Samenstelling
Valcyte (als hydrochloride) Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml met dispenser
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 450 mg
Valganciclovir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 450 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cidofovir (als dihydraat) Aanvullende monitoring Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 75 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van cytomegalovirus-retinitis is de orale toediening van valganciclovir even effectief als de intraveneuze toediening van ganciclovir.
Voor onderhoudsbehandeling van cytomegalovirus-retinitis komt valganciclovir dan ook in aanmerking als alternatief voor intraveneuze toediening. De orale toediening heeft een groter gebruiksgemak en kan ook worden toegepast als inductiebehandeling bij CMV-retinitis bij AIDS-patiënten. De ervaring met valganciclovir is zeer beperkt.
Advies
Cidofovir is niet beoordeeld.
Indicaties
- Als inductie- en als onderhoudsbehandeling van CMV-retinitis bij volwassen AIDS-patiënten.
- Preventie van een CMV-aandoening bij CMV-negatieve volwassenen en kinderen (vanaf de geboorte) die een orgaantransplantatie hebben ondergaan met een solide orgaan van een CMV-positieve donor.
- Offlabel: behandeling van CMV bij kinderen (NKFK).
Indicaties
- Behandeling van CMV-retinitis bij aids-patiënten zonder nierfunctiestoornis, alleen wanneer andere middelen verondersteld worden ontoereikend te zijn, en altijd in combinatie met oraal gebruik van probenecide.
Doseringen
De drank is bio-equivalent aan de tabletten, waardoor de dosering hetzelfde is.
2×/dag 900 mg oraal valganciclovir is therapeutisch equivalent aan 2×/dag 5 mg/kg lichaamsgewicht i.v. ganciclovir.
Inductiebehandeling bij actieve CMV-retinitis
Volwassenen
900 mg 2×/dag gedurende 21 dagen. Een langere inductiebehandeling vermeerdert de kans op beenmergtoxiciteit.
Onderhoudsbehandeling CMV-retinitis
Volwassenen
Na de inductiebehandeling of bij een niet-actieve CMV-retinitis: 900 mg 1×/dag. Als de retinitis verergert eventueel de inductiebehandeling herhalen. De duur van de onderhoudsbehandeling individueel bepalen. Houd echter rekening met de mogelijkheid van virale resistentie tegen (val)ganciclovir.
Offlabel: Behandeling CMV
Kinderen vanaf 1 maand tot 18 jaar
Volgens de pagina valganciclovir op het Kinderformularium van het NKFK: 900 mg/m² lichaamsoppervlak/dag in 2 doses, max. 1800 mg/dag.
Preventie van CMV-aandoening bij solide orgaantransplantatie
Volwassenen
900 mg 1×/dag, te beginnen binnen 10 dagen na de transplantatie en voortzetten tot 100 dagen na de transplantatie. Bij een niertransplantatie is het ook mogelijk de profylaxe voort te zetten tot 200 dagen na de transplantatie; de kans op leukopenie en neutropenie neemt dan echter toe.
Kinderen (vanaf de geboorte)
Volgens de fabrikant: de dagelijkse dosis berekenen aan de hand van het lichaamsoppervlak (Mosteller-BSA-formule) en de creatinineklaring afgeleid van de Schwartz-formule (CrCLS). De pediatrische dosis (mg) = 7 × BSA × CrCLS; de maximum waarde van de in te vullen creatinineklaring is 150 ml/min/1,73 m². De tablet kán worden gebruikt als de berekende dosis binnen de 10% van de beschikbare tabletdosis ligt; dus als de berekende dosis ligt tussen 405 en 495 mg, dan kan de tablet van 450 mg genomen worden, mits het kind deze heel kan doorslikken. Het gebruik van de drank heeft echter de voorkeur omdat hiermee afgerond kan worden op incrementen van 25 mg. De maximale dosering is 900 mg. De profylaxe met de berekende dosis (1×/dag) starten binnen 10 dagen na transplantatie en gedurende 100 dagen na transplantatie voortzetten, na niertransplantatie gedurende 200 dagen na transplantatie. Tijdens de profylaxe rekening houden met eventuele veranderingen in lengte en gewicht; tevens regelmatig het serumcreatinine-niveau controleren.
Volgens de pagina valganciclovir op het Kinderformularium van het NKFK is de dosering bij kinderen vanaf 1 maand: 520 mg/m² lichaamsoppervlak per dag in 1 dosis, maximaal 900 mg/dag.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen, inductiebehandeling:
- creatinineklaring 40–59 ml/min: 450 mg 2×/dag.
- creatinineklaring 25–39 ml/min: 450 mg 1×/dag.
- creatinineklaring 10–24 ml/min: met de drank 225 mg 1×/dag, met de tablet: 450 mg om de dag.
- bij hemodialyse: drank: 200 mg 3×/week na de dialyse.
- Volwassenen, onderhoudsbehandeling:
- creatinineklaring 40–59 ml/min: 450 mg 1×/dag.
- creatinineklaring 25–39 ml/min: met de drank 225 mg 1×/dag, met de tablet 450 mg om de dag.
- creatinineklaring 10–24 ml/min: met de drank 125 mg 1×/dag, met de tablet 450 mg 2×/week.
- bij hemodialyse: drank: 100 mg 3×/week na de dialyse.
- Controleer tijdens zowel therapie als profylaxe regelmatig het serumcreatinine en pas zonodig de dosering aan. Toediening van de tablet bij een creatinineklaring < 10 ml/min wordt niet aanbevolen.
- Kinderen: de dosering bij kinderen na een solide orgaantransplantatie wordt individueel bepaald op basis van nierfunctie, lengte en lichaamsgewicht. Zie ook de pagina valganciclovir op het Kinderformularium van het NKFK voor dosisaanpassingen bij kinderen (> 3 mnd.) met nierfunctiestoornissen.
Verminderde leverfunctie: er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening
- De tabletten heel (zonder stukbreken of kauwen) innemen, en in verband met de biologische beschikbaarheid bij voorkeur samen met voedsel.
- De drank na reconstitutie met behulp van meegeleverde dispenser afmeten, bij voorkeur toedienen samen met voedsel.
Doseringen
Bepaal voorafgaand aan elke toediening het serumcreatinine en de hoeveelheid eiwit in de urine.
Beperk de nefrotoxiciteit door probenecide te geven en door te prehydreren met fysiologische zoutoplossing:
- Geef 3 uur vóór elke dosis van cidofovir: oraal 2 gram probenecide, in te nemen met voedsel om de kans op misselijkheid en braken te verminderen, en eventueel een anti-emeticum.
- Geef 2 uur en 8 uur na het voltooien van de cidofovir-infusie weer 1 gram probenecide (in totaal dus 4 g).
- Geef daarnaast, onmiddellijk voorafgaand aan elke infusie van cidofovir, 1 liter 0,9 % natriumchloride-oplossing over een periode van 1 uur. Eventueel (bij patiënten die de volumebelasting aankunnen) tot een totaal van 2 liter, waarbij de tweede liter wordt toegediend over een periode van 1–3 uur gelijktijdig met of onmiddellijk na de infusie van cidofovir.
CMV-retinitis bij aids-patiënten
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v.-infusie: Startbehandeling 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week gedurende 2 weken. Begin de onderhoudsbehandeling 2 weken na voltooiing van de startbehandeling. De onderhoudsbehandeling bedraagt 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken.
Ouderen: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij personen > 60 jaar.
Verminderde nierfunctie: Gebruik bij een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl) is gecontra-indiceerd.
Leverinsufficiëntie: Voorzichtig toepassen, de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten met leverziekte zijn niet vastgesteld.
Toediening
- Het concentraat verdunnen met 100 ml 0,9% NaCl-oplossing.
- Als cidofovir in aanraking komt met de huid, de betrokken huid grondig met water wassen.
- De aanbevolen dosis, frequentie en infusiesnelheid niet overschrijden. Dien het gehele volume toe als i.v.-infusie over een periode van 1 uur met behulp van een standaard infuuspomp.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, bovensteluchtweginfecties. Diarree. Anemie, (ernstige) neutropenie (meestal in de eerste of tweede week van de behandeling).
Vaak (1-10%): sepsis. Orale candidiasis, misselijkheid, braken, dyspepsie, dysfagie, buikpijn, obstipatie, flatulentie. Verminderde eetlust, anorexie, gewichtsverlies. Hoesten. Oorpijn. Macula-oedeem, retinaloslating (alleen bij behandeling CMV-retinitis), glasvochtstrengetjes ('mouches volantes'), pijn in het oog. Koorts, rillingen, pijn op de borst, malaise, asthenie, vermoeidheid, influenza. Hoofdpijn, slapeloosheid, smaakstoornis, hypo-esthesie, paresthesie, perifere neuropathie, duizeligheid, convulsies. Depressie, angst, verwardheid, abnormaal denken. Rugpijn, spierpijn, gewrichtspijn, spierspasmen. Dermatitis, cellulitis, nachtzweten, jeuk, huiduitslag, urticaria. (Ernstige) trombocytopenie met mogelijk levensbedreigende bloeding, (ernstige) leukopenie, (ernstige) pancytopenie. (Ernstige) abnormale leverfunctie (daarnaast bv. verhoogde waarden van AF, ASAT). Urineweginfectie, verminderde creatinineklaring, verminderde nierwerking.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Hartaritmie, hypotensie. Tremor. Visusstoornis, conjunctivitis. Doofheid. Mondulceraties, opgezette buik, pancreatitis. Agitatie, psychotische aandoening, hallucinaties. Beenmergdepressie. Hematurie, nierfalen. Onvruchtbaarheid bij de man. Urticaria, droge huid, alopecia. Verhoogde waarde ALAT.
Zelden (0,01-0,1%): aplastische anemie, agranulocytose, granulocytopenie.
Bij kinderen zijn de meest frequente bijwerkingen diarree, misselijkheid, neutropenie, leukopenie en anemie. Koorts en buikpijn worden vaker gemeld dan bij volwassenen. Daarnaast worden bovenste luchtweginfecties en dysurie, welke overigens ook kenmerkend zijn voor deze populatie, gemeld. Neutropenie komt eveneens vaker voor (overigens zonder correlatie met bijwerkingen als infecties).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken. Koorts, asthenie. Proteïnurie, toename van het serumcreatinine. Neutropenie. Alopecia, huiduitslag.
Vaak (1-10%): iritis, uveïtis, hypotonie van het oog. Dyspneu. Nierfalen (soms fataal), gevallen van acuut nierfalen na slechts 1 of 2 doses zijn gemeld. Diarree. Koude rillingen.
Soms (0,1-1%): verworven syndroom van Fanconi (overwegen bij: glucosurie, proteïnurie/amino-acidurie, hypo-urikemie, hyposfofatemie en/of hypokaliëmie).
Verder zijn gemeld: pancreatitis. Verminderd gehoor.
Omdat cidofovir altijd in combinatie met probenecide gegeven wordt, zie ook probenecide#bijwerkingen.
Interacties
Toxiciteit kan toenemen bij combinatie met andere myelosuppressieve of nierfunctieverminderende middelen, zoals:
- nucleoside- en nucleotideanalogen zoals adevofir, tenofovir(disoproxil of -alafenamide) en zidovudine;
- immunosuppressiva (ciclosporine, mycofenolaatmofetil, tacrolimus);
- anti-neoplastische middelen (doxorubicine, hydroxycarbamide, vinblastine, vincristine);
- trimethoprim met een sulfonamide, bv. sulfamethoxazol (= cotrimoxazol) of met sulfametrol;
- amfotericine B, dapson, pentamidine.
Wees terughoudend met de toepassing van in bovenstaande lijst genoemde combinaties. Zowel ganciclovir als zidovudine kunnen neutropenie en anemie veroorzaken; overweeg dosisverlaging.
Probenecide vermindert de renale tubulaire excretie van ganciclovir (met 20%); resulterend in een (40%) toegenomen blootstelling aan ganciclovir. Controleer bij gelijktijdig gebruik op tekenen van toxiciteit van ganciclovir.
Bij gelijktijdige toediening met imipenem/cilastatine kunnen gegeneraliseerde insulten optreden.
Cytochroom P450-enzymen spelen geen rol bij de farmacokinetiek van ganciclovir.
Interacties
Van gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische stoffen (bv. foscarnet, i.v. pentamidine, adefovir, amfotericine B, tenofovir, aminoglycosiden, vancomycine, NSAID's) is de veiligheid niet beoordeeld. Dergelijk gelijktijdig gebruik is gecontra-indiceerd. Aanbevolen wordt om ten minste 7 dagen vóór de start van de behandeling met cidofovir het gebruik van potentieel nefrotoxische stoffen te staken.
Niet gelijktijdig gebruiken met tenofovirdisoproxil, omdat dit een verhoging van het risico op het syndroom van Fanconi kan geven.
Cidofovir wordt altijd in combinatie met probenecide toegediend. Probenecide beïnvloedt het metabolisme en de tubulaire secretie van veel geneesmiddelen. Raadpleeg daarom voor de interacties van probenecide ook de geneesmiddeltekst probenecide#interacties.
Zwangerschap
De actieve metaboliet ganciclovir passeert gemakkelijk de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. In dierproeven bij hogere dosering (vergelijkbaar met 2× de humane dosis) teratogeen gebleken. Er zijn enkele casussen van gezonde neonaten na intra-uteriene blootstelling aan ganciclovir. Valganciclovir is een prodrug van ganciclovir. De biologische beschikbaarheid van valganciclovir is hoger.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Het is waarschijnlijk dat ganciclovir de spermatogenese tijdelijk of permanent remt (vermindering aantal en beweeglijkheid spermacellen) en de fertiliteit bij de vrouw onderdrukt. In een klein klinisch onderzoek leek het effect op de spermatogenese reversibel ca. 6 maanden na het staken van de therapie. In dierproeven is eveneens remming van de spermatogenese gezien, ook testiculaire atrofie werd waargenomen.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 30 dagen na de therapie. Een mannelijke patiënt dient een condoom toe te passen tijdens én tot ten minste 90 dagen ná de therapie, tenzij de vrouwelijke partner niet zwanger kan worden.
Zwangerschap
De metabolieten van cidofovir passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (o.a. embryotoxiciteit, minder (levendgeboren) pups per worp, significante toename van externe, wekedelen- en skeletanomalieën). Bij een enkele diersoort gaven de gebruikte doses ook maternale toxiciteit.
Farmacologisch effect: Mogelijk genotoxisch.
Advies: Gebruik ontraden. Een vruchtbare vrouw of man dient, vanwege de mogelijke genotoxiciteit, anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 6 maanden en mannen tot 3 maanden na de therapie.
Vruchtbaarheid: Bij dieren is een verminderd testesgewicht en hypospermie gezien. Hoewel dit niet in klinische onderzoeken met cidofovir is waargenomen, kunnen dergelijke veranderingen mogelijk ook bij mensen optreden en onvruchtbaarheid veroorzaken.
Overig: Ook na de behandeling blijven geschikte voorzorgsmaatregelen (barrièremiddel) van kracht om de overdracht van HIV te voorkomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten. Er zijn onvoldoende gegevens (geen case reports) bekend om een uitspraak te doen over de risico's.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens (voor cidofovir en metabolieten).
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor ganciclovir en (val)aciclovir.
Zie ook de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- Toepassing bij patiënten die geen probenecide of andere sulfapreparaten mogen krijgen (bv. vanwege ernstige overgevoeligheid);
- Verminderde nierfunctie met een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of ≥ 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl);
- Gelijktijdige toediening met potentieel nefrotoxische middelen; aanbevolen wordt ten minste 7 dagen vóór de start van de behandeling met cidofovir het gebruik van deze middelen te staken;
- Directe intra-oculaire injectie, vanwege significante verlaging van de intra-oculaire druk en visusstoornissen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verminderde nierfunctie: Wees voorzichtig bij nierfunctiestoornissen. De tablet niet toepassen bij hemodialyse-patiënten, omdat hiermee geen gepaste dosering kan worden bereikt.
Bloedbeeld: Wees voorzichtig bij bestaande hematologische cytopenie of met een geneesmiddel-gerelateerde hematologische cytopenie in de voorgeschiedenis en bij radiotherapie. Bepaal voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling het complete bloedbeeld, incl. aantal trombocyten. Bij bestaande verminderde nierfunctie en bij kinderen kan een frequentere controle nodig zijn. Bij ernstige neutropenie (< 0,5 × 109/l) en/of trombocytopenie (< 25 × 109/l) en/of als het hemoglobine < 5 mmol/l bedraagt deze behandeling niet starten. Als er ernstige hematologische afwijkingen ontstaan tijdens de therapie, overweeg dan een behandeling met hematopoëtische groeifactoren en/of onderbreking van de behandeling.
Valganciclovir dient als potentieel mutageen, teratogeen en carcinogeen te worden beschouwd en heeft een nadelig effect op de fertiliteit. Zowel vruchtbare mannen als vrouwen dienen anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling; zie ook de rubriek Zwangerschap.
Na contact van poeder, drank of gebroken tabletten met de huid en slijmvliezen deze grondig wassen met water en zeep.
Onvoldoende onderzocht: De veiligheid en effectiviteit zijn niet vastgesteld bij ouderen (> 65 jaar) en bij patiënten met een verminderde leverfunctie.
Hulpstoffen: Natriumbenzoaat, in het poeder voor drank, kan geelzucht bij pasgeborenen < 4 weken verergeren.
Waarschuwingen en voorzorgen
De nefrotoxiciteit van cidofovir is grotendeels te beperken door altijd gelijktijdig probenecide te geven en door te prehydreren met fysiologisch zout, zie bovenin de rubriek Dosering.
- Bepaal voorafgaand aan elke toediening het serumcreatinine, de hoeveelheid eiwit in de urine en de leukocytendifferentiatie in het bloed (neutropenie door cidofovir en leukopenie door probenecide zijn mogelijke bijwerkingen). Start cidofovir niet bij een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl) vanwege onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid en het ontbreken van optimale start- en onderhoudsdoses.
- Onderbreek de behandeling als het serumcreatinine met 44 micromol/l of meer (> 0,5 mg/dl) toeneemt, intraveneuze hydratie wordt dan aanbevolen.
- Onderbreek de behandeling ook bij proteïnurie van ≥ 2+ (100 mg/dl) en geef dan intraveneuze hydratie. Herhaal daarna de test op eiwit in de urine. Staak de behandeling met cidofovir definitief als na rehydratie de proteïnurie nog steeds ≥ 2+ bedraagt. Het blijven toedienen van cidofovir in geval van persisterende proteïnurie ≥ 2+ kan resulteren in proximale tubulaire schade (aanwijzingen hiervoor zijn: glucosurie, afname van het serumfosfaat, urinezuur en bicarbonaat en stijging van het serumcreatinine).
- De verschijnselen van nefrotoxiciteit zijn soms gedeeltelijk reversibel. De baten-risico verhouding van hernieuwd gebruik van cidofovir na volledig herstel van met cidofovir geassocieerde nefrotoxiciteit is nog niet vastgesteld.
Overweeg bij optreden van misselijkheid en/of braken ten gevolge van probenecide een anti-emeticum te geven.
Overweeg bij optreden van allergische- of overgevoeligheidsreacties door probenecide (bv. uitslag, koorts, koude rillingen en anafylaxie) het profylactisch of therapeutisch gebruik van een geschikt antihistaminicum en/of paracetamol. Een desensibilisatiekuur met probenecide wordt niet aangeraden.
Regelmatig oogheelkundig onderzoek wordt geadviseerd. Staak de behandeling als ontstane uveïtis of iritis onvoldoende kan worden behandeld met een lokaal corticosteroïd, als de toestand verslechtert, of als iritis/uveïtis opnieuw optreedt na een succesvolle behandeling ervan. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus vanwege de mogelijk verhoogde kans op het ontstaan van oculaire hypotonie.
Cidofovir dient als een potentieel carcinogeen te worden beschouwd.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen, zie ook de rubriek Zwangerschap.
De veiligheid en werkzaamheid zijn volgens de fabrikant niet vastgesteld bij:
- andere ziekten dan CMV-retinitis bij volwassenen met aids;
- patiënten met een leverziekte;
- leeftijd < 18 jaar of > 60 jaar; gebruik bij kinderen < 18 jaar wordt niet aanbevolen;
- een creatinineklaring ≤ 55 ml/min of ≥ 2+ proteïnurie (≥ 100 mg/dl); de optimale start- en onderhoudsdoses voor patiënten met een matige tot ernstige nierfunctiestoornis zijn onbekend.
Overdosering
Symptomen
Beenmergdepressie, waarschijnlijk ook nefrotoxiciteit. Daarnaast zijn bij overdosering met ganciclovir hematologische toxiciteit, lever-, nier- neurotoxiciteit en gastro-intestinale toxiciteit gemeld.
Therapie
Hydratie, hemodialyse.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met valganciclovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Voorbijgaande verandering in de nierfunctie.
Therapie
Overweeg profylactische toediening van probenecide en krachtige hydratie gedurende 3–7 dagen.
Neem voor meer informatie over een overdosering van cidofovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Valganciclovir is een L-valylester en prodrug van ganciclovir. Het wordt na orale toediening door esterasen in de darm en lever snel en volledig gemetaboliseerd tot het actieve ganciclovir. Dit is een synthetisch analoog van 2'–deoxyguanosine en remt de replicatie van herpesvirussen. Ganciclovir wordt in geïnfecteerde cellen door viraal kinase gefosforyleerd tot ganciclovirmonofosfaat en verder door cellulaire kinasen tot de trifosfaatverbinding. Ganciclovir heeft een virusstatische activiteit. Het remt competitief de incorporatie van deoxyguanosinetrifosfaat in DNA door viraal DNA-polymerase. Tevens veroorzaakt het een beëindiging of sterke beperking van de verdere virale DNA-elongatie door de incorporatie van ganciclovirtrifosfaat in viraal DNA.
Gevoelig zijn: humaan cytomegalovirus (HCMV), herpes simplex virus-1 en -2 (HSV-1 en HSV-2), humaan herpes virus-6, -7 en -8 (HHV-6, HHV-7 en HHV-8), Epstein-Barrvirus (EBV), varicella zostervirus (VZV) en hepatitis B-virus. Na systemische toediening worden ook intra-oculair voldoende werkzame concentraties bereikt tegen de meeste cytomegalovirusstammen.
Resistentieontwikkeling is beschreven, zie voor meer informatie hierover rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. Wordt in darmwand (en lever) snel en volledig omgezet in ganciclovir. |
F | hoger wanneer ingenomen met voedsel en is dan ca. 60% (ganciclovir) |
V d | ca. 0,68 l/kg (ganciclovir). |
Metabolisering | snel en volledig tot ganciclovir. Er zijn geen andere metabolieten aangetroffen. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (ca. 81%), via glomerulaire filtratie en tubulaire secretie (als ganciclovir). Hemodialyse kan de bloedspiegel verlagen. |
T 1/2el | ca. 4 uur (ganciclovir, bij HIV- en CMV-seropositieve patiënten), bij kinderen 2–5,5 uur (oplopend met de leeftijd), bij neonaten ca. 3 uur. Bij verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring van 21-50 ml/min: ca. 10 uur; 11-20 ml/min ca. 22 uur; < 10 ml/min ca. 67 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Cidofovir is een nucleotide-analogon van cytidine. Het heeft een antivirale werking tegen diverse DNA-virussen, o.a. humaan cytomegalovirus (HCMV), een virus behorend tot de familie van de Herpesviridae. Cidofovir wordt pas actief na intracellulaire fosforylering tot het difosfaat. Hier zijn geen virale enzymen bij betrokken.
Cidofovir onderdrukt de HCMV-replicatie door selectieve remming van de virale DNA-synthese. Biochemische gegevens ondersteunen de hypothese van selectieve remming van de virale DNA-polymerasen van HCMV, HSV-1 en HSV-2 door cidofovirdifosfaat. Het inbouwen van cidofovir in viraal DNA heeft een vermindering van de snelheid van de virale DNA-synthese tot gevolg. Cidofovirdifosfaat remt de virale DNA-polymerasen bij (8–600×) lagere concentraties dan nodig voor het remmen van de humane DNA-polymerasen α, β en γ.
HCMV-variëteiten die resistent zijn tegen ganciclovir kunnen nog gevoelig zijn voor cidofovir. Na in vitro-selectie van ganciclovir-resistente HCMV-isolaten is kruisresistentie gezien tussen ganciclovir en cidofovir met ganciclovir-geselecteerde mutaties in het HCMV DNA-polymerase-gen, maar niet met mutaties in het UL97-gen. Er is geen kruisresistentie gezien tussen foscarnet en cidofovir met foscarnet-geselecteerde mutanten. Cidofovir-geselecteerde mutanten hebben een mutatie in het DNA-polymerase-gen en zijn kruisresistent tegen ganciclovir, maar gevoelig voor foscarnet.
Kinetische gegevens
V d | 0,39 (0,26-0,51) l/kg. |
Eliminatie | 80–100% in 24 uur onveranderd met de urine, door een combinatie van glomerulaire filtratie en tubulaire secretie. 'High flux'-hemodialyse verlaagt de serumconcentratie met ca. 75%. De fractie van de dosis die tijdens hemodialyse wordt geëxtraheerd is 52% (± 11%). |
T 1/2el | 2,2 (± 0,5) uur; de intracellulaire halfwaardetijd is 17–65 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
valganciclovir hoort bij de groep nucleoside en nucleotide analoga.
Groepsinformatie
cidofovir hoort bij de groep nucleoside en nucleotide analoga.