Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Novonorm Novo Nordisk bv

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
0,5 mg, 1 mg, 2 mg

Repaglinide Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
0,5 mg , 1 mg, 2 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

Overweeg behandeling met een van de overige bloedglucoseverlagende middelen (acarbose, repaglinide) bij patiënten zonder zeer hoog risico op HVZ alleen indien men met bovengenoemde voorkeursmiddelen niet uitkomt op grond van contra-indicaties of bijwerkingen.

Indicaties

Diabetes mellitus type 2 bij onvoldoende effect van dieet, gewichtsafname en lichaamsbeweging óf in combinatie met metformine bij onvoldoende effect van metformine als monotherapie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2

Volwassenen

Als monotherapie: begindosering 0,5 mg vlak voor de hoofdmaaltijden. Na voorafgaand gebruik van een ander oraal bloedglucoseverlagend middel: begindosering 1 mg vlak voor de hoofdmaaltijden. Aanpassing van de dosering op geleide van de bloedglucoserespons met tussenpozen van 1–2 weken, max. 4 mg per keer bij de hoofdmaaltijden. Totale maximale dagdosis: 16 mg.

In combinatie met metformine: begindosering 0,5 mg vlak voor de hoofdmaaltijden. De dosering van metformine handhaven.

Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring 10–30 ml/min: begindosis halveren, daarna de dosering op geleide van de bloedglucoserespons in kleine stappen verhogen.

Bij verzwakte of ondervoede patiënten een lagere dosis aanhouden en zorgvuldig titreren ter preventie van hypoglykemische reacties.

Toediening: de tablet vóór de maaltijd (gewoonlijk binnen 15 min, max. 30 min ervoor) innemen. Bij toevoegen of overslaan van een maaltijd, ook een dosis toevoegen dan wel overslaan.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): hypoglykemie buikpijn, diarree.

Zelden (0,01-0,1%): cardiovasculaire ziekte.

Zeer zelden (< 0,01%): braken, obstipatie, met name bij begin van de behandeling: visusstoornissen door een verandering in de bloedglucosespiegel, abnormale leverfunctie, stijging van leverenzymwaarden.

Verder zijn gemeld: hypoglykemisch coma en bewusteloosheid, misselijkheid, overgevoeligheidsreacties van de huid zoals jeuk, uitslag en urticaria en gegeneraliseerde overgevoeligheids- (bv. anafylactische) of immunologische reacties zoals vasculitis.

Interacties

Repaglinide wordt vooral door CYP2C8, maar ook door CYP3A4, gemetaboliseerd.

Gelijktijdig gebruik met gemfibrozil, een CYP2C8-remmer, is gecontra-indiceerd, omdat het de bloedglucoseverlagende werking van repaglinide in hoge mate versterkt. Vermijd zo mogelijk combinatie met: overige CYP2C8-remmers zoals trimethoprim en clopidogrel, deferasirox (matige remmer van CYP2C8 en CYP3A4) en ciclosporine (remmer van organisch anion-transporterend eiwit, OATP1B1).

Rifampicine, een krachtige CYP3A4-, en CYP2C8-induceerder kan het metabolisme van repaglinide zowel induceren als remmen. Bij gelijktijdig gebruik de dosering van repaglinide baseren op een nauwkeurige bloedglucosecontrole aan het begin van de behandeling met rifampicine (acute remming), bij volgende toedieningen (combinatie van remming en inductie), bij stopzetting (inductie alleen) en tot circa twee weken na staken van de behandeling met rifampicine. Het is mogelijk dat andere CYP3A4-induceerders zoals fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine en sint-janskruid, het metabolisme van repaglinide eveneens zowel induceren als remmen.

De hypoglykemische werking kan worden versterkt door CYP3A4-remmers zoals claritromycine, itraconazol en ketoconazol, alsmede door ACE-remmers, alcohol, anabole steroïden, MAO-remmers, niet-selectieve β-blokkers, NSAID's, octreotide, salicylaten en andere bloedglucoseverlagende middelen. β-Blokkers kunnen de beginsymptomen van hypoglykemie maskeren.

De hypoglykemische werking kan worden verminderd door: orale anticonceptiva, thiaziden, corticosteroïden, danazol, schildklierhormonen en sympathicomimetica.

Houd rekening met mogelijke interacties door combinatie met middelen die net als repaglinide voornamelijk via de gal worden uitgescheiden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (embryotoxiciteit en abnormale ontwikkeling ledematen bij hoge doses).

Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • diabetes mellitus type 1, C-peptide negatief;
  • diabetische ketoacidose, al dan niet comateus;
  • ernstige leverfunctiestoornis.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

In stress-situaties (koorts, operaties, infecties) kan het noodzakelijk zijn tijdelijk op insuline over te stappen.

Het gebruik van repaglinide kan mogelijk gepaard gaan met een hogere incidentie van acuut coronair syndroom (bv. myocardinfarct).

Wegens onvoldoende gegevens wordt behandeling niet aanbevolen bij patiënten met een verminderde leverfunctie, kinderen < 18 jaar of bij ouderen > 75 jaar.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Kortwerkend insulinesecretagoog. Het stimuleert de afgifte van insuline door de pancreas, doordat het de adenosine-tri-fosfaat (ATP)-afhankelijke kaliumkanalen in het β-celmembraan sluit. Werking: de insulotrope respons op een maaltijd treedt binnen 30 min op. Werkingsduur: gedurende de maaltijd.

Kinetische gegevens

F ca. 63%.
T max binnen 1 uur.
V d 0,43 l/kg.
Eiwitbinding > 98%.
Metabolisering vrijwel volledig in de lever tot inactieve metabolieten, via vooral CYP2C8 en in mindere mate door CYP3A4.
Eliminatie vnl. met de feces (< 1% onveranderd), < 8% met de urine.
T 1/2el ca. 1 uur, bij lever- en nierinsufficiëntie verlengd; tweemaal verlengd bij ernstige nierfunctiestoornis.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd