw contact met iemand waarvan bekend is of vermoed wordt dat deze persoon influenza heeft, een enkelvoudige dosis innemen, bij een lichaamsgewicht ≥ 20 kg tot 80 kg: 40 mg, bij een gewicht ≥ 80 kg: 80 mg, bij een lichaamsgewicht < 20 kg: 2 mg/kg lichaamsgewicht. NB. Het granulaat voor orale suspensie voor kinderen < 20 kg of personen die geen tabletten kunnen slikken is in Nederland niet regulier beschikbaar.
Herbehandeling: Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over herbehandeling binnen één influenzaseizoen bij ongecompliceerde influenza of als profylaxe van influenza na herhaalde blootstelling.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15).
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- De tabletten innemen met water;
- Kan met of zonder voedsel worden ingenomen;
- Niet innemen met middelen die polyvalente kationen bevatten (zie rubriek Interacties).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, smaakstoornis. Misselijkheid, braken, diarree.
Soms (0,1-1%): buikpijn.
Zelden: (0,01-0,1%): malaise.
Verder zijn gemeld: hypertensie. Spierpijn.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): bij kinderen 1–11 jaar: braken, diarree, huiduitslag.
Soms (0,1-1%): urticaria.
Verder zijn gemeld: anafylaxie/anafylactische reacties en minder ernstige vormen van overgevoeligheidsreacties, waaronder angio-oedeem.
Interacties
Nirmatrelvir en ritonavir zijn substraten voor CYP3A4. Starten met geneesmiddelen die CYP3A4 remmen of induceren, kan de plasmaconcentraties van nirmatrelvir en ritonavir respectievelijk verhogen of verlagen.
Ritonavir is een krachtige remmer van CY3A en CYP2D6, en kan tevens het transporteiwit P-glycoproteïne (Pgp) remmen. Hierdoor kan de blootstelling aan middelen die substraat zijn voor deze iso-enzymen, of het transport-eiwit Pgp, significant toenemen.
Gecontra-indiceerd is volgens de fabrikant van nirmatrelvir/ritonavir gelijktijdige toepassing met de volgende middelen (leidraad, geen volledig overzicht):
- α-blokkers: alfuzosine, silodosine;
- analgetica: pethidine, piroxicam;
- antiaritmica: amiodaron, flecaïnide, kinidine, propafenon;
- antibiotica: fusidinezuur, rifampicine;
- anti-epileptica: carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital;
- antipsychotica/neuroleptica: clozapine, lurasidon, pimozide, quetiapine;
- colchicine;
- eletriptan;
- eplerenon, ivabradine;
- ergotderivaten (bv. ergotamine, methylergometrine);
- fosfodi-esterase-5-remmers (PDE5-remmers): avanafil, sildenafil, tadalafil, vardenafil;
- geneesmiddelen tegen kanker: apalutamide, neratinib, venetoclax;
- lipidenverlagende middelen: lomitapide, simvastatine;
- sedativa/hypnotica: clorazepinezuur, diazepam, flurazepam, oraal toegediend midazolam;
- sint-janskruid;
- tolvaptan.
Deze behandeling niet starten na recent staken van een CYP3A-inductor (bv. carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine of sint-janskruid). De werking van een recent gestopte CYP3A-inductor kan namelijk enige tijd aanhouden, meestal ca. 2 weken.
Zie voor meer informatie over deze en andere interacties van nirmatrelvir/ritonavir en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina COVID-19 Drug Interactions van de University of Liverpool. Let er op dat de aldaar geboden informatie kan verschillen met bovenstaande informatie.
Interacties
Middelen die polyvalente kationen bevatten kunnen de plasmaconcentratie van baloxavir verlagen. Daarom baloxavir niet innemen met middelen die polyvalente kationen bevatten, zoals laxeermiddelen, antacida of orale supplementen (vitamine/mineralen) die calcium, magnesium, ijzer, zink of selenium bevatten.
Naar interacties tussen influenzavaccins en baloxavir is geen onderzoek gedaan. In onderzoeken naar op natuurlijke wijze verworven en experimentele influenza werd de humorale antilichaamrespons op influenza-infectie niet verstoord door de behandeling met baloxavir.
Onbekend is, of middelen die invloed hebben op UGT1A3 (metabolisme verloopt via dit enzym), ook effect uitoefenen op de plasmaconcentratie van en de respons op baloxavir.
Op grond van in vitro en in vivo interactie-onderzoek wordt niet verwacht dat baloxavirmarboxil en baloxavir een remmend effect op CYP- of UGT-iso-enzymen zullen hebben, of relevante inductie van CYP zullen veroorzaken. Hetzelfde geldt voor de volgende transporteiwitten: OATP1B1, -1B3, OCT1, OCT2, OAT1, OAT3, MATE1 of -2K.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens over gebruik van de combinatie nirmatrelvir/ritonavir tijdens de zwangerschap. Gegevens over een groot aantal vrouwen (> 3400 volgens het Antiretroviral Pregnancy Registry) die ritonavir (zonder nirmatrelvir) gebruikten in het 1e trimester, geven geen aanwijzingen voor een stijging in het percentage structurele malformaties bij hun nakomelingen. Bij dieren geen aanwijzingen voor misvormingen of een effect op de levensvatbaarheid. Wel is een lager lichaamsgewicht van de foetussen waargenomen.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij de klinische conditie behandeling met nirmatrelvir/ritonavir noodzakelijk maakt.
Overig: Vruchtbare vrouwen dienen zwangerschap te voorkomen tijdens de behandeling, en uit voorzorg nog gedurende 7 dagen erna. Omdat het gebruik van ritonavir de werkzaamheid van gecombineerde hormonale anticonceptiva kan beïnvloeden, de patiënt instrueren om een andere effectieve anticonceptiemethode, of een extra barriéremiddel, te gebruiken tijdens de behandeling en tot één menstruatiecyclus na de voltooiing van de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren (bij supratherapeutische blootstelling) geen aanwijzingen voor misvormingen of maternale of foetale toxiciteit.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij dieronderzoek geen effecten op de mannelijke of vrouwelijke vruchtbaarheid.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij mens en dier (nirmatrelvir). Ja (ritonavir).
Farmacologisch effect: Onbekend wat de effecten zijn op de zuigeling of melkproductie. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel, óf het geven van borstvoeding ontraden tot 7 dagen erna.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren (baloxavirmarboxil en de metabolieten ervan). Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Risico ernstige bijwerkingen door interacties: de interacties met andere geneesmiddelen kunnen leiden tot:
- klinisch significante bijwerkingen, mogelijk leidend tot ernstige tot fatale incidenten, door grotere blootstellingen aan gelijktijdig toegediende geneesmiddelen;
- klinisch significante bijwerkingen door grotere blootstellingen aan nirmatrelvir en/of ritonavir;
- verlies van therapeutisch effect van nirmatrelvir/ritonavir en mogelijke ontwikkeling van virale resistentie.
Houd daarom rekening met de mogelijkheid van interacties vóór en tijdens de behandeling; gelijktijdig toegediende geneesmiddelen herzien tijdens de behandeling en controleer de patiënt op bijwerkingen die in verband staan met de gelijktijdig toegediende geneesmiddelen. Zie voor meer informatie de rubriek Interacties.
Ernstig verminderde nierfunctie kan leiden tot een te hoge blootstelling en mogelijk toxiciteit. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over toepassing bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min, incl. terminaal nierfalen). Er is geen doseeradvies. Gebruik wordt ontraden.
Hepatotoxiciteit en leverfunctie: wees voorzichtig bij bestaande leverziekten, afwijkingen in de leverenzymen of hepatitis, omdat verhoging van levertransaminasen, geelzucht en klinische hepatitis zijn voorgekomen na gebruik van ritonavir. Niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie; er zijn geen farmacokinetische of klinische gegevens.
Risico ontwikkeling HIV-resistentie: omdat nirmatrelvir gelijktijdig wordt toegediend met de HIV-proteaseremmer ritonavir (vanwege diens CYP3A-remmende eigenschappen) kan er het risico zijn dat HIV-1 resistent wordt voor HIV-proteaseremmers bij personen met een HIV-1-infectie die niet onder controle, of niet gediagnosticeerd, is.
Kinderen: de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld, er zijn geen gegevens.
Waarschuwingen en voorzorgen
Zie voor informatie over bepaalde mutaties in het influenzavirus, waarbij er sprake kan zijn van een verminderde gevoeligheid voor baloxavir, rubriek 5.1, kopje resistentie, in de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij:
- een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15), ook de farmacokinetiek is hierbij niet beoordeeld;
- kinderen < 1 jaar, ook de farmacokinetiek is bij hen niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nirmatrelvir/ritonavir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Er zijn onvoldoende gegevens om vast te stellen welke symptomen verwacht kunnen worden bij een overdosis. Bij de meeste meldingen van overdosering werden geen bijwerkingen vastgesteld.
Neem voor informatie over een vergiftiging met baloxavirmarboxil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteaseremmer. Nirmatrelvir is een remmer van de SARS-CoV-2-hoofdprotease, Mpro, dat ook wel nsp5-protease wordt genoemd, of '3C-like'-protease (3CLpro, voluit SARS-CoV-2 3-chymotrypsin-like cysteïne protease enzyme). Remming van deze protease zorgt ervoor dat het enzym geen polyproteïnevoorlopers kan verwerken. Hierdoor wordt de virale replicatie voorkomen. Nirmatrelvir is een substraat voor het leverenzym CYP3A4.
Ritonavir remt de afbraak van nirmatrelvir die door CYP3A4 gemedieerd wordt, waardoor de plasmaconcentratie van nirmatrelvir toeneemt en de antivirale werking langer aanhoudt. Ritonavir bezit zelf geen activiteit tegen SARS-CoV-2.
Kinetische gegevens
Resorptie | Voedsel heeft weinig invloed op de absorptie. Met een vetrijke maaltijd verhoogt de Cmax met ca. 15% en de blootstelling (AUC) aan nirmatrelvir neemt in bescheiden mate toe in vergelijking met in nuchtere toestand. |
F | De biologische beschikbaarheid van nirmatrelvir (niet i.c.m. ritonavir) is laag door snelle metabole klaring. |
Overig | De lage dosis ritonavir, als farmacokinetische versterker ('booster'), remt de van CYP3A4 afhankelijke metabole klaring van nirmatrelvir sterk. Dit resulteert in hoge en aanhoudende concentraties nirmatrelvir. |
T max | ca. 3 uur (nirmatrelvir), ca. 4 uur (ritonavir). |
Eiwitbinding | ca. 69% (nirmatrelvir gegeven i.c.m. ritonavir), ca. 98–99% (ritonavir). |
Metabolisering | nirmatrelvir is substraat voor CYP3A4, en niet voor andere CYP-enzymen. Door toediening i.c.m. ritonavir (een CYP3A4-remmer) is de metabole klaring van nirmatrelvir zeer beperkt. Ritonavir: uitgebreid in de lever door vooral CYP3A, in mindere mate door CYP2D6. |
Eliminatie | nirmatrelvir gegeven i.c.m. ritonavir voor ca. 50% onveranderd via de nieren, voor ca. 35% met de feces. In de urine en feces worden ook oxidatieve metabolieten aangetroffen. Ritonavir vnl. via het hepatobiliaire systeem, met de feces (ca. 86%). |
T 1/2el | ca. 6,1 uur (voor beide stoffen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Baloxavirmarboxil is een prodrug voor baloxavir. Baloxavir werkt op de cap-afhankelijke endonuclease (CEN), een enzym dat specifiek is voor het influenzavirus in de polymerasezuur (PA)-subunit van het virale RNA-polymerasecomplex. Daardoor remt het de transcriptie van genoom in het influenzavirus, wat leidt tot remming van de replicatie van het influenzavirus. Baloxavir is in vitro werkzaam tegen influenzavirussen die als resistent voor neuraminidaseremmers worden beschouwd.
Kinetische gegevens
Overig | Baloxavirmarboxil wordt extensief omgezet in de actieve metaboliet baloxavir. |
T max | na ca. 4 uur (nuchter). |
Overig | De Cmax en blootstelling (AUC) aan baloxavir nemen af met resp. 48% en 36% in niet-nuchtere toestand, maar in klinische studies werd de werkzaamheid hier niet door beïnvloed. |
V d | ca. 16,9 l/kg (bij blanke personen), ca. 9,2 l/kg (bij Japanse personen, volgens de bron die dit onderzocht). |
Eiwitbinding | ca. 93-94%, m.n. aan albumine. |
Metabolisering | voornamelijk door UGT1A3 tot een glucuronide, enigszins door CYP3A4 tot een sulfoxide. |
Eliminatie | ca. 80% met de feces (ca. 49% als baloxavir), ca. 15% met de urine (ca. 3,3% als baloxavir). Het is onwaarschijnlijk dat dialyse baloxavir in significante mate uit de circulatie zal verwijderen, dit vanwege de hoge eiwitbinding. |
T 1/2el | bij blanke personen (volgens de bron): ca. 79 uur bij volwassenen, 50,3 uur bij adolescenten (12-18 jaar) en 29,4 uur bij kinderen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nirmatrelvir/ritonavir hoort bij de groep antivirale middelen, andere.
Groepsinformatie
baloxavir hoort bij de groep antivirale middelen, andere.